29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 205 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2014

Het kabinet houdt de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de zorg en ondersteuning nauwlettend in de gaten met arbeidsmarkteffectrapportages (AER). De eerste AER hebben wij u doen toekomen op 25 oktober 2013 (Kamerstuk 29 282, nr. 181). De tweede AER is inmiddels door het onafhankelijk onderzoeksbureau opgeleverd en zullen wij u zo spoedig mogelijk toesturen. Alles overziend is duidelijk dat de verzachtingen uit het akkoord met de VNG en de uitkomsten van het begrotingsoverleg van de coalitie met de ChristenUnie, D66 en de SGP het werkgelegenheidsverlies op macroniveau hebben beperkt, maar dat het naar verwachting nog altijd gaat om grote aantallen zorgaanbieders en werknemers die door de hervormingen geraakt worden. Gedwongen ontslagen zullen helaas niet altijd te vermijden zijn.

In de brief van 7 juli jl. (Kamerstuk 29 282, nr. 199) hebben wij uw Kamer mede daarom een stand van zaken van zaken gegeven van de maatregelen zoals aangekondigd in de brief van 25 oktober 2013 over de visie op de arbeidsmarkt in de zorg en ondersteuning. In die brief hebben wij een drietal nieuwe en aanvullende maatregelen aangekondigd:

  • 1) Het Interventieteam (voorheen: Taskforce) Hervorming Langdurige Zorg.

  • 2) De aanvullende mobiliteitsdienstverlening door UWV, aanvullend en volgtijdelijk op de sectorplannen.

  • 3) De extra middelen voor behoud van arbeidsplaatsen.

In de tweede AER konden deze aanvullende maatregelen nog niet worden meegenomen. In de zomer is een aantal concrete stappen gezet om deze aanvullende maatregelen zo spoedig mogelijk tot uitvoer te brengen. In vervolg op de brief van 7 juli 2014 over de «stand van zaken arbeidsmarkt zorg» en de toezegging van de Minister-President tijdens de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van het verzoek van het Kamerlid Samsom, informeren wij u – mede namens de Minister van SZW – over de stand van zaken met betrekking tot deze aanvullende maatregelen.

1) Het Interventieteam Hervorming Langdurige Zorg

Dhr. D. Terpstra is benoemd als voorzitter van het Interventieteam Hervorming Langdurige Zorg. Het interventieteam zet zich met bemiddeling en advisering in voor de continuïteit van zorg en het voorkomen van onnodige ontslagen. Het interventieteam heeft een tweeledig doel. In eerste instantie komt zij als onafhankelijke partij in actie als het proces rond de inkoop van zorg en ondersteuning in de regio stokt. In tweede instantie kan het interventieteam bij onenigheid tussen partijen een bemiddelende en adviserende rol spelen om de sociale gevolgen voor medewerkers te minimaliseren. Zodoende wordt een redelijke opstelling van betrokken partijen bevorderd met als doel een verantwoorde transitie op de arbeidsmarkt en continuïteit van zorg.

Het interventieteam zal ook nadrukkelijk aandacht hebben voor het verloop van de gesprekken over overname van personeel en het oneigenlijk gebruik van alfahulpconstructies. Het interventieteam kan ook op basis van eigen signalen in gesprek gaan met aanbieders en inkopende partijen en zal waar nodig ons als bewindslieden adviseren. Dhr. Terpstra is zijn werkzaamheden officieel op 1 oktober gestart. Verzoeken en meldingen kunnen vanaf deze week bij het interventieteam ingediend worden: Terpstra.IHLZ@minvws.nl.

2) De aanvullende mobiliteitsdienstverlening door UWV

Het kabinet heeft € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor een landelijk sectorplan en 18 regionale plannen in de (langdurige) zorg. Er worden circa 24.000 van werk naar werk trajecten aangeboden (landelijk sectorplan) en ruim 70.000 trajecten om mensen op of om te scholen voor ander werk binnen de zorg (regionale sectorplannen). De sector en regio’s zelf dragen ook ten minste € 100 miljoen bij.

Mocht blijken dat meer mensen ondersteuning nodig hebben dan vanuit de sectorplannen wordt geboden, dan zal de Minister van SZW UWV vragen om aanvullende dienstverlening te bieden aan mensen aan wie ontslag is aangezegd. Om de behoefte aan extra dienstverlening tijdig te kunnen signaleren, wordt door VWS, SZW, UWV en de uitvoerders van de sectorplannen het aantal mensen dat ontslagen wordt of gaat worden, het aantal mensen dat via de sectorplannen ondersteuning krijgt in de vorm van scholing of een van-werk-naar-werk-traject en het aantal mensen waarvoor aanvullende dienstverlening gewenst is, nauwlettend in de gaten gehouden. Tot nu toe is er nog geen beroep gedaan op deze extra ondersteuning.

3) De extra middelen voor het behoud van arbeidsplaatsen

Op 22 juli jl. hebben wij wethouders en aanbieders van zorg en ondersteuning nader geïnformeerd over de afspraken die wij op hoofdlijnen hebben gemaakt met betrokken partijen over de huishoudelijke hulp toelage (HHT). In vervolg daarop zijn verschillende gesprekken gevoerd met gemeenten en aanbieders. Op basis van die gesprekken is een informatiekaart opgesteld: (http://www.invoeringwmo.nl/actueel/nieuws/informatiekaart-huishoudelijke-hulp-toelage). Deze informatiekaart geeft informatie over het proces en de doelstellingen van de HHT.

Al snel werd duidelijk dat een aantal gemeenten en aanbieders serieuze interesse had om van de HHT een succes te maken. Wij hebben op 13 september jl. een bijeenkomst met deze koplopers belegd om hun plannen snel in daden om te zetten en zo veel mogelijk arbeidsplaatsen in de zorg te behouden respectievelijk te voorkomen dat medewerkers voortaan als alfahulp aan de slag zouden moeten gaan.

Direct daarna hebben wij alle gemeenten schriftelijk nogmaals uitgenodigd om gebruik te maken van dit instrument en voor 1 oktober 2014 een uitgewerkt plan met betrekking tot de HHT in te dienen. Daarbij is aangegeven dat de HHT niet alleen voor huishoudelijke hulp kan worden ingezet, maar ook voor bredere persoonlijke dienstverlening in combinatie met huishoudelijke hulp. Dit past in het streven naar de inhoudelijke vernieuwing in de Wmo.

Oorspronkelijk was het verzoek aan gemeenten om voor 15 oktober een intentieverklaring in te dienen, waarna voor 1 december een onderbouwde bevestiging diende te worden ingediend. Het beschikbare budget – ter hoogte van € 75 miljoen per jaar in 2015 en 2016 – zou op grond van deze intentieverklaring voorlopig worden verdeeld, waarna na 1 december definitieve vaststelling van het budget zou kunnen plaatsvinden. Omdat het kabinet grote waarde hecht aan een snelle en succesvolle inzet van dit nieuwe instrument hebben wij de budgettaire mogelijkheden voor de inzet van de HHT verruimd in de zin dat deze gemeenten zich niet behoeven te beperken tot het in de brief van 22 juli 2014 gereserveerde maximumbudget voor deze gemeenten. Het kabinet zet daartoe de € 40 miljoen in die in de Rijksbegroting 2015 is vrijgemaakt voor (de implementatie van) de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, die naar aanleiding van de motie Slob (Kamerstuk 34 000, nr. 19) is toegevoegd aan het budget voor de huishoudelijke hulp toelage. Het beschikbare budget over 2 jaar komt daarmee op € 190 mln.

Belangrijke randvoorwaarde blijft dat een relevante werking van de zogenaamde multiplier is gewaarborgd, doordat het verschil tussen de door de gemeente betaalde inkoopprijs voor huishoudelijke hulp, eventueel in combinatie bredere persoonlijke dienstverlening en de HHT (een uniform bedrag tussen € 7,50 en € 12,50 per uur) wordt betaald door de cliënt of een derde. Daarnaast dienen de middelen bij te dragen aan het langer behoud van volwaardige werkgelegenheid binnen de thuiszorg.

Inmiddels is gebleken dat een groot aantal gemeenten in vervolg op de uitnodiging van 17 september hard aan de slag is gegaan om voor 1 oktober een plan voor de inzet van de HHT in te dienen. Hiermee wordt het belang dat zij hechten aan het bijdragen aan behoud van arbeidsplaatsen in de thuiszorg onderstreept. Het voorgaande heeft er toe geleid dat er inmiddels maar liefst 108 plannen voor 154 gemeenten hebben ingediend. Indien deze plannen ongewijzigd worden goedgekeurd, dan leidt dit er – op grond van eerste beoordeling – toe dat op jaarbasis gemiddeld ongeveer 14 duizend personen hun dienstbetrekking langer kunnen behouden in 2015 en 2016 (uitgaande van gemiddeld 1.400 productieve uren per fte per jaar en een dienstbetrekking van gemiddeld 12 uur per week). Uiteraard moet nog toetsing plaatsvinden of de ingediende plannen ook aan de gestelde voorwaarden voldoen. Indien dat niet het geval is en een plan dus niet direct kan worden goedgekeurd zal contact worden opgenomen met de betreffende gemeente om na te gaan welke aanpassingen noodzakelijk zijn voor goedkeuring.

De gemeenten die op basis van de versnelde procedure een plan hebben ingediend, ontvangen zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 6 weken na indiening van het plan daarover een beslissing met daarbij uiteraard de vermelding van de hoogte van de decentralisatie-uitkering die de gemeente zal ontvangen.

De oorspronkelijk procedure, waarbij gemeenten tot 15 oktober een intentieverklaring kunnen indienen blijft onverkort van toepassing. Dit zal naar onze stellige verwachting nog tot een aantal plannen van gemeenten leiden die er aan zullen bijdragen dat een substantieel extra aantal mensen in de huishoudelijke hulp in loondienst zullen kunnen blijven werken.

Naast gemeenten zijn ook aanbieders actief om een bijdrage te leveren aan de doelstelling van de HHT. Een drietal aanbieders heeft bijvoorbeeld gezamenlijk een drietal modaliteiten uitgewerkt en daartoe ICT infrastructuur beschikbaar gesteld om de transitiekosten te minimaliseren en het gebruik van de HHT door gemeenten te faciliteren.

Ontslagbeleid

Naast de aanvullende maatregelen, hebben wij in de brief van 7 juli jongstleden over het ontslagbeleid in relatie tot aanbestedingstrajecten onder meer opgemerkt dat UWV ontslagaanvragen pas in behandeling zal nemen nadat een aanbestedingsprocedure is afgerond en er – waar nodig met instemming van de gemeenteraad – een contract is gesloten met een aanbieder. In de praktijk is gebleken dat het moeten wachten op het akkoord van de gemeenteraad tot onnodige vertraging in de afhandeling van ontslagaanvragen leidt. Daarom is besloten om ontslagaanvragen alvast in behandeling te nemen als een aanbestedingsprocedure is afgerond. Met de beslissing op de aanvraag wordt – waar nodig – gewacht totdat de gemeenteraad een definitief oordeel heeft geveld. Dezelfde lijn wordt gevolgd als uit een nieuwe aanbesteding blijkt dat er sprake zal zijn van werkvermindering. Voor het overtollige personeel kan in dat geval een ontslagaanvraag worden ingediend.

Verder is gebleken dat instellingen (en gemeenten) moeilijk uit de voeten kunnen met de toepassing van het afspiegelingsbeginsel. Op grond van dat beginsel wordt bepaald welke werknemers bij het vervallen van uitwisselbare functies binnen een bedrijfsvestiging van de werkgever voor ontslag in aanmerking komen. De bedrijfsvestiging van een werkgever wordt bepaald aan de hand van een aantal factoren. Dit kan ertoe leiden dat, indien een werkgever landelijk of regionaal georganiseerd is, het afspiegelingsbeginsel moet worden toegepast op werknemers bij meerdere gemeenten. Het gevolg hiervan is dat instellingen met het indienen van hun ontslagaanvraag moeten wachten totdat de besluitvorming in alle gemeenten is afgerond om te kunnen vaststellen wie voor ontslag in aanmerking komt. Dat is ongewenst. Een ander gevolg is dat werknemers van wie het werk in een gemeente niet vervalt toch voor ontslag in aanmerking komen en het werk van de betreffende werknemers moet worden overgenomen door werknemers uit een andere gemeente die niet voor ontslag in aanmerking komen (maar waar het werk wel vervalt). Dat is niet alleen tegengesteld aan hetgeen met de Wmo 2015 is beoogd, namelijk zorgcliënten houden zoveel mogelijk hun hulpverlener als vast gezicht, maar kan ook tot soms onacceptabele reisafstanden voor de betreffende werknemers leiden. Het voornemen bestaat dan ook om – in de zorg en ondersteuning – voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel in situaties als deze niet langer uit te gaan van de bedrijfsvestiging van de werkgever, maar van de gemeente waar werkzaamheden komen te vervallen. Dit sluit overigens aan bij de onlangs afgesloten cao VVT waarin partijen de Minister van SZW oproepen de toepassing van het afspiegelingsbeginsel te wijzigen in de hiervoor aangegeven zin. Op 1 oktober heeft de Minister van SZW hierover een eerste overleg met werkgevers en werknemers gehad. Dit voornemen zal met hen verder worden uitgewerkt.

Oneigenlijke alfahulpconstructies

De huishoudelijke hulp toelage is een krachtig signaal én financiële stimulans richting gemeenten om alfahulpconstructies op basis van algemene voorzieningen1 om te zetten in reguliere banen. Met de huishoudelijke hulp toelage kunnen arbeidsplaatsen in de huishoudelijke dienstverlening langer worden behouden. Dit betekent geen alfahulpen, maar banen met een volwaardige rechtspositie voor mensen in de zorg.

Het kabinet zal zeer alert zijn op signalen van oneigenlijk gebruik van alfahulpconstructies. Van oneigenlijk gebruik kan sprake zijn als gemeenten door eigen initiatieven (of het uitblijven daarvan) de feitelijke keuzevrijheid van een cliënt beperkt voor het wel of niet zelf in dienst nemen van een dienstverlener onder de Regeling Dienstverlening aan huis. In de Wmo 2015 is opgenomen dat de cliënt tijdens het voorgeschreven onderzoek geïnformeerd moet worden over de mogelijkheden te kiezen voor een persoonsgebonden budget. Op basis hiervan is duidelijk dat op geen enkele manier druk op de cliënt uitgeoefend mag worden. Het kabinet zal hier streng op toezien en deze ontwikkelingen blijven monitoren. De Staatssecretaris van VWS heeft dit in het bestuurlijk overleg van 25 september 2014 met de VNG ook aan de orde gesteld en aangegeven dat het kabinet zich zal inspannen en waar nodig zal ingrijpen wanneer blijkt dat werknemers met publiek gefinancierde middelen op een oneigenlijk manier in de Regeling terechtkomen.

Slot

Met de maatregelen uit de brief van 25 oktober 2013, de aanvullende maatregelen uit de brief van 7 juli jongstleden, het voorkomen van onnodige vertraging in de afhandeling van ontslagaanvragen, de wijziging in de toepassing van het afspiegelingsbeginsel en het actief tegengaan van oneigenlijk gebruik van de alfahulpconstructie, worden de veranderingen op de arbeidsmarkt in de zorg zo goed mogelijk begeleid. Uiteraard worden de ontwikkelingen ook in de komende periode nauwlettend gevolgd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Bijlage: Overzicht van aanvragende regio’s en gemeenten

Regio / gemeente

Regio / gemeente

Regio / gemeente

A2 gemeenten

Groningen

Regio Westerkwartier

Aa en Hunze

Haarlemmermeer

Reimerswaal

Alkmaar

Hardenberg

Rijswijk

Amsterdam

Haren

Rotterdam

Apeldoorn

Hattem

Schiedam

Appingedam

Hilversum

Schijndel

Arnhem

Hoogeveen

Schouwen-Duiveland

Assen

Hoogezand-Sappemeer

's-Gravenhage

Bar

Houten

's-Hertogenbosch

Barneveld

Huizen

Simpelveld

Bedum

IJsselstein

Slochteren

Bellingwedde

Kampen

Smallingerland

Best

Kapelle

Spijkenisse en Bernisse

Blaricum

Katwijk

Stadskanaal

Borger-Odoorn

Kerkrade

Sun

Borsele

Landgraaf

Terneuzen

Breda

Lansingerland

Texel

Brielle

Laren

Tholen

Brielle, Hellevoetsluis, Westvoorne

Leiden

Tilburg

Brummen

Lelystad

Twentse regio

Brunssum

Leusden

Tynaarlo

Bunnik

Lopik

Utrecht

Bussum

Loppersum

Veendam

Capelle aan den IJssel

Maassluis

Veenendaal

Coevorden

Menterwolde

Veere

Dalfsen

Meppel

Veldhoven

De Marne

Middelburg

Vianen

De Wolden

Midden-Delfland

Vlaardingen

Delft

Montfoort U

Vlissingen

Delfzijl

Muiden

Voerendaal

Deventer

Naarden

Voorst

Diemen, Aalsmeer, Amstelveen, Ouder-Amstel, Uithoorn, De Ronden-Venen

Nieuwegein

Wassenaar, Voorschoten, Leidschendam-Voorburg

Drechtsteden

Nijkerk

Weesp

Drimmelen

Nijmegen

Westelijke Mijnstreek

Dronten

Noord Limburg

Westerveld

Ede

Noord-Beveland

Westland

Eemnes

Oldambt

Wijdemeren

Eemsmond

Olst-Wijhe

Winsum

Emmen

Ommen

Zaanstreek-Waterland

Epe

Onderbanken

Zoetermeer

Friesche Gemeenten

Pekela

Zwolle

Goes

Raalte

 

X Noot
1

De middelen voor de huishoudelijke hulp toelage kunnen niet worden ingezet voor maatwerkvoorzieningen zoals bijvoorbeeld pgb Wmo (doordat men gebonden is aan de eigen bijdrage systematiek bij het CAK, kan bij een maatwerkvoorziening niet aan de voorwaarde van de multiplier worden voldaan). Bij maatwerkvoorzieningen is in de Wmo de keuzevrijheid voor cliënten om te kiezen voor zorg in natura of het zelf in dienst nemen van een alfahulp geborgd.

Naar boven