Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van Uw Kamer heeft mij op 10 juni 2021
verzocht om te reageren op een artikel in het Nederlandse Juristenblad (NJB) van 21 mei
2021 (NJB 2021/1457) over de herzieningsbeslissing in de Arnhemse villamoordzaak.
Dit artikel bevat een reactie van de voorzitter van de Adviescommissie Afgesloten
Strafzaken (ACAS) op de afwijzing door de Hoge Raad van de herzieningsaanvragen die
door een aantal gewezen verdachten in deze zaak waren ingediend. Met deze brief voldoe
ik aan dat verzoek.
Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad in de Arnhemse villamoordzaak heeft
het lid van de Tweede Kamer, de heer Van Nispen (SP) Kamervragen gesteld. De antwoorden
op deze vragen zijn op 7 juni 2021 aan uw Kamer verzonden1. In de beantwoording daarvan ben ik ook ingegaan op het hierboven genoemde artikel.
In dat artikel heeft de voorzitter van de ACAS negatief gereageerd op de beslissing
van de Hoge Raad tot afwijzing van de herzieningsaanvragen in deze zaak. De voorzitter
van de ACAS constateert met de Hoge Raad van opvatting te verschillen over de vraag
of herbeoordeling van deze strafzaak aangewezen is. De ACAS verwijt de Hoge Raad de
herzieningsaanvragen te hebben afgewezen op formele, procedurele gronden en niet alle
mogelijkheden te hebben benut om de bekennende verklaringen in deze zaak, die de ACAS
blijkens haar advies onbetrouwbaar achtte, opnieuw te beoordelen op basis van actuele
wetenschappelijke kennis.
Zoals ik in mijn antwoorden op voornoemde Kamervragen heb aangegeven, meng ik mij
als Minister niet in dit dispuut. Zowel de ACAS als de Hoge Raad hebben een eigen
verantwoordelijkheid en komen onafhankelijk tot hun oordeel. Zoals de voorzitter van
de ACAS in haar artikel aangeeft, moet degene die advies uitbrengt er rekening mee
houden dat daarvan kan worden afgeweken door degene die de eindbeslissing neemt. Het
is uiteindelijk de taak van de Hoge Raad om te beslissen of een veroordeling moet
worden herzien.
Zoals ik in antwoord op de genoemde Kamervragen heb aangegeven geeft de herzieningsbeslissing
in de Arnhemse villamoordzaak geen aanleiding om de wettelijke herzieningsregeling
aan te passen. Ook uit het artikel blijkt niet dat de wettelijke herzieningsregeling
aanpassing behoeft.
Ik maak uit het artikel op dat de wettelijke regeling voldoende mogelijkheden biedt
om een afgewogen beslissing op een herzieningsverzoek te nemen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker