Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de strenge criteria voor de herziening van strafzaken (ingezonden 21 april 2021).

Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 12 mei 2021).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het oordeel van de Hoge Raad over de Arnhemse Villamoord?1

Vraag 2

Herinnert u zich eerdere Kamervragen over de Arnhemse villamoord, waarin u constateerde dat inmiddels was vastgesteld dat negen verdachten in deze zaak zijn veroordeeld op basis van bekentenissen die zijn verkregen met een wijze van verhoren die naar het huidige wetenschappelijke inzicht het risico op een valse bekentenis verhogen?2

Vraag 3

Wat vindt u ervan dat een zaak waarin inmiddels vaststaat dat verdachten destijds zwaar onder druk zijn gezet door de politie om verklaringen af te leggen en er andere onzorgvuldigheden zijn, toch niet tot een herziening kan leiden omdat er geen sprake is van een novum, een nieuw gegeven waarvan het ernstige vermoeden bestaat dat als de rechter hier destijds kennis van had gehad, deze tot een andere uitspraak (geen veroordeling) zou zijn gekomen?3

Vraag 4

Heeft u kennisgenomen van de inhoud van het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad in deze zaak? Begrijpt u het dat het voor veel mensen moeilijk te begrijpen is dat wordt overwogen dat er van alles aan te merken is op deze veroordelingen en de belastende bekentenissen waarop deze veroordelingen berusten onder druk zijn afgelegd en inmiddels zijn ingetrokken, dat de veroordeling als «potentieel onveilig» wordt aangemerkt, dat een andere rechter op basis van het beschikbare bewijsmateriaal wellicht tot een vrijspraak of andere uitspraak zou zijn gekomen, maar dit toch geen aanleiding is voor een herziening omdat dit niet kan gelden als novum? Wat is uw reactie hierop?4

Vraag 5

Deelt u de mening dat het een manco in de herzieningsregeling is dat feiten en omstandigheden waarvan de veroordelende instantie kennis had kúnnen nemen niet als novum kunnen worden aangemerkt, ongeacht of van bepaalde feiten en omstandigheden ook (zoals in casu alle opnames van de verhoren) ook echt kennis is genomen, of dat bepaalde kennis over een specialistisch vraagstuk (zoals in concreto het fenomeen van de valse bekentenissen) wel voldoende aanwezig was? Zo nee, waarom niet en kunt u dit dan uitgebreid motiveren?

Vraag 6

Erkent u dat in de wetsgeschiedenis bij de verruiming van de herziening ten voordele expliciet aandacht is besteed aan nieuwe inzichten over valse bekentenissen? Welke betekenis moet volgens u worden toegekend aan de volgende zinnen in de memorie van toelichting bij die wet: «Bovendien is inmiddels uit gedragswetenschappelijk onderzoek gebleken dat bekentenissen die verdachten in hun strafzaak hebben afgelegd niet altijd betrouwbaar zijn. Werd de bekentenis vroeger nog de «Koningin van het bewijs» genoemd, ervaringen uit het (recente) verleden (o.a. Schiedammer parkmoord) leren dat onschuldige verdachten onder invloed van psychologische processen ernstige misdrijven kunnen bekennen die zij niet hebben begaan. Analyse van verhoren kan aan het licht brengen dat verkeerde verhoortechnieken zijn gebruikt. De huidige herzieningsregeling biedt naar mijn oordeel te weinig ruimte om rekening te houden met nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen.»? Was het dus niet juist de bedoeling van de wetgever om dergelijke inzichten juist wel als grond voor herziening aan te merken?5

Vraag 7

Herinnert u zich de notitie van de SP, met het voorstel om het wettelijke novumcriterium aan te passen zodat de vraag centraal komt te staan of een persoon terecht veroordeeld is of niet, en dat dat beter bereikt kan worden met ander criterium, bijvoorbeeld dat er een «reële mogelijkheid is van een onterechte veroordeling», of dat er sprake moet zijn van «gerede twijfel aan de juistheid van de veroordeling»? Vindt u dit bij nader inzien niet toch een goed voorstel, in het belang van de waarheidsvinding en een rechtvaardige uitkomst van de rechtsgang?6

Vraag 8

Deelt u de mening dat fouten in de rechtspleging, ondanks alle waarborgen om dat te voorkomen, nu eenmaal gemaakt worden? Deelt u eveneens de mening dat onterechte veroordelingen een ramp zijn voor de betrokkenen, slecht zijn voor het vertrouwen in de rechtsgang, en slecht voor het vertrouwen in de rechtsstaat als een onschuldig persoon vast zit en de werkelijke dader weg komt met zijn daden?

Vraag 9

Deelt u de mening dat het te ingewikkeld, tijdrovend en kostbaar is voor veel mensen om twijfelachtige veroordelingen aan de orde te stellen en afgesloten strafzaken heropend te krijgen?

Vraag 10

Bent u alsnog bereid dit criterium aan te passen, zodat een potentieel onveilige veroordeling uiteindelijk hersteld kan worden?

Vraag 11

Bent u bekend met het artikel «Twaalf jaar later vecht de producent van «legale xtc» nog tegen zijn veroordeling»?7

Vraag 12

Wat is uw visie op de door advocaat-generaal Taru Spronken en hoogleraar straf(proces)recht Paul Mevis van de Erasmus Universiteit bepleitte aanpassing van de wet zodat uitspraken van het Europese Hof van Justitie ook als novum aangemerkt kunnen worden?

Vraag 13

Bent u bereid ook op dit punt de wet te wijzigen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 14

Bent u bereid in die wetswijziging tevens mee te nemen ook herziening mogelijk te maken bij een eenzijdige verklaring van een lidstaat waarin erkend wordt dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geschonden wordt, en een dergelijke eenzijdige verklaring toe te voegen als grond voor herziening om te voorkomen dat een schending van het EVRM die al erkend is alsnog tot een zaak moet leiden?8

Vraag 15

Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de strenge criteria voor de herziening van strafzaken (ingezonden 21 mei 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

Hoge Raad der Nederlanden, 20 april 2021, «Herzieningsaanvragen zaak Arnhemse villamoord ongegrond», www.hogeraad.nl/actueel/nieuwsoverzicht/2021/april/herzieningsaanvragen-zaak-arnhemse-villamoord-ongegrond/

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 658

X Noot
3

Omroep Gelderland, 2 februari 2021, «Woede en teleurstelling over negatief advies rond Arnhemse villamoord», www.omroepgelderland.nl/nieuws/6743342/Woede-en-teleurstelling-over-negatief-advies-rond-Arnhemse-villamoord

X Noot
4

Hoge Raad der Nederlanden, 2 februari 2021, «Advies AG aan Hoge Raad: herzieningsaanvragen zaak Arnhemse villamoord afwijzen», www.hogeraad.nl/actueel/nieuwsoverzicht/2021/februari/advies-ag-hoge-raad-herzieningsaanvragen-zaak-arnhemse-villamoord/

X Noot
5

Kamerstuk 32 045, nr. 3

X Noot
6

SP, september 2019, «Notitie voor de verruiming van de herziening ten voordele: Maak herstel justitiële dwalingen makkelijker», www.sp.nl/sites/default/files/190904_sp_notitie_justitiele_dwalingen_p_v02.pdf («Door het novumcriterium onverminderd strikt te laten, voorziet de wet nog altijd niet in een adequaat middel om een onterechte veroordeling te herstellen. De vraag zou moeten zijn of er sprake is van een onveilige veroordeling, is een persoon terecht veroordeeld of niet, maar die vraag staat met het huidige wettelijke criterium niet centraal. Daarom moet als criterium gehanteerd worden dat er een «reële mogelijkheid van een onterechte veroordeling» is, of dat er sprake moet zijn van «gerede twijfel aan de juistheid van de veroordeling». Zelfs als de Hoge Raad vast zou houden aan het huidige novumcriterium, zou voor de ACAS de «onveilige veroordeling» de grondslag moeten zijn om een zaak serieus te onderzoeken.»)

X Noot
7

NRC, 2 februari 2021, «Twaalf jaar later vecht de producent van «legale xtc» nog tegen zijn veroordeling», www.nrc.nl/nieuws/2021/02/02/twaalf-jaar-later-vecht-de-producent-van-legale-xtc-nog-tegen-zijn-veroordeling-a4030263

X Noot
8

SP, september 2019, «Notitie voor de verruiming van de herziening ten voordele: Maak herstel justitiële dwalingen makkelijker», www.sp.nl/sites/default/files/190904_sp_notitie_justitiele_dwalingen_p_v02.pdf («Door het novumcriterium onverminderd strikt te laten, voorziet de wet nog altijd niet in een adequaat middel om een onterechte veroordeling te herstellen. De vraag zou moeten zijn of er sprake is van een onveilige veroordeling, is een persoon terecht veroordeeld of niet, maar die vraag staat met het huidige wettelijke criterium niet centraal. Daarom moet als criterium gehanteerd worden dat er een «reële mogelijkheid van een onterechte veroordeling» is, of dat er sprake moet zijn van «gerede twijfel aan de juistheid van de veroordeling». Zelfs als de Hoge Raad vast zou houden aan het huidige novumcriterium, zou voor de ACAS de «onveilige veroordeling» de grondslag moeten zijn om een zaak serieus te onderzoeken.»)

Naar boven