Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2018
Hierbij bied ik uw Kamer het rapport «Advies uitvoering gevangenisstraffen: Reactie
op de kabinetsvisie Recht doen, kansen bieden» van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ) aan1. Ik heb met belangstelling kennis genomen van het advies.
Op 17 juni 2018 heb ik mijn visie «Recht doen, kansen bieden. Naar effectievere gevangenisstraffen»
aan uw Kamer aangeboden.2 De RSJ is van mening dat deze visie goede elementen bevat, maar plaatst ook kritische
kanttekeningen bij een aantal keuzes die ik heb gemaakt in mijn visie. Zo is de RSJ
positief over de aandacht voor screening en ondersteuning van gedetineerden ten behoeve
van hun re-integratie. Tegelijkertijd ligt het accent in de visie volgens de RSJ sterk
op vergelding en gaat er te weinig aandacht uit naar resocialisatie.
In reactie hierop wil ik benadrukken dat een gevangenisstraf in mijn ogen een dubbel
doel dient. Ik vind het belangrijk dat een straf ook echt een straf is. De kern van
de gevangenisstraf is dat de vrijheid van een veroordeelde wordt ontnomen, waardoor
hij voor een bepaalde periode uit de samenleving wordt verwijderd. Maar een straf
is meer dan het ontnemen van iemands vrijheid. Een straf moet ook bijdragen aan een
veilige terugkeer van ex-gedetineerden in de samenleving. Werken aan re-integratie
voor recidivevermindering is daarom voor mij net zo belangrijk. Ik wil gedetineerden
weer op het goede pad krijgen en voorkomen dat zij na detentie terugvallen in de criminaliteit.
Ook daar is de samenleving natuurlijk bij gebaat.
In mijn visie heb ik diverse plannen gepresenteerd die bijdragen aan re-integratie.
Zo wordt gedrag tijdens de straf belangrijker, we gaan gedetineerden hier meer op
aanspreken. Goed gedrag kan worden beloond met meer vrijheden, aan slecht gedrag worden
consequenties verbonden. Uiteraard houden we daarbij rekening met iemands beperkingen
en bieden we waar nodig steun. Zo kunnen gedetineerden hun tijd in detentie goed benutten
om zich voor te bereiden op terugkeer. Daarnaast wil ik het huidige verlof vervangen
door re-integratieverlof. Dat verlof moet in het teken staan van een concreet re-integratiedoel.
Elke regio krijgt de beschikking over een beperkt beveiligde afdeling voor gedetineerden
die in de laatste fase van hun detentie buiten de gevangenismuren werk verrichten.
Zoals ik in mijn visie heb aangegeven gaan we steviger inzetten op de vijf basisvoorwaarden
(wonen, inkomen, schulden, ID-bewijs en zorg). Dat doen we door de screening van gedetineerden
bij binnenkomst te versnellen en te verbeteren, zodat we zo snel mogelijk weten wie
we voor ons hebben en hoe het gesteld is met de vijf basisvoorwaarden. De uitkomsten
nemen we op in het individuele detentie- en re-integratieplan. Dat plan wordt scherper,
concreter en activerender dan nu. De casemanagers spelen een belangrijke rol bij de
begeleiding van gedetineerden bij re-integratie. In drie inrichtingen start ik een
proef met extra inzet van casemanagers. Om de samenwerking tussen de reclassering
en de casemanagers te versterken gaan we reclassering ook meer binnen de gevangenismuren
halen zodat tijdens de straf al aan de re-integratie wordt gewerkt. Tot slot wil ik
inzetten op arbeid in detentie, omdat dit kan bijdragen aan een goede terugkeer in
de samenleving. Daarom start ik een proef met de uitbreiding van het aantal uren arbeid
in drie inrichtingen.
Op 6 september 2018 heb ik met uw Kamer gesproken over mijn visie tijdens het Algemeen
Overleg Gevangeniswezen (Kamerstuk 24 587, nr. 736). Binnenkort stuur ik het wetsvoorstel v.i. en detentiefasering naar de Tweede Kamer.
Daarin zijn ook de opmerkingen van de partijen die geraadpleegd zijn in de consultatie
(waaronder de RSJ) en de opmerkingen van de Raad van State betrokken. Zoals toegezegd
tijdens het AO Gevangeniswezen van 6 september 2018 zal ik uw Kamer in het eerste
kwartaal van 2019 informeren over de voortgang van de implementatie van de visie.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker