29 247
Acute zorg

nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2009

Middels dit schrijven bericht ik u over de wijze waarop ik de motie van kamerlid Van Gerven1 zal gaan uitvoeren. In zijn motie verzoekt de heer Van Gerven om de publieke regeling voor geïntegreerde eerstelijnscentra VINEX-gebieden voort te zetten totdat een bevredigende reguliere financiering is geregeld.

Specifieke problematiek

Geïntegreerde eerstelijnssamenwerkingsverbanden worden meestal opgestart voor een beoogde populatie vanaf ca. 8 000 inschrijvingen. Deze schaalgrootte is doorgaans voldoende om een breed geïntegreerd zorgaanbod te organiseren. Het opstarten van gezondheidscentra in VINEX2 -gebieden gaat gepaard met specifieke aanloopproblemen. Zo zijn zorgverzekeraars terughoudend met het doen van investeringen omdat het onduidelijk is of er voldoende van zijn verzekerden in de wijk komen wonen. Door uitgestelde oplevering van huizen loopt de instroom van bewoners en dus ingeschreven patiënten dikwijls vertraging op. Daarnaast verstrekken banken vaak onvoldoende krediet of tegen te hoge rentelasten om de aanloopfase van het centrum gefinancierd te krijgen.

Overgangsregeling

Met de introductie van het nieuwe zorgstelsel zijn voor bepaalde gesubsidieerde samenwerkingsverbanden en gezondheidscentra overgangsregelingen opgesteld. Zo is er een tijdelijke subsidieregeling ingesteld voor samenwerkingsverbanden in VINEX-gebieden voor de periode 2007–2008. In de toelichting op deze regeling is opgenomen dat deze centra in de overgangsperiode gefinancierd worden via een subsidie hoewel het aan zorgverzekeraars is om voor hun verzekerden te investeren in zorgvoorzieningen. Daarom is afgesproken dat de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerstelijn (LVG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in dezelfde periode met een voorstel komen op welke manier de samenwerkingsverbanden op grootschalige nieuwbouwlocaties bekostigd kunnen worden. Daarbij is aangegeven dat deze oplossing vanaf 2009 voldoende prikkels voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders bevat om een samenwerkingsverband op te zetten en is bij voorkeur gefinancierd onder de Wet marktordening gezondheidszorg.

Het voorstel dat de partijen mij gedaan hebben bevatte weliswaar een grotere rol voor de verzekeraar, maar de financiering van deze regeling zou geheel op subsidiebasis plaatsvinden. Hoewel ik van mening ben dat een dergelijke financieringswijze niet past in het zorgstelsel, vind ik ook dat er voortzetting van financiering moet plaatsvinden totdat er een bevredigende lange termijnoplossing gevonden is.

Maatregel

Daarom heb ik op verzoek van de Tweede Kamer besloten om de financiering van de centra die eerder gebruik gemaakt hebben van de subsidieregeling voor gezondheidsheidscentra in VINEX-gebieden gedurende twee jaar voort te zetten via de Begrotingswet. Hiervoor stel ik drie miljoen euro per jaar beschikbaar in 2009 en 2010. Samenwerkingsverbanden die zich in 2009 en/of 2010 in de opstartfase bevinden (de eerste vijf jaar na de start van het samenwerkingsverband) kunnen subsidie aangevragen voor de praktijkkosten, zijnde kosten voor personeel, huisvesting en automatisering, voor zover deze niet gedekt worden door de NZa tarieven en waarbij het verschil tussen opbrengsten en praktijkkosten voor subside in aanmerking komt. De aanvraag zal getoetst worden aan voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de oude regeling, die op een aantal punten vereenvoudigd is op verzoek van de veldpartijen. Voor deze voorwaarden verwijs ik naar de bijlage. In een enkel geval kan het voorkomen dat een geïntegreerd eerstelijnscentrum niet eerder subsidie aangevraagd heeft, maar wel voldoet aan de in de bijlage genoemde voorwaarden. Ik zal dan per geval beoordelen of dit centrum in aanmerking kan komen voor opname in de Begrotingswet.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

BIJLAGE 1

Subsidievoorwaarden

Subsidieaanvraag

• Het subsidieverzoek wordt ingediend bij het Ministerie van VWS.

• Projectsubsidies worden verleend voor de periode van maximaal één kalenderjaar.

• Uit de subsidieaanvraag en bijgevoegde documenten blijkt het volgende:

• Er is een multidisciplinair samenwerkingsverband van zorgaanbieders dat georganiseerd is in een rechtspersoon en planmatig toewerkt naar een situatie dat uiterlijk vijf jaar vanaf de start wordt voldaan aan de transparantie-eisen zoals deze in het Uitvoeringsbesluit WTZi zijn vastgelegd.

• Er is een samenwerkingsovereenkomst gebaseerd op een gezamenlijke visie op geïntegreerde eerstelijnszorg waarin is vastgelegd op welke wijze samenwerking plaatsvindt.

• Het samenwerkingsverband is gevestigd op een grootschalige nieuwbouwlocatie in voorheen onbebouwd gebied, waar een nieuw zorgaanbod gerealiseerd moet worden voor een populatie vanaf ca. 8 000 ingeschreven patiënten.

• Disciplines tenminste werkzaam in het samenwerkingsverband zijn een huisarts en ten minste twee andere eerstelijns disciplines.

• Er is afstemming en coördinatie van samenhangende zorginterventies verricht door de bij het samenwerkingsverband betrokken disciplines.

• In een niet-loondienstcentrum is in de samenwerkingsovereenkomst de kostenafdracht op basis van NZa normen geregeld.

• De subsidieaanvraag van het samenwerkingsverband wordt ondersteund door de preferente zorgverzekeraar en hiermee is een contract waarin tenminste geregeld wordt: de continuïteit van het samenwerkingsverband; prestatieafspraken over de kwaliteit van zorg, service, doelmatigheid, transparantie en zorgaanbod.

• Subsidiabel zijn praktijkkosten zijnde kosten voor personeel, huisvesting en automatisering, voor zover deze niet gedekt worden door de NZa tarieven en waarbij het verschil tussen opbrengsten en praktijkkosten voor subsidie in aanmerking komt.

• De administratie en administratieve organisatie zijn zodanig opgezet dat de subsidiabele kosten eenduidig en objectief uit de administratie zijn te herleiden.

• Voor de te subsidiëren praktijkkosten kan jaarlijks maximaal € 300 000 subsidie aangevraagd worden gedurende de eerste vijf jaren na aanvang van werkzaamheden van het samenwerkingsverband.

• Onderdeel van de aanvraag is een meerjarenbegroting waaruit blijkt dat er uiterlijk vijf jaar na start van het samenwerkingsverband geen exploitatietekort meer is. Bij het opstellen van de meerjarenbegroting wordt uitgegaan van de bekostigingssystematiek zoals die geldt op de dagtekening van deze brief.

• De aanvraag gaat vergezeld van de meest recente jaarrekening voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Subsidieverlening en bevoorschotting

• Binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag van de projectsubsidie wordt een beschikking afgegeven.

• Voorschotten worden gelijkmatig over het aantal maanden verstrekt waarvoor subsidie is aangevraagd. Gedurende het project bedragen de voorschotten in totaal niet meer dan 90% van het bedrag van de verleende projectsubsidie.

• Uiterlijk vier maanden na ontvangst van de volledige aanvraag voor de subsidievaststelling worden de voorschotten verhoogd tot het bedrag van de subsidiedeclaratie voor zover het bedrag van de subsidiedeclaratie niet hoger is dan het bedrag van de verleende projectsubsidie.

Financiële verantwoording

• Binnen vier maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag in voor de subsidievaststelling.

• De aanvraag gaat vergezeld van een projectverslag en een subsidiedeclaratie conform het door VWS voorgeschreven model.

• De subsidiedeclaratie geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en besteding van de subsidie door de subsidieontvanger en geeft de nodige informatie om de subsidie vast te stellen. De subsidiedeclaratie sluit aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting worden toegelicht.

• De subsidiedeclaratie is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig een bij deze subsidievoorwaarden opgenomen modelaccountantsverklaring.

• De subsidiedeclaratie gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger, opgesteld door de accountant overeenkomstig het bij deze subsidievoorwaarden opgenomen controleprotocol.

• De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de Rijksauditdienst in te stellen onderzoeken naar door de accountant verrichte (controle) werkzaamheden.

• De accountantsverklaring, alsmede de rapportage van de accountant omtrent de naleving van de subsidievoorwaarden kan achterwege blijven indien de verleende projectsubsidie minder dan € 125 000,– bedraagt.


XNoot
1

2007–2008; 29 247 Nr. 66.

XNoot
2

VINEX-gebieden zijn in 1993 door de minister van VROM aangewezen als uitbereidingsgebieden voor steden. Het betreft de woningproductie tussen 1995 en 2005 in het kader van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra. Kortom, de woningproductie na 2005 is per definitie geen VINEX. Om beter aan te sluiten bij de gebieden waarin zich problemen voordoen bij de opstart van grote eerstelijns samenwerkingsverbanden wordt hierna gesproken over «grootschalige nieuwbouwlocaties in voorheen onbebouwd gebied».

Naar boven