29 247 Acute zorg

Nr. 252 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2018

In het Algemeen Overleg van 29 november jongstleden (Kamerstuk 29 247, nr. 250) heb ik uw Kamer toegezegd om, indien Ambulancezorg Nederland (AZN), CNV en FNV daar geen bezwaar tegen zouden hebben, u te informeren over de uitkomsten van het hervatte overleg tussen betreffende partijen. Begin december zijn deze partijen akkoord gegaan met het verzenden van een gezamenlijk vastgesteld verslag van de hervatte besprekingen aan de Tweede Kamer. Op 6 februari heb ik twee korte gespreksverslagen ontvangen, die u in de bijlage aantreft1.

Inmiddels is bekend dat de gesprekken tussen de partijen op dit moment stil liggen. In het belang van de patiënt én het personeel vind ik het van groot belang dat er bij sociale partners overeenstemming is over de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Ik vind het dan ook jammer dat de gesprekken gestopt zijn, nadat partners begin december met een bemiddelaar aan de gang gingen. Ik hoop dat zowel werkgevers als vakbonden zich willen inspannen om tot structurele oplossingen te komen. De verantwoordelijkheden zijn groot en met eensgezindheid kan meer worden bereikt, zodat het werken in de ambulancesector aantrekkelijk blijft voor toekomstige ambulancezorgverleners. Juist in deze tijden van personeelskrapte, is dit van belang.

Ik blijf een vinger aan de pols houden, maar het past in principe niet dat een Minister zich met gesprekken van sociale partners bemoeit. Mochten de partijen mij daartoe uitdrukkelijk uitnodigen, dan ben ik uiteraard bereid ze opnieuw te ontvangen. Daarbij wil ik vooraf helder stellen dat ik mij niet zal mengen in een gesprek over arbeidsvoorwaarden.

Vanuit mijn positie blijf ik verder zorgen voor de goede randvoorwaarden: financiering en opleidingen. Met betrekking tot die financiën zal ik specificeren waar de extra financiële middelen van € 19,2 miljoen in 2018 voor bedoeld zijn. Dit budget is opgebouwd uit twee grote componenten:

  • Productiegroei (extra ambulanceritten) in 2016 van € 5,7 miljoen als gevolg van de jaarlijkse actualisatie van het referentiekader spreiding en beschikbaarheid;

  • actualisatie van het loonnormbedragen-model van totaal € 13,5 miljoen; waarvan € 11,1 miljoen ten behoeve van de nieuwe loonnormbedragen en € 2,4 miljoen voor loonkostenvergoeding voor initiële opleiding.

  • Tevens heb ik vanaf 2018 de € 10 miljoen voor de kosten van opleiding van extra ambulanceverpleegkundigen en ambulancechauffeurs structureel voortgezet.

Ter toelichting: het onderhoud aan de loonnormbedragen is een herberekening van de loonkostenvergoeding voor de beschikbaarheid van rijdend ambulancepersoneel in de periode 2004–2016. De oude loonnormbedragen zijn in 2004 vastgesteld en hadden als basis de cao ambulancezorg uit 2002. Sinds 2004 zijn de bedragen jaarlijks geïndexeerd op basis van de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (ov). Maar de verouderde basis in de loonnormen was voor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aanleiding om de loonnormbedragen te herijken. De NZa heeft zowel positieve als negatieve effecten op de loonnormbedragen meegenomen in de herijking, zie ook het verantwoordingsdocument «Herijking loonnormbedragen ambulancezorg»2. Met de € 13,5 miljoen worden de regionale ambulancevoorzieningen (RAV’en) in staat gesteld een loonkostenvergoeding te ontvangen op het werkelijke kostenniveau in de sector.

Ik ga er vanuit hiermee duidelijkheid te scheppen over de extra vrijgekomen financiële middelen.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven