Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2012
U heeft mij gevraagd voorafgaand aan het dertigledendebat over de huisartsenzorg een
reactie te geven op de boete die de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) onlangs
heeft opgelegd aan de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), omdat zij haar leden
zou adviseren bij het opwerpen van drempels voor de vrije toetreding van nieuwe huisartsen.
U heeft mij eveneens gevraagd naar de toepasselijkheid van de Mededingingswet en daarmee
naar de rol van de NMa voor wat betreft de huisartsenzorg.
Boete
Op basis van Europese regelgeving, is het toezicht op de Mededingingswet ondergebracht
bij een onafhankelijke autoriteit: de NMa. De onafhankelijkheid van de NMa leidt ertoe
dat zij zelfstandig onderzoek kan initiëren en uitvoeren en dat zij op basis van haar
bevindingen tot een eigen oordeel kan komen. Tegen de besluiten van de NMa staat bezwaar
en beroep open. Ik heb begrepen dat de LHV tegen het besluit en de boete in beroep
gaat. Hangende deze rechterlijke procedure, is het niet aan mij een oordeel te vellen
over voorliggende kwestie.
Toepasselijkheid Mededingingswet
In het Algemeen Overleg Huisartsenzorg met uw Kamer van 22 december 2011 is gedebatteerd
over het antwoord op de vraag of huisartsenzorg onder de mededingingsregels valt.
Dit is inderdaad het geval.
Dienst van Algemeen Economisch Belang
In de aangehouden motie zoals ingediend door Van Gerven en Leijten (Tweede Kamer,
2011–2012, 29 247, nr. 156) hebben deze leden mij gevraagd de huisartsenzorg aan te merken als een dienst van
algemeen economisch belang.
Ik ben het er mee eens dat de huisartsen een belangrijke positie innemen in onze maatschappij.
Als eerste aanspreekpunt, poortwachter en coördinator hebben zij een grote invloed
op de zorg die om de patiënt heen wordt georganiseerd. Op die wijze hebben huisartsen
ook een grote invloed op hoe mensen de zorg in Nederland ervaren. Daarmee heeft de
huisartsenzorg een groot maatschappelijk belang. Daarom vind ik het wenselijk dat
nieuwe initiatieven van de grond kunnen komen en dat huisartsen goed samenwerken met
elkaar en andere zorgverleners in het belang van de patiënt.
Het is de vraag wat de indieners van de motie precies verwachten van het aanmerken
als dienst van algemeen economisch belang van de huisartsen. Het is niet goed mogelijk
en het is niet duidelijk welke voordelen dit zou opleveren.
Het feit dat huisartsen een belangrijke positie innemen, net zoals bijvoorbeeld ook
ziekenhuizen, betekent niet dat zij belast zijn of kunnen worden met een dienst van
algemeen economisch belang. Diensten van algemeen economisch belang zijn diensten
die zonder overheidsingrijpen niet goed van de grond komen. Het gaat om diensten die
niet zonder meer worden aangeboden, bijvoorbeeld omdat ze niet rendabel zijn. Dit
doet zich bij de algemene huisartsenzorg niet voor, want huisartsen bieden al vele
jaren hun diensten aan patiënten aan zonder dat zij wettelijk belast zijn met een
dienst van algemeen economisch belang.
Op diensten van algemeen economisch belang is de mededingingswet nog steeds van toepassing.
Het aanwijzen van een dienst van algemeen economisch belang is alleen aan de orde
als de overheid staatssteun of een exclusief recht wenst te verlenen. Staatssteun
is niet aan de orde, een exclusief recht evenmin.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. I. Schippers