29 200 X
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2004

nr. 101
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 oktober 2003

De vaste commissies voor Defensie2 en voor Buitenlandse Zaken3 hebben naar aanleiding van de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 19 mei 2003 inzake het beleidskader civiel-militaire samenwerking (CIMIC) (28 600 X, nr. 45) een aantal vragen voorgelegd aan de regering.

De vragen en de daarop bij brief van 2 oktober jl. gegeven antwoorden zijn hierna opgenomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Defensie,

Kok

1

Is de regering van mening dat civiel-militaire samenwerking (CIMIC-) activiteiten van Defensie voornamelijk beperkt moeten blijven tot het herstel van de vóór het conflict bestaande situatie? Waarom wel of niet?

De regering is van mening dat CIMIC-activiteiten primair gericht moeten zijn op het slagen van de militaire missie. Beperkt herstel van de infrastructuur kan nodig zijn om dit te bereiken. Daarnaast is de signaalfunctie belangrijk, namelijk in die zin dat de (vredes-)operatie voorwaardenscheppend is voor en zelfs deel uit kan maken van het proces van wederopbouw. Het verlenen van hulp voor structurele wederopbouw is echter vooral een taak van internationale en nationale ontwikkelingsorganisaties. Op grond van het uitgangspunt «zo civiel als mogelijk en zo militair als nodig» zal deze taak zich buiten het CIMIC-veld, en voornamelijk met behulp van civiele actoren voltrekken.

2, 3 en 4

Is er wat betreft de soort CIMIC-werkzaamheden naast ruimte voor het herstel van infrastructuur (wegen, bruggen, energie, scholen) en het civiele bestuur, ook ruimte voor het bevorderen van economische activiteiten? Hoe beoordeelt de regering de ervaringen met het project Integrated Development of Entrepreneurial Activities (IDEA) in Bosnië-Herzegovina? Is de regering van mening dat het zelfstandig functioneren van de locale economie eigenlijk niet een voorwaarde voor geslaagde ontwikkelingssamenwerking is?

Wat is de status van het IDEA-project en wat is de relatie met de Sectie Economy and Commerce van de CIMIC Group North (CGN)? Wordt IDEA in de CGN geïntegreerd en zo ja, hoe zal dat geschieden?

Is de regering van mening dat Nederland zich wat betreft CIMIC moet richten op een aantal speerpunten, waarbij niet alleen beleidsmatig maar ook in praktische zin CIMIC steun geboden kan worden? Acht de regering het wenselijk dat in samenwerking met het bedrijfsleven gekozen gaat worden voor praktische deskundigheid op het gebied van water, psychosomatische traumazorg en economische wederopbouw?

CIMIC-activiteiten kunnen worden uitgevoerd op een aantal terreinen, te weten: openbare aangelegenheden en bestuur, civiele faciliteiten en kleinschalige infrastructuur, humanitaire hulpverlening, culturele en religieuze aangelegenheden en economische en commerciële aangelegenheden. Afhankelijk van de lokale omstandigheden, de opdracht en het mandaat van de aanwezige troepenmacht wordt bepaald op welke van deze aandachtsgebieden het accent wordt gelegd. Uitgangspunt bij het uitvoeren van alle CIMIC-gerelateerde activiteiten is dat deze zo snel mogelijk worden overgedragen aan civiele instanties teneinde een afhankelijkheidsrelatie te vermijden. Bij het IDEA-proefproject in Bosnië-Herzegovina, waarbij reservisten bedrijfsadviezen geven aan lokale ondernemers, wordt dit uitgangspunt ook gehanteerd. Het IDEA-proefproject komt voort uit de activiteiten van het Platform Defensie-Bedrijfsleven en heeft geen directe relatie met de sectie «Economy and Commerce» van de CGN. Er zijn thans geen concrete ideeën om IDEA onder te brengen bij de CGN.

Het IDEA-proefproject bevindt zich inmiddels in de tweede fase, waarin wordt gewerkt aan de bevordering van lokale deskundigheid. Het project zal geleidelijk worden overgedragen aan lokale deskundigen. Voorzien is dat deze overdracht medio 2004 is afgerond. Het doel is een bijdrage te leveren aan een klimaat waarin de kans op nieuwe gewelduitbarstingen kleiner wordt. Het IDEA-project wordt thans geëvalueerd.

Het zelfstandig functioneren van de lokale economie is een van de voorwaarden voor een succesvol wederopbouwproces. In de notitie «Wederopbouw na Conflict» van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 V, nr. 60 van 24 april 2002), wordt uitgebreid ingegaan op de ervaringen die de internationale gemeenschap in de afgelopen decennia heeft opgedaan bij de ondersteuning van landen in hun wederopbouwproces en de rol die de verschillende beleidsinstrumenten (politieke, humanitaire, OS, economische en militaire) hierbij kunnen spelen. De inzet van al deze beleidsinstrumenten maakt deel uit van het geïntegreerde buitenlands- en veiligheidsbeleid.

5

De ervaring in Bosnië-Herzegovina leert dat Defensie nog aanwezig is in een voormalig conflictgebied, terwijl grote aantallen non-gouvernementele organisaties (NGO's) en internationale organisaties zich al teruggetrokken hebben. Is de regering van mening dat CIMIC zich niet ook op de post-conflictsituatie moet richten wanneer nog wel Nederlandse militairen aanwezig zijn maar hulpverleners voor een belangrijk deel niet meer?

Ten tijde van een (vredes)operatie voeren Nederlandse militairen CIMIC-activiteiten uit ter ondersteuning van de eigen missie. Dit geldt derhalve ook voor post-conflictsituaties waarin niet of nauwelijks hulpverleners aanwezig zijn.

6 en 34

Wie verzorgt het toezicht op CIMIC-activiteiten wanneer in de regio geen ambassade is gevestigd?

Is de aanwezigheid van een ambassade in het land waar een CIMIC-project wordt gestart een harde eis? Zo nee, hoe wordt het in het beleidskader genoemde overleg en toezicht op de CIMIC-activiteiten dan vormgegeven?


XNoot
1

i.v.m. het toevoegen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.

XNoot
2

Samenstelling: Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Aasted-Madsen-Van Stiphout (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Brinkel (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Vacature (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Van den Brand (GL), Adelmund (PvdA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Ferrier (CDA), Hermans (LPF), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Brinkel (CDA), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Szabó (VVD), Vacature (D66).

Plv. leden: Oplaat (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GL), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam, MFA (PvdA), Sterk (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Van Winsen (CDA), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Geluk (VVD), Dittrich (D66).

Naar boven