29 200 X
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2004

nr. 10
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 oktober 2003

De vaste commissie voor Defensie1 heeft naar aanleiding van de brief van de minister van Defensie en de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 2 oktober 2003 inzake het beleidskader civiel-militaire samenwerking (CIMIC) (28 600 X, nr. 45) een aantal vragen voorgelegd.

De vragen en de daarop bij brief van 2 oktober jl. gegeven antwoorden zijn hierna opgenomen.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De griffier van de commissie,

Kok

1

Is de regering van mening dat civiel-militaire samenwerking (CIMIC-) activiteiten van Defensie voornamelijk beperkt moeten blijven tot het herstel van de vóór het conflict bestaande situatie? Waarom wel of niet?

De regering is van mening dat CIMIC-activiteiten primair gericht moeten zijn op het slagen van de militaire missie. Beperkt herstel van de infrastructuur kan nodig zijn om dit te bereiken. Daarnaast is de signaalfunctie belangrijk, namelijk in die zin dat de (vredes-) operatie voorwaardenscheppend is voor en zelfs deel uit kan maken van het proces van wederopbouw. Het verlenen van hulp voor structurele wederopbouw is echter vooral een taak van internationale en nationale ontwikkelingsorganisaties. Op grond van het uitgangspunt «zo civiel als mogelijk en zo militair als nodig» zal deze taak zich buiten het CIMIC-veld, en voornamelijk met behulp van civiele actoren voltrekken.

2

Is er wat betreft de soort CIMIC-werkzaamheden naast ruimte voor het herstel van infrastructuur (wegen, bruggen, energie, scholen) en het civiele bestuur, ook ruimte voor het bevorderen van economische activiteiten? Hoe beoordeelt de regering de ervaringen met het project Integrated Development of Entrepreneurial Activities (IDEA) in Bosnië-Herzegovina? Is de regering van mening dat het zelfstandig functioneren van de locale economie eigenlijk niet een voorwaarde voor geslaagde ontwikkelingssamenwerking is?

3 en 4

Wat is de status van het IDEA-project en wat is de relatie met de Sectie Economy and Commerce van de CIMIC Group North (CGN)? Wordt IDEA in de CGN geïntegreerd en zo ja, hoe zal dat geschieden?

Is de regering van mening dat Nederland zich wat betreft CIMIC moet richten op een aantal speerpunten, waarbij niet alleen beleidsmatig maar ook in praktische zin CIMIC steun geboden kan worden? Acht de regering het wenselijk dat in samenwerking met het bedrijfsleven gekozen gaat worden voor praktische deskundigheid op het gebied van water, psychosomatische traumazorg en economische wederopbouw?

CIMIC-activiteiten kunnen worden uitgevoerd op een aantal terreinen, te weten: openbare aangelegenheden en bestuur, civiele faciliteiten en kleinschalige infrastructuur, humanitaire hulpverlening, culturele en religieuze aangelegenheden en economische en commerciële aangelegenheden. Afhankelijk van de lokale omstandigheden, de opdracht en het mandaat van de aanwezige troepenmacht wordt bepaald op welke van deze aandachtsgebieden het accent wordt gelegd. Uitgangspunt bij het uitvoeren van alle CIMIC-gerelateerde activiteiten is dat deze zo snel mogelijk worden overgedragen aan civiele instanties teneinde een afhankelijkheidsrelatie te vermijden. Bij het IDEA-proefproject in Bosnië-Herzegovina, waarbij reservisten bedrijfsadviezen geven aan lokale ondernemers, wordt dit uitgangspunt ook gehanteerd. Het IDEA-proefproject komt voort uit de activiteiten van het Platform Defensie-Bedrijfsleven en heeft geen directe relatie met de sectie «Economy and Commerce» van de CGN. Er zijn thans geen concrete ideeën om IDEA onder te brengen bij de CGN.

Het IDEA-proefproject bevindt zich inmiddels in de tweede fase, waarin wordt gewerkt aan de bevordering van lokale deskundigheid. Het project zal geleidelijk worden overgedragen aan lokale deskundigen. Voorzien is dat deze overdracht medio 2004 is afgerond. Het doel is een bijdrage te leveren aan een klimaat waarin de kans op nieuwe gewelduitbarstingen kleiner wordt. Het IDEA-project wordt thans geëvalueerd.

Het zelfstandig functioneren van de lokale economie is een van de voorwaarden voor een succesvol wederopbouwproces. In de notitie «Wederopbouw na Conflict» van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 V, nr. 60 van 24 april 2002), wordt uitgebreid ingegaan op de ervaringen die de internationale gemeenschap in de afgelopen decennia heeft opgedaan bij de ondersteuning van landen in hun wederopbouwproces en de rol die de verschillende beleidsinstrumenten (politieke, humanitaire, OS, economische en militaire) hierbij kunnen spelen. De inzet van al deze beleidsinstrumenten maakt deel uit van het geïntegreerde buitenlands- en veiligheidsbeleid.

5

De ervaring in Bosnië-Herzegovina leert dat Defensie nog aanwezig is in een voormalig conflictgebied, terwijl grote aantallen non-gouvernementele organisaties (NGO's) en internationale organisaties zich al teruggetrokken hebben. Is de regering van mening dat CIMIC zich niet ook op de post-conflictsituatie moet richten wanneer nog wel Nederlandse militairen aanwezig zijn maar hulpverleners voor een belangrijk deel niet meer?

Ten tijde van een (vredes-) operatie voeren Nederlandse militairen CIMIC-activiteiten uit ter ondersteuning van de eigen missie. Dit geldt derhalve ook voor post-conflictsituaties waarin niet of nauwelijks hulpverleners aanwezig zijn.

6 en 34

Wie verzorgt het toezicht op CIMIC-activiteiten wanneer in de regio geen ambassade is gevestigd?

Is de aanwezigheid van een ambassade in het land waar een CIMIC-project wordt gestart een harde eis? Zo nee, hoe wordt het in het beleidskader genoemde overleg en toezicht op de CIMIC-activiteiten dan vormgegeven?

Indien in een land waar Nederlandse militairen een (vredes-) operatie uitvoeren en CIMIC-activiteiten verrichten geen Nederlandse ambassade gevestigd is, zal toezicht op de uitvoering van CIMIC-projecten worden gehouden door de ambassade waar het betreffende land onder valt.

7

Op welke wijze vindt de besluitvorming plaats over de inzet van CIMIC? Komt het er – in de huidige samenstelling van de interdepartementale overlegstructuur – niet teveel op neer dat het ministerie van Defensie haar plannen moet laten toetsen door het ministerie van Buitenlandse Zaken?

De besluitvorming over CIMIC-projecten verloopt als volgt: De commandant van het Nederlandse contingent stelt de behoefte aan CIMIC-activiteiten in zijn operatiegebied vast. Het CIMIC-programma wordt in overleg met de ambassade opgezet en door Defensie aan de Interdepartementale Overlegstructuur (IO) CIMIC voorgelegd. Besluitvorming over programma's die uitgaan boven de eerste tranche van 50 000 euro vindt plaats tijdens vergaderingen van het IO CIMIC, waarbij wordt getoetst aan de door Buitenlandse Zaken en Defensie overeengekomen uitgangspunten van het Beleidskader CIMIC.

8 en 18

Gelden bij de besluitvorming over operationele inzet van CIMIC dezelfde voorwaarden als voor strikt militaire inzet, zoals omschreven in het Toetsingskader? In welk opzicht wel of niet?

Zijn er andere voorwaarden voor het uitzenden van een CIMIC-missie behalve «(vredes-) operaties waaraan Nederland een substantiële bijdrage levert»? Wat is met andere woorden het kader waarbinnen wordt besloten over de inzet van CIMIC?

De operationele inzet van Nederlandse militairen die CIMIC uitvoeren is onderdeel van de algehele operationele inzet van een Nederlandse contingent ten behoeve van een (vredes-)operatie in een bepaald gebied. Om die reden gelden bij de besluitvorming over operationele inzet van militairen die CIMIC verrichten de aandachtspunten die zijn omschreven in het Toetsingskader voor de uitzending van militaire eenheden. Wat betreft de inzet van Nederlandse militairen in het kader van de «CIMIC Group North» (CNG) moge worden verwezen naar de antwoorden op de vragen 28, 29 en 30.

9

Wanneer wordt de interdepartementale overlegstructuur «operationeel»? Is er een overzicht beschikbaar van de huidige inzet van specifieke CIMIC-activiteiten?

De interdepartementale overlegstructuur is reeds operationeel. Ter voorbereiding op de SFIR-missie in Irak en de hiermee gepaard gaande CIMIC-activiteiten is de Interdepartementale Overlegstructuur voor CIMIC-aangelegenheden voor de eerste keer bijeengekomen. Bij de vredesmissies SFOR en ISAF worden verschillende CIMIC-activiteiten uitgevoerd, die veelal het karakter hebben van kleinschalige infrastructurele projecten.

10

Wordt er bij de voorbereiding van een CIMIC-project voor gezorgd dat een, op het moment van beëindiging van de deelname aan de (vredes-) operatie om welke reden dan ook, nog niet afgerond project tijdig en adequaat wordt overgenomen door een ander land of een organisatie die het project wel kan afronden? Zo ja, op welke manier?

In het algemeen zijn CIMIC-projecten in omvang en tijd begrensd en gerelateerd aan de aanwezigheid van een (inter-) nationale troepenmacht in een (voormalig) crisisgebied. Bij het identificeren en formuleren van CIMIC-projecten wordt hiermee rekening gehouden. Mocht bij beëindiging van een (vredes-) operatie een CIMIC-project niet zijn afgerond, dan is het de taak van de aanwezige militaire eenheid dit project over te dragen. Hierbij is het wenselijk dat lokale overheden of organisaties de verantwoordelijkheid op zich nemen, maar indien dit (nog) niet mogelijk is, kan een project ook worden overgedragen aan aanwezige non-gouvernementele organisaties, internationale organisaties of een aflossende troepenmacht.

De inzet van CIMIC in Bosnië-Herzegovina is gekoppeld aan de aanwezigheid van SFOR. Bij de voorziene reductie van SFOR zal CIMIC een belangrijke rol spelen, maar uiteindelijk zullen de CIMIC-activiteiten afnemen en worden overgedragen aan lokale overheden of organisaties.

11

Is CIMIC bij vredesoperaties ook onderdeel van een exit-strategie? Kan de restauratie van cultureel erfgoed ook onder CIMIC vallen? Kan de regering aangeven of CIMIC ook kan worden gebruikt als entree voor het Nederlandse bedrijfsleven bij de wederopbouw in operatiegebieden, zoals dat ook bij Amerikaanse en Duitse CIMIC-inzet het geval is?

CIMIC-activiteiten dienen ter ondersteuning van de operatie en dragen in die zin bij aan het uiteindelijke vertrek van de troepen en daarmee aan de exit-strategie. In het kader van de geleidelijke vermindering van de militaire presentie van een vredesmacht in een voormalig crisisgebied, dient in nauw overleg met lokale overheden een stappenplan te worden ontwikkeld, waarbij taken en verantwoordelijkheden van de vredesmacht gefaseerd worden overgedragen. CIMIC kan bij dit proces een belangrijke rol spelen door specifieke kennis ter beschikking te stellen en coördinerend op te treden. Binnen het bestaande CIMIC vakgebied van culturele en religieuze aangelegenheden is het in principe mogelijk dat restauratie van cultureel erfgoed ter hand wordt genomen. De Regering beschouwt de uitvoering van CIMIC-projecten niet primair als een instrument voor het bewerkstelligen van een entrée voor het Nederlandse bedrijfsleven in het gebied van ontplooiing.

12

Is de regering bekend met het CIMIC-advies «Geen half werk; toekomstperspectief voor CIMIC door Nederland op basis van ervaringen opgedaan in Bosnië» van 29 januari 2003, zoals uitgebracht aan de Directeur van de Operationele Staf van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten? Zijn de aanbevelingen in dit rapport meegewogen bij de vaststelling van het beleidskader CIMIC?

Bij het formuleren van het CIMIC-beleidskader is gebruik gemaakt van de CIMIC-ervaringen die zijn opgedaan tijdens verschillende vredesoperaties. Bij de totstandkoming van het CIMIC-beleidskader is kennis genomen van het genoemde rapport.

13

Hoe verhoudt de opmerking dat CIMIC-projecten niet per definitie ontwikkelingsrelevant zijn zich met de passage dat Defensie verantwoording aflegt over de besteding van gelden van ontwikkelingssamenwerking (OS)? Kortom, hoe legt de regering uit dat een niet ontwikkelingsrelevant project gefinancierd wordt met OS-gelden?

De regering streeft naar een coherente inzet van middelen in het buitenlands beleid. Hieruit vloeit voort dat wanneer is besloten troepen te sturen voor een (vredes-) operatie, andere middelen hiermee in samenhang zullen worden ingezet. Het beleidskader CIMIC stelt met opzet dat CIMIC-projecten niet per definitie ontwikkelingsrelevant zijn. Dit vloeit voort uit het feit dat CIMIC in eerste aanleg de militaire missie moet steunen en geen duplicatie mag vormen met hulpverlenings- of ontwikkelingsinspanningen noch daarop een verdringend effect mag hebben. Het slagen van de militaire missie is echter direct voorwaardenscheppend voor herstel en ontwikkeling. Derhalve kan de inzet van OS-middelen wel degelijk wenselijk zijn. Deze uitgaven worden dan ook als ODA gekwalificeerd. Overigens zij vermeld dat OS-middelen slechts voor CIMIC-activiteiten in ODA-landen zullen worden ingezet. Voor operaties in non-ODA landen zijn middelen uit het non-ODA deel van de begroting voorzien.

14

Wat is de precieze relatie tussen een CIMIC-missie en de commandostructuur van een vredesoperatie?

CIMIC vormt een onlosmakelijk deel van militaire operaties en wordt uitgevoerd ter ondersteuning van de missie van een militaire eenheid. CIMIC-eenheden bij vredesoperaties zijn geen afzonderlijke entiteiten, maar maken deel uit van de commandostructuur van een militaire eenheid.

15

Kan de regering voorbeelden noemen van activiteiten die wel en activiteiten die niet vallen onder het tweede doel van CIMIC?

Het doel van CIMIC is vierledig. In het beleidskader wordt steun aan de bevolking in het kader van «force acceptance» als tweede doel van CIMIC genoemd. Het uitgangspunt is de acceptatie van troepen door de lokale bevolking in het operatiegebied en daarmee het vergroten van de veiligheid van de aanwezige troepen. Te denken valt aan watervoorzieningsprojecten, het op gang brengen van de elektriciteitsvoorziening en kleine infrastructurele projecten. Dit staat niet op zichzelf, maar moet in verband met de drie andere doelen van CIMIC worden gezien.

16

Hoe wordt de zogenoemde signaal-functie precies ingevuld?

De uitvoering van CIMIC-activiteiten ten tijde van een (vredes-) operatie geeft aan de bevolking van het betreffende land het signaal af dat een militaire operatie bedoeld is als steun voor het wederopbouwproces van het land. In een post-conflictsituatie dienen militairen allereerst (enige) stabiliteit en veiligheid te creëren alvorens het wederopbouwproces kan worden gestart.

17

Is de regering van mening dat CIMIC niet veeleer een smeermiddel tússen vredesmissie en lokaal bestuur is dan dat CIMIC deel uitmaakt van het bestuur zelf?

Militairen voeren ten tijde van een (vredes-)operatie CIMIC-activiteiten uit met als doel «force protection» en «force acceptance» te bewerkstelligen, een signaal aan de bevolking af te geven en om een concrete herstelbijdrage te leveren. De mogelijkheid bestaat dat CIMIC-activiteiten zich onder bepaalde omstandigheden uitstrekken tot een tijdelijke bijdrage aan de vervulling van bestuurstaken. Het streven is echter dergelijke taken altijd zo snel mogelijk over te dragen aan het civiele bestuur ter plaatse.

19, 23 en 33

Hoe groot bedraagt het totale budget van CIMIC?

Uit welke begrotingspost worden CIMIC-activiteiten gefinancierd? Zijn hier ook Official Development Assistance (ODA-) gelden mee gemoeid?

Betreft de genoemde bijdrage van Buitenlandse Zaken van € 50 000 aan CIMIC-activiteiten voor vredesoperaties waaraan Nederland een substantiële bijdrage levert, een bedrag op jaarbasis? Moet dit bedrag alle CIMIC-activiteiten in een operatiegebied dekken? Betreft het hier ODA-middelen? Wat is het plafond van de bijdrage van Buitenlandse Zaken aan CIMIC op jaarbasis? Betekent «een substantiële bijdrage» dat de CGN in bondgenootschappelijke acties waaraan Nederland niet deelneemt, niet kan participeren, respectievelijk niet met Nederlandse middelen kan participeren?

Er is geen sprake van een separate budgetlijn voor CIMIC op de begroting. Het is derhalve niet mogelijk de totale omvang van het budget te specificeren. Per (vredes-) operatie waaraan Nederland een substantiële bijdrage levert, zal 50 000 euro direct ter beschikking worden gesteld uit middelen voor humanitaire hulp. Tijdens een militaire operatie kan de commandant eventuele aanvullende CIMIC-behoeften in kaart brengen en deze, in overleg met de ambassade, in programmavorm voorleggen aan het IO-CIMIC, waar over de inhoud en de benodigde additionele financiële middelen zal worden beraadslaagd.

Voor CIMIC-activiteiten in landen die onder de criteria van «Official Development Assistance» (ODA) van de «Develoment Assistance Committee» (DAC) van de OESO vallen, zullen ODA-middelen worden ingezet. In landen die niet onder deze criteria vallen zullen non-ODA middelen worden gebruikt. In beide gevallen komen de kosten ten laste van de respectieve begrotingsartikelen voor humanitaire hulp. Er is geen plafond voor CIMIC ingesteld, maar de financiële ruimte onder deze begrotingsartikelen is beperkt.

Over de ontplooiingsmogelijkheden van de «CIMIC Group North» (CGN) zij vermeld dat de commandant van het uitgezonden contingent bepaalt wat de CIMIC-behoefte is. De CGN heeft een functionele relatie met de NAVO-commandant voor Noord Europa (AFNORTH) en is een «NATO-Asset». Indien Nederland niet betrokken is bij bondgenootschappelijke acties waarin de CGN een rol kan spelen, zullen aanvragen van de CGN in het IO-CIMIC worden besproken. Het ligt evenwel voor de hand dat, aangezien CGN in dergelijke gevallen niet op verzoek van een uitgezonden Nederlandse commandant zal opereren, er geen financiële middelen ter beschikking zullen worden gesteld uit OS-middelen van Buitenlandse Zaken.

20

Heeft de regering een bepaalde verhouding voor ogen tussen lokale, nationale en internationale organisaties wat betreft samenwerking in het operatiegebied?

Het is aan de commandant van het uitgezonden contingent om binnen zijn mogelijkheden te bepalen hoe de optimale samenwerking in het operatiegebied kan worden bewerkstelligd. De commandant zal daarbij in ogenschouw dienen te nemen welke actoren zich in zijn operatiegebied bevinden en hoe deze zich tot elkaar verhouden. Dit verschilt per situatie en kan niet op voorhand worden bepaald.

21, 26 en 27

Heeft de regering een voortraject voor ogen waarbij in een vroeg stadium van het conflict al contacten worden gelegd met lokale spelers en / of NGO's? Zo ja, welke plannen? Zo nee, waarom niet?

Wie bepaalt welke spelers en op welk moment bij de overleggen ten bate van genoemde coördinatie en te maken afspraken in het operatiegebied worden betrokken?

Hoe wordt bepaald welke NGO's voor deze overleggen worden uitgenodigd?

De regering voert regelmatig overleg met Nederlandse en buitenlandse NGO's in het kader van haar humanitaire beleid. Veel NGO's werken met lokale netwerken en beschikken over kennis die ter zake relevant kan zijn. Voorts wordt ook vanuit Buitenlandse Zaken ondersteuning gegeven aan Defensie bij de uitvoering van operaties. Specialisten van de afdeling Humanitaire Hulp van het ministerie van Buitenlandse Zaken werkten in het verleden verschillende malen samen met specialisten van Defensie om in vroegtijdig stadium in het operatiegebied de juiste contacten te leggen en daarbij zorg te dragen voor een adequate formulering en verdeling van taken. Daarbij is respect voor de lokale structuur, alsmede voor de unieke mandaten van het Internationale Comité van het Rode Kruis en onder meer de VN-Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen het uitgangspunt. Dit is een logisch uitvloeisel van de coherente inzet van middelen in het buitenlands beleid.

22

Wie bepaalt wanneer het moment is aangebroken dat militaire activiteiten kunnen worden uitgedragen aan civiele organisaties, gezien het uitgangspunt «zo civiel als mogelijk, en zo militair als nodig»?

Het verschuiven van de intensiteit van taken van militaire naar civiele actoren (en bij een verslechterende veiligheidssituatie omgekeerd) zal sterk samenhangen met de ontwikkelingen in het gebied van ontplooiing. Daar waar deze ontwikkelingen positief zijn, zal de militaire betrokkenheid bij civiele taken uiteraard sneller afnemen dan wanneer de veiligheid precair blijft. De Nederlandse ambassades en Defensie beoordelen de situatie en de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie. Binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken vergaren onder meer de directies die vertegenwoordigd zijn in het IO-CIMIC additionele informatie uit multinationale bronnen. In combinatie met informatie die voortkomt uit de regelmatige consultaties van humanitaire organisaties, vormt zich een beeld over de mate waarin militaire betrokkenheid bij bestuur en herstel van infrastructuur nodig blijft. Zodra civiele organisaties deze taken zullen overnemen, zal de militaire inspanning worden verminderd. Beslissingen over de duur van militaire operaties worden door de Ministerraad genomen. Zie ook het antwoord op de vragen 21, 26 en 27.

24 en 25

Wat bedoelt de regering met de zinsnede dat CIMIC-operaties in duur beperkt moeten zijn? Geldt de CIMIC-inzet in Bosnië-Herzegovina in dit kader als een in duur beperkte CIMIC-operatie?

Hanteert de regering criteria aan de hand waarvan bepaald wordt wanneer de duur van een CIMIC-missie er op zit?

CIMIC is onderdeel van de missie en als zodanig is de duur van de CIMIC-activiteiten in beginsel gebonden aan de duur van de militaire missie. Het uitgangspunt van CIMIC-activiteiten is «zo civiel als mogelijk en zo militair als nodig». Na de fase van militaire interventie, zal in de stabilisatiefase de militaire rol doorgaans afnemen ten gunste van de rol van civiele actoren. Wederopbouw en politiek-institutionele ontwikkeling van de maatschappij ter plekke krijgen dan steeds meer hun kans.

28

Wat is de betekenis van samenwerking binnen de CGN als alleen CIMIC-activiteiten door Nederland worden ontplooid als er ook sprake is van een («substantiële») Nederlandse bijdrage aan de (vredes)operatie?

Bij iedere Nederlandse militaire operatie worden CIMIC-activiteiten uitgevoerd en CIMIC-functionarissen maken standaard deel uit van de staf van militairen eenheden. CIMIC is dus onderdeel van een militaire operatie. Wat betreft de CGN dient rekening te worden gehouden met het feit dat het CGN pas dit jaar operationeel inzetbaar is geworden. Het besluit tot inzet van de CGN vindt plaats in het Coördinerend Comité, waarin de zes deelnemende landen zitting hebben. Het is mogelijk dat landen toestemming verlenen voor de inzet van CGN, maar daarbij niet willen bijdragen door het inzetten van eigen CGN-personeel.

29

Hanteren alle CGN-landen dezelfde regels ten aanzien van CIMIC-activiteiten in combinatie met deelname aan de (vredes)operatie en zal er dus alleen maar sprake zijn van CGN-samenwerking bij CIMIC-activiteiten als twee of meer CGN-landen deelnemen aan dezelfde (vredes)operatie?

Alle CGN-landen hanteren dezelfde uitgangspunten ten aanzien van CIMIC-activiteiten. Uitgangspunt is namelijk het NAVO CIMIC-beleid. Deelname van de CGN aan een operatie vindt plaats na de goedkeuring van een verzoek aan het Coördinerend Comité. Op basis van besluitvorming is het zowel mogelijk de CGN als geheel in te zetten of delen daarvan. Het is ook mogelijk toestemming te verlenen voor de inzet van de CGN maar niet te willen bijdragen via de inzet van eigen CGN personeel. Daarnaast kunnen nationale middelen die gelieerd zijn aan de CGN te allen tijde in nationaal verband worden ingezet.

30

Is er een relatie met het Toetsingskader 2001 als het gaat om uitzending van militairen in het kader van de CGN?

Nee, het gaat hier niet om een Nederlandse militaire eenheid. Een uitzending binnen het kader van de CGN is eerder te vergelijken met Nederlandse militairen die deel uit maken van internationale staven.

31

Waarom zijn het ministerie van Economische Zaken en VNO-NCW, zeker gezien het erkend economisch belang van ons land bij vredesmissies, geen vast lid van het Interdepartementale Overlegstructuur?

Het ministerie van Economische Zaken (of een ander departement) kan op uitnodiging aanwezig zijn bij een vergadering van het IO CIMIC. Bij CIMIC gaat het echter vooral om het leveren van een beperkte herstelbijdrage door de uitgezonden Nederlandse militairen voor de duur van de operatie. Van grootschalige en meer langdurige activiteiten op het gebied van economische wederopbouw is geen sprake. De middelen voor CIMIC zijn afkomstig uit het humanitaire hulp budget. Wel is het uiteraard van belang de structurele economische wederopbouw zo goed mogelijk te laten aansluiten op de militaire interventie en stabilisatie.

32

Waarom vormt de CGN niet de kern van de Nederlandse CIMIC-inzet in de operatiegebieden? Is het voorstelbaar dat de CGN een bijdrage levert aan de Nederlandse CIMIC-inzet in de operatiegebieden? Zal de CGN in dit kader in Irak ingezet worden? Kan de CGN in Afghanistan na 1 augustus 2003, hetzij in ISAF-kader, hetzij in het kader van AFNORTH nog projecten in Afghanistan uitvoeren?

Rekening dient te worden gehouden met het feit dat het CGN pas dit jaar operationeel inzetbaar is geworden. Daarnaast betreft het een multinationaal hoofdkwartier, waarvan de inzet in beginsel in een multinationale context plaatsvindt. Het is mogelijk specialisten van de CGN in te zetten voor operaties. Thans wordt door de CIMIC-functionarissen van het Nederlandse mariniersbataljon in de provincie al-Muthanna in Irak een inventarisatie gemaakt van CIMIC projecten die in het operatiegebied zouden kunnen worden uitgevoerd. In Afghanistan zijn momenteel vier specialisten van de CGN werkzaam in het NAVO-hoofdkwartier.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Brinkel (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA) en Eijsink (PvdA).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Vacature (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Van den Brand (GL), Adelmund (PvdA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Ferrier (CDA), Hermans (LPF), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA) en Noorman-den Uyl (PvdA).

Naar boven