29 035
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2004)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 16 oktober 2003

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.
   
Algemeen2
Inleiding2
Aanpassing inkomensgrens overgangsregeling invorderingsvrijstelling2
Europese naamloze vennootschap2
Beperking onbelaste vergoeding respectievelijk beperking aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met punitieve sancties4
Maatregelen WVA4
Aanpassing tonnageregeling4
Aflopen van de filminvesteringsaftrek4
Verlenging vrijstelling BPM voor elektrische en hybride auto's5
Vervanging voorlopige teruggaaf op verzoek door automatische voorlopige teruggaaf5
Verzenden van dwangbevelen per post6
Compensatieregeling Belastingverdrag met België7
Tenslotte8

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben op enkele onderdelen nog vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en interesse kennisgenomen van de maatregelen die de regering wil gaan nemen.

Met betrekking tot dit wetsvoorstel hebben de leden van de fractie van D66 slechts een enkele opmerking en vraag.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2004. Zij willen een aantal opmerkingen maken over de verzending van dwangbevelen per post.

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA bevestigen dat zij de werkwijze waarin een onderscheid wordt aangebracht tussen begrotingsgerelateerde en niet-begrotingsgerelateerde onderwerpen waarderen.

Aanpassing inkomensgrens overgangsregeling invorderingsvrijstelling

De leden van de CDA-fractie constateren met genoegen dat naar aanleiding van druk vanuit de Tweede Kamer de inkomensgrens voor alfahulpen aangepast wordt aan de verwachte inkomensontwikkeling in 2004. Genoemde leden bereiken recentelijk echter weer signalen dat de problemen die ten grondslag liggen aan deze reparatiemaatregel zich dreigen te herhalen bij de aanvragen voor VT in 2004. Opnieuw zou de Belastingdienst een onjuist en inconsistent grensbedrag hanteren voor het belastingjaar 2004: € 5 300 op het aanvraagformulier, € 5 350 op de website van de Belastingdienst. Is het grensbedrag wel juist berekend? Is de regering bereid hierover in overleg te treden met de Vereniging Thuiszorg en de Tweede Kamer over de uitkomsten te informeren?

De leden van de fractie van de PvdA hechten aan de overgangsregeling voor alfahulpen. Zij willen wel graag weten wat de regering gaat doen indien de lonen in 2004 niet worden bevroren? Komt er dan een compensatieregeling achteraf? Deze leden gaan er vanuit dat de regeling ook in 2005 uitgevoerd zal worden, en de overgang naar 2006 soepel zal verlopen.

Europese naamloze vennootschap

De regering is van mening dat alhoewel ons fiscale stelsel, teneinde de Europese Vennootschap in ons rechtsstelsel in te voeren, geen grote wijzigingen behoeft. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de regering er beter aan had gedaan om een meer uitgebreide beschrijving in de memorie van toelichting op te nemen. Nu zitten genoemde leden nog met een aantal prangende vragen.

Zo vragen zij zich met de Raad van State af hoe zij de toevoeging van de SE aan de vestigingsplaatsfictie van artikel 2, lid 4, Vpb moeten rijmen met artikel 7 van de verordening die stelt dat de statutaire en de feitelijke vestigingsplaats van de SE gelijk moeten zijn. Het argument van de regering dat de verordening niet voor de fiscaliteit geldt, overtuigt genoemde leden nog niet. Per slot van rekening is de invoering van de SE erop gericht de belemmeringen voor grensoverschrijdende ondernemingen weg te nemen. In de ogen van deze leden moeten daaronder ook de fiscale belemmeringen begrepen worden. Met andere woorden, vormt de toepassing van de vestigingsplaatsficties op een vennootschap, waarvan zowel de feitelijke als de statutaire zetel kan worden verplaatst, geen belemmering die in strijd is met het primaire EG-recht en (de doelstelling) van de verordening? Gaarne een reactie. Kan in het verlengde hiervan worden aangegeven hoe de van-toepassings-verklaring van de vestigingsplaatsfictie zich verhoudt met datgene in de considerans bij de verordening opgenomen, dat geen overdreven beperkingen opgelegd mogen worden bij zetelverplaatsing van de SE?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering bevestigt dat alle regelingen waarop een NV een beroep kan doen, toegankelijk zijn voor SE's. Kan de regering bevestigen dat dit betekent dat een SE zonder bezwaar deel kan uitmaken van een fiscale eenheid, als dochter of als moedermaatschappij, en dat een SE zonder bezwaar kan kwalificeren als fiscale beleggingsinstelling? Graag een reactie.

Nu de Europese Commissie (EC) op 29 juli jl. een voorstel heeft gepresenteerd voor wijziging van de Moeder-dochterrichtlijn, waarin de SE ook wordt toegevoegd aan de Bijlage. Wat is de verwachting van de regering ten aanzien van de verhouding van deze Moeder-dochterrichtlijn tot de SE?

Wordt de Europese Fusierichtlijn van toepassing op de SE? Voor de oprichting van een SE is de toepassing van deze richtlijn immers cruciaal. Hoewel de EC voornemens is een voorstel tot wijziging in te dienen, is er tot op heden nog geen concreet voorstel verschenen. Heeft de regering zicht op deze ontwikkelingen, zo ja, hoe wordt de kans ingeschat dat de Fusierichtlijn op tijd wordt gewijzigd?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van de uitvoeringswet inzake de SE die door het Ministerie van Justitie wordt opgesteld en het wetsvoorstel over de SE dat door het Ministerie van SZW wordt voorbereid. Genoemde leden achten het van groot belang dat de implementatie van de regelgeving inzake de Europese vennootschap op de verschillende terreinen binnen ons rechtssysteem gelijk oploopt.

De aanpassing van de vestigingsplaatsfictie schiet naar de mening van de leden van PvdA-fractie te ver door. Invoering van de SE is erop gericht belemmeringen voor grensoverschrijdende ondernemingen weg te nemen. Indien een SE na verplaatsing van haar feitelijke leiding en haar statutaire zetel buiten Nederland toch nog in Nederland belastingplichtig blijft – enkel en alleen omdat haar oprichting naar Nederlands rechts heeft plaatsgevonden – wordt er in feite wel degelijk een belemmering in stand gehouden. De Raad van State en de NOB (bij brief van 8 oktober 2003) geven dan ook aan dat de voorgestelde wetswijziging in strijd is met doel en strekking van de Verordening van 8 oktober 2001. Wat is hierop de reactie van de regering?

In het nader rapport (als reactie op het advies van de Raad van State) wordt met betrekking tot de implementatie van de Europese naamloze vennootschap in de Nederlandse wetgeving gesproken over de noodzakelijkheid van flankerende fiscale maatregelen, zoals regelingen voor de compartimentering en toerekening van binnen de EU behaalde resultaten en verliesverrekening na zetelverplaatsing. Bestaat er een concreet overzicht van deze flankerende fiscale maatregelen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Beperking onbelaste vergoeding respectievelijk beperking aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met punitieve sancties

De leden van de CDA-fractie constateren dat de aftrekbaarheid van boetes verder wordt aangescherpt. Daartoe worden allerlei soorten boetes afzonderlijk opgesomd. Kan worden gegarandeerd dat na deze wetswijziging alle boetes in fiscale zin gelijk behandeld worden?

Maatregelen WVA

De leden van de fractie van de PvdA vinden het op zich goed dat de bestaande WVA-starterskwalificatie naar jongeren onder de 23 jaar wordt uitgebreid, maar constateren dat tegelijkertijd helaas de SPAK voor jongeren is afgeschaft. In een tijd waarin de jeugdwerkloosheid sterk oploopt, neemt de regering onvoldoende maatregelen om de werkgelegenheid voor jongeren en laaggeschoolden te stimuleren.

Zij willen graag weten hoeveel starterskwalificatieopleidingen naar verwachting in 2004 gevolgd zullen worden waarbij de WVA-regeling gebruikt zal worden. Waar is die verwachting op gebaseerd? Ook horen zij graag voor hoeveel jongeren de SPAK in 2002 werd gebruikt, en wat de verwachting zou zijn bij ongewijzigd beleid (d.w.z. niet afschaffen van de SPAK voor jongeren).

Deze leden begrijpen ook niet waarom ter financiering van de voorgestelde maatregelen, het bedrag van de WVA-starterskwalificatie verlaag en bevroren wordt, en de WVA-onderwijs voor onder meer de beroepspraktijk en duale leerwegen wordt bevroren. Het kabinet was toch een groot voorstander van duale leerwegen, en wil toch de arbeidsparticipatie bevorderen, zo vragen deze leden zich af. Deze leden willen graag weten wat de budgettaire effecten zouden zijn van de voorgestelde regeling, zonder de WVA-starterskwalificatie en de WVA-onderwijs regelingen te verlagen c.q. te bevriezen.

Ten aanzien van het toetsloon en de SPAK/VLW zijn de leden van de fractie van de PvdA erkentelijk dat de regering naar aanleiding van vragen van deze fractie de bevriezing van het toetsloon ongedaan willen maken. Zij vinden het echter onterecht dat deze compensatie budgetneutraal uitgevoerd moet worden, en vragen zich af waarom dit eigenlijk zou moeten, anders dan dat het een politieke keuze is hier geen middelen voor te willen reserveren. Wat zouden het beslag op de budgettaire middelen zijn, zo vragen deze leden zich af, als de maatregel niet budgetneutraal uitgevoerd zou worden?

Aanpassing tonnageregeling

In voorliggend wetsvoorstel wordt een aanpassing van de tonnageregeling voorgesteld. De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom niet gekozen is voor een ruimere verhouding van bijvoorbeeld 1:4, zoals in andere Europese landen het geval is?

Aflopen van de filminvesteringsaftrek

De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorstel om de filminvesteringsaftrek met ingang van 1 januari 2004 te schrappen niet strookt met de op 8 oktober jl. aangenomen motie Bakker c.s. (Kamerstuk 29 200, nr. 49). Kan de Tweede Kamer een nota van wijziging verwachten waarin onderhavig onderdeel uit het wetsvoorstel wordt gelicht dan wel wordt aangepast? In het verlengde hiervan wijzen genoemde leden op het belang reeds nu de gedachten te vormen omtrent een meer structurele wijze van ondersteuning van de financiering van de Nederlandse film. Heeft de regering hierover gedachten? Ziet de regering mogelijkheden inhet voorstel om het cultureel beleggen aantrekkelijker te maken voor het Nederlandse publiek? De leden van de fractie van het CDA verzoeken de regering op het voorgaande te reageren.

Ook de leden van de fractie van de PvdA willen graag weten wat de regering op dit punt gaat doen, nu bij de Algemene Financiële Beschouwingen de Kamer heeft uitgesproken de regeling met een jaar te verlengen. Deze leden willen graag weten welke consequenties dit heeft voor de voorstellen op dit punt. Ook willen ze graag weten hoe de regering een en ander met Brussel gaat communiceren, en willen graag bevestigd zien dat de regering er vanuit gaat dat verlenging van de regeling niet op bezwaren uit Brussel zal stuiten.

Voor wat betreft het aflopen van de filminvesteringsaftrek wijzen ook de leden van de D66-fractie erop dat op grond van de aangenomen motie Bakker/De Grave bij de Algemene Financiële Beschouwingen deze aftrek in elk geval een jaar langer zal bestaan. Kan er dus vanuit worden gegaan dat er nog een nota van wijziging op deze wet komt op dit punt?

Verlenging vrijstelling BPM voor elektrische en hybride auto's

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering – alhoewel niet is gebleken dat de fiscale tegemoetkoming ook gewerkt heeft – de faciliteit voor elektrische en hybride auto's toch verlengt. Daartoe wordt – naar deze leden begrijpen – wel de tegemoetkoming in de Bpm verlengd, maar niet de daarbijbehorende faciliteit in de MRB. Wat is daarvan de reden?

Vervanging voorlopige teruggaaf op verzoek door automatische voorlopige teruggaaf

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de administratieve lastenverlichting die de automatische voorlopige teruggaaf met zich mee kan brengen. Zij vrezen echter dat deze fiscale figuur op een aantal punten voor problemen zal zorgen. In dat kader hebben zij daarom nog een aantal vragen.

Naar aanleiding van het commentaar van de Raad van State noemt de regering het beëindigen van het partnerschap als voorbeeld van een omstandigheid waarop de voorlopige teruggaaf niet automatisch gecontinueerd wordt. Kent de regering nog meer omstandigheden waarbij een automatische verlenging van de voorlopige teruggaaf niet wenselijk is?

In artikel I, onderdeel T (artikel 8.9a Wet IB) wordt voorgesteld de bijzondere verhoging van de heffingskorting van rechtswege en niet meer op verzoek te verlenen. Is eenzelfde wijziging niet ook noodzakelijk voor de overige heffingskortingen die in de voorlopige teruggaaf verdisconteerd kunnen worden?

In het najaar van 2004 – lezen de leden van de fractie van het CDA in de reactie van de regering op het advies van de Raad van State – wordt een mailing verzonden naar alle belastingplichtigen waarin wordt meegedeeld dat de voorlopige teruggaaf in beginsel ook voor het volgende jaar gehandhaafd blijft. Bij deze mailing zal de belastingplichtige op een laagdrempelige manier de mogelijkheid worden geboden om de voorlopige teruggaaf 2005 stop te zetten. Kan nader worden ingegaan op de betekenis van «laagdrempelig»? Zal ook in de daaropvolgende jaren in zo'n mailing worden voorzien?

De leden van de fractie van de PvdA hebben geen bezwaar tegen het voorstel, maar vragen de regering wel het proces goed te monitoren of na te gaan of zich mogelijke knelpunten voordoen, en de Kamer daarover te informeren.

Verzenden van dwangbevelen per post

De leden van de CDA-fractie vragen de regering een reactie te geven op het commentaar van de Orde met betrekking tot de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij verzending van dwangbevelen per post. Hoe ziet de regering in dat kader de bewijslastverdeling bij het niet- of te laat ontvangen van een dergelijk dwangbevel? Kan de regering aangeven in hoeverre de situatie veranderd is, sinds dit voorstel bij amendement (Invorderingswet 1990, TK 20 588, nr. 14) door de Tweede Kamer is afgestemd. Genoemde leden hebben gemerkt dat er personeel verzet is tegen het voorstel om ook dwangbevelen per post te laten verzenden. Kan de regering ingaan op de vraag of de maatregel ook werkgelegenheid kost en wat de budgettaire gevolgen van deze maatregel zijn?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat net als ten tijde van de totstandkoming van de Invorderingswet 1990 het risico van het niet ontvangen van een poststuk te groot is om daar voor belastingplichtigen gevolgen als beslaglegging of inkomensbeslag uit te laten voortvloeien. De rechtsbescherming van de burger komt zo in gevaar. Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn indien een dwangbevel aangetekend wordt verzonden?

Kan de regering aangeven wat de stand van zaken is rond de herijking van het invorderingsproces, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Welke aspecten van het invorderingsproces worden hierbij in de beschouwingen betrokken?

Op welke termijn verwacht de regering een beslissing te kunnen nemen over de invoering van een kosteloze betalingsherinnering?

Volgens de memorie van toelichting wordt 99,8 % van de (niet-aangetekende) post op het juiste adres bezorgd. Dat betekent dat het toch nog in 1 op de 500 gevallen fout gaat. Hoeveel dwangbevelen zullen zodoende jaarlijks op een onjuist adres bezorgd, wanneer ze op grond van de thans voorgestelde regeling per gewone post verzonden zullen worden? Vindt de regering het redelijk om in al die gevallen het risico bij de belastingschuldige te leggen, die in feite het dwangbevel niet heeft gekregen, zonder dat hem dit valt toe rekenen? Kan de regering aangeven welke risico's de belastingschuldige bij onjuiste postbezorging van het dwangbevel loopt? Zal de betrokkene in deze gevallen toch de kosten van betekening moeten betalen? En wat gebeurt er als de belastingschuldige in rechte kan aantonen dat het poststuk met het dwangbevel onjuist bezorgd is? Kan hij dan toch niet in verzet gaan? Valt dit te brengen onder de «weinig serieuze verzetsacties» die de regering volgens de toelichting wil weren? Welke risico's loopt de fiscus wanneer de belastingplichtige zich er wel op mag beroepen dat hij het dwangbevel niet heeft ontvangen? Hoe vaak komt het bij andere stukken die de Belastingdienst per post verstuurt, zoals aanslagbiljetten, voor dat de belastingplichtige ten onrechte het verweer voert dat hij dit stuk niet heeft ontvangen? Is daar sprake van een serieus probleem?

Zijn er goede redenen om bij betekening van fiscale dwangbevelen af te wijken van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waar betekening in persoon wel de regel is? Wat is in dit verband het wezenlijke verschil tussen dwanginvordering van fiscale en van gewone civielrechtelijke schulden?

Volgens de memorie van toelichting moet de ongeopende envelop waarin het dwangbevel wordt verzonden naast de naam en het adres van de belastingschuldige, ook het kantooradres en telefoonnummer van de ontvanger te bevatten, en een aanduiding dat de inhoud van de envelop de onmiddellijke aandacht behoeft. Waar zijn deze eisen in de wetstekst terug te vinden? Wat zijn de gevolgen indien de envelop deze gegevens niet bevat?

Op welke wijze zal de ontvanger in de praktijk blijken dat een aanmaning de belastingschuldige niet heeft bereikt? Zal het normaliter niet zo zijn dat de belastingschuldige, als een aanmaning hem niet bereikt, ook verder niet reageert, en dat de eerstvolgende actie van de ontvanger zal zijn dat hij een dwangbevel betekent?

Wat zullen na invoering van deze wetswijziging de gemiddelde kosten zijn die de Belastingdienst maakt voor de betekening van een dwangbevel? En welk bedrag zal daarvoor aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht? Vindt de regering dit nog een redelijke verhouding tussen de werkelijke en de doorberekende kosten?

Hoe is de rechtsbescherming geregeld in geval van kostenberekening na betekening van een dwangbevel door de deurwaarder? Vindt de regering dit een redelijk toegankelijke rechtsgang? Zou het niet beter en overzichtelijker zijn om tegen de kosten van invordering in alle gevallen bezwaar en beroep open te stellen, ook indien de betekening van een dwangbevel of enige andere invorderingshandeling plaatsvindt door een belastingdeurwaarder? Dan vermijdt men ook dat soortgelijke vragen door verschillende rechters op een verschillende manier worden beantwoord. Zou het in dat verband mogelijk zijn om te bepalen dat de deurwaarder, als hij kosten in rekening brengt, dat namens de ontvanger doet?

Rechtszekerheid is voor de burger van groot belang. In dit kader zijn de leden van de SGP-fractie van mening dat efficiëntie en effectiviteit niet ten koste van alles voorop mogen staan. Wat is de achterliggende oorzaak van het feit dat 85% van de betekeningen van dwangbevelen door de Belastingdienst niet in persoon plaatsvinden? Is hier niet jarenlang te gemakkelijk omgegaan met de wettelijke verplichting van betekening in persoon? De leden van de SGP-fractie hebben de indruk dat er beter voor gekozen zou kunnen worden om juist het uitgangspunt van persoonlijk contact weer meer op de voorgrond te plaatsen.

De mogelijkheid van parate executie zal als gevolg van dit wetsvoorstel meestal het eerste contact zijn tussen gerechtsdeurwaarder en belastingplichtige. Zou de mogelijkheid van persoonlijk contact en de erbij behorende uitleg er niet vaker toe leiden dat de belastingplichtige alsnog overgaat tot betaling?

Ook het risico van niet-ontvangen of tijdig inzien van poststukken mag niet worden onderschat. Is ook overwogen de bewijslast van de ontvangst van het dwangbevel bij de ontvanger te leggen in plaats van bij de belastingplichtige?

Compensatieregeling Belastingverdrag met België

De leden van de fractie van de PvdA spreken hun teleurstelling uit dat nu toch is gebleken dat er nog een groep in Nederland woonachtige grensarbeiders is die niet in aanmerking komt voor compensatie. Juist omdat deze leden eerder zo duidelijk aangegeven hebben zich hierover zorgen te maken. Zij hebben eerder uitdrukkelijk gewezen op het feit dat opname van de door Nederland te hanteren eenzijdige compensatieregelingen in het Verdrag voor gewenste wijzigingen moeilijkheden zou opleveren. Deze leden constateren tot hun spijt dat er nu inderdaad problemen ontstaan. Deze leden willen graag weten wat de omvang van deze groep is, en hoe zij in de afgelopen tijd door de regering voorgelicht zijn over het mogelijk in aanmerking komen voor compensatie.

Tenslotte

De leden van de fractie van D66 vragen de regering te reageren op het commentaar van de NOB op het voorliggende wetsvoorstel.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samestelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Giskes (D66), Crone (PvdA), De Grave (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Eurlings (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Van Loon-Koomen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Heemskerk (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Mosterd (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Rambocus (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Samsom (PvdA), Luchtenveld (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA) en De Vries (VVD).

Naar boven