nr. 11
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID DEZENTJÉ HAMMING
TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10
Ontvangen 11 november 2003
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel XVI komt als volgt te luiden:
ARTIKEL XVI
Artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt
gewijzigd:
1. Het eerste lid, eerste volzin, komt als volgt te luiden: De kosten
van vervolging worden door de ontvanger, of namens hem door de belastingdeurwaarder,
vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
2. In het tweede lid wordt «het aanslagbiljet of de aanmaning»
vervangen door: het aanslagbiljet, de aanmaning of het op de voet van artikel
13, derde lid, van de Invorderingswet 1990 betekende dwangbevel.
II
Na ARTIKEL XX wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:
ARTIKEL XXA
Met betrekking tot de kosten die voor 1 januari 2004 in rekening zijn
gebracht op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen blijft artikel
7, eerste lid, van die wet van toepassing, zoals die bepaling luidde onmiddellijk
voorafgaande aan die datum.
Toelichting
Dit amendement wordt ingediend ter verbetering van de rechtsbescherming
van de belastingschuldige. De voorgestelde wijziging in artikel XVI leidt
ertoe dat in alle gevallen waarin kosten van vervolging in rekening worden
gebracht bezwaar bij de ontvanger openstaat, gevolgd door een voor de betrokkene
gemakkelijk toegankelijke beroepsprocedure bij de belastingrechter. Daarmee
wordt ook bestuursrechtelijke rechtsbescherming mogelijk tegen de kosten van
vervolging die voortspruiten uit de gerechtelijke tenuitvoerlegging van het
dwangbevel (thans kunnen deze kosten worden betrokken in de verzetsprocedure
bij de civiele rechter op grond van artikel 17 van de Invorderingswet 1990).
Voor alle duidelijkheid wordt bepaald dat de kosten in rekening worden
gebracht bij beschikking. Dit zal in alle gevallen een beschikking van de
ontvanger zijn. Waar de beschikking nu in feite wordt genomen door de belastingdeurwaarder,
kan dat voortaan door deze in mandaat namens de ontvanger gebeuren. Daartoe
wordt in de voorgestelde bepaling voorzien in een algemene mandaatverlening
aan de belastingdeurwaarder (in lijn met artikel 10:4, tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht).
Aldus zal er bij rechtsmiddelen tegen de berekening van kosten door de
belastingdeurwaarder geen sprake meer zijn van administratief beroep. Daarmee
wordt beter aangesloten bij het stelsel van rechtsbescherming in Hoofdstuk
V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat alleen voorziet in beroep
bij de belastingrechter tegen uitspraken op bezwaar, en niet tegen beslissingen
op administratief beroep.
De wijziging van het tweede lid is overeenkomstig het oorspronkelijke
wetsvoorstel.
Artikel XXA bevat het overgangsrecht. Vastgelegd wordt dat het recht zoals
dat geldt onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van
deze wet blijft gelden ten aanzien van vóór die datum in rekening
gebrachte kosten. Tegen die kosten kunnen dus rechtsmiddelen worden aangewend
volgens het «oude» recht. Wanneer op de datum van inwerkingtreding
van deze wet al bezwaar, administratief beroep of beroep is ingesteld, blijft
daarop ook het «oude» recht van toepassing.
Dezentjé Hamming