28 741 Jeugdcriminaliteit

Nr. 77 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2020

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de aanpak van jeugdcriminaliteit.1 In mijn brief van 28 juni 2019 presenteerde ik uw Kamer deze aanpak die zich richt op vier actielijnen:

  • 1. Meer maatwerk bij vrijheidsbeneming en nazorg.

  • 2. Betere aansluiting bij de ernst van het delict om herhaling te voorkomen.

  • 3. Een snellere reactie op strafbare feiten of overtreding van voorwaarden.

  • 4. Meer interventiemogelijkheden bij specifieke delicten en problematiek.

Op 25 september 2019 heb ik hierover met uw Kamer gesproken in het Algemeen Overleg Justitiële Jeugd.2 Met deze voortgangsbrief geef ik mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid inzicht in de stand van zaken en de resultaten die zijn geboekt, waaronder de ontwikkelingen ten aanzien van de justitiële jeugdinrichtingen en de kleinschalige voorzieningen. De aanpak van jeugdcriminaliteit die ik op 28 juni 2019 presenteerde is omvangrijk. In deze brief licht ik daarom alleen een aantal van de belangrijkste resultaten van het afgelopen jaar nader toe. In de bijlage3 treft u een volledig overzicht van de voortgang op alle vier de actielijnen, waaronder de vorderingen in het internationaal vergelijkend onderzoek naar de strafmaat in het jeugdstrafrecht. Dit onderzoek is gestart en begin 2021 zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten hiervan. Een ander resultaat dat in de bijlage genoemd wordt is het landelijk vaststellen van de taken en verantwoordelijkheden van de organisaties die betrokken zijn bij de handhaving van voorwaarden die zijn opgelegd door het Openbaar Ministerie of de rechtbank. Dit leidt tot slagvaardige en snelle handhaving wanneer een jongere deze voorwaarden overtreedt. Daarnaast dragen de ontwikkelingen ter bevordering van het gebruik van herstelrecht (o.a. werken met het beleidskader en goed informatiemateriaal) bij aan de inzet van onder meer slachtoffer-dadergesprekken en mediation in strafzaken. Dit is van meerwaarde voor het slachtoffer en de jongere, doordat hiermee het gesprek wordt aangegaan en de zaak in veel gevallen sneller kan worden afgehandeld.4

Het beeld dat uit de cijfers naar voren komt is dat het aantal minderjarige verdachten na jarenlange daling nu een lichte stijging laat zien.5 Het is te vroeg om te constateren dat met de recente cijfers sprake is van een trendbreuk. Vorig jaar heb ik uw Kamer bericht dat de recidive onder minderjarige verdachten was toegenomen na jaren van daling en dat ik het WODC heb gevraagd hiernaar een verdiepend onderzoek te doen. De eerste resultaten van dit onderzoek verwacht ik dit najaar. Ondertussen vervolg ik de persoonsgerichte aanpak die ik de afgelopen jaren samen met de partners in de jeugdstrafrechtketen actief heb ingezet vanaf de eerste signalen van afglijden tot en met een sluitende nazorg.

Naast deze reeds ingezette aanpak is er een aantal actuele ontwikkelingen die mij zorgen baren en die om een passende reactie vragen. Ik doel op de verharding van de jeugdcriminaliteit en in het bijzonder de ernstige incidenten als gevolg van wapenbezit onder minderjarigen. Dit alles in een tijd waarin de jeugdstrafrechtketen inspeelt op de noodzakelijke maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken. Omdat de kracht van een goede aanpak mede zit in een snelle en adequate reactie op nieuwe uitdagingen zal ik daar in deze brief ook op in gaan.

Actuele ontwikkelingen

Gevolgen coronavirus en bijbehorende maatregelen

Op dit moment stellen de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus iedereen voor forse nieuwe uitdagingen.6 Zo ook voor de ketenpartners in de jeugdstrafrechtketen. Er is kort na het ontstaan van de coronacrisis binnen de jeugdstrafrechtketen een overleg ingesteld om de acute knelpunten snel in beeld te kunnen krijgen en waar haalbaar te ondervangen zodat de cruciale werkprocessen zo goed mogelijk doorgang vinden. Ik heb respect voor de creativiteit, betrokkenheid en flexibiliteit waarmee de jeugdstrafrechtketen zich in blijft zetten voor het terugdringen en voorkomen van jeugdcriminaliteit. Ook in deze tijden blijft de urgentie van een effectieve aanpak van de jeugdcriminaliteit zowel off- als online immers onverminderd hoog.

Door de coronamaatregelen is de toepassing van digitale mogelijkheden in een stroomversnelling gekomen. Dat geldt ook voor de jeugdstrafrechtketen. Zo wordt door de justitiële jeugdinrichtingen meer gebruik gemaakt van telehoren. Daarnaast zijn er digitale mogelijkheden ingezet om contact te houden met jongeren en is er weer gestart met de uitvoering van taakstraffen binnen de kaders van het RIVM. Zowel bij Halt als bij werk- en leerstraffen die de Raad voor de Kinderbescherming uitvoert, wordt een deel van de afdoening of straf digitaal uitgevoerd. De afdoening wordt in deze gevallen gemonitord met videogesprekken. De ontwikkeling van digitale werkopdrachten geeft mogelijkheden om meer maatwerk te bieden en zo ook aan te sluiten bij de risicofactoren van de individuele jongere. Hiermee is een logistiek knelpunt omgebogen tot een innovatieve oplossing, waarvan wordt bekeken of deze structureel ingezet kan worden.

Messencriminaliteit

Recent is er veel aandacht voor de verharding van criminaliteit, zoals messencriminaliteit en wapenbezit, en dan met name onder jongeren. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 3 februari jl. geïnformeerd over de ernstige incidenten waartoe dit heeft geleid en over de ingezette aanpak.7 Mijn collega en ik delen de zorgen van de burgemeesters. In een rondetafelgesprek op 19 juni jl. hebben wij samen gesproken met een aantal burgemeesters die met dit soort incidenten te maken heeft. Daarbij waren ook politie, Openbaar Ministerie en jongeren aanwezig. Een van de conclusies hierbij was dat het wapenbezit en het wapengebruik onder jongeren niet normaal mag zijn. Ook waren de aanwezigen het erover eens dat een effectieve aanpak bestaat uit een combinatie van preventie en repressie met alle betrokken partijen.

Met de burgemeesters is afgesproken om gezamenlijk een actieplan op te stellen tegen illegaal wapenbezit onder jongeren. In dit actieplan komen deels preventieve en deels repressieve maatregelen naar voren, zodat er een multi-aanpak mogelijk wordt in gemeenten waar het wapenbezit onder de jeugd een urgent probleem is. Mijn collega en ik informeren uw Kamer na de zomer over het actieplan. Daarnaast heb ik aangekondigd een toolbox te maken waarin zowel de interventiemogelijkheden als -bevoegdheden met hun juridische grondslag voor de verschillende betrokkenen zijn uitgewerkt.

Verharding

De signalen dat jongeren verharden in de aard van de criminaliteit waarbij zij betrokken raken vind ik zorgelijk. Scholenkoepels sloegen eerder dit jaar alarm over de ernstige incidenten die plaatsvinden op en om scholen. Om de oorzaken te kunnen achterhalen is onderzoek nodig. Door mijn collega is al uit de ondermijningsgelden een grootschalig meerjarig onderzoeksprogramma naar betrokkenheid van jongeren bij zware en georganiseerde criminaliteit voorgedragen voor plaatsing op de Nationale WetenschapsAgenda.8 In zijn brief van 18 juni jl. met daarin de uitwerking van het breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit geeft mijn collega aan dat met name kinderen, jongeren en jongvolwassenen in sociaaleconomisch zwakkere wijken te gemakkelijk in de georganiseerde criminaliteit terecht komen. Onder meer de verleiding van snel en veel geld trekt deze kwetsbare jongeren de verkeerde kant op en nog lastiger is het voor deze jongeren om, eenmaal in de criminaliteit, daar weer uit te stappen. Daarom wordt dit jaar in acht gemeenten een geïntegreerde aanpak vormgegeven, gericht op het voorkomen van criminele carrières van jongeren en jongvolwassenen. Met deze aanpak gaan we lerend evalueren, zodat de werkwijzen en uitkomsten in deze gemeenten als voorbeeld en input kunnen dienen voor andere gemeenten en de bredere toekomstige aanpak. Daarnaast wil ik met de ketenpartners en experts in gesprek over hun visie op en ervaringen met deze zorgelijke ontwikkeling van verharding. In oktober organiseer ik een expertsessie gericht op het kunnen duiden van de oorzaken, waarna ik onder meer in samenwerking met de jeugdketen kan bepalen of en zo ja, welke aanpassingen in de huidige aanpak nodig zijn. Ik wil voorts dat er bij de tenuitvoerlegging van sancties meer aandacht komt voor die verharding. Het is daarom goed dat in de jeugdzorgregio Amsterdam een begin wordt gemaakt met de ontwikkeling van een integrale jeugdreclasseringsbegeleiding gericht op ondermijnende criminaliteit. Hierbij is specifiek aandacht voor jongeren met een licht verstandelijke beperking die door hun beïnvloedbaarheid en impulsiviteit extra kwetsbaar zijn voor ronselpraktijken. Ik vind het belangrijk dat bij deze complexe problematiek de expertise en ervaring vanuit de praktijk wordt verbonden met wetenschappelijke kennis.9 Zorgverleners werken dan ook samen met jongeren met een licht verstandelijke beperking, experts, ouders, scholen en met wetenschappers. Hierbij is de bedoeling om naast ruimte voor experiment zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande structuren, waarna de jeugdreclassering en partners de opbrengsten landelijk kunnen toepassen.

Ouderbetrokkenheid

De bijeenkomst van 19 juni jl. maar ook de ontwikkelingen in de samenleving op het gebied van verharding maken dat ik een verkenning start naar de mogelijkheden om ouders meer dwingend te betrekken bij het voorkomen van crimineel gedrag van hun kind. De bijeenkomst over steekincidenten onder jongeren was ook voor enkele burgemeesters aanleiding om te pleiten voor het méér aanspreken van ouders op het strafbare gedrag van hun kind, hetzij via het strafrecht, hetzij via het bestuursrecht. Ouders (of de wettelijke verzorgers) zijn immers primair verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kind. Als het kind strafbare feiten pleegt, houdt deze ouderlijke verantwoordelijkheid niet op, integendeel. Onmacht van de ouder(s) kan er mede de oorzaak van zijn dat kinderen afglijden in de criminaliteit.10 Gelet hierop moeten ouders zo nodig met drang of dwang ondersteuning krijgen en actief meewerken om verder afglijden van hun kind te voorkomen. Een voorbeeld kan zijn het Britse Youth Justice System, dat bij wet voorziet in het opleggen aan de ouders van maatregelen. Daarbij gaat het om het opleggen aan de ouders van een boete en/of schadevergoeding, de maatregel van vrijwillige dan wel door de rechter opgelegde opvoedingsondersteuning, of een strafrechtelijk afgedwongen belofte van de ouders dat zij goed voor hun kind zullen zorgen, regels zullen stellen en toezicht zullen houden.11 Ik wil verkennen wat de ervaringen met deze maatregelen zijn en of deze kunnen bijdragen aan het meer effectief maken van de Nederlandse aanpak.

Belangrijkste resultaten en knelpunten

Aanpak jonge cyberdelinquenten

Tijdens deze kabinetsperiode is geïnvesteerd in de aanpak van jeugdige cyberdelinquenten. Er is prioriteit gegeven aan wetenschappelijk onderzoek naar daderprofielen en effectieve interventies voor deze doelgroep. Het onderzoek geeft aan dat de diversiteit onder cyberdaders groot is. Voor een op maat gesneden (strafrechtelijke) interventie voor online delictgedrag is daarom van belang risicofactoren en de wijze waarop deze het delictgedrag in de online omgeving beïnvloeden beter in kaart te brengen. Het huidige Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) is hiervoor niet toereikend. Het bestaande instrumentarium wordt daarom naar verwachting dit najaar aangepast of aangevuld.12 Daarnaast is er een nieuwe interventie ontwikkeld (Hack_Right) en is een bestaande leerstraf aangevuld voor deze doelgroep (Tools4U voor onlinedaders).13

Om cybercrime te voorkomen ondersteun ik de preventieve cybercrimecampagne «je bent een klik verwijderd van cybercrime» van de politie. Het eerste deel van deze campagne was een groot succes. Een miljoen jongeren is via een groot gamingplatform, een bekende influencer en de website scholieren.com bereikt. In totaal zijn zelfs meer dan 10 miljoen Nederlanders door de campagne bereikt. In het najaar van 2020 start het tweede deel van deze campagne, waarbij onder andere wordt samengewerkt met scholen. In april en mei 2020 is, omdat veel jongeren vanwege de coronamaatregelen thuis zitten en de gelegenheid voor onlinecriminaliteit daardoor toeneemt, een korte flitscampagne uitgevoerd. Op 29 juni jl. is uw Kamer geïnformeerd over de totale aanpak cybercrime.14

Jongeren met een laag IQ

Van jongeren met een laag IQ (waaronder jongeren met een LVB) is bekend dat zij een groter risico lopen om af te glijden in de criminaliteit, doordat deze jongeren dit risico zelf nauwelijks inzien. Een aanpak gebaseerd op vroege signalering is hierbij van groot belang. Daarom ondersteun ik interventies gericht op twaalfminners zoals Basta! en Alles Kidzzz, onder andere om de bekendheid bij de verschillende partners te vergroten en daarmee het gebruik van deze erkende interventies te bevorderen. Op 30 september a.s. organiseer ik daarnaast een conferentie met als thema «Vroegsignalering en preventie bij kinderen en jeugdigen (8–23 jaar)». Het doel van de conferentie is urgentie creëren voor deze jonge doelgroep en het delen van informatie over effectieve maatregelen en interventies.

Jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) zijn oververtegenwoordigd in de strafrechtketen.15 We zorgen er daarom voor dat in het dagelijkse werk van de strafrechtketen structurele aandacht is voor LVB. Om de professionals in de strafrechtketen hierbij te ondersteunen heeft mijn Ministerie samen met de partners verschillende hulpmiddelen ontwikkeld. Zo werken diverse ketenpartners met de Screener voor Intelligentie en LVB (SCIL) om (een vermoeden van) LVB tijdig te kunnen signaleren. Dit gebeurt indien nodig via telehoren. Daarnaast is samen met ervaringsdeskundigen een virtual reality-simulatie ontwikkeld om professionals bewust te maken van de impact van een LVB.

Adolescentenstrafrecht

Kwetsbare jongvolwassenen hebben soms een ontwikkelingsachterstand. Wanneer er meer effect wordt verwacht van een intensievere behandeling dan kan het adolescentenstrafrecht (ASR) worden toegepast. Het WODC is nu bezig met een effectstudie waarbij zowel naar recidive als naar de ontwikkeling in bepaalde leefgebieden wordt gekeken. In het najaar vindt een expertmeeting plaats over het adolescentenstrafrecht. Ik bericht uw Kamer begin 2021 separaat over de ontwikkelingen en aanpak van het adolescentenstrafrecht op basis van de ervaringen van professionals en onderzoeken die zijn uitgevoerd. Ook kom ik dan met een inhoudelijke reactie op het rapport «achterlopende ontwikkeling».16 Dit onderzoek evalueert de bestaande screening voor het ASR op basis van de laatste wetenschappelijke (neuropsychologische) kennis.

Jeugdhulp in strafrechtelijk kader

Van jeugdhulp in strafrechtelijk kader is bekend dat dit niet altijd tijdig beschikbaar is en dat ook niet altijd de meest passende jeugdhulp wordt ingezet. In de aanpak jeugdcriminaliteit kondigde ik aan hiernaar een onderzoek te laten uitvoeren. Het rapport treft u als bijlage aan bij deze brief.17 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik hebben in de brief Perspectief voor de Jeugd aangegeven dat specialistische jeugdhulp, waaronder deze hulp in het strafrechtelijke kader, op regionaal niveau moet worden ingekocht en dat voor een aantal vormen van jeugdhulp ook bovenregionale afstemming nodig is.18 Het gaat dan onder andere om intensieve specialistische jeugdhulp. Dit heeft ook betrekking op sommige vormen van jeugdhulp in strafrechtelijk kader. De onderzoekers geven aan dat dit een stap voorwaarts is. Voldoende schaalgrootte om de benodigde kennis en expertise te borgen en betere aansluiting op de justitiële keten te organiseren is hard nodig. Op die manier kunnen eenduidige randvoorwaarden en kwaliteitseisen worden opgesteld. Ik ben hierover in overleg met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, jeugdhulpaanbieders en betrokken justitiële ketenpartners.

Doorlooptijden

In mijn aanpak jeugdcriminaliteit berichtte ik uw Kamer over de te lange doorlooptijden die onder andere veroorzaakt zijn doordat de Kalsbeeknormen niet meer passen bij de huidige werkprocessen. Daarom ben ik in gesprek met de ketenpartners. Er worden stappen gezet om nieuwe normen te ontwerpen, maar zo’n proces kost tijd en wordt bemoeilijkt door de coronacrisis. Door de crisis wordt nu begrijpelijkerwijs urgentie gegeven aan het aanpassen van het werk van de strafrechtketen aan de coronamaatregelen. Zoals bekend heeft het werk zich door dit alles verder opgehoopt. De focus van de gehele strafrechtketen, de jeugdstrafrechtketen inbegrepen, richt zich nu echter niet alleen op het wegwerken van voorraden, maar ook op het ontwikkelen van andere wijzen van werken zoals digitaal werken. Uw Kamer is hierover apart geïnformeerd bij brief van 23 april 2020.19 Ondertussen scherpen de ketenpartners hun manier van werken aan en wordt constructief samengewerkt om de ontstane voorraden weg te werken.20

Passende reactie

Zoals ook in mijn brief van 28 juni 2019 staat is vrijheidsbeneming van jongeren een uiterst middel waarbij zorg, behandeling en beveiliging maximaal moeten bijdragen aan het voorkomen van herhaling. In het afgelopen jaar zijn belangrijke stappen gezet om het maatwerk te bieden dat daarvoor nodig is. In deze brief ga ik specifiek in op het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over de minderjarige in de politiecel, de ontwikkelingen op het toepassen van elektronische monitoring en ten slotte de opening van de eerste kleinschalige voorziening.

Verblijf in politiecel

De RSJ heeft op verzoek van mijn collega en mij advies uitgebracht over de periode van vrijheidsbeneming van een minderjarige gedurende aanhouding tot en met inverzekeringstelling.21 Het advies bevat een groot aantal aanbevelingen, waarbij de kern is dat het belang van het kind voorop staat bij alle beslismomenten en afwegingsprocessen gedurende deze fase. Hierdoor moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat een minderjarige in een politiecel terechtkomt. Dit advies sluit aan bij het «nee-tenzij» principe waarbij het uitgangspunt is dat de jongere niet in de politiecel verblijft, tenzij dit noodzakelijk is. Met de ketenpartners wordt daarom nu gewerkt aan één aanpak met beslismomenten en motivering vanaf het moment van aanhouding tot en met inverzekeringstelling, waarbij de aanbevelingen van de RSJ worden meegenomen. De landelijke werkwijze is naar verwachting eind van dit jaar gereed.

De RSJ beveelt ook aan wettelijk te regelen dat elke geschikte plaats kan worden aangewezen als alternatieve locatie voor de politiecel. Dit wordt betrokken bij de herziening van de vrijheidsbenemende sancties voor jeugdigen waar ik later op terugkom. Daarnaast pleit de RSJ voor een verruiming van de toepassing van artikel 489 Wetboek van Strafvordering, over de toevoeging van een raadsman. De wens is dat de minderjarige na heenzending overdag of ’s nachts, bij (verder) verhoor op een later tijdstip het recht op een gratis advocaat behoudt. Hierin is met de implementatie van de EU-richtlijn voorzien voor wat betreft de avond en nacht (artikel 489, derde lid Sv).22 Ik wil bezien of deze regeling in de praktijk voldoet of dat een verdergaande regeling nodig is.

Elektronische Monitoring

Op dit moment wordt 18% van het totaal aantal toegepaste enkelbanden gebruikt bij jongeren.23 Om het gebruik van de enkelband (elektronische monitoring) te bevorderen is het LIJ aangepast zodat het in het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming een vast onderdeel vormt. Daardoor wordt er in relevante zaken altijd een afweging gemaakt of de enkelband een optie is. Daarnaast is het bestaande beleidskader voor toepassing van elektronische monitoring, in samenwerking met de ketenpartners, vernieuwd. Er wordt nieuw en aanvullend voorlichtingsmateriaal gemaakt voor professionals, jongeren en hun ouders. Daarmee is alle gereedschap voorhanden om dit middel vaker en beter in te zetten.

Vrijheidsbeneming op maat

In de aanpak jeugdcriminaliteit heb ik aangegeven dat ik wil toewerken naar een stelsel waarin jongeren, na screening op basis van risicomanagement, in een kleinschalige voorziening (KV) of in een Forensisch Centrum Jeugd (FCJ) geplaatst kunnen worden.24

Maatwerk door kleinschalige voorzieningen

In een kleinschalige voorziening verblijven jongeren dichter bij hun reguliere leefsysteem en lopen bestaande zorg- en dagbesteding (waaronder het volgen van onderwijs) zo veel mogelijk door. Deze jongeren zijn preventief gehecht of in de laatste fase van hun jeugddetentie of van de maatregel Plaatsing in een Jeugdinrichting (PIJ-maatregel). In 2016 zijn proeftuinen van kleinschalige voorzieningen gestart. De KV Amsterdam is in 2018 gecontinueerd nadat uit de monitor van de proeftuinen bleek dat de KV een waardevolle toevoeging is aan het aanbod voor justitiële jeugd. Ook in 2019 bleek uit de jaarrapportage van de monitor van de KV in Amsterdam dat de doelen van verblijf worden behaald.25 Dagbesteding, hulpverlening en contact met de ouders blijft behouden en aangemoedigd tijdens en na de periode van vrijheidsbeneming. De ontwikkelpunten en aanbevelingen uit de monitor worden geïmplementeerd.

Ik investeer zoals eerder gemeld in meer kleinschalige voorzieningen, waaronder twee gecombineerde kleinschalige voorzieningen; één in de regio Noord en één in de regio Zuid. Hier kunnen zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke jongeren worden geplaatst. Zo kunnen jongeren met dezelfde behoefte aan zorg en beveiliging in dezelfde voorziening worden geplaatst. In april is de KV Zuid in Cadier en Keer van start gegaan voor strafrechtelijke jongeren. Voor de KV Noord loopt een subsidietraject met jeugdhulpaanbieder Elker om die in 2021 operationeel te hebben voor strafrechtelijke jongeren. Met betrekking tot het civielrechtelijk deel van de KV’s worden gesprekken gevoerd met de regio Noord over de verkenning naar een gecombineerde kleinschalige voorziening. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport financiert deze verkenning. Voor het civielrechtelijk deel van de gecombineerde KV in Zuid, waar de gemeenten verantwoordelijk voor zijn, hebben de zuidelijke gemeenten de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laten weten hier vooralsnog niet mee aan de slag te gaan gelet op onduidelijkheden over onder meer de doelgroep. Deze zomer zal hierover een gesprek plaatsvinden met de gemeenten.

Voor de twee KV’s in de regio Rotterdam-Rijnmond en regio Den Haag heeft DJI een subsidieuitvraag gepubliceerd op de DJI-website. De intentie is om in het najaar van 2020 aan een of twee jeugdzorgaanbieder(s) de opdracht te geven voor de start van de KV’s medio 2021.

Wetgeving in de maak

Het wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdinstellingen gaat op 1 juli in consultatie. Dit wetsvoorstel is gezamenlijk voorbereid met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voorziet in een geharmoniseerde regeling voor de rechtspositie van jeugdigen die in een gesloten instelling verblijven. Dit geldt voor zowel plaatsingen in de gesloten jeugdhulp als voor plaatsingen in een strafrechtelijk kader (jeugddetentie, PIJ-maatregel en voorlopige hechtenis). Het voorstel voorziet ook in de regeling van de rechtspositie voor de KV’s.

Daarnaast heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding genomen waarin de regeling van vrijheidsbenemende sancties voor jeugdigen wordt herzien. Dit voorstel bestendigt de beleidsontwikkelingen die zijn ingezet met het traject verkenning invulling vrijheidsbeneming justitiële jeugd (VIVJJ) en de doorontwikkeling van de justitiële jeugdinrichtingen naar FCJ’s. Daarbij wordt voorgesteld de maatregel «plaatsing in een inrichting voor jeugdigen» in zijn huidige vorm te vervangen door een nieuwe forensische behandelmaatregel voor jeugdigen.26 Consultatie van dit wetsvoorstel volgt na de zomer.

Afbouw overcapaciteit van de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s)

Met ingang van januari 2020 is zoals aangekondigd de JJI het Keerpunt in Cadier en Keer gesloten. Bijna al het personeel heeft een andere baan gevonden of kon worden ingezet bij de andere onderdelen van Via Jeugd waar JJI het Keerpunt onderdeel van was. De JJI Juvaid in Veenhuizen sluit per januari 2021. DJI heeft aangeboden om medewerkers van JJI Juvaid over te nemen na 31 december 2020. Een deel van de medewerkers gaat hierdoor met ingang van januari 2021 elders aan de slag binnen DJI.27

Medio maart heb ik gesproken met mevrouw Klijnsma, commissaris van de Koning van de provincie Drenthe over eventueel alternatief gebruik van het pand van de JJI Veenhuizen/Juvaid. Ik heb onder meer afgesproken dat de locatie Juvaid met ingang van 2021 als reservecapaciteit voor gevangenissen wordt gebruikt. Omdat de motie van het lid Van der Graaf c.s. gaat over hoe om te gaan met de percelen en gebouwen van de inrichting in Veenhuizen meld ik u voor de volledigheid dat de locaties PI Esserheem en PI Norgerhaven in de periode 2021–2025 een grootschalige renovatie zullen ondergaan, waarbij de capaciteit van beide PI’s structureel wordt uitgebreid. Parallel daaraan wordt de voormalige PI Bankenbosch opnieuw in gebruik genomen voor de duur van maximaal 7 jaar.28

De geplande verhuizing naar de nieuwbouw van Teylingereind, die gepland stond voor 2021, zal in het najaar 2020 plaatsvinden. Op 9 juni heeft uw Kamer de recente PMJ cijfers ontvangen.29 Op basis van deze cijfers heb ik besloten de oudbouw Teylingereind vooralsnog niet af te stoten maar voorlopig onderdeel te laten van de in stand te houden capaciteit.

Sluitende aanpak nazorg

Een sluitende aanpak van nazorg na verblijf in een JJI draagt bij aan minder terugval in criminaliteit. De activiteiten van het landelijke team nazorg zijn zeer succesvol. Dit team is ingesteld om de betrokken organisaties te ondersteunen bij regionale werkafspraken over die sluitende aanpak en over goede informatiedeling tussen de organisaties. De deelname van gemeenten, Raad voor de Kinderbescherming, JJI’s, Jeugdreclassering en Reclassering (functionarissen die zich bezighouden met adolescenten), is hoog en in bijna alle bezochte regio’s zijn werkafspraken gemaakt, die ook worden vastgelegd in samenwerkingsconvenanten. Een betere afstemming leidt tot een betere aanpak. De jongere wordt sneller en beter geholpen en weet meteen wie welke rol heeft.

Een vaste verbinding met de gemeente maakt onderdeel uit van deze afspraken.

Afsluitend

Jeugdcriminaliteit is niet statisch maar dynamisch en brengt daarmee voortdurend nieuwe uitdagingen met zich mee, zoals momenteel de zorgen over messencriminaliteit en verharding. Dit motiveert mij eens te meer om nieuwe wegen te vinden om jongeren op het juiste pad te houden. De coronamaatregelen vormen daarbij niet alleen een knelpunt, maar blijken ook kansen te bieden; bijvoorbeeld voor een digitale aanpak van jonge delinquenten en voor het wegwerken van werkvoorraden. Daarmee gaan we de komende tijd met extra energie aan de slag, om zoveel mogelijk jongeren te bereiken en de goede kant op te geleiden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 28 741, nr. 53.

X Noot
2

Kamerstukken 28 741 en 24 587, nr. 72.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstukken 29 279 en 33 552, nr. 560.

X Noot
5

Verdachten; geslacht, leeftijd, migratieachtergrond en generatie, CBS (20 maart 2020).

X Noot
6

Kamerstuk 35 300 VI, nr. 126.

X Noot
7

Kamerstuk 28 684, nr. 598.

X Noot
8

Kamerstuk 29 911, nr. 281

X Noot
9

Zie bijvoorbeeld: De onzichtbare invloed van bovenlokale criminele netwerken op de wijk, Tijdschrift voor de politie (2017).

X Noot
10

Zie onder meer de meta-analyse naar de relatie tussen opvoeding en crimineel gedrag van Machteld Hoeve e.a.: The relationship between parenting and delinquency, a meta-analysis, Journal of Abnormal Child Psychology (2009) 37: 749–775; en Jordan Beardslee ea: Parental disengagement in childhood and adolescent male gun carrying, Pedriatics (2019), volume 143, nummer 4.

X Noot
11

1. Order to pay costs compensations of fines: Section 55 Children and Young Persons Act 1993; Section 137 Powers of Criminal Courts (Sentencing) Act 2000. 2. Parenting contract: Section 24 subsection 2 Anti-social Behaviour Bill. 3. Parenting Order: Section 8 Youth Crime and Disorder van de Crime and Disorder Act 1998; Section 18 Anti-social Behaviour Act 2003. 4. Binding over parents: Section 150, subsection 1 Powers of Criminal Courts (Sentencing) Act 2000.

X Noot
12

Het LIJ is ontwikkeld voor jongeren van 12–18 jaar die met politie en justitie in aanraking komen. Het LIJ berekent het recidive risico en geeft een profiel van aanwezige beschermende en risicofactoren en eventuele zorgsignalen. Op basis daarvan kan worden bepaald welke strafrechtelijke aanpak en eventuele zorg de jongere nodig heeft.

X Noot
13

Hack_Right is een alternatief of aanvullend straftraject voor jongeren (12–23 jaar) die voor een eerste cyberdelict worden veroordeeld. Het doel van Hack_Right is om recidive te voorkomen en het talent van jongeren verder te ontwikkelen binnen de kaders van de wet. Dit project is onderdeel van het projectenlab Koers en kansen voor de sanctie uitvoering.

X Noot
14

Kamerstuk 26 643, nr. 696.

X Noot
15

Mensen met een licht verstandelijke beperking in het justitiële domein, NJB (2016).

X Noot
16

Kamerstuk 28 741, nr. 76.

X Noot
17

Jeugdhulp in strafrechtelijk kader (knelpunten in de advisering en tenuitvoerlegging en eerste oplossingsrichtingen) AEF (1 mei 2020). Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
18

Kamerstuk 31 839, nr. 723.

X Noot
19

Kamerstuk 35 300 VI, nr. 126.

X Noot
20

Kamerstuk 29 279, nr. 601

X Noot
21

Advies over minderjarigen in een politiecel, RSJ (2020).

X Noot
22

Richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagd zijn in een strafprocedure (PbEU L132) bij wet van 15 mei 2019 (Stb. 2019, nr. 180). De wijzigingen als gevolg hiervan zijn op 1 juni 2019 in werking getreden (Stb. 2019, nr. 181).

X Noot
23

Op peildatum 1 juni 2020 zijn 806 enkelbanden toegepast, waarvan 146 geregistreerd als jeugd.

X Noot
24

Het Forensisch Centrum Jeugd (FCJ) werd voorheen Landelijke Specialistische Voorziening (LSV) genoemd.

X Noot
25

Eindrapport Monitor Kleinschalige Voorziening Amsterdam, Academische Werkplaats Risicojeugd. http://awrj.nl/nieuws-awrj/eindrapport-monitor-kleinschalige-voorziening-amsterdam/

X Noot
26

Voorstellen daarvoor hebben eerder deel uitgemaakt van de Invoeringswet USB maar hebben naar aanleiding van de bij dat wetsvoorstel ontvangen adviezen nog wijzigingen ondergaan.

X Noot
27

Hiermee geef ik uitvoering aan de gewijzigde motie van de leden Agnes Mulder (CDA) en Van Wijngaarden (VVD): actief herplaatsen van personeel, Kamerstuk 28 741, nr. 70; en de motie van het lid Renkema (GL) c.s.: de mogelijkheden om medewerkers van de JJI’s voor de regio te behouden, Kamerstuk 28 741, nr. 57.

X Noot
28

Hiermee wordt gewerkt aan de motie van het lid Van der Graaf (CU) c.s.: hoe om te gaan met de percelen en gebouwen van de inrichting in Veenhuizen, Kamerstuk 28 741, nr. 68.

X Noot
29

Kamerstuk 24 587, nr. 769.

Naar boven