28 719 Reïntegratiebeleid

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2015

Tijdens het VAO Loondoorbetaling in juni 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 100, item 4) heeft uw Kamer een motie1 van de leden Schut-Welkzijn (VVD) en Tanamal (PvdA) aangenomen waarin de regering verzocht is onderzoek te doen naar de werking van het tweede spoorbeleid en de mogelijkheden om de effectiviteit van het tweede spoor te verbeteren.

Conform deze motie zal ik dit onderzoek laten verrichten.

Het onderzoek bestaat uit een aantal delen. In het voorjaar van 2016 zal eerst onderzoek worden gedaan naar operationalisering van het begrip effectiviteit. Daarnaast zal worden onderzocht hoe het instrument tweede spoor re-integratie in de praktijk wordt toegepast. Na afronding van deze eerste deelonderzoeken verwacht ik dat ik een onderbouwd beeld zal hebben van de wijze waarop re-integratie in het tweede spoor bijdraagt aan de werkhervatting van (langdurig) zieke werknemers. Op basis daarvan zal ik later in 2016 vervolgonderzoek laten doen, naar aanleiding van de eventuele geconstateerde knelpunten en – als daar aanleiding toe is – mogelijke oplossingsrichtingen.

Conform de toezegging die ik uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg over Arbeidsongeschiktheid op 7 oktober jl. (Kamerstuk 29 544, nr. 671) heb gedaan, informeer ik uw Kamer over de voortgang van dit onderzoek.

Hierna beschrijf ik eerst kort de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) en de rol en positie van tweede spoor re-integratie. Daarna ga ik nader in op de onderzoekvragen van de eerste fase van het onderzoek en ga ik in op de planning van dit deel van het onderzoek.

Wet Verbetering Poortwachter

Op grond van de WVP moeten zieke werknemers en hun werkgevers, een aantal processtappen zetten, als sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim. Dit is (doorgaans) het geval als het ziekteverzuim langer dan zes weken duurt. Deze processtappen zijn geregeld in de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar. Werknemer en werkgever worden hierdoor gestimuleerd om alle denkbare re-integratiemogelijkheden te benutten. Zo kan de duur van het ziekteverzuim worden bekort en vermindert de kans dat de zieke werknemer uiteindelijk in de WIA belandt.

Het eerste en tweede spoor

De werkgever is verantwoordelijk voor de re-integratie van zijn werknemer, zowel binnen zijn eigen bedrijf (eerste spoor), als buiten zijn eigen bedrijf (tweede spoor). Dit is geregeld in artikel 7:658a van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat hij de werknemer niet alleen zijn eigen (laatstelijk verrichtte) arbeid moet aanbieden maar ook het werk passend moet maken, of andere passende functies binnen zijn eigen bedrijf aan de werknemer moet aanbieden. Wanneer herplaatsing binnen het bedrijf van de werkgever niet mogelijk is en dit redelijkerwijs niet van hem kan worden verwacht, zal buiten het bedrijf van de werkgever gekeken moeten worden en zal het tweede spoor ingezet moeten worden. Het is aan de werkgever om te onderbouwen dat spoor 1 geen soelaas (meer) biedt. Wanneer herplaatsing bij een andere werkgever aan de orde is of zou kunnen zijn, is het van belang dat vooraf helderheid bestaat over de functionele mogelijkheden, kennis, ervaring en persoonlijke eigenschappen van de werknemer en over de te ondernemen stappen. Deze situatie kan zich op elk moment tijdens de loondoorbetalingsperiode van de werkgever voordoen.

Actoren tweede spoor re-integratie

De werkgever en de (zieke) werknemer zijn samen verantwoordelijk voor de re-integratie. Daarnaast spelen verschillende andere spelers een (adviserende) rol bij de re-integratie, in zowel het eerste als het tweede spoor. Te denken valt aan: arbodiensten, re-integratiebedrijven, bedrijfsartsen en arbeidsdeskundigen; verzuimverzekeraars; UWV en overheid (Ministerie van SZW).

Deze actoren hebben allen een eigen belang, in het kader van de re-integratie c.q. het tweede spoor. Hun belangen gaan echter niet altijd hand in hand met elkaar.

Onderzoeksvragen tweede spoor re-integratie

Effectiviteit van re-integratie

In het eerste deelonderzoek staat de vraag centraal wat onder effectiviteit van re-integratie tweede spoor wordt verstaan. Het lijkt er op dat elk van de actoren/stakeholders een ander beeld heeft bij effectiviteit van re-integratie tweede spoor. Om gedrag en inzet van verschillende actoren ten aanzien van tweede spoor re-integratie te kunnen begrijpen is het noodzakelijk om de belangen van actoren in beeld te brengen. Middels een krachtenveldanalyse, zullen de belangen van verschillende actoren inzichtelijk worden. Hiernaast wordt de onderzoekers gevraagd een theoretisch kader te ontwikkelen dat tot een goed onderbouwde afbakening van het begrip «effectieve tweede spoor re-integratie» leidt.

Inzicht in de wijze waarop tweede spoor re-integratie in de praktijk wordt ingezet.

Het tweede deelonderzoek moet inzicht geven in hoe re-integratie tweede spoor in de praktijk op dit moment wordt ingezet en wat het effect hiervan is op de re-integratie.

Het deelonderzoek moet zowel een kwantitatief beeld geven (zoals frequentie/moment inzet tweede spoor, verschillen kleine/grote werkgevers, effectiviteit, loonsancties, succesfactoren), als een kwalitatief beeld geven (ervaringen, good/bad practices, gedragseffecten op werkgevers en werknemers) met betrekking tot inzet van het 2e spoor. Daarnaast moet het deelonderzoek inzicht geven in de proportionaliteit van het instrument (inzet versus effect, bijwerkingen).

Planning eerste fase onderzoeken tweede spoor re-integratie

De aanbesteding van de onderzoeken naar effectiviteit en wijze waarop tweede spoor re-integratie ingezet worden loopt op dit moment. Ik verwacht dat deze aanbesteding eind januari afgerond is. De onderzoeken zullen medio 2016 afgerond zijn. Om ervoor zorg te dragen dat de onderzoeksresultaten ook door de actoren herkend worden, worden de onderzoeksresultaten besproken in een begeleidingscommissie waarin, naast ambtenaren van mijn ministerie, ook het Ministerie van Economische Zaken, sociale partners en het Verbond van Verzekeraars vertegenwoordigd zijn. Ook worden de resultaten besproken in de paradigma groep waarin onder andere bedrijfsartsen en arbodiensten vertegenwoordigd zijn.

Voor het zomerreces 2016 zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van de onderzoeken en het vervolgonderzoek. Naar verwachting zal ik uw Kamer eind 2016 de onderzoeksresultaten aanbieden, tezamen met mijn reactie daarop.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 29 544, nr. 635.

Naar boven