Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 28684 nr. 409 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 28684 nr. 409 |
Vastgesteld 14 augustus 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 26 juni 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 maart 2013 inzake Veiligheidsmonitor 2012 (Kamerstuk 28 684, nr. 371);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 mei 2013 inzake reactie op het onderzoek Schoon, heel en werkzaam?! (Kamerstuk 28 684, nr. 380);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 mei 2013 inzake nieuwe aanpak veiligheid kleine bedrijven (Kamerstuk 28 684, nr. 382);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 8 juli 2013 inzake overleg met branche van geld- en waardetransporteurs inzake de aanpak van overvallen (Kamerstuk 29 628, nr. 405);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 maart 2013 inzake Veiligheidsmonitor 2013 (Kamerstuk 28 684, nr. 400);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 9 mei 2014 inzake uitkomsten overleg «outlaw motorcycle gangs» (Kamerstuk 28 684, nr. 405);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 juni 2014 inzake voortgangsrapportage outlaw motorcycle gangs (Kamerstuk 28 684, nr. 407).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts
Voorzitter: Jadnanansing
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bontes, Dijkhoff, Helder, Jadnanansing, Marcouch, Kooiman, Van der Staaij en Van Tongeren,
en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter: Ik heet de mensen op de publieke tribune, de Minister, zijn ambtenaren en mijn collega’s hartelijk welkom. We hebben een spreektijd van vijf minuten, met twee interrupties per fractie.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Er staan vandaag verschillende dossiers op de agenda, zoals de Veiligheidsmonitor, het onderzoek Schoon, heel en werkzaam, een nieuwe aanpak veiligheid kleine bedrijven, overleg met de branche over de afschuwelijke overvallen die steeds weer plaatsvinden op de geldtransporten, en last but not least de motorclubs, met een burgemeester van een gemeente die daar erg onder te lijden heeft.
Ik zal beginnen met het laatste punt. We hebben verschillende keren gesproken over deze zorgwekkende motorclubs, die de boel terroriseren, angst inboezemen bij mensen, ernstige delicten plegen en bij de politie hevig in beeld komen. Steeds meer gewone buurten en mensen met kinderen in een straat gaan hier inmiddels onder gebukt.
De CDA-fractie heeft hier verschillende keren aandacht voor gevraagd, met mondelinge en schriftelijke vragen. De burgemeesters hebben zich geroerd en gezegd dat dit probleem stevig moet worden aangepakt. Zij hebben de druk opgevoerd en uiteindelijk is er gelukkig een overleg geweest tussen het ministerie, de burgemeesters en verschillende belangrijke partijen op dit dossier. Het is even stil geweest. We hebben die kip rustig laten broeden. Uiteindelijk zei de Minister op geruststellende toon dat het allemaal op orde is, dat men er stevig mee bezig is en dat het goed komt. Dan schrikken wij natuurlijk wel heel erg als wij vervolgens van een burgemeester in Zuid-Limburg horen dat het helemaal niet goed gaat, dat zij er verschrikkelijk onder gebukt gaan en dat het niet op orde is.
De burgemeesters zijn met dit kabinet altijd constructief aan de slag, maar wij horen wel dat zij denken dat zij er voor een belangrijk deel alleen voor staan. De belangrijkste vraag is wat de strafrechtelijke mogelijkheden zijn. Op dat punt tasten zij nog steeds in het duister. Verder is hun informatiepositie van het grootste belang. Deze moet prioriteit hebben, maar is uiteindelijk nog niet helemaal op orde. Hoe kan het toch dat er zoveel licht zit tussen de opvatting van de Minister en die van de gemeenten zelf, als het gaat om het overleg en de voortgang?
De Minister zegt dat hij van de prioriteiten is, maar op dit dossier zie ik dat er veel wordt gepraat over topprioriteiten, maar dat er weinig concrete middelen zijn om er echt iets aan te doen. Het gaat ook om capaciteit en inzet. De CDA-fractie heeft haar oor te luisteren gelegd bij de omgeving om ons heen. In België is er bijvoorbeeld een speciale recherche-eenheid die zich hiermee bezighoudt. Gelukkig is er in België weer een enorm drugskartel opgerold, mede dankzij die speciale recherche-eenheid. Kunnen wij in Nederland ook een speciale recherche-eenheid opzetten die hierop focust? Wij hebben deze vraag natuurlijk ook bij de politie voorgelegd. Met de inlichtingeneenheden die er al zijn, zou die recherche-eenheid eraan kunnen bijdragen dat de burgemeesters beter kunnen inschatten wanneer zij bestuursrechtelijke maatregelen kunnen treffen. Met zo'n recherche-eenheid kunnen die motorbendes effectiever en gerichter worden aangepakt. Bovendien kan de informatiepositie dan beter op orde komen voor de gemeenten, die daar veel behoefte aan hebben.
Wij vragen ons ook af of het Openbaar Ministerie deze zaak opnieuw aan de rechter kan voorleggen, om te kijken of enkele clubs of chapters ervan kunnen worden aangemerkt als criminele organisatie, zodat er betere mogelijkheden zijn om individuen die daaraan deelnemen, aan te pakken.
Ik heb nog twee vragen over die outlaw bikers. Ik ben ervan geschrokken dat er blijkbaar fondsen bestaan om bikers die in onze gevangenissen zitten, te voorzien van voldoende middelen om zich staande te houden in de bajes. Het kan toch niet zo zijn dat die criminelen achter de tralies nog een soort ronselnetwerk, dat statusverhogend werkt, hebben met geld van buiten? Wat gaat de Minister daaraan doen?
We hebben het bij prostitutie vaak over uitstapprogramma's. Ik vond het boeiend om te zien dat er internationaal ook ervaringen zijn met uitstapprogramma's uit motorbendes. Het is blijkbaar niet al te makkelijk om deze ellende de rug toe te keren, en dat snap ik ook wel. Wat wil de Minister op dat punt doen?
Tot zover de motorclubs waar Nederland bijzonder onder gebukt gaat, en Nederland niet alleen. Daarom is die blik over de grens zo belangrijk.
Er staan ook ander punten op de agenda, zoals de nieuwe aanpak veiligheid kleine bedrijven. Het gaat steeds beter met deze aanpak, maar wij zouden graag de stand van zaken willen horen. Kleine bedrijven zijn de motor van onze economie. We moeten kijken of we deze bedrijven op zo'n manier kunnen ondersteunen dat zij op een veilige, goede manier een bijdrage kunnen leveren aan de kracht van Nederland.
De voorzitter: Mevrouw Van Toorenburg, u bent door uw tijd heen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Mag ik nog één korte vraag stellen? Ik neem aan dat de andere sprekers de overige punten langsgaan. Kunnen wij ook nog iets horen over het overleg dat heeft plaatsgevonden over die afschuwelijke overvallen op waardetransporten waar Nederland onder gebukt gaat? Daarvoor is een aanpak bedacht en er is overleg geweest. Wij willen graag weten of dat in 2013 en in dit jaar effect heeft gesorteerd. Wat is er nodig in aanvulling daarop?
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik spreek liever over bendes dan over motorclubs, want dan ligt de focus op de motor, zodat het lijkt alsof we alle goedwillende motorrijders daarmee ook bedoelen. Wat is er eigenlijk mis mee om samen te rijden en een eigen kantine te hebben voor goedkoop bier? Ze hebben allemaal dezelfde jas aan, met dezelfde afbeeldingen erop. Ze gaan met z'n allen op een terras zitten, in hun clubkleuren. Er zou niets mis mee zijn, als het daarbij bleef. Dat is het beeld dat de bendes zelf graag oproepen, dat het niets meer is dan dat. Maar wat moeten we dan met die brandstichting bij het clubhuis in Alkmaar? Was dat toeval? Er zijn twee leden opgepakt bij een drugslab in 't Zand. Toeval? Er zijn vier leden opgepakt in Tilburg, bij een Litouwse drugsdeal, net als leden in Emmerik met een vuurwapen op een feestje. Er zijn door het hele land mensen van hun bed gelicht in verband met drugs- en wapenhandel. Er is een explosief afgegaan bij het huis van een lid in Heemskerk. Bij een lid in Vlaardingen zijn bommen en granaten in zijn huis gevonden, net als Kalasjnikovs en kisten munitie in Tilburg. Er ging een handgranaat door de ruit bij een lid in een gewone wijk in Nieuwstadt. Is dat allemaal toeval? Zoveel toeval, dan zit het ze kennelijk niet mee. Dat is een ongeloofwaardig statement dat zij zelf afgeven.
Het is ook belangrijk dat iedereen in Nederland weet hoe het zit. Er zijn meer leden van die bendes zonder motor dan zonder strafblad. Het zijn geen domme jongens die alleen maar een hobby hebben en veel pech. Het zijn professionals, maar helaas wel professionele criminelen. Ze hebben dure advocaten, voor charmeoffensieven en om de bevolking te benaderen. Er is een zwijgplicht onderling. Ze hebben zelfs een soort veiligheidsraad gehad, om te voorkomen dat zij elkaar de hersens insloegen. Ze bedienen zich ook van slimme trucs. Ze hebben een potje voor als een van de kameraden in de bak zit, zoals collega Van Toorenburg al zei. Die saamhorigheid is een belangrijk aspect. Dan lijkt het me ook lastig om eruit te stappen. Je moet je realiseren dat het niet alleen een gezellige motorclub is, maar een criminele organisatie. Als je stopt, houd je heel veel schulden over. Je bent je vrienden kwijt. Je loopt het risico dat je wordt mishandeld of bedreigd. Je durft al helemaal niet naar de politie om je verhaal te doen.
Ook ik wil graag de Minister vragen of hij iets ziet in het model dat ze in Denemarken hebben voor exitprogramma's, niet alleen nadat mensen veroordeeld zijn, maar ook als zij eruit willen stappen. Volgens mij is er daardoor minder steun voor die bendes en meer kans dat wij informatie krijgen over die bendes.
Een andere slimme truc is dat zij vaak niet ingeschreven staan in Nederland. Zij hebben geen vaste woonplaats of zij zijn in het buitenland ingeschreven, terwijl de politie ze toch echt drie keer in de week door de gemeente ziet crossen. De voordelen voor hen zijn dat zij moeilijker te pakken zijn, niet belastingplichtig zijn, dat er geen ontneming mogelijk is. Hoe kunnen we dat aanpakken? Ze rijden ook op elkaars motor. Als zij dan worden aangehouden, zeggen ze dat ze die geleend hebben. Dan kun je die moeilijker innemen. Iedereen weet dat ze daar wonen en dat die motor eigenlijk van henzelf is. Kunnen de richtlijnen worden aangescherpt om hier beter mee om te gaan, om ze te kunnen raken waar het pijn doet?
Ze doen dat ook op een andere slimme manier, bijvoorbeeld door de horeca over te nemen, met afpersing en intimidatie van de uitbaters, maar ook met heel veel charme ten opzichte van het publiek. Het begint met het overnemen van het portierschap, zodat zij kunnen bepalen wie er binnenkomt en dus ook welke dealers er eventueel binnenkomen. Voor het uitgaansgebied zijn dat voortreffelijke portiers, die hun werk heel goed doen en heel hoffelijk zijn. Als je als vrouw in de problemen komt, staan ze meteen voor je klaar. Het zijn geen domme jongens, we moeten ze niet onderschatten. Ondertussen wordt de uitbater geïntimideerd en krijgt te horen dat ze als oplossing de kroeg of het hele pand willen overnemen. De mensen die erboven in een flat wonen, worden ook vriendelijk doch dringend uitgekocht. Zij vinden het dus niet erg dat ze moeten verhuizen, want ze worden er niet slechter van. Dit zijn wel signalen die we moeten onderkennen, om te zien wat de tegenstand is. We moeten niet denken dat we de boel zomaar even oprollen.
In Maastricht zijn clubeigenaren uiteindelijk zelf naar de burgemeester gegaan, met de vraag om de tent te sluiten, omdat het niets meer was. De vraag is dan wel hoe wij ervoor zorgen dat anderen niet zwijgen. Zij moeten het idee hebben dat als zij naar de politie gaan, het ook lukt om die intimidatie en de invloed van die bendes in hun tent te stoppen. Kunnen we daarvoor eventueel ook grotere en machtigere partijen, zoals vastgoedeigenaren en brouwerijen, inzetten?
Ik las ook dat er een verkennend onderzoek is geweest naar de link tussen de Harleys en de hooligans. Is het ook mogelijk om dit soort onderzoek te doen naar de link tussen de Harleys en de horeca? Er is sprake van een schrikbarende verwevenheid met de bovenwereld. Het wordt lastig voor gemeenten en burgemeesters om die clubs te weren uit de gemeente, als zij inmiddels op legale of semilegale wijze hele rijen panden in de binnenstad in handen hebben.
Het is goed om te zien dat de aanpak steviger is. Niet meer pacificeren, waarbij de burgemeester denkt dat het wel goed komt als hij met hen praat in het clubhuis en hen de ruimte geeft. Die tijd is voorbij. Het aantal strafzaken is verdubbeld en dat moet zo doorgaan. Politie, justitie, ministerie en de Belastingdienst, iedereen moet één vuist maken tegen de bendes. Ik snap wel dat er onderling frustraties zijn, maar we moeten de energie wel steken in de strijd tegen die bendes en niet onderling vitten. Ik hoor veel burgemeesters zeggen dat het te moeilijk is om op te treden en te verbieden. Daarbij wordt vaak gezegd dat het in Duitsland en Denemarken makkelijker is. Zijn daar meer wettelijke mogelijkheden of was het daar erger, zodat de rechter het wel moest onderkennen? Als ik het artikel in de wet over criminele organisaties lees, denk ik dat het hiervoor geschreven is. Dan is het wachten alleen op een rechter die het lef heeft om te onderkennen dat het niet alleen organisaties vol criminelen zijn, maar ook criminele organisaties.
Deze bendes noemen zichzelf outlaws. Voor iemand die buiten de wet wil leven, is er geen plek binnen de overheidsdienst. Ik ben blij dat er inmiddels al veel uit dienst zijn getreden, maar mijn vraag is hoe het gaat met de rest. Lopen daar procedures voor? Hoe zit het bij Defensie en bij de Nationale Reserve? Daar heeft men ook toegang tot gevoelige informatie of zelfs de wapenkamer. We moeten laten zien dat er geen ruimte is voor outlaws binnen Nederland. Als de wetten je niet bevallen, koop je maar een eiland, dan kun je daar een rondje rijden.
De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. Vandaag spreken we over veiligheid. Veiligheid dient de kerntaak van de overheid te zijn. Daarom trekt VNL, de partij waar mijn fractiegenoot Joran van Klaveren, ikzelf en vele anderen lid van zijn, één miljard extra uit voor politie en justitie.
De Minister heeft de Kamer een aantal brieven doen toekomen. Mijn fractie vindt dat de plannen van de Minister elke vorm van daadkracht ontberen. Zo omarmt de Minister de ideeën over het stimuleren van bewonerscontacten, activering van bewoners, de inzet van straatcoaches, gebiedsgebonden gedragscodeprojecten en sport en spel in de wijk. De brieven van de Minister stinken naar geitenwollen sokken. Bah. Ik heb de Minister ooit een paar geitenwollen sokken gegeven, maar die moeten wel een keer gewassen worden.
Minister Opstelten: Die hebt u teruggekregen.
De heer Bontes (Bontes): Ik dacht dat de Minister lid was van de VVD, maar dit zijn teksten uit de koker van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks.
Waar Nederland naar snakt, is een keiharde aanpak van criminaliteit. Nederland verlangt naar de invoering van hoge minimumstraffen. Overvallers, inbrekers en autodieven horen stuk voor stuk thuis in de gevangenis. Geen sport en spel in de wijk, maar op water en brood achter de tralies. Dat bedoel ik symbolisch, maar dat is wat Nederland wil.
Dan kom ik nu te spreken over de aanpak van criminele motorbendes. Ik noem een paar krantenkoppen van de afgelopen maanden: Motorclubs niet onder controle, Lid No Surrender gearresteerd in drugszaak; Bandidoscafé dicht na poging brandstichting; Kwart motorbendeleden verdacht van misdaden; Leden Satudarah gepakt voor drugslab. Dat zijn allemaal zeer schokkende feiten, maar iedereen die er een beetje verstand van heeft, weet dat dit slechts het topje van de ijsberg is. Ruim een kwart van de leden van criminele motorbendes is de afgelopen twee jaar verdacht geweest van moord, afpersing, geweldpleging of drugshandel. Het gaat om 345 verdachten die zijn gehoord in bijna 160 strafzaken. In totaal zijn er bijna 1.300 leden van criminele motorbendes bekend bij de Nederlandse politie. Het gros daarvan zit bij de Hells Angels, No Surrender, Satudarah, Trailer Trash Travellers of de Bandidos. Het is tuig van de richel. Het gaat hier niet om motorbendes, maar om maffia. Is de Minister dat met mij eens?
Zeer zorgwekkend zijn ook de signalen dat motorbendes cafés proberen over te nemen, zoals mijn buurman al zei. Landelijk zijn er ruim 30 horecagelegenheden waar vermoedens zijn van verwevenheid met criminele motorbendes. In sommige gevallen wordt de uitbater afgeperst of wordt de zaak overgenomen om als clubhuis te dienen. Horecaondernemers blijken vaak te bang om naar de politie te stappen.
Ik citeer de burgemeester van Maastricht, een partijgenoot van de Minister, die zegt: we hebben veel te weinig juridische middelen om echt door te pakken. Is de Minister het eens met die woorden van VVD-burgemeester Hoes?
We moeten kei- en keihard optreden tegen criminele motorbendes. Mijn fractie eist een snoeiharde aanpak. Wij willen criminele motorbendes verbieden, criminele leden opsluiten, motoren in beslag nemen, de rijbewijzen afpakken. Is de Minister hiertoe bereid? Gaan we de oorlog aan? Is hij bereid eindelijk eens op te treden of laat hij de boel voortmodderen? Maakt de Minister nu eindelijk eens een einde aan het keer op keer met voeten treden van de Nederlandse rechtsstaat door de motormaffia?
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Vandaag is het debat speciaal verschoven vanwege één onderwerp, te weten de criminele motorbendes. We spreken hier niet over gezellige motorclubjes waar mannen en vrouwen leuke tochtjes maken en tips uitwisselen over hoe je aan een motor kunt sleutelen, nee, we spreken over georganiseerde criminele bendes die zich presenteren onder de noemer van een motorclub. Je kunt er vraagtekens bij zetten dat meer leden een bromfietscertificaat hebben dan een motorrijbewijs. Zij maken zich schuldig aan allerlei criminele activiteiten: intimidatie, geweld, afpersing en bedreiging. Ik denk dat iedereen, dus de politie, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Minister en de burgemeester, terecht deze bendes wil aanpakken. De Minister schrijft zelf dat hij erg tevreden is over de aanpak van de criminele motorbendes. Er is meer bewustwording, meer kennis, integrale sturing en er zijn barrières opgeworpen. Ik vind dat dit heel positief klinkt, maar er zijn ondertussen wel meer chapters bijgekomen. We weten niet of het aantal leden groeit en of het aantal incidenten is afgenomen. Waarom is hier onvoldoende zicht op? Dit heeft betrekking op intimidatie, geweld en afpersing. We moeten natuurlijk weten of dit daadwerkelijk minder wordt.
Het viel mij op dat in de brief van de Minister en in het rapport niets staat over de bijeenkomst die is gehouden met de Limburgse burgemeesters. Sommige daarvan hebben gezegd dat zij te weinig mogelijkheden hebben om deze bendes aan te pakken. Net als andere sprekers heb ik het idee dat we voldoende mogelijkheden hebben. Is dat ook zo? Worden alle mogelijkheden benut om deze bendes aan te pakken? Ik hoor hierop graag een reactie van de Minister.
Een ander onderwerp op het gebied van veiligheid is het AMBER Alert. Iets heel anders, maar wel belangrijk. Wanneer er sprake is van een noodtoestand, kunnen grote groepen mensen heel snel, goedkoop en gericht via NL-Alert worden bereikt. Dat gaat via cell broadcasting. In de VS wordt dit ook gebruikt om vermiste kinderen op te sporen. In Nederland is dat niet het geval. Daar moet je aangemeld zijn bij het AMBER Alert om een sms te krijgen. Kan in Nederland het AMBER Alert ook aangesloten worden op cell broadcasting, zoals in de VS gebeurt?
Een ander agendapunt is de inzet van niet-effectieve veiligheidsmaatregelen, zoals de straatcoaches. In het onderzoek van Movisie naar straatcoaches staat dat zij vaak worden ingezet om de jeugdoverlast te bestrijden. Maar doen ze dat? Nee. Sterker nog, in een aantal gevallen neemt de straatoverlast alleen maar toe. De straatcoaches worden door de gemeente ingezet, terwijl er te weinig capaciteit is bij de politie. Ondertussen wordt het jongerenwerk wegbezuinigd, zodat jongeren die overlast geven, niet meer doorgeleid kunnen worden naar de jeugdzorg. Het werkt niet om straatcoaches in te zetten als vervanging van blauw op straat. Kan de Minister voorrekenen hoeveel geld de gemeenten kwijt zijn geraakt door het inzetten van straatcoaches? Hoeveel politiemannen en -vrouwen hadden we met dat geld kunnen bekostigen? Is de Minister het met mij eens dat er sprake was van loos rondpompen van geld? Gaat hij de gemeenten adviseren om deze straatcoaches niet meer in te zetten? Gaat hij het geld dan daadwerkelijk gebruiken voor wat wij allemaal willen, namelijk meer blauw op straat?
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Er staan veel punten op de agenda. Ik zal er eentje uitlichten: de Veiligheidsmonitor, het jaarlijks terugkerend bevolkingsonderzoek met betrekking tot de leefbaarheid van de woonbuurt, de ervaren overlast en de ervaring met veel voorkomende criminaliteit. In 2013 gaf een op de vijf Nederlanders aan slachtoffer te zijn geweest van gewelds- of vermogensdelicten of vandalisme. Helaas is er niets veranderd ten opzichte van 2012. De Minister is daar terecht niet tevreden mee. Hij schrijft dat hij de koers met kracht zal voortzetten. Is het voldoende om met kracht iets voort te zetten waardoor het niet naar beneden is gebracht? Gaat het dan beter omdat het met kracht is?
Een belangrijk punt waarover we vorige week ook hebben gesproken, maar dat ik nog steeds belangrijk vind, is de jeugdoverlast. Laat ik weer eens een korte opsomming van de feiten geven. In Rotterdam Crooswijk werden buurtbewoners die iets van de overlast hadden gezegd, in hun woning in elkaar geslagen, met als resultaat dat zij geen aangifte meer durfden te doen. Leden van een criminele jeugdbende in Den Haag zijn in maart 2014 van hun bed gelicht, verdacht van tientallen woninginbraken. Een aantal ervan houdt zich schuil in Marokko en laat in de krant optekenen dat het net vakantie lijkt. In februari 2014 slaan bewoners en winkeliers in Helmond alarm over de overlast van Marokkaanse hangjongeren. Een project dat de overlast zou moeten verminderen, helpt helemaal niets. Dit zijn drie punten die ik eruit licht, maar er zijn er helaas meer. Wat gaat de Minister doen om deze lieden echt stevig aan te pakken? We hebben nog geen begin van een aanpak gezien.
Ik wijs erop dat in het al genoemde rapport over sociale cohesie in woonwijken staat dat de sociale interventies voor de leefbaarheid van buurten, waaronder de inzet van straatcoaches, helemaal niets hebben geholpen. Volgens de Minister is de aanpak van verloedering, overlast en criminaliteit in wijken in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur. Dat noem ik een klassiek voorbeeld van het niet durven benoemen van een probleem en het ervoor wegduiken. Ik vind dat de Minister dat doet.
Er zijn tientallen miljoenen gestoken in straatcoaches, buurtbarbecues in achterstandswijken en wijksport (lees: gevechtsport) voor overlastgevende jongeren. Conclusie: het helpt echt helemaal niets, nada, noppes. Wij vinden dat de Minister zich erachter verschuilt door te zeggen dat het een lokale taak is. We hebben er Kamervragen over gesteld. Ik citeer het antwoord van de Minister: «Of de maatregelen effectief zijn, is mede afhankelijk van de specifieke, lokale omstandigheden.» Was getekend: uw Minister van law and order. Dat antwoord is toch echt te gemakkelijk. Misschien kan de Minister vandaag meer duidelijkheid geven over wat hij gaat doen.
De samenleving heeft niets aan buurtvaders die het voor de daders opnemen, waarbij ik het voorval in Deurne als voorbeeld kan noemen. De PVV vraagt de Minister om het nu eens goed aan te pakken, als het gaat om de Veiligheidsmonitor en dit rapport, en om minimumstraffen in te voeren. Ik sprak vorige week ook al over de isd-maatregel voor jeugdigen vanaf 12 jaar. De Minister zei al dat ik dat blijf zeggen en dat blijf ik dus ook doen, bij dezen. Bevorder huis- en wijkuitzettingen, zorg voor mobiele politieposten, denaturaliseer de daders, waar mogelijk, en zet ze uit. Graag een reactie.
Dan een ander punt. De overvallen op geld- en waardentransporten zijn een bijzondere categorie van zware overvallen, waarbij criminelen buitensporig veel geweld gebruiken en in georganiseerd verband opereren. Er zijn maatregelen getroffen, in periodiek overleg met de branche, het Openbaar Ministerie en de politie. De veiligheidsmaatregelen bij depots van geld- en waardentransporteurs zijn aangescherpt. Verder wordt de screening van medewerkers in deze branche uitgebreid. Dat is allemaal prima, net als de specifieke eisen die de Minister gaat stellen, maar dit is toch blijkbaar te weinig. Wat heeft de Minister verder in gedachten? De Minister is voornemens de wet- en regelgeving die verband houdt met het voorkomen van zware overvallen aan te scherpen. Kan hij dat nader toelichten? Die maatregelen zijn aardig, maar helpen zij voldoende om die georganiseerde en zwaar bewapende bendes tegen te houden?
Ik noem als voorbeeld de overval op de geldtelcentrale in Best. Beroepscriminelen probeerden locaties van Brinks met geweld en explosieven binnen te dringen. Brinks heeft de Staatssecretaris dan ook verzocht om de beveiligers uit te zonderen van het wettelijk verbod op vuurwapenbezit, zodat zij een vuurwapen mogen dragen. De Staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen. Op 31 maart 2014 heeft de rechtbank Midden-Nederland daarover de uitspraak gedaan dat er principiële belangen tegenover elkaar staan, enerzijds het belang van Brinks om de beveiligingsmedewerkers in staat te stellen zichzelf te verdedigen tegen dit soort overvallen en anderzijds het belang van de Staatssecretaris bij het handhaven van het vuurwapenverbod. De rechtbank heeft ook bepaald dat niet is gebleken dat de Staatssecretaris voldoende heeft gekeken naar de specifieke omstandigheden in het geval van Brinks. Hij dient dat nader te motiveren. Wat is de stand van zaken?
De heer Bontes (Bontes): Mevrouw Helder wijdt veel woorden aan veiligheid, maar waarom bezuinigt de PVV dan een half miljard op veiligheid?
Mevrouw Helder (PVV): Het antwoord is heel simpel. Dat doen we niet op blauw op straat, dat doen we niet op het Openbaar Ministerie, maar dat doen we intern op het ministerie zelf.
De heer Bontes (Bontes): Als je een half miljard zou snijden in de overhead, zou je daarmee meer rechercheurs en meer politie kunnen inzetten. Dat geld moet je niet zomaar even wegsluizen.
Mevrouw Helder (PVV): Dat sluizen wij ook niet weg. Wij vinden meer punten belangrijk dan waar de heer Bontes met zijn one-issuepartij voor staat. Wij vinden de zorg ook heel erg belangrijk.
De heer Bontes (Bontes): Ik word uitgedaagd voorzitter. Wij zijn zeker geen one-issuepartij. Wij hebben meerdere punten, zoals belastingverlaging, veiligheid, buitenlandbeleid. Ik wil wel even weerleggen dat wij een one-issuepartij zouden zijn, maar veiligheid is bij ons in goede handen, dat kan ik wel zeggen.
Mevrouw Helder (PVV): Ik heb nog een halve minuut, volgens de voorzitter. De Minister schrijft dat de aanpak van de motorbendes werkt. Ik sluit mij omwille van de tijd aan bij de twijfels die de vorige sprekers hebben geuit. De burgemeesters staan in de frontlinie. Als het al werkt, is dit naar de mening van de PVV voornamelijk op het conto van de burgemeesters te schrijven. Diep respect daarvoor. Ik hoor graag wat de Minister gaat doen om de bestaande mogelijkheden misschien beter te laten benutten.
Dan het potje voor broeders in de gevangenis. De PVV heeft er al vaker op gewezen dat op de homepage van veel websites van gevangenissen staat hoe je geld over kunt maken naar iemand in de gevangenis. We hebben aan de Staatssecretaris gevraagd om daar een einde aan te maken. In dit specifieke geval moet er helemaal per direct een einde aan gemaakt worden. Ik hoor hierop graag een antwoord van de Minister.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. De Veiligheidsmonitor is altijd een interessant rapport, waarin te zien is wat de beleving van de burger is. We hebben het vaak over wat er objectief gebeurt, hoeveel misdrijven er worden opgelost, welke positieve ontwikkelingen we zien. Dat is allemaal heel belangrijk, maar het veiligheidsgevoel van de burger is ook ongelofelijk belangrijk. Bij het kijken naar de cijfers valt mij op dat ondanks meer aandacht voor wijkagenten en dergelijke, nog steeds ruim de helft van de burgers vindt dat de politie te weinig zichtbaar is in de buurt. Dat lijkt mij een aansporing om nog meer in te zetten op de bereikbaarheid, de zichtbaarheid en de bekendheid van die wijkagenten. Ik denk dat je voor het veiligheidsgevoel van burgers met een klein beetje meer inzet soms heel veel kunt betekenen. Toen ik in mijn eigen woonomgeving de politie na lange tijd weer eens zag rondrijden, dacht ik dat er iets was gebeurd, dus dat gaf bijna een soort onveiligheidsgevoel dat de politie weer langskwam. In de loop van de tijd gebeurde dat vaker en dat gaf een positief gevoel, dat het in de gaten wordt gehouden. Ik snap heus wel dat niet elk dingetje gezien kan worden, maar die zichtbaarheid is ongelooflijk belangrijk. Ik zou graag willen dat de inzet daarop wordt bevorderd.
Er is gevraagd aan de mensen die contact hadden met de politie, of zij tevreden waren over dat contact. Het viel mij op dat 58% tevreden is. Dan kun je zeggen dat dit positief is, want het merendeel is tevreden, maar ik vind dat je vanuit 100% moet redeneren. Ik zou me zorgen maken als ik mensen zou ontvangen en 58% tevreden was over dat contact. Dan zou ik denken dat ik echt iets fout deed. Dat percentage zou fors omhoog moeten, zodat meer mensen dat contact als positief ervaren. Ik hoor ook weleens dat het ligt aan de terugkoppeling. Als er laconiek wordt gedaan over een inbraak of een fietsendiefstal of als niet goed wordt gemeld wat eraan is gedaan, kan dat een heel negatief gevoel achterlaten. Soms duurt het heel lang, gelukkig, voordat mensen opnieuw contact hebben met de politie, maar dan kunnen ze dat laatste negatieve gevoel heel lang meedragen. Graag aandacht daarvoor.
Het hoofdpunt van dit overleg betreft de motorbendes. Het zijn niet zomaar vriendelijke motorclubs, zoals de collega's al hebben gezegd. Zoals coffeeshops geen plaatsen zijn waar zuivere koffie wordt geschonken, zijn motorclubs veeleer bendes waarin opmerkelijk veel mensen met een strafblad actief zijn. Zij worden ook vaak als dekmantel gebruikt voor criminele activiteiten. Het goede nieuws is dat we elkaar er niet van hoeven te overtuigen hoe erg het is. We kunnen allemaal proberen om er nog stevigere woorden aan te wijden, maar volgens mij is dat gevoel aan beide kanten van de tafel breed aanwezig. We kunnen dit niet accepteren en we moeten dit stevig aanpakken.
Ik zou zeggen dat het van belang is voor een effectieve aanpak om dat stevig, snel en slim te doen. We moeten er snel op in kunnen spelen als de gereedschapskist eigenlijk niet toereikend is. Als er een verschuiving is van de ene naar de andere gemeente, moet die ook klaar staan en weten wat zij moet doen. Het is ook nodig om slim te zijn, omdat het geen domme jongens zijn die zomaar even wat doen. Er is bij hen kennis aanwezig over waar de mazen van de wet precies zitten.
De urgentie is dus bekend, maar de tweede vraag is of er genoeg gebeurt. Er gebeurt in ieder geval heel veel en het wordt serieus genomen. Wij hebben een overzicht gekregen van wat de gemeenten en het Rijk hieraan doen. Waardering daarvoor. Op de vraag of we de boel nu onder controle hebben, durf ik nog geen ja te zeggen. Er zijn nog heel veel lacunes en het is lastig om er echt vat op te krijgen. Er worden niet alleen misdaden begaan, maar er zit ook een heel vervelende provocerende kant aan, dat zij wel even zullen laten zien dat zij sterker zijn dan het openbaar gezag in Nederland. Dat maakt het weer extra gevoelig om deze strijd te winnen. De vraag is of we civielrechtelijk niet meer kunnen doen. Het is erg ingewikkeld om zo'n organisatie civielrechtelijk te kunnen ontbinden. Is de gereedschapskist daarvoor voldoende toegerust? Wat is de terugkoppeling van de burgemeesters geweest? De Minister heeft onlangs nog een gesprek gehad met de burgemeesters van enkele Limburgse gemeenten. In hoeverre kunnen de internationale contacten worden benut om goede praktijken uit te wisselen en ook in Nederland toe te passen?
De voorzitter: U hebt nog een halve minuut.
De heer Van der Staaij (SGP): Het moet toch makkelijk zijn om op te treden als er mensen in overheidsdienst in die motorclubs actief zijn, want dat lijkt mij onverenigbaar. Het aantal Outlaw Motorcycle Gang (OMG)-leden in overheidsdienst is met 25% verminderd. Is het doel van de Minister om dat nog veel drastischer omlaag te brengen? Zo ja, op welke termijn?
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Op de agenda staan de Veiligheidsmonitor en de motorbendes. Ik zal beginnen met de Veiligheidsmonitor. Veiligheid heeft twee componenten. Er is de objectieve veiligheid, waarbij het gaat om delicten die gepleegd worden en de aangiftes. Bij de subjectieve veiligheid gaat het om het gevoel dat mensen hebben in een buurt of een wijk. Je zou die dingen apart willen zien, maar dat zou niet helemaal recht doen aan de werkelijkheid, want zij hebben met elkaar te maken. Die subjectieve onveiligheid heeft ook te maken met de mate van betrokkenheid van buurtbewoners.
De Veiligheidsmonitor geeft op een aantal punten aan dat het de goede kant op gaat, dus op koers, in de woorden van de Minister, maar op een aantal punten is er sprake van stagnatie. In Amsterdam is er zelfs een stijging bij slachtofferschap. Er is ook een toename bij cybercrime en van het aantal aangiftes en meldingen. Bij geweldsdelicten zien we dat een op de acht Nederlanders daar slachtoffer van is, terwijl slechts 22% daarvan aangifte doet. In het jaar daarvoor was dat nog 25%. Dat vind ik zorgwekkend, niet alleen dat het gebeurt, maar ook dat mensen niet meer naar de politie gaan om aangifte te doen. Ik weet dat de Veiligheidsmonitor van dit jaar moeilijk te vergelijken is met die van vorig jaar, omdat de metingen anders zijn, maar toch wil ik een reactie van de Minister op de vraag hoe dit kan. Hoe gaan we de veiligheid beter maken in ons land?
Als het gaat om de betrokkenheid van buurtbewoners is er sprake van een lokale verantwoordelijkheid, maar er is ook de verantwoordelijkheid van de Minister om dat uit te dragen. Naast de wijkagent is het van belang dat buurtbewoners heel actief en betrokken worden bij de veiligheid van hun buurt. De Minister zou een deel van het politiebudget beschikbaar kunnen stellen, zodat de buurt kan bepalen wat de prioriteiten zijn. Alleen door de irritatie en de ergernissen van de buurtbewoners aan te pakken kunnen we die buurten en wijken ook veiliger maken. We hebben vorige week gesproken over problematische groepen, maar het is ook van belang om te weten in welke buurten en wijken in Nederland de politie niet de baas is. Ik hoorde gisteren verhalen dat er her en der groepen zijn die bepalen wie er wel of niet over een plein mag oversteken. Dat kan niet de bedoeling zijn. De politie is op straat de baas. Heeft de Minister op het netvlies om welke buurten het gaat?
Zou de Minister bij de komende metingen voor de Veiligheidsmonitor aandacht kunnen besteden aan haatcriminaliteit? We zien dat deze in de afgelopen jaren is toegenomen. Dat kan zich vertalen in concrete aangiftes, maar het is vaak ook een gevoel. Antisemitisme, islamofobie, homohaat, dat zijn dingen die we tegenkomen in buurten. Naar mijn idee heeft de overheid hier een belangrijke verantwoordelijkheid, samen met andere partners. Deze wordt lang niet altijd goed opgepakt. Is het mogelijk om daarin wat meer inzicht te geven in de komende Veiligheidsmonitor?
Een andere vraag is of de Minister in de volgende Veiligheidsmonitor kan aangeven hoe de strafketen presteert. We zien cijfers over het aantal aangiften en slachtofferschap, maar niet over de OM-afhandelingen of de veroordelingen. Die cijfers zijn wel beschikbaar, maar vormen geen onderdeel van de Veiligheidsmonitor. Kan de Minister daarop reageren?
Door de collega's is al uitvoerig gesproken over de motorbendes. Ik wil daaraan toevoegen dat we het inderdaad hebben over motorbendes en niet over hobbyisten die een motorclub hebben. Laat dat helder zijn. Het heeft de aandacht van het kabinet, die hiervoor een aanpak ontwikkelt. De informatiepositie is verbeterd. We zien dat de regionale informatie- en expertisecentra (RIEC's) en het Landelijk informatie- en expertisecentrum (LIEC) goed werk leveren. Volgens de brief van de Minister heeft 80% van de leden van de motorbendes op de een of andere manier een strafblad. Er wordt heel goed werk verricht door de lokale driehoeken, die werk maken van tegenhouden. Er zijn allerlei rechtszaken in Amsterdam om te voorkomen dat die motorbendes zich ergens vestigen. Ik vind dat prima, want voorkomen is beter dan genezen. Maar wat betekent het voor de opsporing dat die mensen worden weggejaagd door het hele land of door Europa? Is dat een complicerende factor? De Minister lijkt terecht tevreden te zijn over dat tegenhouden, maar ik vind het ook de taak van de Minister om ervoor te zorgen dat de opsporing effectiever is. Hoe kan het dat het niet lukt om deze motorbendes te verbieden? Zij worden door de rechter nog steeds niet gezien als georganiseerde misdaad, zoals de Minister het terecht noemt. We zien dat niet terug in een effectieve vervolging en veroordeling. Graag een reactie.
Ik heb samen met collega Dijkhoff een motie ingediend, met het verzoek om er werk van te maken dat leden van dit soort motorbendes geen ambtenaar kunnen zijn. Wie schetst mijn verbazing dat er nog steeds 48 ambtenaren lid zijn van deze motorbendes? Vergeleken met afgelopen jaar zijn er vier bijgekomen in plaats van een afname. Hoe wordt de motie uitgevoerd? Wanneer krijgen wij te horen dat deze ambtenaren geen ambtenaar meer zijn? Die twee dingen zijn niet te verenigen, zoals collega Van der Staaij terecht zei.
De vergadering wordt geschorst van 10.45 uur tot 10.58 uur.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de Minister voor zijn antwoord in eerste termijn. Er zijn twee interrupties per fractie toegestaan.
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun strakke interventies over de onderwerpen. Ik heb het gevoel dat wij hierbij aan dezelfde kant van de medaille staan, zoals de heer van der Staaij ook zei, maar je kunt je afvragen of dat voldoende is. Er zijn twee hoofdpunten, te weten de Veiligheidsmonitor en de motorcycle gangs. Laat er geen misverstand over bestaan dat ik op geen enkele wijze een geruststellende indruk heb willen maken. De brief van mij moet natuurlijk wel goed worden gelezen. Er staat niet in dat alles onder controle is, want dat is onzin. Dat heb ik ook nooit gezegd. In de brief wordt ingegaan op het beleid dat ik heb ingezet, na een goed debat in de Kamer, een aantal jaren geleden, terwijl er daarvoor niets aan was gedaan. Ik heb scherp ingezet en het tot een onaanvaardbaar item benoemd. Dat heb ik gedaan en daarbij heb ik de burgemeesters op mijn weg gevonden. Sommige burgemeesters zijn er ook al jaren mee bezig, en succesvol, moet ik zeggen.
Het beleid gaat stap voor stap. Alles wordt uit de kast gehaald om er bovenop te zitten. Je moet niet zeggen dat de Minister, de burgemeester of het Openbaar Ministerie meer moet doen, maar iedereen moet hier als één overheid optreden. Ik heb dit al een paar keer gezegd. Ik ben ervoor naar Berlijn geweest, waar ik dit heb besproken met mijn Duitse collega en de beide collega's van de Länder Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen en ook met mijn Franse collega Valls, die daarna direct premier is geworden, en met mijn Belgische collega. We hebben actieprogramma's opgesteld met drie prioriteiten: de mobiele bendes, de motorgangs en de drugsaanpak. Dat zijn de drie gebieden waarop wij concreet participeren en opereren.
De heer Bontes (Bontes): De Minister heeft het over motorgangs en motorbendes. Dat doet volgens mij geen recht aan wat er in de praktijk gebeurt. Is de Minister het met mij eens dat we daarvoor beter de term «motormaffia» kunnen gebruiken?
Minister Opstelten: Nee, dat vind ik niet. U hebt er al iets over gezegd, maar de term «maffia» hoeft niet geïntroduceerd te worden. Als er sprake is van een interventie van de maffia, zal er zeker onder leiding van het Openbaar Ministerie en de nationale recherche, want dat is ons team, ook internationaal in worden geopereerd. Ik spreek over motorcycle gangs, want dat is een gangbare term die door iedereen wordt gehanteerd. Dat vind ik belangrijk.
De heer Bontes (Bontes): Gelet op alle voorbeelden spreken we hier over zware georganiseerde criminaliteit. Daar is «maffia» toch een uitdrukking voor?
Minister Opstelten: Ik heb het over zware georganiseerde criminaliteit. Dat is een goed hanteerbaar begrip in Nederland. Dat wordt ook gehanteerd door de strafrechter en door het Openbaar Ministerie. Laten we niet de problematiek vervuilen door het daarover te hebben. Ik zal niet nalaten om het maffia te noemen, als daar sprake van is, maar dan moet dat ook wel het geval zijn.
Dan zal ik ingaan op de vele vragen die zijn gesteld over de aanpak. De brief die ik heb verstuurd, is de vrucht van het overleg dat ik met ongeveer vijftig burgemeesters, het Openbaar Ministerie en alle andere partners heb gevoerd. Dit was de conclusie van die vergadering, waarvan de burgemeester van Enschede de voorzitter is. Hij heeft inderdaad op dit terrein al veel laten zien in zijn stad en omgeving. We hebben besloten om de hele lijst van activiteiten door te sturen.
Bij die meeting werden enkele vragen centraal gesteld. De hoofdvraag is of wij het instrumentarium hebben dat wij nodig hebben. Die vraag is aan alle burgemeesters gesteld. De mening van alle aanwezige burgemeesters was dat we dat instrumentarium hebben. We moeten niet vluchten in de opvatting dat er instrumentarium nodig is. Als dat zo is, wil ik dat concreet horen, want dan gaan we het daarover hebben. Daarom is die vraag daar gesteld aan die burgemeesters zelf. Er is gezegd dat men niet moet vluchten achter de roep om instrumentarium. We moeten gewoon als bestuur de maatregelen nemen die we kunnen nemen, zoals evenementen verbieden. Er zijn overzichten van, zodat men kan zien waar het zeer actief gebeurt en waar het minder gebeurt. Als er in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld, kan men dat aanpakken. Als dat nodig is, kan een horecaonderneming worden gesloten. Iedereen treedt hierbij en bloc op: het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst en de marechaussee. Iedereen is aan boord en we steunen elkaar. Mevrouw Van Toorenburg sprak over Limburg, maar we kunnen ook andere regio's noemen. Als Limburg iets nodig heeft aan capaciteit, kwaliteit of steun, dan zijn we er, met de politie en de marechaussee. Als men zelf zegt dat het moeilijk is om dat voor elkaar te krijgen, dan faciliteren wij dat ook. Dan zijn wij er, niet morgen, maar vandaag, op het moment dat die term wordt gehanteerd.
Het is geen meningsverschil tussen burgemeester Hoes van Maastricht en mij. Zo kan het overkomen. Als hij dat vindt dan hebben we het daarover. Je moet hier niet een publieke discussie hebben over welke aanpak het beste is. Er is maar één aanpak, waarbij de overheid als eenheid optreedt.
Als ik over de cijfers spreek, spreek ik niet over successen, want dit is een kwestie van criminaliteit en intimidatie, waarvan de voorbeelden zijn genoemd. Er is een relatie tussen de bovenwereld en de onderwereld. Het is gewoon strak onaanvaardbaar, maar dat doet niets af aan degenen die als hobby lid zijn van een motorclub en gewoon op een motor rijden. Dat wil ik aan de vooravond van de TT in Assen nog wel even zeggen. Dat scheelt mij weer de beantwoording van een telefoontje van de Commissaris van Drenthe of de burgemeester van Assen.
Er zijn ook vragen gesteld over de aanpak van het OM. Er is een goed gesprek gevoerd met een aantal Limburgse burgemeesters, voordat we met alle burgemeesters gingen spreken. Een van hen is hier aanwezig. Ik vind het prettig om hem recht in de ogen te kunnen kijken. De procureur-generaal heeft toen gezegd dat onze aanpak is om stapsgewijs drie klappen uit te delen. Ten eerste de aanpak van individuen die lid zijn van een motorcycle gang en misdrijven plegen. Ten tweede de aanpak van een OMG, als duidelijk is dat de club wordt gebruikt door individuele leden voor het plegen van strafbare feiten. Ten derde koerst het OM erop, maar daar heb je feiten voor nodig, om een civielrechtelijke verbodenverklaring van die club als rechtspersoon te vragen, indien vaststaat dat dit zo is.
Ik roep even een heel andere kwestie in herinnering, namelijk Martijn. Daarbij werd het ook zo opgebouwd. We hebben er niets aan om snel iets te willen bereiken en uiteindelijk door de Hoge Raad naar huis gestuurd te worden.
De heer Van der Staaij (SGP): De Minister noemt het voorbeeld van vereniging Martijn. Het staat mij bij dat het niet zo makkelijk was om deze als criminele organisatie aan te merken en veroordeeld te krijgen, en dat de civielrechtelijke route kansrijker was dan de strafrechtelijke.
Minister Opstelten: Daarom zeg ik ook dat het in drie stappen moet. Eerst is het OM bezig om individuen aan te pakken die zich schuldig maken aan criminele feiten. Vervolgens om het aan te pakken als men als groepering werkt. Dat is de groepscriminaliteit. Om al die feiten bij elkaar te krijgen kun je civielrechtelijk een verbodenverklaring van zo'n club eisen. Dat is met Martijn gelukt. De rechter zei ja, het hof zei nee en uiteindelijk zei de Hoge Raad ja. Dat is de koers waarop men vaart.
De heer Van der Staaij (SGP): Het was toch zo dat er toen geen veroordeling was als criminele organisatie? Als je de lat zo hoog legt, bij een veroordeling als criminele organisatie, laat je dan niet de mogelijkheden voor een civielrechtelijke aanpak onbenut?
Minister Opstelten: Nee, die versterk je juist. Dat is de opvatting van het OM. Dat zegt dat we dat bij elkaar moeten hebben, want je moet een argument hebben. De Hoge Raad heeft hierover al eerder een negatieve uitspraak gedaan in een zaak met betrekking tot de Hells Angels in Amsterdam. We moeten daarin heel vierkant opereren. Ik vind dat het college van procureurs-generaal daarin een heldere lijn heeft. Die volg ik uiteraard. De aanpak van het OM is integraal.
Bij steeds meer gemeenten – maar nog niet alle, zoals je ook in de staatjes ziet – is men doordrongen van de noodzaak van deze integrale aanpak, zoals de heer Van der Staaij het helderste zei, met alle respect voor de andere woordvoerders. We treden op als één overheid. Er zijn burgemeesters die hier al drie jaar mee bezig zijn. Zij zijn direct nadat wij in de Kamer erover hebben gesproken, van acquit gegaan en hebben met succes geopereerd.
Dit is niet een kwestie die morgen is opgelost, als we nu een stevige uitspraak doen. Het is stap voor stap, de koers vasthouden en durven optreden, ook bestuurlijk en strafrechtelijk. De kern is dat intimidatie en andere criminele praktijken nergens getolereerd kunnen worden, en zeker niet onder de dekmantel van een vereniging. Ik ben ervan overtuigd dat we met deze aanpak op de goede weg zijn. Dat is wat ik uitstraal. De koers vasthouden, maar we zijn er nog niet. Ik ben nog niet tevreden, maar de koers is wel goed, zoals ik in het overleg heb kunnen vaststellen. Natuurlijk is het probleem niet van de ene op de andere dag opgelost, dat weten we. Het is internationaal heel belangrijk dat we hieraan vasthouden. Ik accepteer op geen enkele wijze dat als gevolg hiervan mensen of instituten bedreigd of geïntimideerd worden.
De heer Bontes (Bontes): Gelet op het aantal delicten, de structuur en de coördinatie zou je toch zeggen dat je hier met criminele organisaties te maken hebt. Waar ontbreekt het nog aan, zodat u dat niet zo kunt duiden? Behalve de statuten zou je zeggen dat alles voorhanden is. Waar ontbreekt het aan? Ik begrijp dat gewoon niet.
Minister Opstelten: Het OM zit er ontzettend stevig in, kan ik u zeggen, net als de politie, dit in antwoord op de vraag die mevrouw Van Toorenburg terecht stelde. Op alle fronten wordt de politie ingezet, net als de Landelijke Recherche. Dat is ons team. Zij staan aan de basis van de informatie, samen met de recherche van de regionale eenheden. Wij hebben gelukkig een wat andere werkwijze dan de Belgen. Wij hebben niet alles geoormerkt zodat men alleen maar bepaalde dingen mag doen. Wij hebben wel de grootste specialisten.
Er moet altijd bewijs zijn, dat weet de heer Bontes als geen ander. Het OM zit er bovenop en probeert te doen wat nodig is om degenen waar het om gaat voor de rechter te slepen. Dat is het enige antwoord wat ik daarop kan geven.
De heer Bontes (Bontes): Dan kan ik me toch niet voorstellen dat dat bewijs niet voorhanden is. Als je kijkt naar de incidenten, zoals met granaten gooien, schietpartijen en horeca-afpersingen, dan is dat toch niet moeilijk te bewijzen? Je zou kunnen zeggen dat het appeltje-eitje is.
Minister Opstelten: U weet dat dit in Limburg is gebeurd, maar dan ga ik in op de casuïstiek. Daar zijn mensen direct opgepakt. Zij zitten in het cachot en die zaak gaat naar de rechter. Wij leven wel in een rechtsstaat. Dat geldt ook voor deze mensen, zoals de heer Bontes ook wel weet.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dat is inderdaad zo, en dat is maar goed ook. En toch horen wij dat het Openbaar Ministerie met enige regelmaat met de handen in het haar zit en dan burgemeesters belt met de vraag of zij wat kunnen doen. Wij krijgen ook verzoeken van de recherche om veel beter te focussen, zodat er meer informatie bij elkaar komt. Dan kunnen we wel een aanpak voorstaan, zoals genoemd in die ronkende teksten, maar zolang een officier van justitie nog burgemeesters moet bellen, zolang de recherche aan ons vraagt om meer focus en gerichtheid, kunnen we toch niet zeggen dat we alles hebben uitgeprobeerd?
Minister Opstelten: Ik weet niet waar mevrouw Van Toorenburg op doelt wat de recherche betreft. Wij krijgen van de professionals terug dat de enige wijze waarop je dit kunt doen, is op de Nederlandse manier. De top van de nationale recherche heeft de informatie, samen met de regionale eenheden. Op basis van de informatie die wordt geleverd door de politie en de burgemeesters, met hun netwerken, zul je niet zozeer reageren als wel anticiperen, dus echt tegenhouden, op het moment dat er iets gebeurt. De informatie is een punt van zorg. Ik zie dat mevrouw Van Toorenburg vragend kijkt, maar daar gaat het om. De politie heeft heel goed gefocust hierop. Dat de hoofdofficier van justitie op een gegeven moment aan de burgemeester vraagt om een café te sluiten, een evenement te verbieden of meer gebruik te maken van de bestuurlijke instrumenten, dat gebeurt natuurlijk. Als je kijkt naar de lijstjes die zijn bijgevoegd bij de brief, dan zie je dat er verschillen zijn tussen de regio's, die meer of minder gebruikmaken van de bestuurlijke instrumenten. Men moet ophouden met vergaderen en gewoon optreden, want de instrumenten zijn er. Voor het bestuur zijn die er. Men heeft dat vastgesteld. Er is ook ondersteuning van elkaar. Een burgemeester hoeft niet alleen te staan, maar hij moet met alle collega's in de regio de regionale aanpak delen, zodat men het overal op dezelfde manier doet. En inderdaad doorzetten.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Met alle respect, ik hoor wat de Minister wil, maar ik vind de teksten ronkender dan de acties. Als ik van de burgemeester, het Openbaar Ministerie en van de recherche toch nog hoor dat er dingen beter kunnen, vind ik het te makkelijk om te zeggen dat u het onaanvaardbaar hebt genoemd, dat alles uit de kast komt, dat u er bovenop zit. Dat hoor ik bij ieder dossier, maar ik wil nu van de Minister horen of hij serieus gaat bekijken of hij de recherche meer gaat focussen, zodat er misschien meer bouwstenen kunnen worden aangereikt aan het Openbaar Ministerie. Dan hoeven ze niet bij de burgemeester te vragen hoe deze ernaar kijkt, maar dan worden zij gevoed vanuit de veiligheidslijn om actie te ondernemen. Dat is de vraag die wij vandaag hebben gesteld.
Minister Opstelten: Zeker, maar ik leg de bal terug. Dit zijn de signalen, maar wij horen het tegendeel, laat ik het zo zeggen. Dan is het elkaar versterken. Laten we hier ook eens als één overheid opereren. We staan voor hetzelfde. Het heeft geen zin om elkaar vliegen af te vangen. Dat wil ik niet. Daarvoor vind ik dit veel te serieus. Wij hebben met de burgemeesters vastgesteld dat dit het instrumentarium is en de wijze waarop wij werken. Zo moeten wij het doen. Als er iets nodig is, dan krijg je het ook. Als een burgemeester vindt dat hij toch wat meer hulp nodig heeft, laat hij dat dan melden, dan gaan wij daarover spreken. Dat zullen we natuurlijk doen. We hebben een koers uitgezet en het domste wat je kunt doen, is om die koers te veranderen.
Er is een enorme focus bij de recherche en we zullen telkens bekijken of er meer focus nodig is. Dat signaal pak ik natuurlijk op. Ik wil duidelijk zijn in vergelijking met de Belgen. Het zijn geen ronkende teksten, maar dit is de werkelijkheid, zoals het moet worden aangepakt. Wij hebben gelukkig een Landelijke Recherche. Het is ermee begonnen dat het met hun informatie wordt aangepakt. De regionale recherche is hier ook op gefocust. Dat betekent ook dat je er regionaal prioriteit aan moet geven. Het gezag, te weten de officier en de burgemeester, moet die focus aanbrengen. Daarbij krijgen zij mijn steun vierkant en honderd procent. Ik neem de signalen van mevrouw Van Toorenburg buitengewoon serieus en zal daar natuurlijk ook aandacht aan schenken. Ik wil wel de enorme inzet van de burgemeesters noemen, want anders doe ik deze geweld aan. Zij vragen aan mij als Minister om die koers vast te houden, want dan hebben we iets aan elkaar.
De heer Dijkhoff heeft gevraagd of ik denk dat de relatie met Duitsland belangrijk is. Dat is ook besproken met mijn collega's. Het systeem in Duitsland is anders. Om te komen tot een verbod rust er een zware bewijslast op onze schouders. Duitsland heeft op dat punt een andere geschiedenis, zoals we allemaal weten. In Duitsland is de problematiek ook buitengewoon ernstig, ook al hebben zij een ander instrument. Mijn collega's in Duitsland zeggen ook dat wij elkaar moeten versterken om het aan te pakken. We moeten proberen te voorkomen dat bendes die in Duitsland opereren, door de Duitse aanpak naar Nederland gaan of andersom. We moeten met elkaar proberen om ze aan te pakken. Ik heb dat ook gezegd in het overleg dat wij met de burgemeesters van Echt-Susteren, Sittard-Geleen en Maastricht hebben gevoerd.
De heer Dijkhoff (VVD): De Minister geeft aan dat het in Duitsland anders is. Ik heb zelf geen behoefte om alle Duitse wetten over te nemen, maar de vraag is of het daardoor makkelijker is voor de Duitse overheid om ze aan te pakken. Het gaat dan niet zozeer om het verbieden van zo'n club als wel het veroordelen van criminelen, omdat zij lid zijn van zo'n club. Met alleen een civiel verbod zitten die mensen nog niet vast.
Minister Opstelten: Dat wordt onderkend. Je kunt zo'n club verbieden maar dan zijn ze nog niet weg. Ze duiken de illegaliteit in, met het risico dat zij bij ons kunnen komen, vlak over de grens. We moeten met elkaar die informatie ook heel goed hebben. Ik doe via u een beroep op de burgemeesters die zeggen dat dit heel lastig is. Ik denk dat het ook uitstraling moet hebben. We werken als één overheid, dat is ongelofelijk belangrijk. Hoe steviger, hoe beter. Ik ben daarvoor speciaal op bezoek geweest bij De Maizière. Hij zegt ook dat hij er niet echt over gaat, maar dat zijn de Ministers van de Länder, dus die hebben we ook aan boord.
Het is wel belangrijk dat we een werkgroep hebben die niet allerlei studies doet, maar ook acties probeert te coördineren. Zo moeten we dat doen. Ik heb geen behoefte aan een wetgevingsproces of het zoeken naar nieuwe instrumenten. Als die er zouden moeten komen om het heel effectief te maken, zou ik dat direct vragen. De burgemeesters vragen zelf om hen niet te belasten met allerlei nieuwe instrumenten. We moeten dit gewoon met gebruikmaking van het huidige instrumentarium aanpakken. Dat is het punt.
Door mevrouw Van Toorenburg en de heer Dijkhoff is gesproken over een exitstrategie. Dat is ook aan de orde geweest in het overleg waar ik op doelde. De Denen hebben daar succes mee gehad. Wij gaan deze ook ontwikkelen. Dan kunnen zij die club verlaten. Ik denk dat dit belangrijk is. Het is een toevoeging aan de huidige brede, integrale aanpak. Ik ben erkentelijk voor de ondersteuning daarbij.
Mevrouw Van Toorenburg stelde een vraag die wij ook stellen. In de brief staat dat de koers goed is, stap voor stap, we zijn er nog niet, maar het aantal chapters groeit. Dat zou in tegenspraak met elkaar kunnen zijn. Die groei is er niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Ik sluit niet uit dat deze te maken heeft met afsplitsing, ook door interne ruzies. De reacties van de OMG worden feller. We geven ze geen ruimte en we zitten er bovenop. Ik zie dat als een bevestiging van de effectiviteit van onze aanpak. Europol ziet als voornaamste reden voor deze expansie het vergroten van het potentiële criminele marktaandeel van de outlaw clubs in kwestie. Dit zou namelijk gefaciliteerd worden door het openen van chapters op nieuwe strategische locaties. Met onze eenduidige aanpak zullen we het probleem steeds verder moeten terugdringen, om het onder de knie te krijgen. Dat vergt een lange adem, stap voor stap, maar dat is de weg die tot resultaat zal leiden.
De heer Bontes heeft gevraagd om een paar extra punten te noemen bij deze aanpak. Ik heb er al veel genoemd, maar ik wil ze nog wel een keer noemen. De prioriteit wordt gelegd bij de strafrechtelijke vervolging. Men kan ervan op aan dat de hoofdofficier in de gebieden waar het zich voordoet, er bovenop zit. De focus wordt gelegd op clubhuizen en evenementen. Dat is ook heel belangrijk. Verder is er sprake van een integrale organisatie, van politie, OM, gemeenten, Belastingdienst, de RIEC's en het LIEC. Zij hebben zich volledig ingezet voor de uitvoering van speerpunten, zoals het bestrijden van de invloed ervan in de horeca, beveiligingsbedrijven en op de harde kern van de voetbalsupporters. De nieuwe Voetbalwet zal het extra instrumentarium daarvoor versterken. Een ander punt is het aanpakken van windhappers, die vermoedelijk geen legaal inkomen hebben, maar mogelijk inkomsten uit illegale activiteiten verkrijgen. Ik denk dat dit de hoofdpunten zijn. De cijfers zitten bij de stukken.
De heer Bontes en de heer Dijkhoff hebben gevraagd naar de internationale aanpak met de Fransen, de Belgen en de Duitsers. Die vraag heb ik beantwoord. Het gaat om samenwerking en betrokkenheid. Dat vind ik echt een goed punt. Dat is ook in het overleg aan de orde geweest. Ik heb het op mij genomen om dat te doen. Er is ook gevraagd om de brouwerijen te binden of te betrekken bij het beleid van de overheid. Dat doen we. We hebben afspraken gemaakt over een nationale en een regionale aanpak met betrekking tot het vastgoed en de makelaars, want dat is ook maatwerk. Dat is een goede interventie.
Mevrouw Van Toorenburg heeft erover gesproken dat OMG-leden in detentie geld krijgen van hun club. Zij vroeg wat ik daartegen doe. Gedetineerden mogen maximaal € 500 op rekening hebben. Ik heb mij hierover in die tien minuten even laten informeren. Wie stort moet zich bekendmaken. Transacties kunnen door de politie onderzocht worden. Er moet bewijs zijn van criminele afkomst of witwassen om te kunnen ontnemen. Dat is de lijn.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Wat moet iemand in de bajes in vredesnaam met € 500? Een pakje sigaretten mogen ze hebben. Ze mogen een keer een zak chips kopen. Je hoeft toch geen € 500 op je rekening te hebben in de bajes? Het is mij altijd een doorn in het oog geweest als gevangenisdirecteur dat dit soort dingen kunnen, want dat geeft status en macht. Je kunt een kwetsbaar iemand een pakje sigaretten geven. Het wordt natuurlijk allemaal georganiseerd om dat via anderen binnen te laten vloeien. Ik vraag concreet om dit aan te pakken met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, want dit willen wij niet.
Minister Opstelten: Ik zal het signaal van mevrouw van Toorenburg bij de Staatssecretaris neerleggen. Ik zeg namens hem toe dat hij de Kamer daarover zal informeren.
Mevrouw Helder (PVV): Ik wil daar even op voortborduren. Het is goed dat de Minister dat via de Staatssecretaris gaat proberen te regelen. De Minister zegt dat de politie transacties kan onderzoeken, maar de politie moet daar dan wel van op de hoogte zijn. Het zou bij een bepaald bedrag, dat heel laag moet zijn, want een pakje sigaretten is niet duur, standaard onderzocht moeten worden. Eigenlijk moet het niet kunnen dat bepaalde bedragen worden gestort, waardoor de politie met dat soort dingen bezig is. Volgens de PVV-fractie zou het onmogelijk moeten zijn om überhaupt bedragen te storten. Als het dan toch moet, dan moet het heel weinig zijn.
Minister Opstelten: Ik zal het punt van mevrouw Helder en mevrouw van Toorenburg meenemen. Ik denk dat er een precies antwoord op moet komen. Het signaal is helder. Ik maak er dankbaar gebruik van om dat even bij de Staatssecretaris neer te leggen en te vragen om een antwoord. Dat komt er dus.
Ik ben ingegaan op wat de lijn van het Openbaar Ministerie is. Dan resteert nog de vraag over outlaw bikers in overheidsdienst. Er is een circulaire gemaakt over ongewenste privécontacten. Ambtenaren die lid zijn van een OMG kunnen niet meteen ontslagen worden, maar ze worden wel aangesproken op hun lidmaatschap. Er wordt te verstaan gegeven dat zij beter uit de OMG kunnen stappen en dat hun lidmaatschap anders gevolgen kan hebben. Dat kan uiteindelijk ontslag zijn. Voor zover wij dat kunnen nagaan, betreft dit nu nog enkele tientallen personen, inclusief bij Defensie. Er is ontslag genomen door dertien mensen, of zij zijn uit de club gezet. Ik zal dit punt ook nog met mijn collega's Blok en Hennis bespreken. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie-Marcouch/Dijkhoff. Wij vinden dat dit niet moet. Als je lid bent van een OMG en je werkt bij de overheid, dan is dat onverenigbaar. Dat moet glashelder zijn.
De heer Dijkhoff (VVD): Ik vraag mij af of bij Defensie ook de Nationale Reserve hieronder valt. De leden daarvan zijn niet in dienst, maar sommige functionarissen hebben wel toegang tot de wapenkamer, onder bepaalde omstandigheden. Ik kan mij voorstellen dat de Minister het antwoord niet meteen uit de mouw schudt. Ik hoor hem zeggen dat hij daar beleid op wil ontwikkelen met Defensie en met Minister Blok van Rijksdienst. Wanneer kan hij daarop terugkomen met informatie van het kabinet? Ik begrijp dat het niet zo simpel is als collega Marcouch en ik hoopten toen wij de motie indienden, in die zin dat ze allemaal worden ontslagen of dat er een rechtsgrond wordt gecreëerd zodat ontslag in de toekomst kan. Het is belangrijk om niet alleen te focussen op mensen die lid zijn, maar om ook te voorkomen dat mensen lid worden. Voorkomen moet worden dat er iemand in dienst wordt genomen, bij wie je er naderhand achter komt dat hij lid is. Is het nodig om daarvoor een wettelijk haakje te maken, aangezien dat nu kennelijk niet voldoende lukt? Wanneer zullen we daarover meer horen?
Minister Opstelten: Ik weet dat dit ook een scherpe zaak is voor mijn collega's Hennis en Blok, net als voor mijzelf. Wij hebben ook met de gemeenten te maken. We moeten als één overheid optreden. Ik zeg u toe dat ik dit debat mede zal gebruiken om nog meer scherpte aan te brengen in die positie. Na het zomerreces zal ik namens mijn collega's een brief sturen. Daarin zal ik ook ingaan op de positie van de andere overheden. Dat is in het overleg aan de orde geweest, en dat moet ook. De gemeenten zijn daar zelf voor verantwoordelijk, maar zij delen de gang van zaken om dat ontoelaatbaar te maken. Dat zullen we doen. Ik zal de positie van de Nationale Reserve daarin meenemen.
Als ik het goed begrijp vraagt de heer Bontes of de Belastingdienst kan ontnemen als een lid van een OMG een motor gebruikt die niet op zijn naam staat. Is dat zo?
De heer Bontes (Bontes): Dat is wel de strekking van het verhaal.
Minister Opstelten: Dat was de strekking. Ontneming is geen bevoegdheid van de Belastingdienst. De Belastingdienst kan wel beslag leggen op eigendommen van die persoon in verband met openstaande belastingschulden. Daar wordt heel bewust naar gekeken, zo is mij gemeld. In een strafrechtelijk onderzoek gelden vanzelfsprekend weer andere bevoegdheden, waarbij ontnemen wel een mogelijkheid is. Daarbij kan verwezen worden naar het Openbaar Ministerie.
Ik kom dan bij de Veiligheidsmonitor. Dank voor de opmerkingen die over de situatie in ons land en over subjectieve en objectieve veiligheid zijn gemaakt. Je ziet de trend dat Nederland wel veiliger wordt. Eigenlijk zegt iedereen dat wel. Daarbij baseren wij ons op cijfers van de politie en van het Openbaar Ministerie, evenals de jaarverslagen. Je kijkt naar de high impact crimes, overvallen, inbraken, straatroven. Over de jeugdbendes hebben we vorige week een apart AO gehad. Ik kan wel zeggen dat de in totaal door de politie geregistreerde criminaliteit daalt. Deze dalende trend zet ook in 2014 door. Ik denk dat het belangrijk is om dat met elkaar vast te stellen.
Ik ben nu bezig om met het gezag, dus met alle 403 burgemeesters in Nederland, via de regioburgemeesters, en het Openbaar Ministerie de prioriteiten voor de Veiligheidsagenda voor de komende vier jaar vast te stellen, plus op jaarschijf de resultaten die we daarin gaan boeken. Dat is bijna afgerond en dat komt zeer binnenkort naar de Kamer.
Er is gesproken, onder andere door de heer Van der Staaij, over de subjectieve veiligheid. Er wordt wel gezegd dat de subjectieve veiligheid na-ijlt op de objectieve veiligheid. Ik heb dat zelf ook weleens gedacht, maar ik ben ervan overtuigd dat dit niet helemaal juist is. De signalen die uit de subjectieve veiligheid komen, zijn niet achterhaald, maar zij zijn op dat moment belangrijk. De heer Van der Staaij is ingegaan op de tevredenheid over het laatste contact met de politie. Daarbij zou je ook zeggen: maak er een 10 van. Daar zijn we mee bezig, maar het is weerbarstiger dan je denkt. De aangifte is hierbij heel belangrijk. Dat is het visitekaartje van de Nationale Politie. We hebben daar bij het AO over de politie uitgebreid over gesproken. De terugkoppeling is ongelofelijk belangrijk. De cijfers die ik daarover hoor, zijn wel bemoedigend. Het vertrouwen in de politie en in het contact met de politie wordt vergroot doordat er eindelijk op een goede manier wordt teruggekoppeld. Dat gebeurde vroeger niet, hoewel dat wel was aangekondigd, maar nu gebeurt het wel bij de high impact crimes. Dat is wat ik terughoor, maar dat moeten we natuurlijk ook gevalideerd kunnen vaststellen. Daar hecht ik zeer aan.
Een ander punt is de zichtbaarheid van de politie. Ik heb er een brief over gestuurd voor het AO over de politie. Bij de reorganisatie van de politie is ervoor gekozen om prioriteit te geven aan de inrichting van de basiseenheden, want daar hebben de burgers en het gezag wat aan, en aan de inrichting van de districtsrecherche, zodat die er zullen staan per 1 januari 2015. Een ander punt is één wijkagent per 5.000 inwoners. Mede op basis van dit soort signalen heb ik bepaald dat er op deze prioriteiten wordt gefocust.
De heer Bontes en mevrouw Helder hebben gesproken over de buurtparticipatie en de straatcoaches. Ik vind dat mijn brief over het onderzoek Schoon, heel en veilig verkeerd wordt geïnterpreteerd. Deze moet wel goed worden gelezen. Ik omarm niet zozeer allerlei sport- en spelactiviteiten bij de buurtparticipatieprioriteit, maar op grond van dit soort effectiviteitsonderzoeken komen we tot evidence based incentives en interventies. Het Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid stimuleert dat. Een van de punten bij de nieuwe politiewetgeving is dat de Minister ruimte geeft aan het lokaal gezag. Niet de Minister maar de burgemeester en het Openbaar Ministerie zijn het gezag. Ik bied mogelijkheden aan waarmee zij het kunnen doen, maar zij moeten de keuzes maken hoe zij het doen.
De straatcoaches worden gefinancierd door gemeenten. We hebben er wel een keer goed naar gekeken. In het Strategisch beraad Veiligheid, het overleg met de burgemeesters en de voorzitter van de VNG, zal telkens aan de orde zijn of dit de goede weg is.
Mevrouw Kooiman (SP): Als de Minister in overleg gaat met de burgemeesters en de VNG, zou het prettig zijn als hij daarin duidelijk aangeeft dat de inzet van straatcoaches, die grondig is onderzocht door Movisie, niet werkt en dat de Minister aan de gemeenten adviseert om deze niet toe te passen. Dat zou ik een betere optie vinden.
Minister Opstelten: We hebben een rapport. Dat heb ik aan de Kamer gegeven en ik heb daar mijn commentaar bij gegeven. Het is geen vlucht voor de werkelijkheid of een oordeel. In een aantal situaties werkt het wel degelijk. Ik heb dat gezien in heel stevige wijken die ik heb bezocht, waarbij ik niet word gehinderd door deftige contacten. Ik heb gesproken met de mensen die het werk doen, dus de wijkagent en de straatcoaches, ook in wijken waar de top 600 zich met name manifesteert. Het gaat erom dat je je afvraagt of het werkt of niet, dat je je oriënteert, zonder het over te nemen. Ik voel me wel gerechtigd om voortdurend te vragen of het werkt. Ik vind het ook niet nodig om de gemeenten nu weer te belasten met de vraag hoeveel dit gekost heeft. Dat is niet effectief. Je kunt beter straight forward vragen of datgene waaraan zij hun geld uitgeven, werkt. Dat is overigens de eigen keuze van het lokale gezag. We moeten hun niet hinderen met allerlei vragen. Wij hebben het schrappen van de Van Montfrans-gelden overgenomen door prioriteit te geven aan die lokale investeringen. Er is dus meer geld naar veiligheid gegaan dan wij er vroeger aan besteedden, omdat wij dit moesten overnemen.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik raad de Minister wel aan om zijn eigen rapportages goed te lezen, dus ook het onderzoek van Movisie. Hij noemt de top 600. Laten we wel wezen, juist in Amsterdam is er veel te doen geweest over de inzet van straatcoaches, en idem dito in Utrecht. In het rapport van Movisie staat dat de overlast in sommige gevallen alleen maar is toegenomen. Ik adviseer de Minister om de gemeenten te adviseren om geen geld te storten in een bodemloze put, maar om dat daadwerkelijk te besteden aan de veiligheid. Dan komt het ten goede aan veiligheid in plaats van het aan de gemeenten over te laten. Er is een goed onderzoek. Laten zij het besteden aan iets waar wij wel wat aan hebben, namelijk aan blauw op straat.
Minister Opstelten: Het rapport staat op de agenda en wordt besproken. Zo doen wij dat tegenwoordig. In zo'n gesprek wordt niemand gespaard. Zo gaan die gesprekken. Ik ga niet zeggen dat men er overal mee moet stoppen. Het is maatwerk. In Amsterdam kunnen er ontzettend goede motieven zijn om te zeggen dat men van dit rapport heeft geleerd en dat er maatregelen zijn genomen om die kritiek weg te nemen. Laat dat in hemelsnaam over aan degenen die zijn waar het gebeurt en die er ook zicht op hebben. Het is hun budget. Dat is het systeem dat wij hebben afgesproken. De gemeenten gaan over hun eigen inzet.
Mevrouw Helder (PVV): Ik hoor de Minister zeggen dat ik die brief verkeerd heb geïnterpreteerd, maar de Minister interpreteert mijn inbreng in eerste termijn verkeerd, dus ik leg hem toch weer even terug. Ik heb een antwoord van de Minister aangehaald op onze schriftelijke vragen. Daarbij heeft de Minister gezegd: of de maatregelen effectief zijn, is mede afhankelijk van specifieke lokale omstandigheden. Dan haal je het rapport aan, waarover collega Kooiman terecht zegt dat de conclusie is dat de inzet van straatcoaches niet heeft geleid tot een afname van overlast door jongeren. Daar is geen woord Frans bij. Wat de Minister zei over de Veiligheidsmonitor, hangt daarmee samen. Hij praat over subjectieve gevoelens. Ik vind dit van de Minister erg subjectief, want het werkt gewoon niet. Dan kun je dat wel vragen aan mensen die dat met de beste bedoelingen doen. Ik heb er respect voor dat zij zeggen dat het naar hun gevoel wel werkt, maar het gaat wel om tientallen miljoenen belastinggeld. Dat moet gewoon stoppen. Als het niet werkt, werkt het niet. We hebben nu een rapport, dus er is meer dan genoeg reden om daar even iets anders op te reageren. Ik heb het specifieke voorbeeld genoemd van de buurtvader in Deurne, die de naam van de derde overvaller wist, maar dat niet ging zeggen. Dat is toch wel een heel pregnant voorbeeld, misschien niet van een straatcoach, maar van iemand die met een zelfde idee opereert, namelijk dat het echt niet werkt.
Minister Opstelten: Bij het laatste voorbeeld gaat het naar mijn mening om een lokale afweging. Daar moet het lokale gezag, de burgemeester en het OM, er het nodige van zeggen. Dat ga ik niet beoordelen. Wij gaan hier niet allerlei lokale casuïstiek, waarvoor wij geen verantwoordelijkheid dragen, beoordelen.
Laten we nu niet kinderachtig zijn. Dat rapport is kritisch, maar dat plaats ik op de agenda van degenen die erover gaan, namelijk het lokale gezag en het Openbaar Ministerie. Dan hebben we het erover. Het is prima dat het kritisch is. De vraag is dan welke conclusies de gemeenten trekken. Dat is de goede vraag. We moeten niet hier, zonder dat het besproken is, gaan zeggen dat wij vinden dat het moet stoppen, want het kost te veel. Dat vind ik niet. Dat is een afweging die lokaal moet worden gemaakt; in de lokale driehoek of in het college van B en W of de gemeenteraad.
Mevrouw Helder (PVV): De afweging moet niet zijn om ermee te stoppen want het kost te veel, maar de afweging zou moeten zijn dat we stoppen want het werkt niet. Dat is een criterium. Dit is weliswaar een lokale verantwoordelijkheid, eens, maar als er zo'n rapport ligt, moet je meer doen dan het erover hebben. Dan moet je het er op z'n minst zeer kritisch over hebben. Mag ik dit al van de Minister verwachten? Zal hij de Kamer daar vervolgens weer over informeren?
Minister Opstelten: Laten we elkaar niet met van alles lastigvallen. Ik ben altijd bereid om in de monitor en het algemene verslag over veiligheid op te nemen wat de conclusie is geweest van de gemeenten naar aanleiding van dit rapport. Dat vind ik prima. De Kamer heeft er in ieder geval recht op om daar kennis van te nemen.
Daarmee heb ik ook de vragen over de sport wel beantwoord.
De heer Marcouch heeft een moeilijke vraag gesteld, namelijk of ik op het netvlies heb in welke buurten die overlast is. Het antwoord is uiteraard ja, want we leven in een overzichtelijk land. Het is niet moeilijk om een goed overzicht te hebben, want je gaat ook naar die wijken voor een werkbezoek. Dat is niet alleen in Amsterdam. De politie heeft daar een scherp beeld van. Het is ook een voordeel van de Nationale Politie dat men dat nu heeft. In elke gemeente vindt een gebiedsscan plaats. Daar staat alle relevante informatie in. De politie weet waar zij moet zijn. Ik ga nu niet allemaal lijstjes oplepelen. Ik denk dat dit niet goed is. Er is op de zeer professionele site van de Nationale Politie natuurlijk ook een heleboel te zien wat dat betreft.
De heer Marcouch vraagt ook of er bij de volgende Veiligheidsmonitor aandacht besteed kan worden aan de prestaties van de strafrechtketen. De Veiligheidsmonitor is een bevolkingsenquête, waarbij de bevolking wordt bevraagd en die kan daar geen inzicht in bieden. Door het departement wordt jaarlijks de publicatie Criminaliteit en r
Rechtshandhaving uitgebracht, die wel inzicht geeft in het functioneren van de strafrechtketen. De eerstvolgende publicatie is in november. Daar verwijs ik naar.
Mevrouw Helder vroeg naar de zware overvallen op geldtransporten, waar mevrouw Van Toorenburg ook naar heeft gevraagd. We moeten inderdaad de wetgeving aanpassen, bijvoorbeeld met een uitgebreidere screening van medewerkers van deze bedrijven. Deze is met ingang van 1 mei jongstleden gerealiseerd. Samen met de branche werk ik nu aan het stellen van specifieke eisen aan beveiligingsdepots. De laatste zware overval op een gelddepot dateert van maart 2013, maar dat is geen reden om achterover te leunen. Integendeel. We blijven voortdurend op het hoogste niveau van de politie en van het OM, ook internationaal, bekijken waar we de aanpak kunnen aanscherpen. Dit geldt ook voor de bedrijven zelf.
De heer Marcouch (PvdA): De Veiligheidsmonitor bevat ook politiegegevens. Die cijfers zijn ook uit andere onderzoeken beschikbaar, dus daarvoor hoeft in principe niets anders te worden gedaan. Bij het inzicht verschaffen in wat er met slachtoffers en meldingen bij de politie gebeurt, zou per delict in de Veiligheidsmonitor aangegeven kunnen worden wat er met zo'n aangifte gebeurt bij het OM en welke straffen er bij de berechting eventueel toegekend worden. De Minister is al bezig met het verbeteren van de strafrechtketen. Als we dat inzichtelijk maken, zou dat de veiligheidsbeleving kunnen bevorderen. Dit even als aanscherping van mijn vraag.
Ik vroeg overigens niet in welke wijken er overlast is, maar ik heb signalen gekregen dat in sommige buurten en wijken, waar criminele groepen de dienst uitmaken, niemand durft te komen. Volgens mij kunnen dat niet heel veel wijken zijn, maar het is heel ernstig als dat zo is. We kunnen in Nederland niet tolereren dat er buurten zijn waar professionals hun werk niet kunnen doen en waar de buurtbewoners niet vrij over hun pleintje kunnen lopen, als zij dat willen.
Minister Opstelten: Over het laatste punt zijn we het volledig met elkaar eens. Er is er maar één de baas in de publieke ruimte, en dat is het publieke gezag, dus de politie, onder het gezag van de burgemeester en het Openbaar Ministerie. Er zijn geen wijken waar dat niet het geval is. Er is weleens een dreigende situatie, waarbij er spanning is dat dit zou kunnen gebeuren. Dan wordt er direct opgetreden om dat weg te werken. Dat is iets wat het gezag heel scherp moet hebben. Als dat niet het geval is, en het gezag het laat zitten, dan zal men ook een oproep van mij te horen krijgen om dat te doen. Ik heb geen signalen gekregen dat dit moet gebeuren, maar soms is het spannend, dat moet ik wel zeggen. Dan wordt er opgetreden, samen met de bewoners. Ik heb daarvan voorbeelden gezien en ik ben daar ook geweest.
We moeten de Veiligheidsmonitor niet gaan uitbreiden met extra vragen over de strafrechtketen. Dat leidt tot nieuwe trendbreuken. Het stelsel moet stevig blijven. Dan kun je telkens vergelijken. Als je elk jaar nieuwe vragen erin gaat doen, wordt het onsamenhangend. Dan wordt het moeilijk om een vergelijking te maken, om de trends vast te stellen. Daar gaat het uiteindelijk om. Er wordt door mij wel over de versterking van de strafrechtketen gerapporteerd. Ik zal dat een prominente plaats geven in het onderzoek dat ik noemde.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg wat het overleg met de branche van geld- en waardentransporteurs heeft opgeleverd. Ik heb er al iets over gezegd. Er zijn een aantal concrete verbeteringen. Dan spreken we over preventieve en repressieve mogelijkheden. We maken afspraken over hoe te handelen bij verdachte omstandigheden, zowel operationeel als door de wetgeving aan te passen, zoals ik al heb gezegd. Ik zet dit overleg door. We moeten niet verslappen, geen moment. We moeten er samen voor zorgen dat deze overvallen niet meer plaatsvinden en dat daders worden gepakt.
Mevrouw Helder heeft gevraagd hoe het staat met het verzoek van Brinks om wapens te mogen inzetten, dit ter toelichting op een zaak die onder de rechter is. De bestuursrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft de Staatssecretaris bij tussenuitspraak nader in de gelegenheid gesteld te motiveren waarom geld- en waardentransporteur Brinks geen vuurwapens mag hanteren ter zelfverdediging. Van deze gelegenheid heeft de Staatssecretaris gebruikgemaakt. De zaak ligt nog onder de rechter. Het betreft een privaat verzoek. Daarom zal ik op deze plaats niet op de details ingaan. Zodra er een nadere beslissing van de rechter ligt, zal ik bezien of er nadere stappen moeten worden ondernomen. Mijn beleidsmatige uitgangspunten zijn overigens niet veranderd. Overvalbestrijding moet vooral preventief aangepakt worden. In overleg met de politie en de branche worden daartoe maatregelen genomen en beleid ontwikkeld. Bewapening is hier absoluut niet de oplossing. Private partijen kunnen primair zelf de risico's vermijden of verkleinen door voorzorgsmaatregelen te nemen. Als er iets gebeurt, moeten wij ook terstond ter plaatse zijn.
Mevrouw Kooiman vroeg of het AMBER Alert net als in de Verenigde Staten kan worden aangesloten op cell broadcasting. We zijn aan het verkennen of dit kan. Ik ben hierover in overleg met AMBER Alert. Er zijn een heleboel technische vragen aan gekoppeld. We zoeken dit zorgvuldig uit.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben heel blij om te horen dat deze mogelijkheid wordt verkend. Het zou echt winst zijn om de opsporing van vermiste kinderen een boost te geven. Wanneer kan de Minister de Kamer hierover nader informeren?
Minister Opstelten: Eind van het jaar kom ik hierop terug met een brief aan de Kamer.
Mevrouw van Toorenburg heeft nog gevraagd naar de stand van zaken bij de Aanpak Veiligheid Kleine Bedrijven. Na de evaluatie over het jaar 2013 is per 15 april van dit jaar een verbeterde aanpak gestart, waarbij meer leveranciers van preventieve maatregelen hun producten kunnen aanbieden. In de eerste vijf maanden van dit jaar zijn ongeveer 4.500 scans uitgevoerd. Er is voor ruim 1,2 miljoen subsidie verstrekt voor maatregelen. Door de toenemende vraag van de bedrijven wordt verwacht dat het totale budget ook dit jaar weer volledig wordt benut.
Dat zijn mijn antwoorden op de eerste termijn van de Kamer.
De heer Marcouch (PvdA): Ik had nog gevraagd om de Veiligheidsmonitor uit te breiden met vragen die betrekking hebben op haatcriminaliteit, racisme, discriminatie. Wij hebben gezien dat dit in heel veel buurten en wijken speelt en dat mensen vaak met intimidatie en geweld hun wijk worden uitgejaagd, bijvoorbeeld in Duindorp, waar de achterban van de PVV mensen om hun etnische achtergrond verhindert om zich daar te vestigen. Die dingen komen niet terug in de Veiligheidsmonitor. Ik vraag de Minister om in de volgende monitor vragen op te nemen die daarop betrekking hebben.
Minister Opstelten: Ik ben mij ervan bewust dat ik moet uitkijken dat dit antwoord niet te technisch is. Het heeft te maken met methodologische punten. Ik zal er in tweede termijn op terugkomen. Ik begrijp heel goed wat de heer Marcouch bedoelt, maar ik wil de gelegenheid hebben om iets scherper informatie te krijgen.
De heer Marcouch (PvdA): Dat vind ik prima. Ik begrijp de technische kant heel goed, als het gaat om de strafrechtketen, maar bij dit punt zie ik dat niet. Ik zie dit als een nieuw fenomeen in onze samenleving, dus ik hoop dat de Minister bereid is om er heel constructief naar te kijken.
Minister Opstelten: Ik ben daartoe natuurlijk wel bereid. Je kunt niet telkens spreken over de methodologie, terwijl het gaat om een nieuw fenomeen in de samenleving. Het is niet helemaal nieuw, maar het is wel zeer actueel en aangescherpt. Cyber security is ook een nieuw fenomeen, dat eraan toegevoegd is. Ik wil dit wel bekijken. Dat moet ik wel met de gezamenlijke opdrachtgevers van de Veiligheidsmonitor doen. Dat zijn onder andere de gemeenten. Ik zal dit punt daar agenderen, want ik vind dat daar aanleiding toe bestaat. U wordt daarover geïnformeerd.
De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn, van twee minuten per fractie, met één interruptie.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Het is niet altijd prettig om bij een dossier waarover wij het allemaal eens zijn en waarbij de betrokkenen hun uiterste best doen, toch de Minister te moeten tergen, maar we willen echt helder krijgen wat de term «prioriteit» betekent. Wat heeft men dan daadwerkelijk in handen? Wij krijgen signalen uit het veld dat er echt nog een tandje bij moet bij de informatiepositie van de burgemeesters en dat het goed is als de politie wat meer focus zou kunnen aanbrengen. Dat zijn de geluiden die wij van de recherche krijgen. Daarom heb ik de Minister daar zo op gewezen.
Ik noem als concreet voorbeeld dat een burgemeester weet dat er een brand zal worden gesticht, maar hij kan niets. Er kan niet in overleg een camera worden opgehangen, want de feiten waren te licht. Ik kan de casus aan de Minister geven, buiten dit debat om. Uiteindelijk wordt er brand gesticht en dan kunnen zij ingrijpen. Naar aanleiding van deze casus vind ik dat we echt moeten bekijken hoe en met welk instrumentarium we hier in de toekomst iets aan kunnen doen.
Over de criminele organisaties krijgen wij juist berichten dat we voorzichtig moeten zijn met civielrechtelijke ontbinding. Het feit dat het een vereniging is, is juist een bouwsteen op basis waarvan zij misschien kunnen worden aangemerkt als criminele organisatie. Ik denk dat het heel belangrijk is om de zaken goed uit elkaar te houden. Je kunt een criminele organisatie bewezen verklaren, als je kunt laten zien dat er een organisatie onder zit. Dan helpt het wel dat zij die afschuwelijke vereniging zijn.
Het is goed dat de Minister aan de slag gaat met die middelen waar gedetineerden uit kunnen putten. Het is natuurlijk prima als kwetsbare mensen in de inrichting wat steun hebben om een keer een pakje sigaretten te kopen, maar dan gaat het niet om € 500 op een rekening. Het is ook goed dat de Minister aan de slag gaat met die uitstapprogramma's. De heer Van der Staaij zei in de pauze al even dat we dit «afstapprogramma's» zouden moeten noemen, om een onderscheid te maken met de prostitutie, waar die motorbendes helaas ook stevig in zitten.
Ik dank de Minister en ik heb nog louter aansporingen. Ieder overleg om er te komen is er één.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording en voor zijn realisme dat het steviger aanpakken en het meer zaken in gang zetten nog niet betekent dat die types van de straat zijn en/of stoppen met criminaliteit. Er zullen zaken blijven. Menig incident zal nog tot frustratie leiden. Dan is het juist zaak om één front te vormen in plaats van dat de burgemeesters, de Kamerleden en de Minister elkaar onderling alleen maar vliegen afvangen. Dat doen we vandaag gelukkig ook niet, want dan lachen die lui zich het zadel van de motor af.
Daar hoort ook bij dat als de burgemeesters ergens mee komen, de Minister ervoor open staat en bekijkt hoe de dingen binnen al die organisaties kunnen worden strakgetrokken. Het is goed dat al die organisaties en overheidstakken samen één front vormen, maar hoe meer afdelingen, hoe meer er gecoördineerd moet worden, hoe meer communicatie, hoe groter het risico van miscommunicatie. Het is de taak van de Minister om dat strak te blijven trekken. Verder hoop ik dat het OM binnenkort een zaak heeft die sterk genoeg is, zodat de rechter eindelijk erkent dat het criminele organisaties zijn, wat iedereen allang ziet, volgens mij. Ik snap ook dat we niets overhaast moeten doen, want als we zo'n zaak verliezen, zijn we verder van huis.
Het is misschien raar voor een VVD'er, maar ik wil de SP bijvallen, zoals misschien in Amsterdam gebruikelijk is, maar daar kom ik niet vandaan. De SP en de VVD zijn het er lokaal vaak over eens dat het niet handig is om straatcoaches in te zetten. Ik ben ook op werkbezoek geweest. Ik vind dat die mensen goed werk doen, maar als je dat voor je ziet, betekent dat niet altijd dat het op lange termijn een effectieve inzet is. Dat doet er niet aan af dat die mensen hard werken, maar als uit onderzoek blijkt dat het niet goed uitpakt en dat je misschien beter in plaats van drie straatcoaches een stadsmarinier kunt hebben, dan moet je dat wel onder ogen zien. Het zou ook helpen als de Minister dat feit wel blijft zien. Hoe harder de Minister roept dat het een gemeentelijke aanpak blijft, des te groter is het risico dat we van de weeromstuit recalcitrant worden en wel laten inhuren door de gemeente. Ik benadruk dat de ervaring leert dat een goede inzet beter is dan om het op deze manier te doen.
De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. Dank aan de Minister voor het beantwoorden van de vragen. Dit overleg over motorbendes gaat op dezelfde manier als de overleggen over Oost-Europese bendes of criminele jeugdbendes. Je stelt vragen en de Minister zegt dat hij er bovenop zit, maak je niet druk, loop rustig door. De praktijk is anders. Er is geschermd met cijfers, maar ik ga echt weg met vragen als: hoe nu verder, is het nu opgelost, komt het goed? Ik weet het echt niet. We moeten maar kijken wat het wordt in de praktijk, maar de signalen uit de samenleving zijn in ieder geval niet positief. Net als bij het dossier over de Nationale Politie ga ik weg met een dubbel gevoel. Ik hoop echt dat het probleem wordt opgelost, maar ik heb er niet al te veel vertrouwen in dat dit goed gaat komen.
Verder wil ik nog even kwijt dat ik de opmerking van de heer Marcouch raar vond. Hij zei dat mensen weggejaagd worden door PVV'ers in een wijk. Ik ben geen PVV'er meer, maar ik vind het toch een rare opmerking. Dat wilde ik nog even zeggen.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik denk dat we vandaag allemaal eensgezinds zijn als het gaat om de aanpak van de criminele motorbendes. Ik vroeg me nog af of je niet moet spreken van een criminele bromfietsclub, want meer leden hebben een bromfietscertificaat dan een motorrijbewijs. De Minister zegt dat volgens de burgemeesters het instrumentarium voldoende is. We horen ook andere geluiden in de media namelijk dat er nog altijd een soort onvrede heerst. Mevrouw Van Toorenburg wees daar ook op. De Minister zegt ook: als je iets nodig hebt, dan krijg je het. Bij dezen wil ik ook de burgemeesters vragen om de Minister erop aan te spreken als er problemen zijn. Tegen de Minister zeg ik dat hij zijn woord na moet komen door te geven wat nodig is.
Ik ben blij met de toezegging over AMBER Alert. Ik ben heel benieuwd naar de brief die eind dit jaar komt. Ik hoor dat de intentie is om te kijken naar cell broadcasting, zodat we de vermiste kinderen eerder kunnen opsporen.
Tot slot de straatcoaches. We hebben inderdaad vaker op gemeentelijk niveau samen opgetrokken met de VVD. Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Dijkhoff om bewezen effectieve methodes in te zetten. Straatcoaches zijn bewezen niet effectief. Ik snap dat de Minister niet tegen de gemeenten kan zeggen dat zij deze niet meer mogen inzetten. Je kunt het niet opleggen. De Minister kan wel in gesprek met de VNG en met burgemeesters adviseren om straatcoaches niet in te zetten, omdat zij niet bewezen effectief zijn. Als hij dat kan toezeggen, heb ik ook geen VAO nodig, maar anders wil ik daarover toch een motie indienen.
De heer Marcouch (PvdA): Ik hoop dat de Minister dat niet gaat toezeggen. Waar gaat het nu eigenlijk om? Er worden in heel veel buurten en wijken mensen ingezet voor de veiligheid. De effectiviteit kun je niet toeschrijven aan een professional die misschien op een verkeerde manier ingezet wordt. Ik zou deze rancune jegens straatcoaches willen tegenspreken. Het gaat erom hoe je die mensen inzet. Die mensen worden inderdaad in bepaalde buurten en wijken niet effectief ingezet, maar in veel wijken zijn zij ontzettend effectief. Daar lopen die jongens echt risico's voor hun eigen veiligheid, om de veiligheid van andere burgers te waarborgen. Ik zou zeggen: laten we hiermee ophouden. Ik vind de toezegging van de Minister prima, om gewoon te kijken naar wat wel of niet werkt.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik snap best dat de PvdA-fractie de foute keuzes op gemeentelijk niveau hier wil goedpraten, maar ik zou het prettig vinden als zij met realisme zou kijken naar het onderzoek van Movisie, waaruit blijkt dat straatcoaches niet effectief zijn. De heer Dijkhoff zei al dat dit niets afdoet aan de inzet van al die professionals. Ook ik heb meegelopen. Ik ken ze, ook vanuit mijn oude professie als gezinsvoogd. Maar ik ben realistisch genoeg om te zeggen dat dit niet effectief is. Hier gaat heel veel gemeenschapsgeld in zitten. Daar moeten we gewoon mee ophouden.
De heer Marcouch (PvdA): Ik ben het met de collega's eens: als je iets inzet wat niet werkt, moet je ermee stoppen. Feit is dat de mensen die ingezet worden, doen wat hun gevraagd wordt. De selectie en de kwaliteit van de inzet zijn bepalend voor het effect. Je kunt niet zo generaliseren en zeggen dat de Minister moet stoppen met straatcoaches, omdat dat niet deugt. Dat is niet eerlijk tegenover die mensen en het is ook niet waar. Ik onderschrijf dat er situaties zijn waarin het niet werkt. Dat heeft helemaal niets te maken met keuzes van de Partij van de Arbeid of van de SP, maar met waardering voor professionals die zich elke dag inzetten voor de veiligheid in de buurt. Zij moeten goed aangestuurd worden. Als het werkt, werkt het en als het niet werkt, moet je ermee stoppen.
Mevrouw Kooiman (SP): Als oud-jeugdhulpverlener heb ik zelf het werk gedaan op de straat. Ik zou never nooit mijn ex-collega's daarin afvallen, maar ik ben heel erg ongerust dat wij gemeenschapsgeld uitgeven aan iets wat niet effectief is. Ik heb overal gekeken. Ik heb meegedraaid in Helmond, in Gouda, in Amsterdam en in Utrecht. Nergens is het effectief bewezen in die wijken. Er ligt nota bene een onderzoek waaruit blijkt dat het niet effectief is. Ik raad de heer Marcouch aan om de stukken goed te lezen en om met de SP en de VVD de Minister te vragen om de gemeenten te adviseren – want zo heftig is het niet wat ik vraag – om dit gewoon niet meer in te zetten en andere middelen te zoeken om de veiligheid te waarborgen.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. We hebben de Minister horen zeggen over de motorclubs en de vermenging van boven- en onderwereld dat dit strak onaanvaardbaar is. We blijven goed kijken hoe dat verder loopt. We hebben gehoord dat het een drietrapsraket is. Het is strafrechtelijk vaak een probleem om te bewijzen dat er sprake is van organisatie met een crimineel oogmerk, opzet, et cetera. Het staat als een paal boven water dat er iets moet gebeuren. De Minister zegt dat er vooralsnog voldoende gebeurt. Het is goed dat hij de Kamer blijft informeren. Hij zegt dat de burgemeesters krijgen wat zij nodig hebben. Dat gaan we scherp in de gaten houden.
We moeten lokaal overlaten wat lokaal kan, om een bruggetje te maken naar de straatcoaches. De PVV vindt dat de Minister voorbijgaat aan de conclusie van het rapport. De Minister gaat er ook aan voorbij dat hij de baas is van het Openbaar Ministerie. Dat is een strafrechtelijke poot die we ook nodig hebben. Je hebt hinderlijke, overlastgevende en criminele groepen. We hebben hem vorige week horen spreken over de overlastgevende groepen, maar die gaan op een gegeven moment wel opschalen. Je moet gewoon snel ingrijpen. In het rapport wordt onderbouwd dat het met de straatcoaches niet werkt, hoe goedbedoeld hun inzet ook is. Collega Kooiman heeft onder voorbehoud een VAO aangekondigd. Als zij het niet doet, wil ik wel een VAO, want het antwoord van de Minister komt niet in de buurt van wat de PVV wil.
Ik heb de opmerking over hate crimes in de Veiligheidsmonitor net even laten lopen, maar dan moet de heer Marcouch wel eerlijk zijn. Als dat gaat gebeuren, moet daarin wel alles worden opgenomen. Ik heb voorbeelden genoeg. Ik ga het niet de PvdA-achterban noemen. Ik ga me niet tot dat niveau verlagen. Als volksvertegenwoordiger sta je voor iedereen. Dan moeten ook beide kanten belicht worden. Vooralsnog vinden wij dat totaal niet nodig. Die opmerking laten wij ook geheel aan ons voorbijgaan, maar dan moet hij ook kleur bekennen.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Volgens ons heeft de Minister een goede lijn uitgezet met betrekking tot de motorbendes, maar het komt er wel op aan dat er ook strak uitvoering aan wordt gegeven en dat de intensivering en de internationale aanpak ook hun beslag krijgen. Wanneer kunnen wij de volgende integrale voortgangsrapportage verwachten? Dat lijkt mij ook een goed middel voor de Kamer om de vinger aan de pols te houden in plaats van op losse acties terug te komen. We hadden het over de objectieve en de subjectieve veiligheid. In de afgelopen periode heb ik ook weleens op de radio of anderszins een ontevreden burgemeester gehoord over de aanpak van motorbendes. Misschien is dat nu voorbij, maar dat kan in de toekomst nog terugkomen. Ik pleit niet voor een burgemeestersbelevingsmonitor, maar het zou wel goed zijn om er oog voor te hebben of zij het gevoel hebben dat de gereedschapskist goed gevuld is. De Minister popelt om hierop te antwoorden, maar zijn tweede termijn komt nog. Het is ook van groot belang dat er sprake is van een effectieve aanpak, met draagvlak.
Het is natuurlijk fantastisch als je een strafrechtelijke veroordeling op grond van artikel 140 kunt krijgen, zoals mevrouw Van Toorenburg zei. Dat kan enorm helpen voor een civielrechtelijke verbodenverklaring. Daar ben ik het helemaal mee eens, maar je ziet ook dat er in artikel 140 WvS hoge eisen worden gesteld. Als het dan niet lukt, pleit ik ervoor om het niet op voorhand civielrechtelijk te laten zitten. Ik kwam hierop, omdat in de rapportage staat dat een veroordeling op grond van artikel 140 een noodzakelijke voorwaarde is voor een civielrechtelijke aanpak. Ik zou graag willen dat dit punt nog even wordt opgehelderd.
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Als ik het goed heb begrepen zegt de Minister dat de aanpak van de motorbendes door de lokale driehoek wordt uitgevoerd, door zo veel mogelijk bestuurlijke maatregelen en door tegen te houden. Ik vind het heel relevant om van de Minister te horen dat de Nationale Recherche, de Nationale Politie en het OM er bovenop zitten, in de zin dat alles uit de kast wordt gehaald en dat er ook systematisch wordt gerechercheerd op deze criminele motorbendes. Het gaat er niet om na een incident 40 rechercheurs bij elkaar te organiseren, maar als we met elkaar constateren dat het georganiseerde misdaadgroepen zijn, moet er een systematische inzet zijn op deze motorbendes. Zo heb ik de Minister begrepen. Ik heb vaak de indruk dat er op incidenten wordt gereageerd, dus bij een liquidatie komen de motorbendes in beeld en wordt de recherche daarop ingezet, maar het zou mooi zijn, nu we dit allemaal weten, om dat systematisch te doen.
Ik sluit mij aan bij de opmerking van collega Dijkhoff over de ambtenaren.
Ik ben blij dat de Minister tegen de collega's zegt dat hij niet de raadsvragen gaat opstellen voor de SP en de PVV als het gaat om de straatcoaches. Dat is inderdaad lokaal. Het is toe te juichen dat de Minister zegt dat burgers en buurtbewoners veel meer betrokken moeten worden bij het stellen van lokale prioriteiten, en dus ook bij het inzetten van professionals in een buurt of wijk.
Ik vraag de Minister om er aandacht voor te hebben dat sommige buurten en wijken mogelijk no-gogebieden zijn voor sommige professionals, maar ook voor buurtbewoners. Ik begrijp dat de Minister er niet concreet op kan ingaan, maar bij de aanpak van criminele groepen wil ik daar wel aandacht voor vragen.
De voorzitter: Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. Ik constateer dat de Minister onmiddellijk kan antwoorden. Er is nog een interruptie per fractie toegestaan.
Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan alle geachte afgevaardigden voor hun scherpe inbreng. Naar mijn gevoel staan we aan één kant. Ik houd ervan om getergd te worden, want dat geeft ook scherpte, laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Het is de taak van de Kamer en van mij om elkaar op te zoeken wat dat betreft. De prioriteit is er. Dat zijn geen woorden, maar de organisaties waar ik voor sta, vinden dat, net als de burgemeesters. Als een burgemeester zegt dat hij weet dat er morgen brand uitbreekt, maar dat hij niet kan optreden, dan moet hij mij direct bellen. Dan zal ik hem zeggen hoe dat kan gebeuren. Ik zou ook kunnen vragen of hij zijn buurman belt, want misschien heeft die dat wel in de gaten. Dat is echt een casus die totaal niet kan. Als je weet dat ergens een brand gaat uitbreken, dan dien je op te treden, met alle middelen. Dank voor die casus, maar het lijkt me voor een burgemeester wel opgelegd pandoer om op te treden en om geen andere dingen te doen totdat hij verhinderd heeft dat die brand wordt afgestoken. Als dat niet lukt, moet hij elke seconde gebruiken om anderen te interesseren en scherp te zetten, zodat zij dat doen.
Afstap in plaats van exit vind ik goed. We zijn het eens over de strategie en de lijn. Het is een stip aan de horizon van het Openbaar Ministerie, zoals men zelf zegt. Ik heb dat in de brief nog even naar voren gehaald. Ik verwijs naar het oordeel van het OM, dat staat op bladzijde 7 van de voortgangsrapportage. Ik herhaal dat nog even voor de heer Van der Staaij. «Naar het huidige oordeel van het OM vormen zowel veroordeling(en) van (chapters van) OMG’s voor een criminele organisatie (art 140 Sr.), als een consistent en integraal (handhavings)beleid van de overheid op de OMG’s tezamen noodzakelijke voorwaarden voor een civielrechtelijk verbod (art. 2:20 BW).» De enige die dat kan doen, is het Openbaar Ministerie. Dat moet die situaties met elkaar verzamelen, zodat er een integraal beeld van is. Dat is de inzet van het Openbaar Ministerie.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik wil toch even op die casus terugkomen. Ik moet dat cryptisch doen, omdat je nooit veiligheidsdetails kunt geven. Ik wil graag dat de Minister toch acteert naar aanleiding van de situatie die ik heb geschetst. Hij kan van mij aannemen dat als de burgemeester ook maar zo'n beetje ruimte had gehad, hij de armen uit de kom had getrokken. Graag in overleg.
Minister Opstelten: In de kern is mijn antwoord ook zo bedoeld dat ik die situatie ongelofelijk serieus neem. Dat geldt voor elk signaal. Ook al zou ik zelf weten hoe je als burgemeester moet optreden, dan zou ik toch zeggen: kom bij me als je het niet weet en laten we acteren. Daar gaat het om.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Het gaat om het instrumentarium. Deze burgemeester wist heel goed wat hij wel en niet kon. Hij was daarin ook gedekt door het Openbaar Ministerie. Maar toch zijn er soms momenten dat je iets zou willen, maar niet kunt. Dat zou moeten worden aangepakt. Daarover zal de Minister in gesprek gaan, hoor ik. Super.
Minister Opstelten: Zeker. Ik wil er nog een keer op wijzen dat we natuurlijk de RIEC's en het LIEC hebben, waarin al die organisaties bij elkaar komen. Dat is de organisatie waar je dan moet zijn. Dat deze casuïstiek speelt, is voor mij aanleiding om dat heel serieus te nemen. Uiteraard.
De heer Dijkhoff sprak over samen één front vormen. Onderschat dat niet, dat zijn geen woorden, maar het is echt ongelofelijk belangrijk dat we niet publiekelijk met elkaar zitten te discussiëren. Je verzwakt je eigen positie als autoriteit enorm, net als de slagkracht van de diensten waar je voor staat in een integrale benadering. Zoek elkaar op en zorg dat je als één overheid opereert. Natuurlijk moet ik dat dan ook scherp bewaken, ook zichtbaar, met de diensten en met het Openbaar Ministerie.
Ik neem kennis van de opvatting over de straatcoaches die door de heer Dijkhoff, mevrouw Kooiman en mevrouw Helder naar voren is gebracht. Dat rapport en de signalen uit de Kamer zal ik daarbij betrekken. Het heeft alleen zin om dat in alle scherpte mee te nemen bij de agenda voor het Veiligheidsberaad met de gemeenten. Ik denk dat een uitspraak van de Kamer weinig zin heeft. Ik zal daarover rapporteren, zoals ik al heb toegezegd.
Mevrouw Kooiman (SP): Als de Minister de geluiden van de gehele Kamer meeneemt dan zal de Minister ook de geluiden van de Partij van de Arbeid-fractie mee moeten nemen en daar ben ik niet zo'n grote voorstander van. Ik zou heel graag willen dat de Minister aan de burgemeesters en de VNG adviseert om goed naar dat rapport te kijken en straatcoaches niet in te zetten.
Minister Opstelten: Ik denk dat dit niet het effect zal hebben dat er iets zal veranderen bij de gemeenten. Ik ken die kant redelijk. Het enige effect ervan is dat die signalen door mij serieus worden genomen. Dan zou u mij in de gelegenheid moeten stellen om het gesprek te voeren met degenen die erover gaan en om daarover terug te rapporteren. Dat heb ik toegezegd. Meer kan ik toch niet doen? Daar heb ik totaal geen motie voor nodig. Mijn positie zou daardoor totaal niet veranderen.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik weet niet zo goed wat de Minister dan gaat bespreken. Dat is de crux, denk ik. Het is belangrijk dat de meerderheid van de Kamer liever niet ziet dat die straatcoaches weer worden ingezet, omdat het gaat om een inzet van gemeenschapsgeld die niet effectief is. Als de Minister dat kan toezeggen en kan terugkoppelen hoe dat gesprek is gegaan, vind ik het prima om het VAO in te trekken. Zo niet, dan handhaaf ik dat verzoek.
Minister Opstelten: Het is een totale herhaling van zetten. Het gaat om de inhoud van dat kritische rapport en niets anders. Ik zeg toe dat ik dat zal bespreken met degenen die erover gaan. U gaat er niet over en ik ga er niet over. Ik zal het bespreken en ik zal de signalen van een aantal Kamerleden helder weergeven. Dan zal ik terugrapporteren wat de conclusie is. Dan heb je een inhoudelijk gesprek. Een door een motie van de Kamer gestuurde burgemeester heeft geen enkele positie. Mijn positie zal ook niet veranderen naar aanleiding van die uitspraak. Ik rapporteer terug. Ik heb daarin een eigen verantwoordelijkheid en die zal ik ook nemen. De signalen zijn helder. Het gaat mij om de inhoud en niets anders.
Mevrouw Kooiman (SP): Het gaat niet om een Kamergestuurde burgemeester, het gaat om een Kamergestuurde Minister. Laat ik het zo zeggen. Ik zou heel graag willen weten wat de uitkomst is van het gesprek, zodat ik er te allen tijde nog op terug kan komen. Kan de Minister aangeven wanneer de Kamer hierover wordt geïnformeerd?
Minister Opstelten: Het eerstvolgend Strategisch Veiligheidsberaad is na de zomer, denk ik. Dan zal het op de agenda staan. De Kamer heeft die informatie in ieder geval voor de volgende begroting van mijn departement.
Ik apprecieer het dat de heer Bontes zegt: we horen allemaal dingen, we gaan allemaal dingen doen, maar hoe nu verder? Ik heb wel duidelijk de richting aangegeven. Dat is de koers die we inzetten en die we vasthouden met z'n allen. Deze kan hier en daar worden aangescherpt, bijvoorbeeld door te focussen bij de politie. Op dat soort dingen zijn we ingegaan. Het debat daarover was heel zinvol. Ik zal natuurlijk rapporteren over hoe het loopt. De heer Bontes zegt dat hij er minder vertrouwen in heeft dan de Minister, maar ik voel deze scherpte ook als een steun in de rug om deze koers vast te houden.
Ik merk nog even op dat men krijgt wat er nodig is. Dat heeft de politie gezegd en dat zeggen de burgemeesters ook tegen elkaar. Zoek ons op als je er zelf niet uitkomt, zoek een ander op, zoek het RIEC of het LIEC op. Zij zitten allemaal aan tafel. Houd op te vergaderen, maar ga aanpakken. Dat is hoe wij erin zitten, zeg ik tegen mevrouw Kooiman.
Mevrouw Helder vroeg terecht om te rapporteren. We moeten niet te vaak rapporteren, want dan is het een herhaling van zetten. We hebben afgesproken om dat een keer per jaar te doen. Dan heb je ook iets te rapporteren. Dat doe ik uiteraard graag. Dan kunnen we ook kijken waar we staan.
Dank aan de heer Van der Staaij. Strak in de uitvoering, dat is precies waar het om gaat. Het is wel belangrijk dat de vijftig burgemeesters die daar aanwezig waren, hebben gezegd dat zij geen behoefte hebben aan extra instrumentarium, zeg ik ook tegen mevrouw Kooiman. Dat is niet het laatste woord. Het kan zijn dat blijkt dat er toch een keer iets nodig is. Dan gaan we dat met elkaar afspreken. Ik vraag aan iedereen om strak in de uitvoering te zijn.
Systematisch rechercheren, dat is wat er gebeurt, zoals de heer Marcouch zei, juist op dit punt. Ik heb al gesproken over de ambtenaren. Burgers worden door het gezag betrokken bij de prioriteiten. Over de no-gowijken heb ik net gesproken. Dat heeft ieders aandacht, want die mogen er niet zijn. Als dit dreigt te gebeuren, dient er opgetreden te worden. Dat is het verhaal. Ik denk dat ik hiermee de vragen heb beantwoord.
De voorzitter: Dan is er een interruptie van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV): Het is niet zozeer een interruptie, maar de Minister zegt dat zijn standpunt niet verandert door een Kameruitspraak over de straatcoaches. Dat moge zo zijn, dat is zijn goed recht, maar ik vind het wel belangrijk om de aanvraag van een VAO te handhaven en om dat na het reces te houden. Misschien is die brief er dan al. Dan haal ik het graag van de agenda, maar ik wil het wel warm houden. Ik moet dat VAO nu aanvragen. Als het eerder wordt gehouden, dan dien ik een motie in die ik dan wil aanhouden. Dat is geen probleem. Dan is voor de Minister duidelijk wat de PVV-fractie in de Kamer belangrijk vindt.
De heer Marcouch (PvdA): De Minister kwam er niet op terug in de tweede termijn. Ik ga ervan uit dat hij toezegt te bekijken hoe het meten van haatcriminaliteit, hate crime, in de volgende Veiligheidsmonitor opgenomen kan worden.
Minister Opstelten: Dit punt is al besproken met de gemeenten die mede partner zijn van de Veiligheidsmonitor. Zij hebben er geen behoefte aan wordt mij gemeld. Het zou bovendien tot een nieuwe trendbreuk leiden. We hebben net sinds 2012 een nieuwe monitor, en die moeten we nu niet weer veranderen. Er zijn ook andere, misschien effectievere manieren om dit soort punten te monitoren. Het heeft geen zin om dit nog te bespreken met de gemeenten. Ik moet terugkomen op hetgeen ik in eerste instantie zei.
De heer Marcouch (PvdA): De Minister zegt terecht dat dit niet helemaal nieuw is. Het speelt al heel lang. Het is een heel actueel, ernstig probleem. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen, want ik vind het wel van belang om daar aandacht te besteden. Dan maak ik gebruik van het VAO dat collega Helder net heeft aangevraagd.
Minister Opstelten: Dat VAO zal dan na de zomer plaatsvinden. Ik heb al gezegd dat er ook andere manieren zijn om te monitoren. In de brief die ik toch stuur, zal ik ook antwoord geven op de vraag van de heer Marcouch hoe we daartegenaan kijken. Ik zal heel specifiek aangeven waarom dit geen plaats kan krijgen in de monitor, want dat is het punt. Ik zeg graag toe dat ik daar in die brief nog eens specifiek op inga.
De voorzitter: Er zijn vier toezeggingen gedaan.
– De Minister zal de Staatssecretaris verzoeken om te kijken naar de mogelijkheid om het maximumbedrag van € 500 dat gedetineerden op hun rekening mogen hebben, naar beneden bij te stellen, en naar de mogelijkheid om transacties ten bate van gedetineerden standaard te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren.
– De Minister zal de Kamer na het zomerreces, ook namens de Minister van Defensie en de Minister van Wonen en Rijksdienst een brief sturen over de mogelijkheid om het aantal mensen in overheidsdienst dat lid is van een motorclub terug te dringen. Ook zal hierin de positie van de Nationale Reserve worden meegenomen.
– De Minister zal de Kamer aan het eind van dit jaar informeren over de mogelijkheid om het AMBER Alert in Nederland aan te sluiten op cell broadcasting.
– De Minister zal tijdens het Strategisch Veiligheidsberaad naar aanleiding van het Movisierapport het onderwerp van de straatcoaches en de kritische signalen van de Kamer daarover bespreken met de gemeenten en de Kamer hierover informeren.
Er komt een VAO direct na de zomer, indien nodig.
Mevrouw Kooiman (SP): Het zou fijn zijn als die brief voor het VAO binnen kan zijn bij de Kamer.
De voorzitter: De Minister zegt jazeker ...
Minister Opstelten: Als er rekening wordt gehouden met wanneer het op de agenda wordt gezet, door even te wachten op mijn brief.
De voorzitter: Dan is dat afgesproken.
De heer Marcouch (PvdA): Ik heb niet als toezegging gehoord dat de Minister in die brief ook ingaat op het meten van de haatcriminaliteit.
De voorzitter: Dat klopt. Dank u wel voor deze aanvulling. Die schrijven we er even bij.
Sluiting 12.43 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28684-409.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.