28 600 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2003

nr. 106
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 9 december 2002

Hierbij stuur ik u, zoals afgesproken, de antwoorden op nog openstaande vragen, gesteld tijdens het wetgevingsoverleg over het onderdeel visserij uit de LNV-begroting voor 2003 op 2 december 2002.. (28 600 XIV, nr. 102). In het wetgevingsoverleg was in tweede termijn te weinig tijd om alle ingediende moties van een expliciete reactie te voorzien. Daarom maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn reacties op enkele van de moties nader uiteen te zetten.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink

Schriftelijke antwoorden op vragen uit de Tweede Kamer, gesteld tijdens het wetgevingsoverleg over het onderdeel visserij uit de LNV-begroting voor 2003, d.d. 2 december 2002

Door de heren Buijs en Van der Vlies

Waarom geldt de administratieregeling voor de handel in zoetwatervis niet voor de horeca?

Op basis van de huidige inzichten blijkt de rol van de detailhandel en de horeca in de illegale keten beperkt. Hierdoor wordt de op te leggen administratieverplichting voor hen vooralsnog onevenredig zwaar geacht. Dit past niet in het regeringsbeleid om de administratieve lastendruk voor ondernemers terug te dringen. Hierop ziet het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL) scherp toe. Ik acht het wel van groot belang dat de visdetailhandel en de horeca komen tot afspraken om slechts zoetwatervis af te nemen van legale beroepsbinnenvissers.

Door de heren Buijs, Van den Brand en Van der Ham

Wanneer komt het Nederlandse standpunt over de viskweeksector; hoe wil de Nederlandse regering de kweek van vis stimuleren, eventueel in Europees verband?

Het huidige beleid concentreert zich op randvoorwaarden en normstelling met betrekking tot het gebruik van diergeneesmiddelen, welzijns- en milieuaspecten zoals verwoord in de beleidsverkenning Aquacultuur uit februari 2000. Toekomstige beleidsontwikkeling zal aansluiten bij de recente mededeling van de Europese Commissie inzake de strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur. Het voornemen is om in 2003 te starten met een algemene knelpunteninventarisatie en het nader invullen van de nationale agenda voor de ontwikkeling van de aquacultuur.

Door de heer Buijs

Hoe zit het met de onafhankelijkheid van het NIOZ in het kader van het bezwaar tegen de vergunning om kokkels te vissen binnen een aantal 5% contourgebieden?

Inmiddels is in een zitting van de voorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State over de bezwaren die tegen de onderhavige vergunning zijn ingebracht vastgesteld dat het NIOZ ontvankelijk is in deze procedure. Mijn ambtsvoorganger heeft reeds eerder aan uw Kamer medegedeeld dat het NIOZ als onafhankelijk onderzoeksinstituut onder bepaalde omstandigheden belangen kan hebben die het bezwaar maken tegen een vergunning rechtvaardigen. Dit is ook vastgesteld door de voorzitter, die overigens de schorsende werking van de Natuurbeschermingswet vergunning heeft opgeschort bij de uitspraak van 4 december jl.

Door de heer Geluk

Legt verder onderzoek naar de sterfte van eidereenden geen zeer zware claim op de uitkomsten van EVA-II?

Apart vervolgonderzoek naar de eidereendensterfte is thans niet aan de orde. Het voorliggende onderzoeksrapport naar de sterfte zal worden betrokken bij de resultaten van het EVA II onderzoek.

Door de heer Van den Brand

Wat is de nationale verantwoordelijkheid van de staatssecretaris om iets te doen aan de teruglopende aalstand en wat gaat hij in 2003 doen?

Mijn voorganger heeft reeds de contouren geschetst van maatregelen die moeten leiden tot verbetering van de aalstand. De uitwerking daarvan is inmiddels ter hand genomen en concentreert zich op maatregelen die de migratiemogelijkheden van aal verbeteren. Behalve visserijmaatregelen wordt uitdrukkelijk ook gedacht aan maatregelen die de passeerbaarheid van kunstwerken zoals sluizen, stuwen en waterkrachtcentrales verbeteren. Uitgangspunt is dat maatregelen dienen te passen in een Europees herstelplan voor aal.

Reactie op een aantal ingediende moties

Nr. 73 (28 600-XIV) Van den Brand/Van der Ham

Ik ontraad deze motie. De motie vraagt de regering geen veranderingen aan te brengen in het schelpdierbeleid totdat nieuw beleid is ontwikkeld naar aanleiding van EVA II. Hoewel ook ik van mening ben dat het schelpdierbeleid zal worden geëvalueerd op basis van de resultaten van EVA II wil ik toch niet uitsluiten dat ik voor situaties word gesteld waarin substantiële natuurwinst kan worden behaald in het kader van een aangepaste vergunningverlening. Zou dat mogelijk zijn dan wil ik daarvoor openstaan. Daarbij zal uiteraard een maximale zorgvuldigheid worden betracht in lijn met de daarvoor bestaande wettelijke regelingen. De consequentie van de motie kan bovendien zijn dat de vergunning van 22 oktober jl. zou moeten worden ingetrokken. Dit is juridisch niet haalbaar.

Nr. 76 (28 600-XIV) Van den Brink

Motie wordt ontraden. In de nog te verschijnen Nota Ruimte zullen de gebieden worden aangewezen die vanuit natuurwaarden beschermd moeten worden, alsmede het voorgestelde beschermingsregime. Of en in welke mate er sprake zou moeten zijn van visserijbeperkende maatregelen zal bij de nadere uitwerking blijken.

Daarbij zal ook rekening gehouden moeten worden met de internationale verplichtingen, zoals die onder meer voortvloeien uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Nr. 77 (28 600-XIV) Van den Brink

Ik ontraad de motie, aangezien de instelling van het ecoplot en een «zero use gebied» voortvloeit uit internationale verplichtingen aangegaan in het kader van het trilateraal Wadden-overleg. Aangezien er voldoende alternatieve vangstmogelijkheden binnen de Wadden zijn en de sector al sinds 1993 op de hoogte is van het voornemen een ecoplot in te stellen (derhalve geen onvoorzien bedrijfsrisico) is compensatie niet aan de orde.

Nr. 79 (28 600-XIV) Van der Vlies en Buijs

Ik onderken het probleem. Visgeleidingssystemen voor waterkrachtcentrales zijn een interessante optie om vis te sparen. Aan de installatie en uitvoering daarvan zitten echter vele aspecten van technische, juridische en financiële aard. Bovendien speelt de vraag van verantwoordelijkheden. Ik ben bereid deze aspecten in kaart te brengen en hierover voor 1 april 2003 aan de Kamer te rapporteren. Ik verzoek u daarom de motie aan te houden.

Naar boven