28 385
Evaluatie Meststoffenwet

29 939
Beleid agrocluster

nr. 63
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 november 2005

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 4 oktober 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van LNV van 6 september 2005 over de ontwerp-uitvoeringsregeling Meststoffenwet (28 385, nr. 53);

– de brief van de minister van LNV van 27 juni 2005 over positief advies EU-Nitraatcomité, voortgang uitvoeringsregeling Meststoffenwet en toezeggingen (28 385, nr. 52);

– de brief van de minister van LNV van 16 september 2005 met reactie op brief «Linda Hoeve» inzake grondsoortenkaart voor het mestbeleid (28 385, nr. 54);

– de brief van de minister van LNV van 16 september 2005 met nadere invulling Koopmansgelden (29 939, nr. 2);

– de brief van de minister van LNV van 23 september 2005 met de stand van zaken uitvoering toezeggingen uit recente overleggen (28 385, nr. 55).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Koopmans (CDA) staat positief tegenover het binnenhalen van de derogatie, maar de prijs is hoog. De Commissie heeft besloten, een beperking op te leggen voor mest van graasdieren. De minister heeft enerzijds steeds bij de Kamer op terughoudendheid aangedrongen, maar anderzijds blijkt dat de uitvoeringsregeling die in de Staatscourant geplaatst is vierendertig pagina’s telt. Misschien kan de bewindsman deze omvangrijke uitvoeringsregeling naar de heer Barosso sturen. Waarom kon Brussel deze uitvoeringsregeling niet eenvoudiger en overzichtelijker maken?

Een aantal gemengde bedrijven krijgt grote problemen met het bepalen van het areaal van 70% gras. Er kunnen creatieve oplossingen worden gevonden om de 70–30%-eis anders in te vullen. Akkerbouwbedrijven die tevens rundvee houden, moeten een groot deel mest afvoeren en daarvoor kunstmest terugkopen omdat zij niet in aanmerking komen voor de derogatie. Een andere oplossing is, de afzet van mest van staldieren op andere manieren te stimuleren.

De minister heeft een belofte gedaan over de bedrijfsspecifieke excretie. In de uitvoeringsregeling wordt aangegeven dat naar schatting 90% van de melkveehouders met de forfaitaire tabel uit de voeten kan. Met LTO Nederland vraagt de heer Koopman waar deze schatting op gebaseerd is. Een aantal verontruste melkveehouders gaf aan dat de excretietabel voor hun bedrijf niet inpasbaar is. Dit zijn niet de slechtste of domste boeren, integendeel, het zijn boeren die op een innovatieve manier met mineralen omgaan. In de praktijk betekent dit dat mest die niet in de opslag aanwezig is, moet worden afgevoerd. Kan de bewindsman, gelet op zijn handreiking inzake de bedrijfsspecifieke excretie, een tijdpad aangeven? Slaat deze handreiking op alle bedrijfstypes? Wat zijn de gevolgen voor de grootschalige vollegrondteelt, gelet op de eisen die aan de 70–30-verhouding zijn gesteld? Bedrijven die oorspronkelijk gronden ter beschikking stelden voor hun teelt houden nu alles vast, waardoor grote bedrijven onvoldoende grond kunnen krijgen.

Bij de behandeling van de Meststoffenwet is een amendement-Koopmans op stuk nr. 12 aangenomen met betrekking tot de fosfaatvrije voet van compost en schuimaarde en de problematiek van champost. De invulling van dit amendement is volstrekt onvoldoende. Er moet een hogere fosfaatvrije voet komen. De staatssecretaris moet toch meer milieudoelen dienen? Meer gebruik van compost betekent minder gebruik van bestrijdingsmiddelen, minder verdroging, minder fijnstof en minder CO2 uitstoot. Ook bij schuimaarde als bijproduct van de suikerbietenindustrie komt de afzet in de verdrukking. Daarbij komt dat champost in de voorgestelde uitvoeringsregeling onder dierlijke mest zal vallen, waarmee de afzet fors duurder wordt. De sector, waarin 10 000 mensen werken, kan nu al amper overleven vanwege markt- en loontechnische problemen.

De heer Koopmans kan en wil betrokkenen niet uitleggen dat de prijs van de derogatie is dat de champignonsector over de afgrond wordt geduwd, dat de bietenteelt met extra kosten wordt opgezadeld en dat de compostsector en het milieu nadelig worden beïnvloed. Dit past overigens ook niet in het beleid van de heer Barosso. Zijn adagium luidt: meer werkgelegenheid en minder regels. De heer Koopmans eist een fosfaatvrije voet van minstens 50% bij compost en schuimaarde. Champost moet buiten de regeling vallen en op dezelfde manier als compost worden behandeld.

Hij vindt het prettig dat over de gebruiksnormen gedetailleerde trajecten zijn afgesproken. Blijft de bewindsman openstaan voor pleidooien tot wijziging van de gebruiksnormen door ondernemers die goed onderbouwde informatie geven?

De minister heeft aan de Kamer toegezegd dat hij een technisch onderzoek wil starten naar de stikstofwerking van de fracties uit verwerkte mest. Tevens wil hij de discussie hierover in EU-verband aankaarten. In hoeverre heeft de minister uitvoering gegeven aan deze toezeggingen en op welke manier wordt de sector hierbij betrokken?

Een aantal initiatiefnemers is druk doende de voorstellen voor de mestafzet via spoor 2 nader uit te werken. Kan de minister aangeven op welke aspecten de voorstellen getoetst worden en aan welke voorwaarden een voorstel moet voldoen om in 2006 te kunnen beginnen? Op welke schaal kunnen initiatieven van start kunnen gaan op 1 januari 2006? De heer Koopmans is geïnteresseerd in aantallen bedrijven en kilogrammen fosfaat.

In de uitvoeringsregeling staat dat in de eerste helft van 2006 vooraf transport gemeld moet worden. Drie dagen van tevoren moet worden aangegeven dat iemand met een mestkar gaat rijden. De heer Koopmans vindt dit geen goede regeling. In de uitvoering is ook een storingsprocedure opgenomen. Volgens deze procedure moeten bij storing de werkzaamheden worden stopgezet. De AID moet worden gewaarschuwd en alles wat in de ton zit moet in de kelder worden teruggestort. Alleen al uit een oogpunt van diergezondheid is dit onverstandig. De heer Koopmans stelt een meer op de praktijk gerichte storingsprocedure voor.

De heer Oplaat (VVD) concludeert dat nog veel boeren niet op de hoogte zijn van de bepalingen. Hij sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Koopmans over de compostverwerking. In het amendement Koopmans/Oplaat werd een verhoging van vrijstelling voor fosfaat per 4 of 5 kg per ton droge stof voorgesteld. De door de minister voorgestelde hoeveelheid van 2,3 kg wijst de heer Oplaat af omdat die niet voldoet aan de strekking van het amendement en omdat er anders geen draagvlak zal zijn voor compost, champost, enz.

Berm- en slootmaaisel mag niet onbewerkt rechtstreeks naar een boer gebracht worden, maar veel gemeenten doen dit uit kostenoverwegingen wel. De gemeente Borculo bijvoorbeeld heeft grote problemen om verspreiding van het jacobskruiskruid tegen te gaan dat zeer gevaarlijk voor vee is. Is het toegestaan om onbewerkt berm- en slootmaaisel naar boeren te brengen? Zo neen, hoe wordt de regel gehandhaafd om ellende te voorkomen?

De minister schrijft dat het opstellen van de grondsoortenkaarten redelijk is afgerond. Problemen zijn uitgezocht en afhankelijk van het resultaat verwerkt in de nieuwe grondsoortenkaarten. Hoe verhoudt zich dit met de berichtgeving in de Boerderij dat uit bodemonderzoeken van de DLV lijkt dat in vrijwel alle gevallen de grondsoortenkaarten niet kloppen? Wie heeft gelijk?

Via een motie wordt ervoor gepleit dat houders van schapen die buiten het groeiseizoen worden uitgeweid en niet worden bijgevoederd, vrijgesteld worden van alle administratieve verplichtingen. Wat is de stand van zaken? Kan de minister ook de stand van zaken weergeven van spoor 2?

De heer Oplaat sluit zich aan bij opmerkingen van de heer Koopmans over de gemengde bedrijven en de kunstmest.

Bij de stikstofcorrectienormen loopt men vast. Voorkomen moet worden dat bedrijven die hun mest op een verantwoorde manier aantonen ook maar één euro aan heffing moeten betalen. Uit de sector is een voorbeeld aangereikt van een bedrijf dat keurig alles afvoert maar door het aanpassen van de stikstofcorrectienorm enorm in de problemen is gekomen. De ondernemer moet straks 70% van zijn inkomen aan heffingen betalen. Dit voorbeeld, dat op papier is gezet, laat de heer Oplaat aan de minister en zijn medewerkers uitdelen. De bewindsman mag hierop eventueel schriftelijk reageren.

Wil de minister ervoor pleiten dat op het moment waarop de Grondwaterrichtlijn van kracht wordt, de Nitraatrichtlijn op Europees niveau wordt ingetrokken? Na amendering komt de Grondwaterrichtlijn tegemoet aan de wensen van Nederland voor derogatie. Nederland doet het beter dan andere landen en heeft met een ander klimaat te maken. Op deze wijze verdwijnen de gebruiksnormen. Wat is de reactie van de minister hierop?

De heer Waalkens (PvdA) maakt zich zorgen over de invoeringsdatum 1 januari 2006. De termijn waarop de regelgeving in werking treedt is nabij. Het heeft er alle schijn van dat straks technische capaciteitstekorten optreden en dat bepaalde zaken vooruit moeten worden geschoven. De majeure systeemwisseling is voor veel betrokkenen niet duidelijk. Willen de bewindsman en de staatssecretaris hierop reageren? Het ACTAL (Adviescollege toetsing administratieve lasten) heeft de kant van de administratieve lasten in beeld gebracht. Om meer bureaucratie te voorkomen, vraagt de heer Waalkens of beter kan worden gemonitord. Voorheen konden boeren en boerinnen op bedrijfsniveau hun eigen verantwoordelijkheid zelf invullen, maar nu wordt men geconfronteerd met botte forfaitaire getallen waardoor geen enkel initiatief meer beloond wordt. Als de koeien in de wei waren gelaten, had men geen werkingscoëfficiëntie hoeven vaststellen. Nu moeten met Koopmansgelden pilots voor deze kwestie worden opgezet.

De heer Waalkens sluit zich aan bij wat gezegd is over compost en champost. Hij kan zich niet aansluiten bij de gestelde eisen en de opmerking dat Brussel de boeman is. Hij spreekt zijn teleurstelling uit over het verdampen van het enorme bedrag dat via de commissie-Koopmans is binnengehaald voor de extensivering van de melkveehouderij in relatie tot de reconstructieproblemen bij de droge zandgronden. Hij vindt het restant van € 120 mln. erg mager. Met de Koopmansgelden wordt onder andere de landinrichting gefinancierd, maar daar waren deze gelden in oorsprong niet voor bedoeld. In eerdere debatten heeft de heer Waalkens al gevraagd wat er terecht is gekomen van de bedrijfsverplaatsingen.

De bewindsman zegt dat het de bedoeling is om met provincies en het Rijk in 2006 te beginnen met het opstellen van de bedrijfscriteria en toeslagen uit de Koopmansgelden te reserveren voor gebiedsgericht beleid. Verder worden voor geselecteerde bedrijven bedrijfscriteria gehanteerd van niet meer dan 250 kg nitraat per hectare en geen verhoging van de mestproductie. Dit is echter uitgangspunt van beleid. Kan de minister hierop nader ingaan? Men had in 2006 kunnen beginnen met het verdelen van toeslagen voor kwetsbare gebieden, maar de minister heeft hier niet voor gekozen. De heer Waalkens komt bij de behandeling van de landbouwbegroting op dit punt terug.

De heer Van den Brink (LPF) vraagt of het juist is dat de Koopmansgelden voor een ander doel dan extensivering van de rundveehouderijbedrijven worden gebruikt. De uitvoeringsregeling van de Meststoffenwet telt zesenveertig pagina’s en de toelichting zevenennegentig. Het lijkt erop dat men te maken heeft met criminele praktijken rondom het meest zware gif. De heer Van den Brink is nog steeds blij dat hij tegen deze wet heeft gestemd. De bureaucratie die hierdoor wordt opgeroepen kent zijn weerga niet.

Naar aanleiding van de bereikte derogatie constateert de heer Van den Brink dat de bewindslieden zich tot op het hemd hebben laten uitkleden. Er wordt niet meer gesproken over stikstofbehoeftige gewassen met een lang groeiseizoen. Het gaat nu alleen nog maar over gras. Waar staat in de wet het woord «graasdier»? In de uitvoeringsregeling is dit begrip erbij gehaald evenals extra verplichtingen als een bemestingsplan en grondbemonstering. In het parlement zijn deze punten nooit behandeld. Wat is overigens een «graasdier»? Is dat ook een kip die buiten loopt? Wordt intensieve veehouderij door de minister gediscrimineerd? Brussel wil graasdiernormen invoeren omdat anders de intensieve veehouderij te veel mogelijkheden krijgt. Dan had het kabinet de varkens- en pluimveerechten moeten afschaffen, maar dat is niet gebeurd.

De heer Van den Brink heeft indertijd een motie ingediend over het scheuren van grasland ten behoeve van voorjaarsbloeiende bloembollen. In de uitvoeringsregeling wordt echter alleen over tulpen gesproken. Kan de minister hierop ingaan?

Ook heeft de heer Van den Brink een motie ingediend met het verzoek om houders van schapen die buiten het groeiseizoen worden uitgeweid en niet worden bijgevoederd, vrij te stellen van administratie verplichtingen. Deze motie is slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Kan de bewindsman uitleggen waarom? Aan welke verplichtingen moeten de ondernemers voldoen? Hier is weer sprake van een enorme bureaucratie. De schapen lopen vermoedelijk bij de eigenaren zelf en krijgen in plaats van restjes gras krachtvoer, waardoor het milieu benadeeld wordt.

Is men op tijd met de registratie gereed? Hoe zit het met de AGR/GPS-apparatuur? Zijn betrokkenen op de hoogte van wat er staat te gebeuren? Als in het voorjaar duidelijk wordt wat er boven het hoofd van de betrokkenen hangt, kan een revolutie uitbreken die de heer Van den Brink niet zal proberen tegen te houden.

Bij een eventuele storing moet de mest in de put worden teruggestort. Degenen die deze maatregel verzonnen hebben, leven in het jaar 1900. Iedere veehouder weet dat mest die eenmaal in een tank zit nooit meer in de put teruggestort wordt.

Bij uitbreiding van mestverwerking moet de helft van de rechten gekocht worden. Wat gebeurt in het omgekeerde geval? Stel, dat iemand de helft van zijn rechten wil verkopen. Wat gebeurt er dan? De heer Van den Brink sluit zich aan bij de opmerkingen over compost en schuimaarde. Brussel helpt de suikerbietenteelt, aangestuurd door dit kabinet, naar de knoppen, omdat schuimaarde niet op een goede manier kan worden afgevoerd. Weet de rechterhand wel wat de linkerhand doet?

De heer Van der Vlies (SP) merkt op dat sinds het laatste plenaire debat over de Meststoffenwet een paar belangrijke stappen vooruit zijn gezet. De wet is, zij het geamendeerd, inmiddels aanvaard en Brussel gaf groen licht voor de derogatie. Om de regels op tijd te kunnen uitvoeren, is het uitvoeringsbesluit belangrijk. De heer Van der Vlies sluit zich aan bij de technische opmerkingen die hierover zijn gemaakt. Hij spreekt de hoop uit dat de heer Van den Brink niet zal oproepen tot een revolutie. De sector is er niet mee gediend als er zand in de machine wordt gestrooid. Het nieuwe systeem moet ingevoerd kunnen worden en de administratieve lastendruk moet hanteerbaar zijn. Beide bewindslieden hebben zich hiertoe gecommitteerd.

Er zijn nog problemen rondom de bedrijfsspecifieke excretie. Verder is er sprake van een handreiking ten behoeve van de melkveehouderij, waarbij zich knelpunten voordoen rondom de rosé en blanke kalveren. Ook over de excretienorm voor jong vee is nog discussie. Kan de minister hierop ingaan?

Ook bij de meting en de melding van de vrachten van transporteurs bestaat nog frictie. De heer Van der Vlies nam met verbazing kennis van het voornemen om in de eerste helft van 2006 alle vrachten van transporteurs van dierlijke mest vooraf te laten melden, zolang er geen AGR/GPS-systeem in gebruik is. Waarom is dit systeem nog niet goedgekeurd en verkrijgbaar? De rekening kan niet op de sector worden afgewenteld.

De heer Van der Vlies herinnert in verband met de verlichting van de administratieve lasten aan zijn suggestie om conform de BTW-systematiek te handelen. Verwezen werd toen naar de commissie-Welschen, maar daar is dit probleem nooit besproken. Kan de toepasbaarheid van de suggestie daar alsnog worden besproken?

Is de taskforce mestverwerking al ingesteld? Verwezen wordt naar een website, maar het gaat om actieve stimulering en versnelling van de afgifte van vergunningen voor innovatieve installaties op bedrijfsniveau.

De heer Van der Vlies sluit zich aan bij de vragen over administratieve verplichtingen in verband met schapen die buiten het groeiseizoen uitgeweid worden en niet worden bijgevoerd. Tot slot sluit hij zich aan bij de opmerkingen over de compost, de champost en de schuimaarde.

Antwoord van de bewindslieden

Minister Veerman is er verheugd over dat na het positieve advies van het Nitraatcomité over het derogatieverzoek het sein op groen staat en dat de Commissie de derogatiebeschikking zal verlenen. In korte tijd is een ingrijpende stelselwijziging tot stand gebracht op basis van een veroordeling van de Staat der Nederlanden door het Europese Hof, omdat Nederland niet handelde in overeenstemming met de Nitraatrichtlijn. Over de uitvoeringsregeling is intensief met de sector overlegd. Er is een werkbare invulling voor de bedrijven ontstaan die past binnen de doelstelling van het beleid. De bewindsman weerspreekt de opmerking dat Nederland door Brussel is uitgekleed. Het is een compliment waard dat voor Nederland als enige land in Europa 250 kg/ha stikstof is vastgesteld. Ook voor België, dat ook door het Hof veroordeeld is, zal een soortgelijk regime van toepassing worden verklaard. Als Nederland aan de doelstelling wil voldoen, moet het zich aan de afspraken houden.

Volgens de Brusselse logica is de intensieve veehouderij inderdaad iets anders dan melkveehouderij en Nederland volgt dezelfde logica. De beperking tot graasdiermest moet niet worden overdreven. Door de ingestelde fosfaatnormen wordt uitrijden van staldiermest al beperkt. De omvang van de ontwerpregeling is mede te wijten aan de in de bijlage opgenomen tabellen en protocollen. Bovendien zijn alle uitvoeringsregels in één regeling en in één algemene maatregel van bestuur opgenomen, hetgeen een interessante vermindering van regelingen inhoudt. Verder vervallen twee formele wetten, de Wet verplaatsing mestproductie en de Wet herstructurering varkenshouderij. Ook vervallen elf algemene maatregelen van bestuur en ruim dertig ministeriële regelingen. Per 1 januari jl. is tot slot het stelsel van de mestafzetovereenkomsten vervallen.

De bewindsman heeft met de sector uitvoerig over de gebruiksnormen overlegd. Met behulp van onderzoeksgegevens, bemestingsadviseurs en de resultaten van het project Telen met toekomst is de gebruiksnorm vastgesteld. Met LTO Nederland is daarover overeenstemming bereikt. De normen zijn reëel maar scherp, vooral voor de zandgronden. Dat laatste is nodig, omdat de milieudoelstellingen bereikt moeten worden. Voor bepaalde gewassen moeten de normen worden aangescherpt om de doelstelling van 50 mg nitraat in het grondwater te bereiken. Voor grote gewassen wordt nog bezien of actualisatie van de gebruiksnormen nodig is. De minister heeft de normen zorgvuldig bekeken. Hij zal de voorstellen nogmaals beoordelen, maar aanpassing is alleen aan de orde als er onderbouwde voorstellen zijn. Met de sector is afgesproken om met de norm aan de slag te gaan en in de loop van de tijd te bekijken of zich knelpunten voordoen. Indien dit het geval is, zal de minister naar oplossingen zoeken.

De fosfaatvrije voet voor compost, champost en schuimaarde is een lastig punt. Het toegediende fosfaat is in beginsel voor gewasopname voor meerdere jaren beschikbaar. Daarom is er in het nieuwe mestbeleid voor gekozen om het fosfaat als 100% aanvoer mee te tellen. Het is namelijk beschikbaar voor opname door planten. Fosfaat uit schuimaarde heeft dezelfde natuurkundige werking als fosfaat uit andere meststoffen en komt dus ook voor 100% vrij. Daarom telt fosfaat uit schuimaarde net als fosfaat uit andere meststoffen voor 100% mee. Het gegeven dat schuimaarde, net als de andere kalkmeststoffen, leidt tot een verlaging van de zuurgraad en in bepaalde gevallen ervoor zorgt dat fosfaat wordt omgezet in een minder snel opneembare vorm, is voor de cyclus niet relevant. De positieve werking van kalk met schuimaarde wordt onderschreven, maar dat betreft niet de fosfaatzijde maar de kalkzijde van de meststof. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer of hij in de toekomst schuimaarde afneemt. Voor de overheid is daarbij geen rol in de beoordeling weggelegd. Er kan een combinatie plaatsvinden van fosfaatbemesting met bekalking. Bij bepaalde grondsoorten ligt de nadruk namelijk meer op de bekalking dan op het fosfaatdeel. Het blijft dus mogelijk om schuimaarde te gebruiken. Het is de bewindsman bekend dat de suikersector zich grote zorgen maakt over de toekomstige afzetmogelijkheden voor schuimaarde. Schuimaarde moet concurreren met andere meststoffen, maar de redenering is onweerlegbaar dat het fosfaataandeel beschikbaar is. De bekalking en de daarmee gepaarde structuurverbetering komen extra uit de meststofschuimaarde naar voren. Het is aan de ondernemer om schuimaarde aan te wenden in plaats van een andere meststof.

Fosfaat en stikstof uit champost tellen net zoals de andere normen in het gebruiksnormenstelsel mee, omdat dezelfde stoffen voor de gewassen benut kunnen worden. De overgang van compost naar dierlijke mest brengt een voordeel mee. De thans bestaande doseringbeperking voor het aanwenden van de meststof vervalt namelijk. Het gaat louter om de intrinsieke hoeveelheid nitraat en fosfaat in de desbetreffende meststoffen. Het is de bewindsman bekend dat de champignonkwekers zich zorgen maken over de afzetmogelijkheden. In feite gaat het om de concurrentieverhouding tussen de fosfaat en stikstof leverende producten. De beperking van vroeger is voor champost weggenomen, waardoor een zekere verruiming van de markt optreedt. Verder is de specifieke uitvoeringsregeling sterk vereenvoudigd. Ten aanzien van wegen, bemonstering en vervoer kunnen de meeste verplichtingen achterwege blijven, hetgeen een voordeel is ten opzichte van andere meststoffen. Het uitrijden van champost in najaar en winter op zandgrond is niet mogelijk omdat het onder de categorie dierlijke mest valt. De uitrijdregels voor dierlijke mest zullen niet veranderen. De minister zal samen met de staatssecretaris bezien of een oplossing kan worden gevonden voor de opslag van de vaste meststoffen. Hij veronderstelt dat de extra kosten voor de opslag beperkt zullen zijn.

Bij het intermediaire spoor gaat het vooral om de melding vooraf. Aanpassing van de voertuigen voor 1 januari a.s. is lastig. Om die reden heeft de minister de plaatsing van de AGR/GPS-apparatuur tot 1 juli a.s. uitgesteld. Voor de periode van zes maanden is een tussenregeling opgesteld, inhoudende dat voor de periode van 1 januari tot 1 juli vooraf gemeld moet worden dat de noodzakelijke apparatuur nog niet geïnstalleerd is. De minister beaamt dat deze maatregel extra administratie met zich brengt, maar deze tussenstap is nodig omdat er ernst wordt gemaakt met een effectieve controle op mesttransport. Inderdaad is dit voor Cumela een lastig punt, maar het gaat om een eenmalige tijdelijke maatregel voor een periode van zes maanden waarin bijna geen mest wordt vervoerd. Vervoerders met adequate apparatuur hebben een voorsprong omdat zij in de periode van zes maanden geen melding vooraf hoeven te plegen waardoor een aanzienlijk concurrentievoordeel optreedt. Hoe eerder men over de noodzakelijke apparatuur beschikt, hoe sneller men van de meldingsplicht af is. Het uitgangspunt is dat de controleurs door middel van de apparatuur de vrachten kunnen opsporen en controleren. Verwijzend naar het duidelijke beleid op dit punt, de overeenstemming die over de versterkte controle is bereikt en het overleg met Cumela over modaliteiten verwacht de bewindsman geen opstand, zoals door de heer Van den Brink wordt voorspeld.

De procedure rondom de storingsmelding is in de regeling opgenomen. Daarin staat inderdaad niet dat de mest in het geval van een storing in de put moet worden teruggestort. De minister voert met de sector overleg over een praktische oplossing. De door de Kamer naar voren gebrachte argumenten zijn duidelijk.

In het wetgevingsoverleg van 23 mei jl. is uitvoerig stilgestaan bij spoor 2 en de afspraken met Cumela over wegen, vier jaar bemonsteren en een op de vijf vrachten. Op 27 mei heeft de minister de Kamer nadere aanvullende informatie verstrekt. Bij meerdere gelegenheden heeft hij aangegeven dat hij bereid is, via pilots serieuze alternatieven een kans te geven. Dit heeft hij herhaald in zijn brief van 23 september jl., waarin staat: «Als blijkt dat aan de belangrijkste voorwaarde is voldaan, namelijk dat de borging van de mestafzet afdoende is geregeld, zal ik een of meer pilots toelaten waarbij de deelnemers daadwerkelijk worden vrijgesteld van spoor 1. Als die pilot succesvol blijkt en de meerwaarde buiten twijfel staat, zal ik niet aarzelen, een structurele voorziening te treffen.».

Een aantal deelnemers ontwikkelt alternatieven voor spoor 2. Een bedrijfsspecifiek forfait wordt gecombineerd met een alternatieve wijze van verantwoorden. De aan- en afvoer van de meststoffen wordt zo nauwkeurig mogelijk vastgesteld. In dat verband heeft de minister met het bedrijfsleven aan Wageningen opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar de nauwkeurigheid van varianten van de bedrijfsspecifieke forfaits. Dit onderzoek wordt binnen ongeveer veertien dagen afgerond. De initiatiefnemers zullen uiterlijk 21 oktober voorstellen indienen. Spoor 2 moet dezelfde borging als spoor 1 bieden; dat is vanaf het begin het uitgangspunt geweest. De pilots moeten daarom aan een aantal voorwaarden voldoen. Er mag geen vermenging tussen spoor 1 en 2 optreden. Er moet een reëel alternatief geboden worden als men afziet van AGR/GPS, hetgeen inhoudt dat de borging niet alleen een administratief karakter mag dragen. Nadat de minister de voorstellen op 21 oktober heeft ontvangen, komt hij hierop bij de Kamer terug. De BTW-problematiek is in de commissie-Welschen besproken, maar het voorstel is afgewezen.

Reagerend op de vraag over de handreiking met betrekking tot de bedrijfsspecifieke excreties zegt de minister dat het onderzoeksproject Koeien en Kansen zich hiermee bezighoudt. Hij verwacht aan het eind van deze maand de resultaten die daarna met de sector besproken zullen worden. Er worden twee varianten doorgerekend: de generieke schattingsformule en een dierbalans specifieke methodiek. Afhankelijk van de uitkomsten wordt bezien hoe deze in het gebruiksnormenstelsel kunnen worden opgenomen. Iedereen kan van de handreiking gebruik maken, maar in de praktijk zal blijken dat een beperkte groep afwijkend wil handelen. Deze groep zal via de excretieforfaits moeite moeten doen om op een andere wijze te worden behandeld.

De heer Oplaat wil dat geen heffingen worden opgelegd voor onverklaarbare stikstofverliezen. Hierbij refereert de bewindsman aan het zogenoemde MINAS-gat waarvoor in het verleden de nodige aanpassingen zijn aangebracht. Op basis van onderzoek zijn reële forfaits vastgesteld. De minister zal goed in de gaten houden of de forfaits met de werkelijkheid overeenkomen. Het door de heer Oplaat schriftelijk aangereikte voorbeeld over de consequenties van het nieuwe mestbeleid laat de minister narekenen. Hij is het onder verwijzing naar zijn eerdere uitspraken eens met de opmerking van de heer Oplaat dat een bedrijf dat alle mest afzet, nooit in aanmerking kan komen voor een boete.

De waarden voor gasvormige verliezen zijn ten opzichte van het MINAS-stelsel aangepast. Hierbij is uitgegaan van de huidige rantsoenen. De bewindsman zal ten gunste van de sector de waarde van de gasvormige verliezen van varkens in de zogenoemde reguliere stalsystemen aanpassen. In de huidige tabel wordt namelijk geen rekening gehouden met de welzijnsvriendelijke lagere hokbezetting die leidt tot hogere gasvormingsverliezen. Om de welzijnsvriendelijke veehouderij niet te ontmoedigen zal de minister uitgaan van de hogere waarden. Voor de overige forfaits zijn aanpassingen niet aan de orde. Over de forfaits voor varkens wordt nog met de sector overleg gevoerd. Afgesproken is het komend jaar een aantal diercategorieën te monitoren of de forfaits overeenstemmen met de praktijk.

Ingaande op de vraag van de heer Van der Vlies zegt de minister dat de rosé- en witvleeskalveren in het stelsel onder staldieren worden geschaard. Dit houdt in dat deze categorieën kunnen werken met een stalbalans in plaats van met forfaits. Bedrijfsspecifieke excretie is bij deze categorie dus al praktijk geworden. Voor rosékalveren zijn de normen voor gasvormige verliezen enigszins aangepast. Voor witvleeskalveren komt nog een lichte aanpassing van het excretievolume.

Naar aanleiding van de opmerking dat de motie over de schapen gedeeltelijk is uitgevoerd, zegt de bewindsman dat hij in het desbetreffende wetgevingsoverleg duidelijk heeft uitgelegd dat het generiek uitzonderen van schapenmest, al dan niet voor ingeschaarde schapen, niet aan de orde kan zijn omdat dit ten principale strijdig is met de Nitraatrichtlijn. Houders van ingeschaarde schapen kunnen van administratieve verplichtingen worden vrijgesteld. Hierom werd in de aangepaste motie gevraagd en dit is tevens opgenomen in de regeling.

Gevraagd is naar creatieve oplossingen om meer bedrijven aan de 30–70%-eis te kunnen laten voldoen. De derogatie geldt nadrukkelijk voor bedrijven met meer dan 70% grasland. Reeds in 2003 zijn hierover met de Kamer afspraken gemaakt. Op deze afspraken kan niet worden teruggekomen. De afspraken zijn vastgelegd in het actieprogramma en in het concept-derogatiebeschikking van de Commissie. Voorts zijn ze vervat in wet- en regelgeving. Het criterium voor het percentage van 70 is van het begin af aan goed onderbouwd en de derogatie is gebaseerd op de hoge stikstof- en fosfaatonttrekkingen van grasland. Dat was immers de basis van het Nederlandse derogatieverzoek. Een bedrijf met minder dan 70% grasland komt dus niet toe aan de eis tot 250 kg. Nederland heeft de Commissie en de lidstaten ervan kunnen overtuigen dat door de verhouding 30–70% van met name de stikstof- en fosfaatopname van grasland terecht een beroep is gedaan op een derogatie van 250 kg.

De omschrijving van een graasdier is te vinden in de concept-derogatiebeschikking die aan het Nitraatcomité is voorgelegd. De definitie is in de regeling overgenomen. Het gaat om runderen, uitgezonderd vleeskalveren, schapen, geiten, paarden, ezels, herten en waterbuffels.

Op 2 oktober 2003 is besloten tot dit stelsel over te gaan. Het is dus allerminst een overval. In alle stadia van beleidsontwikkeling is uitvoerig met de sector gecommuniceerd en overlegd. Vanaf november 2005, wanneer men gereed is om de implementatie ter hand te nemen, wordt een grootschalig voorlichtingstraject ingeslagen met veel bijeenkomsten in het land en uitgebreide brochures. Elke onderneming krijgt uitgebreid de gelegenheid om zich te oriënteren. Het departement ligt op het gebied van regelgeving en voorlichting goed op koers en het is zeker in staat om de uitvoering per 1 januari a.s. adequaat ter hand te nemen. Voor speciale doelgroepen als bedrijfsadviseurs en mestvervoerders worden aparte voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. Agrarische ondernemers krijgen schriftelijke informatie en alle relevante regelgeving en toelichtingen staan op de website van het departement. Het LNV-loket staat open voor vragen.

ACTAL heeft het nieuwe systeem doorgelicht. De uitkomst is een aanzienlijke besparing op het gebied van administratieve lasten: van € 195 naar € 80 mln. Het is mogelijk dat het eindbedrag door aanvullende eisen met enkele tonnen wordt verhoogd. Het is nodig dat blijvend wordt gemonitord, hetgeen wordt meegenomen in de periodieke evaluatie van de Meststoffenwet. De huidige maatregelen worden in 2006 voelbaar. Inderdaad ontstaat een na-ijleffect. Een nieuw stelsel zal in het begin altijd leiden tot het gevoel dat de administratieve lastendruk verhoogd wordt.

Op 16 september jl. heeft de minister de Kamer mede namens de staatssecretaris geïnformeerd over de voorgenomen inzet van de Koopmans-gelden. Deze inzet richt zich op structuur en milieuverbetering. Structuurverbetering schept economische mogelijkheden om de boer mede zijn functie als drager van het landschap te laten vervullen. Tegelijkertijd kan vanuit de melkveehouderij een bijdrage worden geleverd aan de bescherming van kwetsbare gebieden. Er wordt € 50 mln. ingezet voor probleemgebieden, € 30 mln. voor landinrichting, € 20 mln. voor kavelruil, € 12 mln. voor projecten en € 10 mln. voor kennisontwikkeling en verspreiding. De inzet in de milieuprobleemgebieden is vooral gericht op het creëren van een standstill van het milieuprobleem in kwetsbare gebieden. Beoordeling en stimulans van externe bedrijven zijn hierbij aan de orde. Het landschapsbehoud lift daarbij mee. Het gaat om zandgebieden, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, natuurwetgebieden, Kaderrichtlijn Water-gebieden, de zogenoemde WAV-gebieden en de zones daar omheen. De provincies worden erbij betrokken om nadere gebieden aan te wijzen, waarmee het verstrekken van vergoedingen conform de regels mogelijk wordt. In 2006 kunnen nauwelijks extra kaders worden aangewezen. Het is zonde om in dat jaar te beginnen. In 2007 is het nieuwe POP (Plattelands Ontwikkelingsprogramma) van toepassing en vindt vanuit Brussel verdubbeling plaats. De Koopmans-gelden worden voor de melkveehouderij ingezet.

De Nitraatrichtlijn maakt een onderscheid tussen stikstof, dierlijke en kunstmest. Voor dierlijke mest bestaat een plafond. Uit de overwegingen van de Nitraatrichtlijn kan worden opgemaakt dat een absoluut plafond voor dierlijke mest ingegeven is door de zorg voor buitensporig gebruik daarvan. De minister laat momenteel onderzoek verrichten om te bezien of er vormen van verwerking van dierlijke mest bestaan waarbij het eindproduct te beschouwen is als kunstmest. In het onderzoek, dat in 2006 wordt afgerond, wordt naar diverse verwerkingsproducten en -vormen gekeken. De minister zal de Kamer over de resultaten hiervan informeren.

De nieuwe grondsoortenkaarten zijn in februari voorgepubliceerd. Hierop zijn vierhonderd reacties ontvangen in tegenstelling tot de vorige keer toen er duizenden reacties kwamen. Binnenkort zijn deze vierhonderd bezwaren behandeld. Voor zover ze kunnen worden gehonoreerd, zijn ze medio oktober gereed. Ook na deze periode kunnen ondernemers over de kaarten opmerkingen maken, maar dan moet een representatief bodemonderzoek worden overhandigd. De opmerkingen worden betrokken bij de vaststelling van de geactualiseerde kaarten in de toekomst. De kosten van het bodemonderzoek zijn, net als vroeger, voor rekening van de ondernemer. Indien blijkt dat de overheid ongelijk heeft, zal zij de kosten van het bodemonderzoek voor haar rekening nemen.

De heer Van den Brink wil het scheurverbod voor bollen op zandgronden verruimen. De bewindsman heeft hierover overleg met de bollensector gevoerd. Het resultaat hiervan is dat alleen voor tulpen een voorziening moet worden getroffen. Deze voorziening draagt de instemming van de Commissie.

In verband met de taskforce mestverwerking zegt de minister dat het perspectief van de mestverwerking toeneemt naarmate de kosten van de verwerkte mest toenemen. De minister stimuleert dit via een aantal sporen. De regeling over de vrijstelling tot 50% wordt per 1 januari a.s. opengesteld. Belangstellenden die zich hebben aangemeld, ontvangen tijdig nadere informatie.

De minister zal een schriftelijke reactie geven op de vraag van de heer Van den Brink of een varkens-/pluimveebedrijf dat aan mestverwerking gaat doen en niet uitbreidt, ook voor dat deel de helft van zijn productierechten kan verkopen. De minister zal ook nog een reactie geven op de vraag hoe de uitvoeringsregeling moet worden uitgelegd voor bedrijven die varkens en rundveemest in één opslag doen.

Het is staatssecretaris Van Geel duidelijk dat het gebruiksnormenstelsel de afzet van compostproducten in gevaar kan brengen, reden om te zoeken naar een integere wijze waarop het gebruiksnormenstelsel en het compostgebruik met elkaar verbonden kunnen worden. In de brief van april is tevens een versoepeling van de normen voor zware metalen aangegeven. Verder is een herziening van de administratieve verplichtingen opgezet en is de middeling van fosfaat over twee jaar aan de orde geweest. Tot slot is gezocht naar een oplossing voor een extra bijdrage betreffende het gebruik van compost. Brussel zegt niet onmiddellijk neen tegen dit soort zaken, maar verzoekt om een wetenschappelijke onderbouwing. Gewacht wordt op de Nederlandse einduitvoeringsregeling voordat Brussel de derogatie afgeeft. Uit het RIKILT-onderzoek blijkt dat gemiddeld in de grondfractie 1,5 kg fosfaat aanwezig is met een spreiding van 0,13 tot 2,22. Er is gekozen voor het maximum van de normkant, namelijk 2,3 kg. Het lijkt erop dat de Commissie zich in deze wetenschappelijke onderbouwing kan vinden, zodat alle compostproducten voor gemiddeld 50% worden vrijgesteld. Voor zwarte grond is het 80%, voor groencompost is het 60% en voor GFT ligt het op 40%. De staatssecretaris ziet graag andere oplossingen tegemoet die hij de Commissie wil voorleggen, maar hij benadrukt dat deze wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn. Problemen die door deze werkwijze ontstaan met betrekking tot de compostafzet van met name GFT zullen bij de evaluatie worden meegenomen. Ingaande op de vraag om een bredere afweging merkt de staatssecretaris op dat het de vraag is of de Nitraatrichtlijn deze toelaat. Qua methodiek en aanpak is de ruimte zeer beperkt. De bewindsman wil nogmaals in overleg met de Commissie treden om een bredere aanpak te bepleiten, maar hij waarschuwt dat dit niet gemakkelijk zal zijn. De Kamer kan hem om een inspanningsverplichting vragen, maar niet om een resultaatsverplichting. Hij wil met alle kracht voorkomen dat de derogatie niet doorgaat.

Het sloot- en bermmaaisel in de directe nabijheid kan nog dit jaar worden vrijgesteld van het stortverbod. De agrariërs moeten op dit punt hun eigen verantwoordelijkheid nemen. In de Milieuraad van juni jl. is uitvoerig over de Nitraat- en de Grondwaterrichtlijn gesproken. De grondwaterrichtlijn richt zich op alle bronnen, exclusief de bronnen uit de agrarische sector. Verder is gediscussieerd over de samenhang en de verhouding. De overgrote meerderheid was voor behoud van de Nitraatrichtlijn, wat wil zeggen: apart voor de agrarische bronnen en de rest meer diffuus. Duitsland was voor een strenger beleid op dit punt. De bewindsman heeft zich aangesloten bij de meerderheid die vond dat gekozen was voor een verstandige procedurele lijn. Hij wijst erop dat alle agenda’s van de Milieuraad, waarop de inzet van Nederland omschreven staan, in de Kamer aan de orde komen. De Commissie zal bij de evaluatie in 2007 de verhouding tussen de richtlijnen nader bezien en de staatssecretaris wacht deze evaluatie af. Dit betekent echter nadrukkelijk niet dat de richtlijn versoepeld wordt. Desgevraagd zal de bewindsman de samenhang tussen de Grondwaterrichtlijn en de Nitraatrichtlijn in een brief aan de Kamer schetsen. Hij doet dit in de wetenschap dat de Commissie heeft ingestemd met een evaluatie in 2007.

Nadere gedachtewisseling

De heer Koopmans (CDA) overweegt de Kamer een uitspraak te vragen over een inspanningsverplichting op het gebied van champost, compost en schuimaarde. Hij meent dat het verstandig is om de brief over de Koopmansgelden toe te voegen aan de begrotingsbehandeling. Hij wil met name terugkomen op de besteding van het bedrag van € 50 mln. voor de probleemgebieden en de zone van 1500 meter waarin probleemgebieden gedefinieerd worden.

De heer Oplaat (VVD) wacht met spanning de schriftelijke reactie van de minister af over het door hem op schrift geleverde voorbeeld. Tevens wacht hij de onderbouwing van de staatssecretaris af over de relatie tussen de Nitraat- en Grondwaterrichtlijn. Hij herhaalt zijn inzet: onmiddellijk nadat de Grondwaterrichtlijn van kracht wordt, moet de Nitraatrichtlijn worden ingetrokken.

De heer Waalkens (PvdA) is blij met de opmerking van de minister dat de termijn voor de pilots die tot 1 oktober kunnen worden ingebracht nu verlengd is tot 21 oktober.

De heer Van den Brink (LPF) houdt vol dat de minister de bloembollenmotie niet heeft uitgevoerd. Ook is hij het oneens met de minister die zei dat de bloembollensector hiermee uit de voeten kan. De bewindsman heeft duidelijk andere bloembollentelers in LTO-verband gesproken dan de heer Van den Brink. Nogmaals, het gaat niet om tulpen, maar om in het voorjaar bloeiende bloembollen.

Ook de motie over de schapen heeft de minister niet uitgevoerd. Schapen komen op naam te staan van de eigenaar van de plek waarop ze worden uitgeweid, hetgeen betekent dat die eigenaar administratieve verplichtingen heeft. Schapen die in natuurgebieden staan, moeten ’s winters naar binnen en worden dan bijgevoerd en dat betekent dat de minister geen milieuwinst heeft geboekt.

De heer Van den Brink vraagt naar de bekende weg als hij meent dat minister Veerman tegen de Nitraatrichtlijn kan ingaan. De bewindsman is de heer Van den Brink de facto tegemoet gekomen, zodat hij niet kan volhouden dat zijn moties niet zijn uitgevoerd. De houders van ingeschaarde schapen kunnen worden vrijgesteld van administratieve verplichtingen maar, nogmaals, de bewindsman kan niet tegen de Nitraatrichtlijn ingaan.

De minister zal nogmaals een gesprek voeren met telers van in het voorjaar bloeiende bloembollen.

Staatssecretaris Van Geel neemt er kennis van dat te zijner tijd wordt teruggekomen op de besteding van de Koopmansgelden.

Conclusies

De Kamer wordt na 21 oktober a.s. door de minister geïnformeerd over de aangemelde voorstellen in het kader van spoor 2; de Kamer ontvangt van de minister een reactie op de casus die de heer Oplaat schriftelijk heeft aangereikt; de staatssecretaris is bereid met de Commissie nader te overleggen over andere voorstellen op het punt van het compostdossier, mits deze wetenschappelijk zijn onderbouwd; de Kamer ontvangt van de staatssecretaris een brief over de inhoudelijke samenhang tussen de Nitraat- en de Grondwaterrichtlijn en de ijkpunten ter voorbereiding op de beoordeling van de evaluatie in 2007.

De Kamer wordt door de minister geïnformeerd over de vraag of een varkenshouder/pluimveehouder die aan mestverwerking doet en niet uitbreidt, ook voor dat deel de helft van zijn rechten kan verkopen.

De Kamer wordt door de minister geïnformeerd over de vraag hoe de uitvoeringsregeling moet worden uitgelegd voor die bedrijven, die hun varkens- en rundveemest in één tank opslaan.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van der Sman


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD), Lenards (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD), Van der Sande (VVD).

Naar boven