nr. 54
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2005
Hierbij beantwoord ik, mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de vraag van de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake de brief van de heer Hartman van
de «Linda Hoeve» uit Oldeberkoop over de grondsoortenkaart voor
het mestbeleid.
De vaste commissie voor LNV verzoekt mij een reactie te geven op de klachten
en constateringen in die brief.
De grondsoortenkaarten zijn vastgesteld volgende de criteria van het voorgestelde
artikel 1, eerste lid, onderdelen n tot en met p, en derde lid, van de Meststoffenwet.
Bij de opstelling van deze kaarten is door Alterra gebruik gemaakt van
de meest actuele gegevens die beschikbaar zijn, zowel wat betreft grondsoort
als wat betreft de perceelsgrenzen. De kaarten zullen uiteindelijk in definitieve
vorm worden vastgesteld bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet dat per
1 januari 2006 van kracht zal worden.
Een ieder is van april 2005 tot 1 juli 2005 in de gelegenheid gesteld
om te controleren of de op de kaarten weergegeven informatie de werkelijkheid
weerspiegelt. Het kan immers voorkomen dat perceelsgrenzen inmiddels gewijzigd
zijn of dat een bedrijf de juistheid van de indeling bij een bepaalde grondsoort
betwist. Bovendien bepaalt Alterra de grondsoort per gebied, niet per perceel.
In juni zijn op verzoek van de sector voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd
over de grondsoortenkaarten. Problemen gemeld op deze bijeenkomsten zijn uitgezocht
en afhankelijk van het resultaat verwerkt op de grondsoortenkaarten. Daarnaast
is het altijd mogelijk om onjuistheden op de bodemkaart te melden.
De grondsoort wordt vastgesteld aan de hand van het bodemmateriaal binnen
de laag van 0 tot 80 cm onder het maaiveld. Het belangrijkste bodemmateriaal
binnen deze laag bepaalt de grondsoort op een locatie. Het systeem
van bodemclassificatie is gemaakt door De Bakker en Schelling in de jaren
zestig van de twintigste eeuw. Voor het opstellen van het systeem hebben zij
aansluiting gezocht bij internationale classificaties, de opzet van het systeem
is terug te vinden in het boek Systeem voor bodemclassificatie
voor Nederland uit 1966 van De Bakker en Schelling. Alle huidige
bodemkaarten van Nederland zijn gebaseerd op dit classificatiesysteem.
In totaal hebben ongeveer 400 van de 80 000 agrarische ondernemers
van de inspraakmogelijkheid gebruik gemaakt. Thans wordt deze inspraak verwerkt.
Conform mijn toezeggingen zullen in het debat met de Tweede Kamer ten tijde
van behandeling van de Meststoffenwet eventuele fouten worden hersteld die
zijn aangetoond middels een representatief bodemonderzoek in de grondsoortenkaarten.
Van oudsher brengt Alterra de grondsoort van Nederland in kaart. Indien
een ondernemer het niet eens is met de grondsoortindeling van zijn percelen
kan er een representatief bodemonderzoek voor het specifieke perceel plaatsvinden
door Alterra of een ander bodemkundig instituut. De kosten van een dergelijk
bodemonderzoek zijn voor rekening van de ondernemer. Dit was eveneens het
geval bij de vaststelling van de huidige Zand- en Lösskaarten. De resultaten
van dergelijke onderzoeken worden door Alterra (Wageningen UR) beoordeeld.
Alterra bepaalt dus uiteindelijk de grondsoort van het perceel. Alterra is
echter een onafhankelijk wetenschappelijk instituut, dat geen belang heeft
bij het vaststellen van deze of gene grondsoort. Daarom vind ik dat er geen
sprake is van belangenverstrengeling.
Net zoals ik niet 100 procent kan uitsluiten dat ondernemers benadeeld
worden, kan ik ook niet 100 procent uitsluiten dat ondernemers onterecht bevoordeeld
worden.
Ik acht het aantal fouten relatief zeer gering. Desondanks zal ik de terechte
bezwaren van de betrokken ondernemers zo ruimhartig mogelijk beoordelen binnen
de juridische kaders van de bewijsvoering.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman