nr. 105
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2008
In de VAO’s van 13 en 20 december 2007 aangaande de evaluatie
van de Meststoffenwet heeft u aan aantal moties ingediend. In deze brief geef
ik een reactie op de aangenomen motie Snijder-Hazelhoff en Koopmans (28 385,
nr. 98) over Betacal.
Deze motie verzoekt om voor kalkrestproducten van de Nederlandse suikerindustrie
(Betacal) een vergelijkbare uitzonderingspositie te blijven verschaffen zoals
die is geregeld voor compost.
Ik heb deze motie ontraden, ten eerste omdat er geen inhoudelijke grond
is om de hoeveelheid fosfaat in Betacal niet voor 100% mee te tellen
in de gebruiksnorm, en ten tweede omdat er al in 2006 en 2007 een tijdelijke
uitzondering is getroffen als overgangsmaatregel.
Zoals u weet, heeft Nederland in het huidige Derde Actieprogramma Nitraatrichtlijn
de ambitie neergelegd om in 2015 fosfaat evenwichtsbemesting te realiseren.
Een aanscherping van de fosfaatnormen is nodig vanwege de hoge fosfaattoestand
en verzadiging van de Nederlandse landbouwbodems en de daarmee gepaard gaande
fosfaatuitspoeling. De Evaluatie Meststoffenwet 2007 heeft dit deze problematiek
nog eens bevestigd. Ook de Europese Commissie heeft Nederland hier op gewezen.
Echter, uw Kamer heeft deze motie aangenomen. In mijn brief aan uw Kamer
van 3 december jl. (kamerstuk 28 385, nr. 93) heb ik reeds
aangegeven met de Europese Commissie in gesprek te zijn over uitstel van aanscherping
van de fosfaatnormen om deze aanscherping parallel te laten lopen aan een
mogelijke differentiatie in het Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Een
nieuwe uitzondering voor Betacal past hier niet bij.
Daarom heb ik besloten de overgangstermijn dan ook maar eenmalig tijdelijk
te verlengen voor de resterende duur van het Derde Actieprogramma Nitraatrichtlijn
en verschaf ik geen blijvende uitzonderingspositie voor kalkrestproducten
van de Nederlandse suikerindustrie.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg