28 345
Aanpak huiselijk geweld

29 203
Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden 2003

nr. 40
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 augustus 2005

De algemene commissie voor Integratiebeleid1, de vaste commissie voor Justitie2 en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid3hebben op 29 juni 2005 overleg gevoerd met minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie en minister Donner van Justitie over:

– de brief d.d. 3 maart 2005 inzake informatie naar aanleiding van de overleggen over eerwraak en bedreigde vrouwen in de opvang (28 345, nr. 34);

– de brief d.d. 6 juni 2005 inzake de voortgang aanpak van eerwraak (29 203/28 345, nr. 25).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Hirsi Ali (VVD) heeft om onmiddellijke registratie verzocht, omdat haar aloude stelling dat geëmancipeerd gedrag van vrouwen en meisjes geweld uitlokt steeds weer is gerelativeerd. Het nu voorliggende COT-rapport en het lopende pilotproject bevestigen de ernst van het probleem. Wil de regering nu wel overgaan tot onmiddellijke registratie?

In de politieregio's Zuid-Holland-Zuid en Haaglanden zijn in het afgelopen halfjaar 11 doden gevallen in 79 zaken van eergerelateerd geweld. Gezien de grote urgentie moet de lopende pilot uitgebreid worden op alle politieregio's.

Over de motie inzake de beschermplannen was destijds veel getouwtrek. Uit de nu voorliggende adviezen blijkt dat de nadruk wordt gelegd op opvang, terwijl de opvang slechts een onderdeel is van het beschermplan. Er was discussie over de vraag hoe het beschermplan uitgevoerd moet worden. Het kabinet had beloofd, dat samen met de Federatie Opvang te doen. In een brief stelt de Federatie Opvang nu echter dat er te weinig middelen beschikbaar zijn voor uitvoering van het plan. Gaat de regering zorgen voor de nodige middelen?

De Federatie Opvang bevestigt de stelling van de VVD-fractie dat opvang slechts een noodoplossing kan zijn. Meisjes en vrouwen die opgevangen worden, kunnen en mogen daar drie tot zes maanden verblijven, misschien een jaar. Daarna gaat de dreiging echter gewoon door. Komt het kabinet alsnog met een beschermplan voor emanciperende meisjes die geconfronteerd worden met geweld van de familie?

Het COT constateert onderbenutting van de repressieve maatregelen die ter beschikking staan. In de Kamer is steeds gesteld dat er meer bevoegdheden zouden moeten komen. Nu blijkt uit het casusonderzoek en uit de brieven van de regering dat er voldoende strafwetgeving is, maar dat deze te weinig wordt benut. Het COT verklaart dit door een beperkte informatie-uitwisseling tussen de instanties en door informatiearmoede. Hoe denkt de minister dit aan te pakken?

Het is een goede zaak dat het kabinet geld en energie investeert in voorlichting en dialoog, maar uit de voorliggende rapporten blijkt dat het hier gaat om een botsing van waarden. Er wordt over voorlichting geschreven alsof men mensen iets gaat vertellen wat zij nog niet weten. De mensen waar het bij eergerelateerd geweld om gaat, zijn echter overtuigd van de juistheid van hun handelen. Dat is een andere realiteit dan men gewend is in de Nederlandse rechtsstaat. Is het niet tijd om dat te erkennen? Hoe denkt de regering de emancipatie van vrouwen en meisjes verder te bevorderen, als emancipatie inderdaad geweld uitlokt?

Desgevraagd licht zij haar wens toe om voorlichting niet langs zelforganisaties te laten lopen, maar langs families. De zelforganisaties krijgen al jarenlang veel geld voor hun werk, maar hebben eergerelateerd geweld niet uit de wereld geholpen. De dialoog moet niet langs koepelorganisaties gaan, maar langs theehuizen, moskeeën en binnen het gezin. Het COT beveelt dan ook aan, het voor een deel onder te brengen in het bestaande beleid omtrent huiselijk geweld.

Mevrouw Albayrak (PvdA) is blij met de stappen die sinds het vorige overleg zijn gezet. De statistiek is zorgwekkend. Het COT telt in een halfjaar 79 mogelijke gevallen van eergerelateerd geweld, die 11 mensen het leven hebben gekost. Vastgesteld is ook een oververtegenwoordiging van Turken. Op deze concrete cijfers dienen concrete maatregelen te volgen. In hoeveel van de 79 mogelijke gevallen van eerwraak ging het inderdaad om eergerelateerd geweld? Waarom kiest de minister er niet voor, de zaak te versmallen naar de Turkse gemeenschap in Nederland? Waarom noemt de minister niet man en paard en zet daar nog concreter haar maatregelen op?

Het COT verwacht in de toekomst een toename van eergerelateerd geweld in Nederland, omdat er een samenhang bestaat met de emancipatie van allochtone meisjes en die neemt eveneens toe. De ministers schijnen daarin te berusten. Als eergerelateerd geweld toeneemt, doen de ministers iets verkeerd in de preventie en aanpak van eerwraak. Minister Verdonk heeft bij andere gelegenheden geroepen: ik pik het niet. Waarom toont zij die houding niet ook ten opzichte van bedreigde meisjes?

Emancipatie betreft niet alleen vrouwen, maar hele gemeenschappen. Daar wringt de schoen. Mentaliteitsveranderingen vereisen gezag en vertrouwen en dat is precies wat de minister voor Integratie recentelijk vakkundig heeft verspeeld. Zij wordt niet vertrouwd in allochtone kring en zal dus ook geen gedragsverandering teweeg brengen. De minister zei te willen leren van ervaringen bijvoorbeeld uit Turkije. Maakt zij daar werk van? Waarom roept zij de premier van Turkije niet naar Nederland om de Turkse gemeenschap toe te spreken? Hij heeft gezag en kan iets bereiken. Zijn aanwezigheid zou voor publiciteit zorgen, precies wat nodig is om mensen te bereiken.

Mevrouw Albayrak vindt de staat van dienst van minister Verdonk triest, wat de ondersteuning van het emancipatieproces van allochtone vrouwen betreft. Vrouwen mogen gedumpt worden, dreigende eerwraak is geen asielgrond en voor wie na mishandeling een zelfstandige verblijfsvergunning wil, begint een lijdensweg. De huidige aanpak van eerwraak is te technisch en gebrekkig.

Na enige aanloopmoeilijkheden is er nu een goede landelijke structuur voor het aanpakken van huiselijk geweld. Kan die structuur ook worden benut in de aanpak van eerwraak? Ten aanzien van de veiligheid wordt er veel vooruitgeschoven. Wanneer staan er in de GBA-bestanden briefadressen in plaats van woonadressen? Kan een dergelijk adres van een code worden voorzien dat aangeeft dat er gevaar dreigt?

De ministers versmallen de definitie van eergerelateerd geweld onnodig door collectief gedrag op te nemen en de buitenwereld die op de hoogte dreigt te geraken. De definitie heeft weliswaar geen juridische status, maar levert een bewijsprobleem op. Kan de term eerwraak toch opgenomen worden in de definitie?

Onmiddellijke registratie lijkt ook haar een noodzaak. Het COT onderzoek naar aanleiding van de motie-Wolfsen/Hirsi Ali bleek een gouden greep. De uitvoering van de daarin gedane aanbevelingen zou een hele vooruitgang betekenen. Komt er een meldplicht voor huisartsen, docenten en anderen die aanwijzingen kunnen hebben dat eerwraak dreigt? Dit zou escalatie kunnen voorkomen.

De ministers willen nog steeds niet actief optreden en familieleden vorderen als er signalen zijn dat het verkeerd dreigt te gaan. De roep van de politie Haaglanden om meer bevoegdheden voor een preventieve samenwerking met de familieleden moet worden beantwoord. De ontvangen brief is op dat punt uiterst vaag.

In tegenstelling tot wat de minister beweert, zitten de prestatiecontracten met de politie goed werk op het gebied van preventie wel degelijk in de weg. Hoe denkt de minister dat op te lossen?

Mevrouw Albayrak heeft eerder gevraagd om medeplegers uit de anonimiteit te halen door hen bij het strafproces te betrekken. Een motie waarin zij vroeg om het OM aan te wijzen vaker tot vervolging over te gaan en minder gebruik te maken van het opportuniteitsbeginsel, is aangehouden. De minister van Justitie kondigt nu aan dat hij de aanwijzing voor huiselijk geweld zal aanvullen met richtlijnen voor eerwraak. Wanneer gebeurt dat? Mag de Kamer die aanwijzing dan zien?

Volgens het rapport van de Politie Haaglanden moet er bij ernstige dreiging heel snel duidelijkheid komen over de verblijfsstatus van vrouwen met een afhankelijke verblijfstitel of asielverzoek. Voorgesteld wordt om voor deze vrouwen een regeling te maken vergelijkbaar met de B9-regeling voor slachtoffers van vrouwenhandel die bereid zijn om aangifte te doen. Mevrouw Albayrak vindt dat geen slim plan, het gaat immers niet om een tijdelijke verblijfsvergunning totdat men klaar is met het strafproces. Wil de minister de Kamer een brief doen toekomen over de vraag of de moties Adelmund en Bussemaker die vragen om een zelfstandige verblijfsvergunning niet ook op deze vrouwen van toepassing kunnen worden verklaard?

Kan de minister toezeggen dat er in de begroting 2006 van Justitie en Integratie alle middelen terug te vinden zullen zijn die nodig zijn om de vrouwen effectief te beschermen, de deskundigheid op dit gebied te bevorderen en extra mensen in te zetten, bijvoorbeeld bij de politie?

Mevrouw Van der Laan (D66) acht het bij 11 doden in twee politieregio's in zes maanden niet uitgesloten dat eergerelateerde moorden in Nederland tot de voornaamste doodsoorzaken behoren. Kan worden nagegaan of dat inderdaad zo is? Duidelijk is in ieder geval dat het onderzoek verricht door het COT en de pilot in de twee politieregio's buitengewoon nuttig waren.

Zij worstelt nog steeds met het idee dat er in Nederland mensen rondlopen voor wie roddel en achterklap belangrijker is dan het leven van hun eigen kind. Dit moet in de kern worden opgelost. Volgens het COT ontbreekt het de aanpak van eerwraak aan bestuurlijke aansturing en specifiek beleid. Wat vindt de minister van deze conclusie?

Eerder dit jaar is in de Kamer gesproken over honderd vrouwen in direct levensgevaar. Safe-houses en directe toegang tot politiebescherming waren al thema's. In de brief van 6 juni is sprake van voldoende noodplaatsen en onderzoek naar de safe-houses. Zitten al die vrouwen dan nu in veilige safe-houses of niet?

In de politieregio Haaglanden zijn allerlei «best practices» ontwikkeld die erg nuttig blijken. Kan alles wat nu al blijkt te werken, direct worden overgenomen in de andere regio's, of moet het proefproject eerst officieel afgerond zijn? Acht het kabinet het mogelijk, eerwraak als strafverzwarende omstandigheid te doen gelden? Dat zou evenals bij een terroristisch oogmerk bij doodslag kunnen via artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht. In Turkije is de straf op eerwraak verhoogd om aan te geven dat er geen verontschuldiging kan zijn voor moord of een ander delict. Het zou een bijdrage kunnen leveren als Nederland dat ook deed.

Het COT ziet de tucht van de prestatiecontracten als belemmering voor het vroegtijdig oppikken van eerwraaksignalen door de politie. De minister ontkent dat in de brief. De angst voor het openbreken van de prestatiecontracten is begrijpelijk, maar aanpassingen zijn naar aanleiding van het COT-onderzoek toch nodig.

Er wordt van verschillende zijde beweerd dat de privacyregels de preventieve aanpak van eerwraak en huiselijk geweld belemmeren, evenals het geheimhouden van de verblijfsplaats van potentiële slachtoffers. De minister komt niet echt terug op dat punt. Acht hij de privacyregels wel of niet een belemmering?

Homoseksuelen en mannen worden ook slachtoffer van eerwraak. Toch gaat het in het debat hier uitsluitend om vrouwen. Volgens het onderzoek zijn 12 van de 20 eerwraakkwesties gericht tegen mannen. Wil de minister dit punt meenemen in haar volgende brief? Dit moet op de agenda worden geplaatst.

In het amendement-Van der Laan op de integratiebegroting is € 350 000 vrijgemaakt voor de opvang van bedreigde allochtone homoseksuele jongeren. Wat is hier de stand van zaken? Uit recente antwoorden van Justitie blijkt dat Forum gespreksprojecten heeft gefinancierd, terwijl dat geld voornamelijk was bedoeld voor de opvang van mannen die met eerwraak bedreigd worden.

In het verleden heeft de minister van Justitie personen in extreem dreigende gevallen een geheime identiteit verschaft en onderdak in het buitenland. Kunnen met eerwraak bedreigde mensen daar als laatste redmiddel ook een beroep op doen?

De Federatie Opvang wijst op het feit dat er geld vrijkomt voor de ontwikkeling van een nieuwe aanpak en stelt terecht de vraag of er ook een substantieel bedrag beschikbaar wordt gesteld om die aanpak straks te implementeren. Stel dat naar aanleiding van het project Haaglanden alle agenten getraind moeten worden, hoe gaat de minister ervoor zorgen dat het geld er is om dat daadwerkelijk te doen?

Mevrouw Vergeer (SP) constateert dat de minister een heleboel in de debatten aangedragen onderwerpen heeft overgenomen, maar vraagt zich na lezing van de voorliggende stukken af wat dat in de praktijk betekent. De ernst van de problematiek lijkt duidelijk geworden te zijn, maar de concrete aanpak moet steviger dan tot nu toe.

Kan de minister bevestigen dat de safe-houses gewoon verder functioneren, terwijl het Verwey-Jonker Instituut onderzoek doet naar de noodopvang? De Federatie Opvang wijst er ook op dat er voldoende middelen voor vrijgemaakt moeten worden.

De minister kondigt een folder aan voor potentiële slachtoffers. Hoe weet de minister wie de potentiële slachtoffers zijn? Een voorlichtingscampagne zou heel breed moeten zijn, het gaat immers om een brede emancipatiebeweging. Mevrouw Vergeer bepleit een sociale controle zoals die in de jaren 50 bestond. Dan krijgen sociaal zwakke gezinnen bezoek en begeleiding. Als gezinnen ver van de maatschappij verwijderd zijn, moet de overheid niet denken dat het wel goed komt, maar er op af. Komt er een plan van aanpak waarin leerplichtambtenaren, de thuiszorg, het consultatiebureau en scholen een rol krijgen? Brieven sturen en formulieren invullen is niet voldoende. De gezinnen in kwestie moeten bezocht worden. Zonodig moet een allochtone coach mee die de brug wellicht makkelijker kan leggen naar gezinnen waarin de emancipatie van meisjes niet normaal gevonden wordt.

De politie heeft veel ervaring met de deels preventieve en deels repressieve aanpak. Mevrouw Vergeer schrikt van de cijfers. Zij wil de pilot graag uitgebreid zien naar andere regio's. Ook moet er een landelijk expertisecentrum komen, waar mensen die iets signaleren onmiddellijk terechtkunnen en gelijk hulp krijgen. De hierbij betrokken beroepsgroepen moeten ondersteund worden. Wat er moet gebeuren, lijkt bekend te zijn. Het is nu zaak de middelen vrij te stellen en het te doen.

Mevrouw Azough (GroenLinks) ziet in de COT-onderzoeksresultaten de bevestiging dat eergerelateerd geweld een ernstig probleem is dat onvoldoende wordt herkend, gesignaleerd en voorkomen. Naast allerlei projecten moet er een integrale aanpak zijn, gericht op de doelgroepen waarin het veel voorkomt. Dat het COT in de komende jaren een toename verwacht, sluit aan bij recentelijk gepresenteerde onderzoeksresultaten van de Gezinsraad, waaruit blijkt dat allochtone meiden en vrouwen emanciperen, terwijl de mannen achterblijven. Dat leidt tot problemen en heeft waarschijnlijk voor een deel ook de maken met de spanningen en frustraties rondom eergerelateerd geweld.

Na lezing van de brief van de minister valt op dat de mannelijke slachtoffers volstrekt genegeerd worden. Zij waren al onderwerp van gesprek in het vorige overleg. Als de ministers hen nu niet meenemen in de beleidsontwikkeling, is het beleid straks onvoldoende alert op de bescherming van mannen en dus onvoldoende effectief.

Voor de bescherming van bedreigde vrouwen wordt bij VWS in deze periode € 4 mln. extra uitgetrokken. Dat was al besloten. Is dat bedrag voldoende voor een landelijk dekkende noodopvang? Het geld wordt evenredig verdeeld over 35 centrumgemeenten. Hebben zij allemaal behoefte aan specifieke noodopvang voor deze groep? Volgens brieven uit het veld is er te weinig geld voor de uitbreiding van echte safe-houses. Hoe ziet de minister dat?

Het eerwraakpolitieteam in de regio Haaglanden doet fantastisch werk. De lopende pilot moet worden voortgezet en uitgebreid naar andere regio's waar de doelgroep zich ophoudt. De opgedane kennis moet geborgd worden. Het probleem speelt vooral in de grote steden. Kan de pilot daar overgenomen worden? De politie Haaglanden beveelt duidelijk aan dat er één probleemeigenaar moet zijn. Zeker bij langdurige bedreigingen en mishandeling verslapt de aandacht van de politie bij een voortdurende wisseling van de wacht. Is de minister het eens met het voorstel om op iedere zaak één agent te zetten?

Ten aanzien van de justitiële vervolging is aangenomen dat er onvoldoende preventieve bevoegdheden zouden zijn. Nu toont het COT-onderzoek aan dat die bevoegdheden er wel zijn, maar te weinig worden gebruikt. Wat gaan de ministers daaraan doen? Vermoedelijk speelt de tucht van de prestatiecontracten hier een belangrijke rol in. Het vervolgen van bedreigingen is lastig en rendeert simpelweg niet. Zijn de ministers voornemens, meer aan preventieve vervolging te laten doen?

Minister De Geus acht de emancipatie in Nederland voltooid, op een enkele allochtone groepering na. Daarmee miskent hij de urgentie van het probleem, dat op verschillende beleidsterreinen op de agenda hoort. Kan minister Verdonk er als coördinerend bewindspersoon voor zorgen dat ook in de ministeries van SZW en OCW meer gebeurt op het vlak van deskundigheidsbevordering en signalering? Zien de ministers iets in een meldplicht voor professionals die in aanraking kunnen komen met gevallen van eerwraak? Uit het COT-onderzoek blijkt dat de materiedeskundigen te weinig worden ingezet. Er moet een strakke coördinatie komen en mevrouw Azough hoopt dat de volgende brief over eerwraak niet alleen meer van de ministers Donner en Verdonk afkomstig zal zijn, maar ook van de ministers van VWS en OCW.

Met een foldertje hier een daar is de noodzakelijke mentaliteitsverandering niet te bereiken. Verstoting en het isoleren van jongeren moeten meegenomen worden. Het gaat naast fysiek geweld ook om psychisch geweld. De regering wil € 200 000 investeren in beter burgerschap en in een gepastere omgang met eergerelateerd geweld. Krijgt de Kamer een overzicht van de totale bedragen en de doelen waaraan dat geldt wordt besteed? Zijn die € 200 000 eenmalig of een structurele bijdrage?

Migrantenorganisaties en het maatschappelijke middenveld moeten betrokken worden bij de campagne tot mentaliteitsverandering. De overheid komt zelf niet zomaar bij de betrokken gezinnen over de vloer. Toonaangevende mannen uit de doelgroepen moeten zich heel duidelijk uitspreken over fenomenen zoals eerwraak.

In tegenstelling tot minister Donner vindt mevrouw Azough een eerwraakmoord erger dan een moord uit winstbejag. Bij eerwraak zet immers een hele familie, een gemeenschap aan tot moord. Dat moet veroordeeld worden en niet gerelativeerd.

Mevrouw Sterk (CDA) vermoedt op basis van de nu beschikbare getallen uit de politieregio's Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid dat het totale aantal eerwraakzaken in Nederland per jaar boven de 1000 zou kunnen liggen, met tientallen doden als gevolg. Deze schatting is natte vingerwerk. Of zij reëel is, moet de registratie gaan uitwijzen.

Gegeven de omvang van het probleem zijn Kamer en kabinet terecht al een jaar stevig bezig met dit onderwerp. De conclusie van de bewindslieden dat het een zorgwekkend beeld is, acht mevrouw Sterk te voorzichtig, temeer daar ook nog eens een toename wordt verwacht.

Hoeveel van de 79 zaken die in het laatste halfjaar in de politieregio's Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid zijn gemeld, betroffen mannen? Hoeveel van de 11 dodelijke slachtoffers waren mannen? De aandacht voor vrouwen is terecht, maar mannen schijnen net zo vaak, zo niet vaker, slachtoffer te worden van dit soort praktijken. Daar moet meer aandacht voor komen.

Mevrouw Sterk sluit zich aan bij het voorstel om de pilot uit te breiden naar andere regio's. Is het opzetten van een landelijk registratieteam wat het kabinet bedoelt met het uitwerken van de pilot? Op welke termijn gebeurt dat? Wat voor besluitvorming zou daar nog uit kunnen volgen?

De CDA-fractie verwelkomt het feit dat de handschoen is opgenomen in de strijd tegen deze on-Nederlandse praktijken. De samenwerking tussen de Federatie Opvang en de politie is versterkt, de zaak van de honderd eerder besproken vrouwen is bekeken en waar nodig zijn extra maatregelen getroffen. Wat onderzoekt het Verwey-Jonker Instituut precies ten aanzien van safe-houses?

De minister streeft naar een dekkend aanbod van noodplaatsen per eind 2005. Bedoelt zij daarmee de safe-houses of iets anders? Zolang het registratiesysteem er niet is, blijft het aantal gevallen onduidelijk. Hoe weet de minister dan of het aanbod dekkend is of niet? Zijn er voldoende middelen voor de noodopvang?

In een aantal gevallen blijkt te laat ingegrepen te zijn. Er had eerder gebruik moeten worden gemaakt van de bijzondere opsporingsbevoegdheden. Kan minister Donner toelichten welke opsporingsbevoegdheden dat zijn? Waarom is het zo moeilijk om familieleden preventief te vorderen om naar het politiebureau te komen?

In de brief staat dat het ontbreekt aan bestuurlijke aansturing en specifiek beleid. Gaat dit over bestuurlijke aansturing vanuit de minister, de gemeenten, de Federatie Opvang of de politie? Het opzetten van een speciale infrastructuur voor de aanpak van eergerelateerd geweld wordt in de brief niet nodig genoemd. Hoe verhoudt zich dat tot de COT-conclusie dat specifiek beleid nodig is? Mevrouw Sterk sluit zich aan bij de vraag in hoeverre de privacywetgeving een drempel vormt.

Dit kabinet zet veel in werking. Dat schept verwachtingen en de CDA-fractie gaat ervan uit dat het kabinet die ook waar zal maken. Over een halfjaar wordt er weer gekeken wat terecht is gekomen van alle vandaag besproken maatregelen.

Het antwoord van de ministers

Minister Verdonk ziet in eergerelateerd geweld een specifiek on-Nederlands probleem. Geweld moet worden bestreden en bestraft. Los daarvan vraagt eergerelateerd geweld vanwege de aard van de problematiek, het escalatierisico, de groepsdruk en de geïsoleerde positie van slachtoffers én plegers een heel specifieke benadering. De noodzaak tot versterking van de aanpak blijkt uit de cijfers van de politie Haaglanden en van het COT. Ook de minister is daarvan geschrokken. Nu er een plan ligt, is het duidelijk zaak om bovenop de uitvoering te blijven zitten.

Een aantal maatregelen is al genomen. De weerbaarheid van slachtoffers kan groter. Zolang een erekwestie niet openbaar wordt, is de kans op escalatie minder groot, maar het slachtoffer staat er ook alleen voor. Slachtoffers moeten binnen en buiten de eigen kring ergens terechtkunnen en zij moeten kunnen vertrouwen op de diensten van politie en andere maatschappelijke organisaties. Dat begint allemaal met informatie. De sociale omgeving moet een partner zijn voor de slachtoffers en niet voor de plegers. Er ligt een grote taak voor zelforganisaties om verantwoordelijkheidszin te kweken. Er moet een sfeer komen van niet roddelen, wel ingrijpen. Vooroordelen over hulpverlening en vrouwenhulpverlening in het bijzonder moeten worden bestreden.

De onderwijzer, de huisarts, de hulpverlener en de politiemedewerker moeten kunnen inschatten wat er aan de hand zou kunnen zijn en of de zaak kan escaleren. Training, de werkdefinitie en aandacht voor het vraagstuk kunnen bijdragen aan een betere signalering, dat blijkt ook uit het COT-onderzoek.

Adequaat ingrijpen is nodig, vooral vanwege het escalatierisico. Het in ontwikkeling zijnde protocol zal mogelijkheden presenteren en afspraken weergeven over handelwijze en samenwerking. Er moeten contacten zijn tussen de verschillende disciplines, zodat het probleem snel in kaart kan worden gebracht. Snelheid kan slachtoffers voorkomen.

Als de eerste veiligheid is geboden, moet op grond van deskundigheid deverdere aanpak worden bepaald. Hoe ernstig is het geweld? Hoe groot is het escalatierisico? Kan het conflict op acceptabele wijze tot rust worden gebracht? Moet er worden opgespoord en vervolgd? De registratie gebeurt op dit moment handmatig. De politie draait een query uit op grond van een aantal criteria en selecteert handmatig. Om dat te verbeteren, is de politie Haaglanden om een voorstel gevraagd. Dat voorstel wordt in september verwacht, met opties voor registratie en monitoring. Van monitoring is nu volop sprake als er een zaak is of als het lijkt dat er een zaak is. Om een beeld te krijgen van alle vrouwen en niet slechts van hen die aangifte doen, is ook de Stichting Opvang gevraagd om te registreren.

Dat de informatiecampagne in samenwerking met de koepelorganisaties wordt uitgevoerd, betekent niet dat de theehuizen buiten beeld blijven. De mensen van de koepelorganisaties zijn van de ernst van de zaak doordrongen. Zij kunnen het gesprek over eerwraak juist in de theehuizen brengen waar zij zelf ook komen. Eerwraak is een vast agendapunt geworden in het overleg van de minister met het CMO en het CGI. Het Inspraakorgaan Turken in Nederland (IOT) en de Vluchteling Organisaties Nederland (VON) hebben in overleg met de minister binnen het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) al acties ondernomen tegen eerwraak, met extra geld van de overheid. Het is een taak van de overheid om duidelijk te maken dat zaken zoals eerwraak in Nederland niet getolereerd worden.

Op de vraag of de ondernomen acties gezien de toename van eergerelateerd geweld wel de goede acties zijn, wijst de minister op het feit dat de overheid tot nu toe vooral bezig was met voorbereidende handelingen. Nu er een werkdefinitie van eergerelateerde geweld is en er voorstellen komen voor een registratiesysteem, kan echt actie worden ondernomen. Daarbij moeten ook het CMO, het CGI en de partners van VON en het LOM hun verantwoordelijkheid nemen. De urgentie van dit probleem is hen zeer duidelijk gemaakt en het onderwerp komt in alle overleggen ter sprake. Om de concrete resultaten van de ondernomen acties beter zichtbaar te maken, zal de minister de Kamer binnen een halfjaar een voortgangsrapportage doen toekomen.

De voorlichtingscampagne is in voorbereiding. De precieze vorm is nog niet duidelijk. Eerwraak komt voor in de film die gemaakt is in het kader van de Wet inburgering buitenland en ook in de Wet inburgering Nederland komt eerwraak uitgebreid voor. De minister brengt eerwraak bij iedere gelegenheid ter sprake, zo ook vorig jaar in Rotterdam voor een volle zaal van bijna uitsluitend Turkse mannen. Van de gemeenschap hoort zij dat zij daarmee goed bezig is.

De Federatie Opvang ziet ondanks de € 4 mln. extra te weinig middelen. De contacten tussen overheid en Federatie zijn goed. Er komt extra geld voor training. VWS heeft de Federatie uitgenodigd, een subsidieaanvraag in te dienen die welwillend behandeld zal worden. De Federatie is bezig met onderzoek naar de safe-houses. De resultaten worden afgewacht eer er conclusies worden getrokken over mogelijk andere functies van safe-houses binnen de vrouwenopvang. Het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut is bedoeld om instrumenten zoals een risicotaxatie te ontwikkelen. Op de resultaten daarvan wordt niet gewacht, het lopende werk gaat gewoon door.

De honderd eerder besproken bedreigde vrouwen bevinden zich anoniem in de vrouwenopvang, in safe-houses, op onderduikadressen of in blijf van mijn lijf huizen. Met de Federatie Opvang is afgesproken dat bedreigingen rechtstreeks gemeld kunnen worden bij Justitie. Dat is in twee gevallen gebeurd. De vrouwenopvang kan lokaal rekenen op politiebescherming. De politie is gevraagd daar werk van te maken.

Op de vraag waarom niet duidelijker benoemd wordt dat eerwraak voornamelijk in de Turkse gemeenschap een probleem is, wijst de minister op het feit dat eerwraak ook in Turkije alleen in bepaalde streken voorkomt. Daar loopt een onderzoek naar. Bekend is dat eerwraak ook in veel andere gemeenschappen voorkomt. Er moet integraal naar gekeken worden.

De analyse dat meer emancipatie zal leiden tot meer eerwraak is juist. Vereist is grote alertheid teneinde de gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Er zijn programma's in ontwikkeling om de emancipatie van mannen te bevorderen. Hun positie staat steeds vaker ter discussie als de vrouwen emanciperen en de mannen dat óf tegenhouden, óf meer huiselijk geweld gebruiken. De emancipatie van mannen is onderdeel van het programma Emancipatie en integratie dat de minister samen met haar collega van SZW doet. Zo wordt er via koffiehuizen en moskeeën geprobeerd om die mannen te bereiken en er worden praatgroepen van mannen georganiseerd binnen de gemeenschap over thema's zoals emancipatie, eerwraak en huiselijk geweld.

De minister bevestigt dat in 12 eerwraakgevallen al dan niet homoseksuele jongens of mannen het slachtoffer waren. Zij wil op dit onderwerp terugkomen in haar volgende rapportage, die over een halfjaar aan de Kamer wordt gestuurd. Met het nemen van maatregelen moet natuurlijk eerder begonnen worden. Het is een serieus probleem en er moet nu actie op worden genomen. De minister zal ervoor zorgen dat er in de training van politie, docenten en anderen met een mogelijke signaleringsfunctie ook aandacht wordt besteed aan mannelijke eerwraakslachtoffers.

Een regeling vergelijkbaar met de B9-regeling voor slachtoffers van vrouwenhandel acht de minister op het vlak van eergerelateerd geweld niet nodig. Slachtoffers van eergerelateerd geweld kunnen nu al in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel of regulier op grond van huiselijk geweld. Voorwaarde is een aangifte door de persoon zelf gedaan of ambtshalve, met daarbij een verklaring van een vertrouwensarts. Daarnaast krijgt de minister gevallen voorgelegd in het kader van haar discretionaire bevoegdheid. Vrouwen hoeven niet jarenlang op een beslissing te wachten. Bij de IND zijn er contactpunten ingericht en de contacten tussen IND en de Federatie Opvang zijn geïntensiveerd. Of de snelle afhandeling in alle gevallen is gelukt, weet de minister niet. Aangezien de hulpverlening onvoldoende op de hoogte blijkt van wat er nu al kan, is het ministerie volop bezig met voorlichting, zodat die vrouwen gebruik kunnen maken van de bestaande mogelijkheden.

De samenwerking met het ministerie van VWS is goed. Met het ministerie van OCW zal intensiever worden gepraat over vragen zoals wat er in scholen moet gebeuren en wat de leraren moeten weten. In de volgende brief zal de minister ingaan op de vraag hoeveel geld er wordt uitgegeven en waar precies voor.

De integrale aanpak is op dit moment vorm aan het krijgen. Er is een pilot bezig die eerst nog uitgebreid moet worden. Een integrale aanpak is het einddoel, maar dat moet gaandeweg bereikt worden.

Een specifieke infrastructuur voor eerwraak acht de minister niet nodig. Er wordt gebruik gemaakt van de voorhanden infrastructuur voor de bescherming van vrouwen, die heel goed is.

De Stichting vrouwenopvang is bezig met noodbedden in alle regio's, zodat er altijd en overal opvang mogelijk is in acute situaties. Een vrouw verblijft daar één of twee dagen. In de tussentijd wordt er andere opvang geregeld.

Het bedrag van € 200 000 waar mevrouw Azough naar vroeg, is in 2005 beschikbaar. De minister wil met collega De Geus bezien of er ook daarna middelen moeten worden ingezet. Het totale bedrag dat ter beschikking staat voor de opvang is in 2005 € 45,7 mln., in 2006 € 46,5 mln. en in 2007 € 47,8 mln. Dat is inclusief de € 4 mln. extra middelen. Dat geld is ingebracht in de BDU Sociale integratie en veiligheid.

Minister Donner constateert dat de informatie die bij eerder overleg ontbrak, nu op tafel ligt. Dat geeft houvast en maakt duidelijk waar de aanknopingspunten liggen om het probleem aan te pakken en zo mogelijk te voorkomen. Er gebeurt al veel, in het bijzonder bij de politie Haaglanden, maar ook in andere politieregio's, onder andere in het kader van het Project huiselijk geweld. Dat een verdere systematisering van de aanpak nodig is, blijkt ook uit de cijfers waarover het hier gaat.

De minister waarschuwt voor een extrapolatie van onvolledige cijfers en voor het beeld als zou het probleem vooral de Turkse gemeenschap betreffen. Het hoge aandeel van Turkse mensen in de cijfers van de politie Haaglanden komt ook door het feit dat er in die regio veel Turken wonen. In andere regio's zal de verdeling anders zijn. Eerwraak betreft bevolkingsgroepen uit de Antillen, maar ook uit de Balkan. Mocht later uit landelijke cijfers blijken dat eerwraak vooral een bepaalde bevolkingsgroep betreft, dan zal een op die groep gerichte aanpak er komen.

Een uitbreiding van de pilot op dit moment zou de zaak alleen vertragen. De pilot moet juist aantonen hoe de landelijke registratie het beste gedaan kan worden. In september wordt met verschillende groepen gesproken over opties voor een landelijke registratie. Dan zal blijken of bepaalde elementen direct ingevoerd kunnen worden. Registratie leidt altijd tot extra administratieve lasten, een punt waar de Kamer anders heel kritisch op is. Er wordt gewerkt aan een systeem waarmee op zorgvuldige wijze cijfers geregistreerd kunnen worden die ook te gebruiken zijn in het beleid, zonder veel administratieve lasten te veroorzaken. Dat kost tijd. Bepaalde politieregio's hebben al elementen overgenomen uit de lopende pilot in Haaglanden. Voor een landelijke invoering moet precies bekend zijn, wat er geregistreerd moet worden. De inzet is, het systeem zo snel mogelijk klaar te hebben. De minister zal kijken of hij via het WODC de analyse van de voorliggende cijfers kan versterken.

Op de begroting 2006 kan de minister niet vooruitlopen. Er kan op geen enkel beleidsterrein de garantie worden gegeven dat het budget structureel voorhanden zal zijn. Hoe de minister schaarse middelen moet verdelen over de verschillende noden die er zijn, is een vraag die terecht bij de begrotingsbehandeling aan de orde komt.

Een hoofdpunt van aandacht zijn de onderbenutte repressieve mogelijkheden. In overleg met de politie, de vrouwenopvang en het OM wordt een protocol opgesteld, waaruit blijkt wat te doen bij een vermoeden van eergerelateerd geweld. Onderdeel daarvan is een discussie met het OM over uitbreiding van de Aanwijzing huiselijk geweld, zodat in gevallen van eergerelateerd geweld duidelijk is hoe het OM de opsporing en vervolging inzet. Dit gebeurt vanuit de constatering dat de instrumenten er zijn en dat zij dus ook gebruikt moeten worden in geval van eergerelateerd geweld.

In wezen zijn de beroepsgroepen die een vermoeden van eergerelateerd geweld kunnen melden, identiek aan de groepen die huiselijk geweld kunnen signaleren. Hun deskundigheid moet bevorderd worden, zodat politieagenten, artsen en leraren gevoelig worden voor signalen. Met het oog op de signalering wordt er in de centrumgemeenten al samengewerkt door de politie en de andere beroepsgroepen.

Een meldplicht bij eerwraak gaat weer een stap verder. Artikel 136 van de Wetboek van Strafrecht bevat al een meldplicht voor wie kennis heeft van het voornemen tot moord. Voor kindermishandeling is een aparte code ingevoerd. De minister wil wel onderzoeken of deze uitgebreid kan worden tot eergerelateerd geweld. Omdat het steeds dezelfde beroepsgroepen betreft, is bundeling zinvoller dan een aparte regeling voor ieder verschijnsel. Een strafrechtelijke meldplicht zou bij een aantal van de betrokken beroepsgroepen botsen met andere wettelijke verplichtingen zoals de zwijgplicht. Ook zou handhaving vrijwel onmogelijk zijn: het is praktisch niet te bewijzen dat iemand weet had van iets waarvan hij of zij geen melding maakt.

Het functioneren van de prestatiecontracten is tijdens de strategieconferentie met de politie positief beoordeeld. Er is besloten tot continuering. Bij de behandeling van de Vijfde voortgangsrapportage over het veiligheidsprogramma schaarde zich ook een Kamermeerderheid achter die contracten. Openbreken werd niet wenselijk geacht. De prestatiecontracten kunnen niet telkens weer ter discussie worden gesteld. Zij vloeien onder meer voort uit het regeerakkoord en worden besproken in het overleg over de politie en over het Veiligheidsprogramma. Bij de politie Haaglanden blijken zij genoeg ruimte te laten voor de nodige aandacht voor eergerelateerd geweld. Die contracten hebben overigens helemaal niet betrekking op het soort geweld waar het bij eerwraak vaak om gaat, namelijk misdrijven waartegen, zeker in geval van poging tot moord en ernstig geweld, systematisch en in alle gevallen wordt opgetreden, net zoals tegen huiselijk geweld. De minister heeft de indruk dat de prestatiecontracten samen met de privacy het excuus nummer één aan het worden zijn in den lande. Als zich onvolkomenheden voordoen, zal geheid iemand wijzen op de prestatiecontracten of op de privacy die in de weg staan. Die contracten worden voortdurend geëvalueerd op hun werking en de Kamer heeft de voorgebrachte bezwaren niet reëel geacht. Als de Kamer dat breed wil, zullen de contracten ongetwijfeld worden bijgesteld.

Een familie dringend verzoeken om op het politiebureau te verschijnen, werkt volgens de politie Haaglanden goed. Dat is een gevoelig onderwerp. In het debat over de invoering van een bestuurlijke meldplicht voor terroristische misdrijven wilde de Kamer de meldplicht uitdrukkelijk beperken tot terroristische misdrijven. Het wetsontwerp in kwestie ligt nu bij de Raad van State. Als de Kamer voor eerwraakdelicten een meldplicht wil invoeren, moet dat bij amendement in dat wetsontwerp, maar het is zeer controversieel en de Kamer heeft er zelf op aangedrongen, die bestuurlijke verplichting tot een minimum te beperken. De politie Haaglanden meldt dat het huidige systeem werkt. De minister ziet dan ook geen aanleiding om met wetgeving te komen.

In de privacyregelgeving ligt besloten dat waar privacy en veiligheid botsen, er voorrang wordt gegeven aan de veiligheid. Er bestaan al regels voor de samenwerkingsverbanden die zich met huiselijk geweld bezighouden. De minister zal bezien of deze uitgebreid kunnen worden tot eergerelateerd geweld. Die regels omvatten ook de afspraak dat de privacy de uitwisseling van informatie niet belemmert. Op het ministerie van Justitie is een Bureau ingericht, waar gemeenten met vragen terechtkunnen als zij te maken krijgen met bezwaren rondom de privacy. De ervaring leert dat de privacy doorgaans meer uit onkunde wordt aangevoerd dan vanwege reële juridische beperkingen. Dit onderwerp zal in ieder geval aan de orde komen in het protocol voor de aanpak van deze problemen.

Het gebrek aan bestuurlijke aansturing speelt vooral op gemeentelijk niveau. Een reden voor het opstellen van het protocol is juist dat er een samenwerking komt tussen het landelijke en het gemeentelijke niveau. Er moet worden bezien of er aangesloten kan worden op het systeem van huiselijk geweld. Dan zou de aansturing vanuit de centrumgemeenten plaatsvinden. Daar moet ervaring mee worden opgedaan en er lopen verschillende onderzoeken naar.

Moet eergerelateerd geweld een strafverzwarend element worden? De minister wijst op het feit dat de strafverhoging in Turkije niet eergerelateerd geweld betreft, maar geweld tussen familieleden. Dat kan eergerelateerd zijn, maar hoeft niet. De invoering van een strafverhoging veronderstelt een exacte strafrechtelijke definitie van eergerelateerd geweld. Dat betekent doorgaans dat het bij gebrek aan bewijs niet aangevoerd zou kunnen worden. Het probleem zou in de praktijk voor een deel weer onder het tapijt verdwijnen: eergerelateerd geweld zou in aanzienlijk minder gevallen gesteld, bewezen en veroordeeld kunnen worden dan zich in de praktijk voordoen.

De minister blijft moord uit winstbejag minstens zo verwerpelijk vinden als eergerelateerde moord. Hij onderschrijft wel dat de omvang van het verschijnsel bijzondere aandacht vergt en dat het bijzondere karakter van eergerelateerd geweld – de rol van de familie – de vraag opwerpt of het beschikbare instrumentarium voldoende is. Gelukkig bevestigt het COT-onderzoek dat de eergerelateerdheid niet als excuus dient en dat de rechters het al zeker niet als excuus aanvaarden. Rechters blijken integendeel geneigd om eergerelateerd geweld zwaarder te straffen.

Er is gevraagd om meer aandacht voor eergerelateerd geweld tegen mannen. Volgens de nu ter tafel liggende statistieken zijn de door eergerelateerd geweld getroffen mannen gemiddeld ouder dan de vrouwen. Hier spelen dus weer andere relaties en verhoudingen dan in het geweld tegen vrouwen. In het licht van de cijfers zal bezien worden welke bijzondere aanpak daarvoor nodig is.

Ten aanzien van geweld tegen familie is er in het Wetboek van Strafrecht al artikel 304. Het Wetboek van Strafrecht is er niet om politieke signalen te geven. Het ligt in de aard van het strafrecht dat het nauw verbonden is met nationale ervaringen en opvattingen. Dat men het in Turkije wenselijk acht, een bepaling in te voeren, is geen argument om dat ook in Nederland te doen. In alle rapporten wordt geconstateerd dat het strafrechtelijke instrumentarium voldoende is. De vraag is hoe het te gebruiken.

De gemeenten zijn niet alleen verantwoordelijk voor eergerelateerd geweld. Het Rijk heeft eveneens een verantwoordelijkheid. Het moet zorgen voor de nodige middelen en voorzieningen. Het gericht inzetten van hulpdiensten, politie etc. is óf een gemeentelijke verantwoordelijkheid, óf het Rijk heeft zoals bij huiselijk geweld in overleg met de gemeenten gekozen voor een systeem van centrumgemeenten van waaruit de coördinatie plaatsvindt. Daar kunnen de voorzieningen op worden afgestemd.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Hirsi Ali (VVD) ziet winst in de consensus over ernst en omvang van eergerelateerd geweld, over het feit dat het ook mannen treft en over de registratie, de bescherming van slachtoffers, de beschikbaarheid van voldoende repressieve maatregelen en de onvoldoende benutting daarvan. Het is duidelijk geworden dat eergerelateerd geweld door onkunde over het onderwerp niet is aangepakt. Ook duidelijk geworden is dat het dus niet meevalt. De gestelde vragen over registratie, de middelen en het benutten van de beschikbare repressieve maatregelen zijn tot tevredenheid beantwoord. Het kabinet moet nu de kans krijgen, de inzichten om te zetten in beleid. Het probleem is echter te groot om het daarbij te laten. Gezien de rapporten over onderbenutting van repressieve maatregelen, kennistekort, tekort aan informatie-uitwisseling tussen instanties etc. wil mevrouw Hirsi Ali samen met de fractie van de PvdA de status van groot project aanvragen voor eerwraak en de daarmee samenhangende onderwerpen.

Mevrouw Albayrak (PvdA) ziet dat er door veel mensen op veel plekken veel wordt gedaan. Toch is er nog steeds een risico dat niet de juiste dingen worden gedaan en dat het niet snel genoeg gaat. Er moeten gedragsveranderingen komen. Men kan een instrumentarium verzinnen, maar het gaat vooral om gezag, vertrouwen en om de vraag hoe je een mentaliteitsverandering teweegbrengt. Het kabinet regeert en de Kamer controleert, maar op dit punt kan niet berust worden in de gewone controlerende taken van de Kamer. Daarvoor speelt en beweegt er te veel. De fracties van PvdA en VVD willen daarom samen de Kamer verzoeken, alles wat samenhangt met eergerelateerd geweld tot groot project te verklaren. Dan kunnen zaken zoals eerwraak, achtergelaten vrouwen, kinderontvoering en verstoting in samenhang worden behandeld. Door de intensievere rapportage kan de Kamer én de samenhang bewaken én de uitvoering van de maatregelen op de deelgebieden registratie, bescherming, opsporing, vervolging en berechting. De Kamer mag niet het risico lopen dat al het geld en de energie die erin gestoken worden, jaren later niet tot de oplossing geleid blijken te hebben.

Mevrouw Van der Laan (D66) vindt naar een groot project grijpen niet niks en is verbaasd over deze zet. De ministers worden belast met extra rapportage. Dat kost tijd die niet kan worden besteed aan pogingen om het probleem echt op te lossen. Verbazingwekkend is ook dat mevrouw Hirsi Ali eerst haar vertrouwen in de regering uitspreekt en dan gezamenlijk met mevrouw Albayrak met een voorstel komt dat toch een bijzonder strenge controle op de ministers inhoudt.

Van de minister wil mevrouw Van der Laan graag een schriftelijk antwoord op de vraag wat er gebeurt met het amendement-Van der Laan over € 350 000 voor de opvang van allochtone homoseksuele jongeren in dreigende situaties.

Mevrouw Azough (GroenLinks) is blij dat er op het gebied van eergerelateerd geweld veel gebeurt en nog meer mogelijk blijkt te zijn. Tot 2002 stond dit probleem te weinig op de agenda. Uit de nu voorliggende onderzoeken komen belangrijke aanbevelingen voort: meer deskundigheid is essentieel en bestuurlijke aansturing is essentieel, omdat er probleemeigenaren dienen te zijn bij de politie, bij de gemeente en bij het Rijk. Kan minister Donner nog ingaan op repressieve preventie? Hoe kunnen bijvoorbeeld telefoontaps worden ingezet om eergerelateerd geweld te voorkomen? Volgens het COT-onderzoek is dat nodig en mogelijk, in tegenstelling tot wat minister Donner in een eerder overleg zei. Wat de noodzakelijke mentaliteitsverandering betreft, is de kern van het probleem een achterhaalde seksuele moraal, waar zowel vrouwen als mannen het slachtoffer van worden. Mevrouw Azough wil graag bericht over de vraag wat de minister gaat doen met de motie-Azough en over de precieze inzet van het geld dat ter beschikking staat. Het moet niet blijven bij vage intentieverklaringen als zou er wellicht geld komen in aansluiting op de € 200 000. De Federatie Opvang noemde de beschikbare middelen ontoereikend. Toegezegd is slechts dat VWS waarschijnlijk de training zal betalen. Willen de ministers over een halfjaar duidelijk aangeven of de partners tevreden zijn met de middelen die voor hun werk beschikbaar worden gesteld?

Mevrouw Sterk (CDA) is zeer verbaasd over het voornemen van de collega's Hirsi Ali en Albayrak, temeer daar de ministers zojuist hebben toegezegd, over een half jaar te rapporteren over de stand van zaken. De slachtoffers van eerwraak hebben absoluut geen behoefte aan nog meer papier. De beschikbare mankracht en middelen moeten worden besteed aan opvangmogelijkheden en aan de concrete bestrijding van eerwraak. De CDA-fractie heeft er alle vertrouwen in dat de nu in gang gezette stappen kunnen werken, zij moeten alleen wel de tijd krijgen om vorm aan te nemen. Een nader oordeel over de uitwerking daarvan geeft zij graag over een halfjaar.

Minister Verdonk zegt mevrouw Van der Laan toe dat zij in het reces het toegezegde schriftelijke antwoord krijgt. De Federatie moet zowel voor de safe-houses als voor de training zelf haar prijs bepalen. Er is al gezegd dat daar ook naar gekeken zal worden. De uitkomst daarvan moet worden afgewacht.

In een groot project ziet de minister niets. Bij het maken van plannen hoort ook het rapporteren. Er is al afgesproken dat de Kamer over een halfjaar een rapportage krijgt. De Kamer heeft uitgesproken dat zij in de afgelopen periode vooruitgang ziet. Het is zeker een probleem van groot maatschappelijk belang, maar de meeste andere onderwerpen in de portefeuille van minister Donner en haarzelf zijn dat eveneens. Als dat allemaal grote projecten zouden moeten worden, dan was het werk niet meer te doen. De minister pleit voor inachtneming van de normale rapportageregels. Er gebeurt voldoende en over een halfjaar wordt er uitgebreid op teruggekomen.

Minister Donner meldt ten aanzien van de concrete invulling van de preventieve repressie dat de door mevrouw Azough bedoelde bijzondere opsporingsmiddelen in dit geval ook beschikbaar zijn als er sprake is van een verdenking. In den brede allerlei familieleden aftappen, is geen optie als er slechts een vage mogelijkheid is dat er eergerelateerd geweld gepleegd zou kunnen worden. Aftappen kan als er is voldaan aan de eisen die het Wetboek van Strafvordering stelt. De minister zal op dit punt terugkomen in de rapportage die de Kamer krijgt over een halfjaar.

De voorzitter van de algemene commissie voor Integratiebeleid,

Adelmund

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De griffier van de algemene commissie voor Integratiebeleid,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Klaas de Vries (PvdA), Vos (GroenLinks), Hofstra (VVD), Lambrechts (D66), Adelmund (PvdA), voorzitter, Lazrak (Groep Lazrak), Hamer (PvdA), Arib (PvdA), Bussemaker (PvdA), Kant (SP), Wilders (Groep Wilders), Örgü (VVD), Balemans (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Vergeer (SP), Van Bochove (CDA), Ferrier (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), ondervoorzitter, Sterk (CDA), Varela (LPF), Algra (CDA), Eski (CDA), Nawijn (LPF), Hirsi Ali (VVD), Visser (VVD), Azough (GroenLinks) en Jonker (CDA).

Plv. leden: Stuurman (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Dittrich (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van Heemst (PvdA), Gerkens (SP), Van Miltenburg (VVD), Cornielje (VVD), Albayrak (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Velzen (SP), Koopmans (CDA), Jan de Vries (CDA), Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Kraneveldt (LPF), Van de Camp (CDA), Rambocus (CDA), Eerdmans (LPF), Blok (VVD), Rijpstra (VVD) en Halsema (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GroenLinks), Örgü (VVD), Hermans (LPF) en Vergeer (SP).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Nijs (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven