28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 158 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2016

Op verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie ontvangt u hierbij mijn reactie op het TNO rapport «Huiselijk geweld gemeld en dan...», dat is opgesteld in opdracht van de Stichting Politie en Wetenschap. In deze brief ga ik kort in op het onderzoek en meld ik welke verbetermaatregelen er, reeds voor het verschijnen van dit rapport, in gang zijn gezet voor het aanpakken van de geconstateerde knelpunten. Voor de samenvatting van het onderzoek verwijs ik u naar de bijlage bij deze brief1.

Het rapport geeft een aantal nuttige aanbevelingen en inzichten met betrekking tot de afhandeling van incidenten van huiselijk geweld door de politie. Het onderstreept daarmee het belang van de acties die in gang zijn gezet, zoals het lokaal inrichten van de samenwerking tussen Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie en de politie, en het verder investeren in de kennis van huiselijk geweld en kindermishandeling bij politiemedewerkers. Ik beschouw de genoemde samenwerking en de verdere professionalisering als basisvereisten voor een versterking van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling door politie.

Het onderzoeksrapport meldt dat niet alle politiemedewerkers voldoende kennis en vaardigheden hebben voor een adequate afhandeling van meldingen van huiselijk geweld. Dit wordt door zowel de politie als door mij onderkend. Huiselijk geweld kent vele verschijningsvormen (een ouder die een kind verwaarloost, kinderen die ouders slaan, geweld in een zorginstelling, de ex-partner die het gezin stalkt, etc.). Ook zijn zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling bijzonder complex vanwege de afhankelijkheidsrelatie die personen vaak met elkaar hebben. Om de juiste inschatting te kunnen maken, vergt dat uiteenlopende kennis en vaardigheden van de politiemedewerker. Vanwege het grote aantal incidenten per jaar zal elke politiemedewerker – van intake en servicemedewerker tot opsporingsambtenaar – deze kennis in meer of mindere mate moeten hebben. Daarom wordt er bij de politie de komende jaren breed ingezet op deskundigheidsbevordering.

Juist vanwege het grote volume van huiselijk geweldszaken wil ik dat elke politiemedewerker achter de balie en op straat, weet hoe hij of zij moet handelen bij een melding van huiselijk geweld, op de hoogte is van mogelijke eerste interventies en zo nodig voor eventuele verdere afhandeling de nodige expertise inschakelt. Op 1 januari 2015 zijn er 26 Veilig Thuis-organisaties van start gegaan. Voor de politie zijn de Veilig Thuis-organisaties hét loket voor zorgmeldingen over jeugdigen en gezinnen en de belangrijkste toegangspoort voor de verdere samenwerking met zorg- en hulpverlening. In september 2015 is het samenwerkingsmodel vastgesteld tussen politie, Veilig Thuis en het OM. Dit model zorgt ervoor dat er een landelijke basis is om afspraken te maken hoe om te gaan met bijvoorbeeld meldingen. Deze afspraken worden lokaal verder ingericht. De politie moet bij elk incident waar een minderjarige bij betrokken is een melding doen bij Veilig Thuis. Het TNO rapport laat het beeld zien dat deze werkwijze in het algemeen bekend is bij politiemedewerkers en dat dit in de meeste gevallen ook gebeurt. Dit betekent dat de goede weg is ingeslagen, maar dat er nog verbetering nodig is om in alle gevallen van huiselijk geweld met betrokkenheid van een minderjarige een melding te doen.

Voor het kwantitatieve deel van het onderzoek is er gebruik gemaakt van de data van de eenheid Amsterdam. Het onderzoek toont aan dat er vaker geen zorgmelding door de politie Amsterdam bij huiselijk geweld met betrokkenheid minderjarigen zou zijn opgemaakt. Ook is in een aantal gevallen niet duidelijk wat er is gebeurd met de afhandeling van de incidenten die niet strafrechtelijk en/of met een huisverbod voor de pleger zijn afgehandeld.

Gebleken is ook dat er niet op een eenduidige wijze is geregistreerd. Het totaal aantal zorgmeldingen in het kader van huiselijk geweld is dan ook hoger dan uit de cijfers van het onderzoek blijkt. Uit later gehouden interviews door TNO kwam naar voren dat er wel degelijk actie is ondernomen met betrekking tot de afhandeling van incidenten die niet strafrechtelijk en/of met een huisverbod voor de pleger zijn afgehandeld; deze acties zijn echter niet in alle gevallen geregistreerd. In een aantal gevallen bleek sprake van onvoldoende kennis.

In Amsterdam is er inmiddels een traject afgerond waarbij extra is ingezet op het opleiden van alle medewerkers in de noodhulp en de wijkagenten op het gebied van huiselijk geweld. Hierdoor is de kennis van collega’s op dit gebied toegenomen.

Naast het beeld dat ontstaat op basis van de Amsterdamse data, zijn er overigens ook signalen vanuit de verschillende Veilig Thuis organisaties in het land dat er in 2015 een aanzienlijke toename van het aantal zorgmeldingen van politie aan Veilig Thuis is geweest.

Ik wil benadrukken dat ik blij ben dat politie haar verantwoordelijkheid neemt om zoveel mogelijk vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling te melden aan Veilig Thuis. Ik zie de politie daarmee als voorbeeld voor andere professionals die te maken krijgen met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zowel de korpsleiding als ik erkennen dat de kwaliteit van de meldingen, met name die van de meldingen over huiselijk geweld, omhoog moet. Er wordt gewerkt aan verbetering door ontwikkeling op het gebied van informatievoorziening, een verhoogde aandacht op het thema en sturing op de zaken en incidenten. Dit alles vindt uiteraard plaats in nauw contact met Veilig Thuis en onder lokaal bevoegd gezag.

Om na te gaan hoe het huisverbod en de bijbehorende risicotaxatie verder geoptimaliseerd kunnen worden, zal ik, zoals gemeld in de laatste voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties, in overleg treden met vertegenwoordigers van lokale en landelijke partners (gemeenten, zorgverleners, politie en OM). Hierin neem ik ook de aanbeveling van TNO mee om te bekijken of de risicotaxatie voorafgaand aan het opleggen van het huisverbod efficiënter kan.

De politie neemt de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zeer serieus en ziet het als een dagelijkse politietaak. Dit wordt onderstreept door het feit dat er sinds 1 november 2015 een programmamanager Huiselijk geweld en kindermishandeling is aangesteld. Deze zal de komende jaren werken aan het verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling binnen de politie, in samenwerking met Veilig Thuis en het OM en aan de deskundigheidsbevordering van de politiemedewerkers. Daarbij is niet alleen aandacht voor de strafrechtelijke aanpak, ook staat de veiligheid van het slachtoffer en van andere betrokkenen te allen tijde voorop. De politie werkt de komende maanden aan een gedegen programmaplan Huiselijk geweld en kindermishandeling. Ik zal u hier in de volgende rapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties nader over informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven