28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 133 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 mei 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 1 april 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 juli 2014, inzake de Voortgangsrapportage aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 109);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 december 2014, houdende de Aanbieding voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties en midtermreview kindermishandeling (Kamerstuk 31 015, nr. 112);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 09 februari 2015, inzake de (Aanvullende) Voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties (Kamerstuk 28 345, nr. 132).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Teunissen

Voorzitter: Van der Burg

Griffier: Sjerp

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van der Burg, Otwin van Dijk, Gerbrands, Keijzer, Krol, Leijten,

en Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14.02 uur.

De voorzitter: Ik heet de Staatssecretaris en zijn staf van harte welkom, evenals de Kamerleden en uiteraard de mensen die dit debat vanaf de publieke tribune of op een andere manier volgen. Voordat we beginnen deel ik mee dat mevrouw Dijkstra van D66 zich heeft afgemeld wegens ziekte. Verder is onze collega Krol vandaag jarig; dat is geen 1 aprilgrap. Mijnheer Krol, dit is een bijzonder mooi debat om vandaag, op uw verjaardag, te voeren. De leden hebben vier minuten spreektijd toebedeeld gekregen en mogen twee interrupties plegen. Ik hoop dat een van de leden het voorzitterschap wil waarnemen als ik straks spreek; ik ben vandaag waarnemend voorzitter.

Als eerste is het woord aan de heer Otwin van Dijk van de Partij van de Arbeid.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Voorzitter. Afgelopen zondag hoorden wij in het tv-programma De Monitor een verontrustend verhaal. Twee zussen vertelden over hun 87-jarige moeder. Zij heeft thuiszorg nodig, onder andere voor het aan- en uittrekken van haar steunkousen. Na enige tijd vermoeden de dochters dat de thuishulp niet alleen zorg komt verlenen maar ook geld uit de portemonnee van hun moeder steelt. Ze kunnen het alleen niet bewijzen. In overleg met de politie plaatsen ze een camera, en wat blijkt? Het vermoeden klopt. Een uitgemaakte zaak, zou je zeggen, maar het verloopt anders. Tot ieders verbazing seponeert het OM de zaak. Hoe kan dat? Waarom is het zo lastig om deze stelende thuiszorgmedewerker te vervolgen? Kan deze gewoon doorwerken en wellicht nieuwe slachtoffers maken? Goede vragen die door De Monitor zijn opgeworpen. Kan de Staatssecretaris daar een reactie op geven? Dit willen we toch niet? Ik zou zeggen: aanpakken die toestand.

Iedere oudere die van anderen afhankelijk is voor zorg en ondersteuning, moet veilig zijn en zich veilig voelen. Het is dan ook belangrijk om goed zicht te krijgen op de omvang van ouderenmishandeling en de effecten van onze preventieve aanpak. We moeten daarbij een onderscheid maken tussen moedwillige mishandeling, zoals in de reportage van De Monitor, en uit onmacht ontspoorde zorg, bijvoorbeeld omdat je niet weet hoe je met je dementerende partner moet omgaan. Ouderenmishandeling moet uit de taboesfeer worden gehaald en bespreekbaar worden gemaakt.

De voortgangsrapportages laten momenteel een divers beeld zien. Ook de internationale cijfers lopen sterk uiteen. We hebben een onderzoek gekregen naar cijfers, maar dat vind ik toch wat lastig te interpreteren. Gaat de Staatssecretaris systematischer onderzoek doen naar de omvang van ouderenmishandeling? Alleen dan kunnen we de ontwikkelingen goed volgen en zien of wat we doen, ook echt werkt. Wil de Staatssecretaris ook de ouderenbonden en het NOOM (Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten) meenemen in de opzet van dat onderzoek? Zij weten immers precies hoe aan te sluiten bij de beleving van ouderen. Ouderenbonden zijn daarnaast ook erg actief in voorlichting. Daarvan zien we duidelijk de positieve effecten, zo blijkt uit de voortgangsmonitor. Is de Staatssecretaris bereid om deze voorlichting in samenwerking met de ouderenbonden verder uit te breiden?

Gemeenten hebben door de decentralisatie van zorgtaken een steeds grotere en belangrijkere rol in het ondersteunen van ouderen, en dus ook in het helpen voorkomen van ouderenmishandeling. De decentralisatie biedt mogelijkheden om signalen van ouderenmishandeling eerder op te pikken en om mantelzorgers te ontlasten door het organiseren van dagbesteding. Kan de Staatssecretaris aangeven wat er nu gebeurt met signalen van het sociaal wijkteam en van mantelzorgondersteuners? Hoe kan het signaleren van ouderenmishandeling explicieter deel uitmaken van hun werk? En hoe is het contact tussen huisartsen en het sociaal wijkteam geregeld bij signalen over ouderenmishandeling?

Een zwarte lijst voor zorgmedewerkers die zich hebben misdragen, kan bijdragen aan een veilige omgeving voor ouderen in instellingen en de thuiszorg. Daar hebben we in het vorige AO, ongeveer een jaar geleden, ook over gesproken.

Mevrouw Leijten (SP): Je hebt niets aan een zwarte lijst als mensen daar niet voor aangemeld worden of als er geen aangifte en vervolging plaatsvinden. Een ding heeft mij net als de heer Van Dijk in dit kader verbaasd. Hoe kan het dat de zaak van deze in beeld stelende medewerker geseponeerd werd? Ook heeft het mij verbaasd dat er, als je een medewerker ontslaat vanwege diefstal, blijkbaar een vrijwillige melding voor een zogenaamde zwarte lijst is. Vindt de PvdA het goed dat dat vrijwillig is? En zou een werkgever die iemand ontslaat vanwege diefstal, niet gewoon altijd aangifte moeten doen? Dan krijg je namelijk zicht op een veroordeling; is het waar of is het niet waar? Dat kan voor de medewerker ook goed zijn. Daarmee krijgen wij uiteindelijk ook zwart-op-wit duidelijk of iemand zich schuldig heeft gemaakt aan financiële uitbuiting, misbruik, roof of hoe je het ook wilt noemen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Ik snap de vraag van mevrouw Leijten wel; eigenlijk ben ik het daar wel mee eens. Van die vrijblijvendheid willen we toch een beetje af, zowel ten aanzien van de vervolging als ten aanzien van de zwarte lijst. Dat was ook het punt waar ik bij was aanbeland. Eigenlijk ben ik het dus met mevrouw Leijten eens dat die vrijblijvendheid eruit moet en dat het echt anders moet.

Mevrouw Leijten (SP): Ik ga weleens met meerdere doelen naar een debat, maar één doel vandaag was om met elkaar af te spreken dat werkgevers die merken dat zij pikkend personeel hebben en het om die reden ontslaan, ook gewoon aangifte gaan doen. Als je jouw straatje schoonveegt en jouw bewoners of jouw thuiszorgcliënten uit de klauwen van zo'n pikkende medewerker haalt, moet je het probleem namelijk niet doorschuiven naar een volgende werkgever. Dan moeten de politie en het OM ernaar kijken. Als er dan tot vervolging wordt overgegaan, is er ook een goede basis voor een zwarte lijst en kunnen andere werkgevers ook veel duidelijker zien of iemand zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan geweld in afhankelijkheidsrelaties. Steunt de Partij van de Arbeid dat doel? Dat zou echt heel mooi zijn. Dan kunnen we de Staatssecretaris oproepen om dat te gaan regelen met de werkgevers.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Dat doel steun ik. In mijn betoog was ik ook aangekomen bij die zwarte lijst. Op dit moment loopt er een pilot in de regio Haaglanden met die zwarte lijst. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook naar de voortgang. Is hij daar tevreden over? Hoe zit het met het draagvlak in het veld en de rol die werkgevers daarbij hebben? Wil hij meer van dit soort experimenten opzetten, misschien zelfs fundamenteler regelen? In hoeverre kan de Staatssecretaris bijdragen aan het organiseren van die regionale zwarte lijsten, en aan het gebruik daarvan bij het aannemen van personeel en bij de samenwerking tussen instellingen, om elkaar goed te kunnen informeren over misdragingen van een van baan wisselende zorgmedewerker?

Een veilige omgeving voor onze ouderen heeft ook te maken met het voorkomen van financiële uitbuiting. Wij pleiten ervoor om de beroepsgroepen die niet onder de Wet meldcode vallen, zoals notarissen en banken, een handreiking toe te sturen over de financiële uitbuiting van ouderen, zodat ook zij beter hun rol kunnen pakken ten aanzien van vroegsignalering. Ook op dit punt lopen diverse pilots om financiële uitbuiting van ouderen tegen te gaan. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het met deze pilots staat? Gaat hij de resultaten verder uitrollen? Je ziet nu immers grote verschillen tussen banken in hoe zij daarmee omgaan. Sommige zijn bijvoorbeeld heel makkelijk in het delen van rekeningen en andere zijn daar weer heel strikt in. Het lijkt mij goed dat banken aan één touw trekken en daarover afspraken maken in het kader van het tegengaan van financiële uitbuiting. Wil de Staatssecretaris zich daarvoor hard maken?

De heer Krol (50PLUS): Mevrouw de voorzitter. Na het betoog van mijn collega van de Partij van de Arbeid kan ik de helft van mijn speech overslaan, want een aantal punten zijn identiek.

Het is overigens triest dat we in een maatschappij leven waarin we moeten nadenken over beleid tegen ouderenmishandeling. Ook wij hebben met schrik gekeken naar de uitzending van De Monitor. Ook wij zouden heel graag de reactie van de Staatssecretaris daarop willen weten.

50PLUS begrijpt dat de Staatssecretaris niet op de stoel van de rechter kan gaan zitten, maar krijgt toch graag een reactie op de wonderlijke constatering dat het OM daar niets mee kon. Inmiddels is er een zwarte lijst in het leven geroepen. Ik ben het zeer met de collega's van de PvdA en de SP eens. Wat vindt de Staatssecretaris van het idee om deze verplichting voor de zwarte lijst wel in te stellen, zodat mensen niet zomaar bij een andere instelling aan de slag kunnen? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris nog meer om diefstal door zorgmedewerkers tegen te gaan?

In dit licht heeft 50PLUS moeite met de beleidsvrijheid van gemeenten. Gemeenten mogen bijvoorbeeld zelf bepalen of zij een verklaring omtrent het gedrag (vog) voor werknemers binnen de Wmo verplicht stellen. Al is er bij gemeenten groeiende aandacht voor ouderenmishandeling, uit de Inventarisatie beleid ouderenmishandeling bij centrumgemeenten blijkt hoe verschillend gemeenten hiermee kunnen omgaan. Dat vindt 50PLUS onwenselijk, gezien het feit dat dit thema veelomvattend is en uiteenlopende oorzaken en uitingen kent. Denk hierbij aan het omgaan met ontspoorde of overbelaste mantelzorgers. Is de Staatssecretaris dat met 50PLUS eens?

Daarnaast bleek uit een onderzoek van Plus Magazine dat heel veel ouderen aangeven weleens bestolen te zijn, zelfs door familie. Het resultaat was zo schokkend dat het blad zelfs aanvullend onderzoek gaat doen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op dat eerste onderzoek? De Staatssecretaris heeft aangegeven dat financiële uitbuiting in het vervolg prioriteit heeft. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten hoe hij dat voor zich ziet?

50PLUS pleit voor meer aandacht aan de voorkant oftewel voor preventie. Het is duidelijk dat door familie, zorgmedewerkers maar ook door onbekenden middels de zogenaamde babbeltrucs, misbruik wordt gemaakt van de kwetsbaarheid en het vertrouwen van ouderen. Er moet dan ook geïnvesteerd worden in de weerbaarheid van ouderen. Het bewustzijn van gevaren en van wat men zelf kan doen, moet maximaal gestimuleerd worden. Dat strekt zich uit van het gebruik van veilige sleutelkluisjes tot weerbaarheidstrainingen. Gezien het feit dat ouderen met een zorgaanvraag langer thuis wonen, is dat van groot belang. Dit is immers een risicofactor omdat dit minder zichtbaar is. 50PLUS heeft al eerder een veiligheidsadviseur voor ouderen voorgesteld. Op meerdere plaatsen in het land bestaan die al. Unie KBO is hiermee bezig en de ervaringen zijn goed. Wat vindt de Staatssecretaris van het idee om hier structureel meer aandacht aan te besteden? Welke mogelijkheden ziet hij om dit overstijgend op te pakken?

Ik sluit af met de vraag of ook de bejegening van ouderen in het vervolg in het actieplan kan worden meegenomen. Een respectvolle houding jegens ouderen vormt wellicht de basis voor de bestrijding van ouderenmishandeling.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Voorzitter. Het aantal meldingen van ouderenmishandeling is fors toegenomen. De Staatssecretaris vindt dat dit het gevolg is van zijn beleid. Hij zegt dat het dus vruchten afwerpt. Wij zijn het niet vaak met de Staatssecretaris eens, maar dit keer wel. Wij denken inderdaad ook dat het aantal meldingen door zijn beleid toeneemt. Zijn bezuinigingen op de ouderenzorg en het feit dat hulpbehoevende ouderen langer thuis wonen, zorgen er namelijk voor dat ouderen extra kwetsbaar worden voor medewerkers die het niet zo nauw nemen met de vertrouwensband. Gelukkig zetten de meeste medewerkers zich wel dagelijks met hart en ziel in voor hulpbehoevende ouderen, maar helaas heeft niet iedereen het beste met deze kwetsbare groep voor. Er zitten een paar rotte appels tussen. Dat bleek ook weer uit de uitzending van De Monitor. Hierin zagen wij, met beeld en geluid, een stelende thuiszorgmedewerker, die een hoogbejaarde vrouw van haar geld beroofde. Alsof het feit alleen al niet schokkend genoeg is, bleek uit die uitzending ook nog eens dat de dader niet is gestraft. Hoe kan dit? Steeds meer kwetsbare ouderen moeten noodgedwongen zelfstandig blijven wonen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze rotte appels nooit, maar dan ook nooit, meer in de buurt van deze kwetsbare ouderen komen?

De PVV pleit al jaren voor een zwarte lijst voor foute zorgmedewerkers. Het verbaast mij dan ook dat die lijst sinds 26 november ineens bestaat, zonder dat dit ergens in de voortgangsrapportages wordt vermeld. Wat mij ook verbaast, is dat de foute zorgmedewerkers slechts twee tot vier jaar geregistreerd worden. Vindt de Staatssecretaris dit verantwoord? Wordt raadpleging in dit waarschuwingsregister een verplicht onderdeel van de sollicitatieprocedures? Wie komen er in dit register te staan?

Ook pleiten wij al jaren voor de invoering van een verplichte vog voor alle medewerkers die met deze kwetsbare ouderen in contact komen. Waarom wordt dit niet gewoon in de wet vastgelegd? Een vog moet ook in de thuissituatie de norm zijn.

Vanaf 1 januari zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de zorg van deze ouderen, maar weten de gemeenten nog wie er bij deze ouderen over de vloer komen? Kunnen zij veilige zorg garanderen? De norm moet altijd zijn dat men beschikt over een geldige vog en dat er wordt gecheckt in het waarschuwingsregister, zowel intramuraal als in de thuissituatie. Hiermee worden de rotte appels bij voorbaat uitgesloten.

De bezuinigingen in de ouderenzorg en het langer thuis wonen van kwetsbare en hulpbehoevende ouderen zorgen ervoor dat ouderen extra kwetsbaar worden. Extra kwetsbaar voor de toch al overbelaste mantelzorger die aan het eind van zijn Latijn is. Daarmee eindigt de goedbedoelde hulp in ontspoorde zorg. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat gemeenten deze ouderen in het vizier houden en dat deze ouderen thuis niet verwaarloosd raken of vastgebonden worden? Als het misgaat, wie is er dan uiteindelijk verantwoordelijk?

De reclamespotjes mogen het onderwerp dan wel bespreekbaar maken, ze lossen het probleem niet op. Zolang daders ongestraft hun gang kunnen gaan, zolang er geen verplichte vog is en zolang de registers niet worden bijgehouden en gebruikt, zal het probleem ook niet opgelost worden. Zolang de meldingen van ouderenmishandeling door Veilig Thuis niet op slachtoffer worden geregistreerd, kunnen er dus meerdere meldingen binnenkomen zonder dat de alarmbellen gaan rinkelen. Zolang dat zo is, heeft geen enkel spotje nut.

Er is onderzoek gedaan naar het gebruik van psychofarmaca. Dit onderzoek zouden wij eind 2014 ontvangen. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook waar het blijft.

Mevrouw Leijten (SP): Voorzitter. Het aantal meldingen van ouderenmishandeling neemt sterk toe. Of dit nou betekent dat het vaker voorkomt of dat het bewustzijn ervoor toeneemt, is niet helemaal duidelijk. Maar of het nou 100 keer of 1.000 keer voorkomt, het is en blijft verdrietig, te veel en ook wel schandalig. Ik ben blij om te lezen dat dit onderwerp prioriteit heeft bij gemeenten, maar toch wordt ouderenmishandeling nauwelijks als apart onderwerp benoemd in de opdrachtformulering van gemeenten richting het Steunpunt Huiselijk Geweld. Ook hebben gemeenten er recent een enorm takenpakket bij gekregen. We weten dat ze helemaal vastlopen qua organisatie. Hebben ze echt wel voldoende capaciteit en zicht op ouderenmishandeling? Zijn er in alle gemeenten AMHK's en zijn deze voldoende laagdrempelig? Ook zou ik graag willen weten hoe vaak het OM precies aangiftes van ouderenmishandeling binnenkrijgt. Dan gaat het om fysieke mishandeling, maar zeker ook om diefstal en financiële uitbuiting. Hoe vaak wordt er geseponeerd en hoe vaak wordt er aangifte gedaan bij ontslag? Ik kom daar overigens nog op terug.

Toen ik bijna een jaar geleden terugkwam van zwangerschapsverlof, mocht ik op mijn eerste dag mondelinge vragen stellen aan de Staatssecretaris over de uitspraak van de OuderenOmbudsman Romme dat door het beleid van de Staatssecretaris – de bezuinigingen op de zorg, het terugwerpen van ouderen op zichzelf thuis – het risico op ouderenmishandeling toenam. De Staatssecretaris was daar boos over. Echter, als hij deze week in de krant leest dat ouderen steeds vaker het slachtoffer worden van een babbeltruc, waarbij mensen zich voordoen als werknemers in de thuiszorg, ziet hij dan niet ook dat dat te maken heeft met het beleid dat ervoor zorgt dat steeds minder bekende gezichten bij ouderen thuis komen, waardoor ouderen steeds vaker open moeten doen voor onbekenden, met alle risico's van dien? Is het niet zo dat de kwetsbaarheid toeneemt als er steeds minder uren beschikbaar zijn om mensen thuis te bezoeken en er minder toezicht is? Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?

Ouderen blijven langer thuis, verzorgingshuizen zijn gesloten, er wordt bezuinigd op de dagbesteding en de druk op mantelzorgers neemt toe. We weten dat overbelaste mantelzorgers soms in verdrietige situaties terechtkomen, wat leidt tot mishandeling. We zien dat ook in het filmpje van de overheid: «het houdt niet op, niet vanzelf». Hebben gemeenten voldoende aandacht voor dit onderwerp bij keukentafelgesprekken? Is er ook voldoende aandacht voor de «dader», zoals die wordt genoemd, maar die eigenlijk ook een slachtoffer van de situatie is? Zou er niet veel meer aandacht moeten zijn voor het oplossen van dit soort problemen? Als er in de onderlinge relatie zo veel overbelasting is dat dat leidt tot het af en toe uitdelen van een tik of wellicht het vastbinden van iemand, dan is zowel de dader als het slachtoffer een slachtoffer, en dan moeten we ervoor zorgen dat we dit oplossen. Wat gaat de Staatssecretaris daaraan doen?

Ouderenmishandeling vindt ook plaats in zorginstellingen en door mensen die in de thuiszorg werken. Het voorbeeld van De Monitor is al genoemd. Daar zal ik dus niet langer bij stilstaan. Wat mij wel verbaast, is dat werkgevers een zogenaamde vrijwillige zwarte lijst hebben als zij mensen ontslaan vanwege diefstal, maar dat er dus blijkbaar niet automatisch aangifte wordt gedaan. Ik zou vandaag met de Staatssecretaris het volgende willen afspreken. Hij gaat met de werkgevers om tafel zitten en spreekt met hen af dat, als zij iemand ontslaan omdat zij concrete vermoedens hebben van diefstal, zij dan gewoon aangifte doen. Ze kunnen niet hun eigen straatje schoonvegen en kwetsbare bewoners in andere zorginstellingen dan wel thuis toch weer risico laten lopen. Is de Staatssecretaris bereid dit te doen en is hij bereid om ons snel te laten weten wat daaraan is gedaan? Daarmee wordt overigens het instrument van de vog ook interessanter, omdat een vog alleen werkt als daadwerkelijk een veroordeling heeft plaatsgevonden. Als iemand niet veroordeeld is maar wel steelt, kan iemand zijn gang blijven gaan.

Ik rond af. «Het houdt niet op, niet vanzelf», zegt het spotje. Dat is het precies. We kunnen er in woord heel veel aandacht voor hebben, maar in beleid het tegenovergestelde doen. Ik vraag de Staatssecretaris om in te gaan op de volgende uitspraak: hoe kwetsbaarder iemand is, hoe meer bescherming je iemand moet bieden. Vindt hij dat hij dat doet met zijn beleid?

Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. Geweld in afhankelijkheidsrelaties: altijd als je erover spreekt, grijpt het je aan, of het nou gaat om kindermishandeling, mishandeling van verstandelijk gehandicapten of om mishandeling van ouderen. Als ik de foto's en bijbehorende teksten zie die gebruikt worden in de campagne Veilig Thuis, wordt het mij vaak koud om het hart.

Over hoeveel mensen hebben we het eigenlijk? In de Verkenning ouderenmishandeling, die bij de stukken zit, wordt een onderzoek uit 1996 genoemd waaruit blijkt dat 5,6% van de zelfstandig wonende ouderen te maken heeft met verbaal of fysiek geweld of materieel uitgebuit wordt. Daarbij gaat het naar schatting om 200.000 oudere slachtoffers in Nederland. Zet dat cijfer af tegen de hoeveelheid casussen die bekend zijn bij het meldpunt voor huiselijk geweld: dat zijn er niet meer dan 2.400. Dat wil dus zeggen dat 197.000 mensen te maken hebben met ouderenmishandeling in welke vorm dan ook, maar dat dit niet bekend is. Is de Staatssecretaris bereid om dat onderzoek uit 1996 te herhalen, zodat we weten hoeveel mensen hiermee te maken hebben? Nog interessanter echter is het antwoord op de vraag hoe de Staatssecretaris denkt de meldingsbereidheid te verhogen. Als het namelijk niet bekend is dat een oudere mishandeld of misbruikt wordt, kun je er ook niet vanzelfsprekend wat aan doen.

Eind vorig jaar werden wij blij verrast met de zwarte lijst van ActiZ, de lijst waar werknemers in de zorg op gezet worden die ontslagen zijn na diefstal of mishandeling. Hoe staat het daar inmiddels mee? Er zijn verschillende vragen over gesteld. Ik sluit mij daar graag bij aan. Het CDA was hierdoor blij verrast, want volgens ons is dat een van de heel goede manieren om ervoor te zorgen dat mensen die zich hieraan schuldig hebben gemaakt, niet meer aan het werk mogen in deze branche.

Mevrouw Leijten (SP): Ik snap niet goed hoe je blij kunt zijn met een vrijwillige zwarte lijst. Zou het niet veel beter zijn als voor iedereen duidelijk is dat er een zwarte lijst wordt gehanteerd en dat je daar op basis van een veroordeling op staat? Je moet werknemers dus vragen om aangifte te doen. Dat is beter voor de mensen; dan staan ze niet ten onrechte op die lijst. Tegelijk krijgen we meer inzicht in de precieze omvang van dit probleem en vegen werknemers niet meer hun eigen straatje schoon om het probleem vervolgens op de stoep van de volgende werkgever te dumpen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Dit is een drietal vragen. In een ideale wereld zou er geen ouderenmishandeling zijn. Helaas leven wij echter in een, zoals wij dat vaak noemen, «gebroken schepping» en dus gebeurt dat nu eenmaal. Dat is zeer verdrietig. Aangifte doen is goed. Daar waar het duidelijk en aan de orde is, moet je zeker aangifte doen. Echter, wij kennen allemaal het onbestemde gevoel dat je kan bekruipen of de casussen waarin we het strafrechtelijk niet hard weten te maken. Aangifte doen wil namelijk niet zeggen dat er een veroordeling volgt. Aangifte doen wil níét een-op-een zeggen dat iemand op de zwarte lijst terechtkomt, terwijl de problemen er wél kunnen zijn. Ik denk dus dat deze lijst absoluut kan helpen in de discussie. Al dat andere wat mevrouw Leijten zegt, is natuurlijk ook waar: als er aangifte kan worden gedaan en er een veroordeling moet komen, dan spreekt het voor zich dat dat moet gebeuren.

Mevrouw Leijten (SP): Bij een aangifte heb je nooit de garantie op eindresultaat. Daar gaan wij ook niet over. Ik vind wel dat je het uit principe moet doen. Als een werkgever niet alleen een zwaar vermoeden heeft maar ook een reden tot ontslag ziet, moet je aangifte doen. Als iemand zonder veroordeling op een zwarte lijst wordt geplaatst, kunnen mensen daar ten onrechte op komen. We moeten ook het evenwicht bewaren. We willen allemaal die gebroken schepping zo veel mogelijk repareren en er bij overtredingen voor zorgen dat er opgespoord en bestraft wordt. Ik wil echter voorkomen dat door deze discussie een zwarte lijst ontstaat waar mensen ten onrechte op staan, waardoor ze op een andere manier dus erg benadeeld worden.

Mevrouw Keijzer (CDA): Dat is ook allemaal waar. Ik onderschrijf dat, maar ook hierbij geldt dat volmaaktheid niet te vinden is. Wij kennen van werkbezoeken allemaal de verhalen van mensen die nagenoeg honderd procent zeker weten dat een bepaalde medewerker gestolen heeft, maar waarbij men dat strafrechtelijk niet rondkrijgt. Dan kan het gebeuren dat iemand zonder veroordeling op een zwarte lijst terechtkomt. Het CDA heeft echter de afweging gemaakt dat je met de vaste lijn «alleen als er sprake is van een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling, kan iemand niet meer in de ouderenzorg werken», weer naar de andere kant doorschiet.

Ik heb een vraag aan de Staatssecretaris over de verklaring omtrent het gedrag. Ook dit kan een instrument zijn, maar vog's worden geweigerd als er sprake is van een veroordeling die relevant is voor de sector waarin je werkt. Is een veroordeling voor diefstal een van de weigeringsgronden voor een vog in de ouderenzorg? Dat geldt zeker als het gaat om een veroordeling voor misbruik en mishandeling, maar geldt het ook voor diefstal? Als dat niet zo is, is dat namelijk een lacune.

Financiële uitbuiting is een onderwerp dat zeer raakt aan het zelfbeschikkingsrecht van mensen. Je hebt je leven lang keihard gewerkt, je hebt wat geld overgehouden, en vervolgens kom je in een situatie terecht waarin je niet meer heel stevig staat of waarin je het gewoon niet meer weet. Onderdeel van het project Ouderen in veilige handen was het onder de aandacht brengen van het levenstestament, de volmacht. Hoe staat het daar nu mee? Inmiddels is de WijzerGrijzer box in het leven geroepen. Dat spreekt mij zeer aan, al zou u dat op het eerste gezicht niet zeggen. Dit betreft een samenwerking van allerlei instanties om iets te doen tegen financiële uitbuiting. Hoe staat het met dit onderdeel van het project Ouderen in veilige handen? Laten we niet vergeten dat er ook op dit vlak zaken onvoorstelbaar misgaan met zuurverdiende centjes.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik heb het betoog van mevrouw Keijzer even op me laten inwerken. Ik begrijp niet helemaal goed wie zij in dat register wil hebben, op basis van welke feiten, misdragingen en dat soort dingen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Op de site van ActiZ wordt melding gemaakt van een zwartboek: «Dit heeft als doel ervoor te zorgen dat werknemers die zijn ontslagen na diefstal of mishandeling niet zomaar ergens anders in de zorg kunnen werken. Het betreft werknemers van thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg en jeugdzorg. Werkgevers kunnen onder strikte voorwaarden het register inzien om vast te stellen of sollicitanten of personeelsleden hierin vermeld staan. Het register heeft de goedkeuring van het College bescherming persoonsgegevens». Dat is het register dat ik bedoel. Met de beperkte middelen die we hebben, vindt het CDA dit gewoon een buitengewoon goed initiatief. Als je namelijk uitsluitend afgaat op onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen, mis je een onvoorstelbare hoeveelheid mensen. Daarmee doe je de ouderen en hun familie, die hiervan het slachtoffer zijn, onrecht.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik vroeg niet wat er op de website van ActiZ staat, maar wat mevrouw Keijzer ervan vindt. Ik vind dat je er heel goed voor moet uitkijken om iedereen die ontslagen is bij een werkgever vanwege diefstal of iets anders, zonder dat daar een veroordeling of uitgebreid onderzoek aan ten grondslag ligt, zomaar op een zwarte lijst te zetten. We weten allemaal dat er in de ouderenzorg ook mensen ontslagen worden die zich nergens schuldig aan hebben gemaakt. Waar ligt voor mevrouw Keijzer dus de grens? Wanneer mag iemand in zo'n register opgenomen worden? Negen van de tien keer kennen wij de grond van ontslag niet eens. Dan wordt er een vaststellingsovereenkomst getekend en vervolgens praten beide partijen er niet meer over. Waar ligt voor mevrouw Keijzer de grens voor opname in zo'n register?

Mevrouw Keijzer (CDA): Wat zich hier een beetje wreekt, is dat de fracties van de PVV en de SP het van tevoren precies, helemaal afgekaderd, allemaal geregeld willen hebben. Het CDA heeft oog voor het feit dat je dat niet altijd redt. Daarom zegt het CDA dat het goed is dat, daar waar sprake is van ontslag vanwege diefstal of mishandeling, dat ook betekent dat je de volgende mensen die hiervan anders het slachtoffer zouden zijn, moet beschermen. We weten allemaal dat ontslag op dat soort gronden echt niet elke dag gegeven wordt. Dit is, met alle beperkingen van dien, in de hele afweging die wij maken om onze kwetsbare burgers te beschermen tegen dit soort vreselijke situaties, een goed instrument.

Mevrouw Leijten (SP): Voorzitter, ik wil een persoonlijk feit maken.

De voorzitter: U maakt geen persoonlijk feit, want de SP werd genoemd, niet mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP): Ik ben de SP-vertegenwoordiger in dit debat en ik heb geen ...

De voorzitter: Ik ben hier de voorzitter en ik vind het buitengewoon irritant dat u voortdurend, als collega's aan het woord zijn, buiten de microfoon om zit te praten. Ik vind dat niet correct naar uw collega's toe.

Mevrouw Leijten (SP): Ik vind het buitengewoon irritant dat ik geen vraag stelde aan mevrouw Keijzer maar toch een sneer krijg. Ik heb geen pasklare oplossing klaargelegd voor ouderenmishandeling. Ik heb gezegd dat het verdrietig en kwetsbaar is, maar ik eis wel van werkgevers die zo stoer zijn om mensen op een zwarte lijst te zetten, dat ze aangifte doen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter, als u het mij toestaat: dat was absoluut niet mijn ... O, excuus.

De voorzitter: Ik vind het buitengewoon onheus van mevrouw Leijten dat zij toch haar punt gaat maken. Ik geef mevrouw Keijzer de kans om daar heel kort op te reageren. Dan is het klaar. Ik verzoek mevrouw Leijten om niet meer buiten de microfoon om te spreken.

Mevrouw Keijzer (CDA): Het was absoluut niet mijn bedoeling om een sneer te geven. Het was mijn bedoeling om hier het verschil aan te geven tussen hoe het CDA kijkt naar deze problematiek en hoe in mijn beleving de fracties van de PVV en de SP hiernaar kijken. Het was niet meer en niet minder dan dat. Wat wij namelijk met elkaar delen, is dat wij ouderenmishandeling afschuwelijk vinden en dat wij met elkaar ideeën moeten vormgeven, zodat daar iets aan gedaan wordt.

De voorzitter: Omdat mevrouw Leijten de vrijheid nam om te reageren, geef ik ook mevrouw Gerbrands de vrijheid om op dat punt heel kort te reageren, als zij daar behoefte aan heeft.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Een tweede interruptie is ook prima, want ook ik maak bezwaar. Wij willen niet alles afkaderen. Ik vind alleen dat je moet uitkijken wie je in zo'n register zet. Dat is het punt dat ik heb willen maken. Mevrouw Keijzer herhaalt tot drie keer toe het voorbeeld van iemand die ontslagen is vanwege diefstal of een ander delict. Of iemand ontslagen is op basis van die misdragingen, weten we alleen als daarvan aangifte is gedaan. Anders weten wij dat namelijk niet. Ik snap het bezwaar van mevrouw Keijzer tegen het doen van aangifte dan ook niet. Zij spreekt van mensen die ontslagen worden vanwege diefstal, mishandeling of wat dan ook. Dat kan alleen in het register komen als dat bij het Openbaar Ministerie is geweest. Anders weten we het namelijk niet. Ik zie het probleem dus niet.

Mevrouw Keijzer (CDA): Heel kort. Volgens mij kijken wij gewoon vanuit hetzelfde belang maar op een andere manier naar deze hele discussie. Ik heb al eerder gezegd, ook in antwoord op mevrouw Leijten, dat als er reden is om aangifte te doen, dat natuurlijk ook moet gebeuren. Dat spreekt voor zich. Ik ga echter niet zover dat men tegen de branche zou moeten zeggen: u mag pas iemand opnemen in dit zwartboek als er sprake is van een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling. Dat is nou juist vaak de makke van al dit soort zaken. Als iemand ontslagen is vanwege diefstal, zonder dat er een onherroepelijke veroordeling heeft plaatsgevonden, vind ik dat er reden is om de volgende oudere tegen zo iemand te beschermen.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Dan concludeer ik dus dat er van mevrouw Keijzer mensen ontslagen mogen worden vanwege diefstal, zonder dat daar een veroordeling aan ten grondslag ligt. Dat is namelijk wat zij zegt. Dat vind ik heel kwalijk.

Mevrouw Keijzer (CDA): Hier wreekt zich een beetje het verschil tussen strafrecht en arbeidsrecht. Ik vind het zo'n rare discussie. Wij hebben allen hetzelfde belang voor ogen, namelijk ervoor zorgen dat mensen vanwege diefstal of mishandeling niet meer in deze sector aan de bak kunnen. Dat delen wij met elkaar. Er zijn echter ook situaties waarin je het strafrechtelijk niet rond krijgt, maar waarbij er wel allerlei redenen zijn om de volgende oudere daartegen te beschermen. Wij voeren dit soort discussies ook wel over kindermishandeling. Laten wij met elkaar bezien hoe dit zwartboek de komende tijd functioneert. Als op een gegeven moment blijkt dat datgene waar mijn collega's bang voor zijn ook daadwerkelijk gebeurt, is er alle reden om er wat aan te gaan doen. Tot dat moment ben ik echter blij dat ActiZ hierin het voortouw heeft genomen.

Voorzitter: Keijzer

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. We spreken vandaag over het serieuze en ernstige onderwerp van ouderenmishandeling, waar we allemaal dezelfde gevoelens bij hebben. Het aantal meldingen is de afgelopen jaren gestegen. Dat heeft ook te maken met de bewustwording. Op zich is het goed dat het onderwerp uit de taboesfeer wordt gehaald en dat we daar met elkaar over spreken, maar ook dat partijen proberen om daar in overleg meer zicht op te krijgen en meer aan te doen. In het vorige algemeen overleg heeft de VVD aandacht gevraagd voor financiële uitbuiting van ouderen. Toen heeft zij van de Staatssecretaris een aantal toezeggingen gekregen. Hij heeft onder andere toegezegd met de notarissen in gesprek te gaan over wat zij kunnen doen, opdat zij scherper zijn op aanpassingen van levenstestamenten en al dat soort zaken. In de resultaten zien wij terug dat dit overleg heeft plaatsgevonden; daar danken wij hem voor. Ook zien we nu terug dat de toezegging om de volmacht algemeen geaccepteerd te krijgen, gestand is gedaan. Zijn alle notarissen nu aan de slag gegaan, ook met zo'n algemeen geaccepteerde volmacht? Is dat gemeengoed geworden? En wordt die volmacht geaccepteerd door alle banken en eventuele andere instellingen die van belang zijn? Zo nee, hoe wordt dat proces dan verder gebracht?

Bij de voorkoming van financiële uitbuiting zouden wij een stap verder willen gaan. Is de Staatssecretaris bereid om naast het overleg met alle partijen die in dat kader goed werk verrichten en die daarvoor de aandacht vragen van ouderen – ik noem onder andere de ouderenbonden, maar ook de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie – ook voorlichting te geven aan kleine groepen mensen van middelbare leeftijd? Dan kun je op tijd zaken regelen, want uit de cijfers blijkt helaas ook dat er heel veel financiële uitbuiting plaatsvindt door familieleden, kinderen, partners en noem maar op. Dat is natuurlijk een treurige constatering. Mijn fractie vindt het dus heel belangrijk dat mensen er al op jongere leeftijd van bewust worden gemaakt dat zij via een levenstestament kunnen regelen wie er over hun financiën gaat en wie zij daarin vertrouwen, en dat zij daarin zaken kunnen regelen met betrekking tot hun medische dossier, eventuele medische beslissingen, maar ook de volmacht. Ik krijg graag de toezegging dat dit in de voorlichtingscampagne en in de gesprekken op lokaal niveau kan worden meegenomen.

Kan de Staatssecretaris verder toezeggen dat geregeld wordt dat rechters toegang krijgen tot het Centraal Levenstestamentenregister? Dat is nu namelijk niet het geval. De wens van degene die een volmacht heeft gegeven, wordt vaak niet nageleefd, omdat de rechter daarvan niet op de hoogte is en iemand anders als zijn bewindvoerder wordt aangemerkt. Dat lijkt mij buitengewoon onwenselijk. Ik krijg graag een toezegging op dit punt.

Er zijn professionals die nog onvoldoende de stappen doorlopen van de meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld, die wij hier met zijn allen hebben vastgesteld. Dat gaat niet altijd goed. Is de Staatssecretaris bereid om de beroepsgroepen waar dit voor geldt, aan te spreken en daar de IGZ, de toezichthouder, bij te betrekken opdat daarop verscherpt toezicht kan worden gehouden? Kan in dat kader door de IGZ weer eens de norm worden gesteld dat handelingsverlegenheid geen excuus is om niet tot actie over te gaan?

Ik sluit af. Het is mooi dat er een plan komt om de effectiviteit te meten. Alleen, als ik het plan lees, denk ik bij mezelf: dat gaat nog jaren duren. Daarover is mijn fractie niet tevreden. Ik verwacht dus dat er in het actieplan van medio juni een beperkte set outcomecriteria plus een implementatietraject worden opgenomen waaruit blijkt hoe we de effectiviteit van al die maatregelen gaan meten.

Ik zie de voorzitter heel streng kijken; dat was mijn laatste woord.

Voorzitter: Van der Burg

De vergadering wordt van 14.43 uur tot 14.53 uur geschorst.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Het is alweer een tijdje geleden dat wij met elkaar van gedachten hebben gewisseld over de aanpak van de ouderenmishandeling. Het is goed dat dit onderwerp heel hoog op onze agenda blijft staan, want het signaleren, bestraffen en vervolgens maatregelen nemen naar aanleiding van ouderenmishandeling zijn ook voor mij een grote prioriteit. Het gaat in de regel om kwetsbare mensen. Van kwetsbare mensen blijf je gewoon af. Ik heb toegezegd om een vervolg te geven aan het Actieplan Ouderen in veilige handen, zoals dat destijds is opgesteld. De geschiedenis van het actieplan is bekend. Volgens mij is dat in 2010 gestart, toen – volgens mij door de PVV – aan de orde is gesteld dat er meer aandacht aan ouderenmishandeling moest worden besteed. In het vervolg is dat opgepakt door mijn ambtsvoorgangster om ervoor te zorgen dat er een actieplan zou komen. Ik ben bezig met de uitvoering van dat actieplan en ik geef daar een vervolg aan. Dit onderwerp staat dus al enige tijd op onze agenda. Gelukkig maken we er langzaam maar zeker ook vorderingen mee. Je kunt op dit punt nooit genoeg vorderingen maken; het is voortdurend nodig om daarmee door te gaan.

Misschien kunnen we constateren dat, juist nu het probleem zichtbaarder wordt, het bewustzijn toeneemt dat ouderenmishandeling bestaat en dat het taboe daarop moet verdwijnen. Juist daardoor wordt zichtbaar dat wij hiermee moeten doorgaan. Ik denk dat wij in onze vergrijzende samenleving niet genoeg aandacht kunnen hebben voor de kwetsbaarheid en veiligheid van ouderen. De leuze van het actieplan, «ouderen moeten zich veilig voelen en veilig zijn», is meer dan ooit geldig en zal ook in de toekomst blijven gelden.

Het aantal meldingen is toegenomen. Daar is de afgelopen tijd veel aandacht voor geweest. Soms wordt de toename uitgedrukt in percentages, maar het gaat om een toename van 855 meldingen naar ruim 2.400 meldingen. Dat is dus een spectaculaire toename. Als je dit afzet tegen andersoortige berekeningen van hoe vaak dit voorkomt, vraag je je tegelijkertijd echter af of ouderenmishandeling wel voldoende wordt gemeld. Aan de hand van de cijfers kunnen we dus een positieve bewustwording signaleren, maar tegelijkertijd zien we dat dit nog steeds verder moet worden uitgezocht. Volgens mij is het echt belangrijk dat het taboe op ouderenmishandeling langzaam maar zeker wordt doorbroken.

Er is gevraagd of er wat meer gevoel te krijgen is bij de cijfers. Daar zijn wij heel hard mee bezig. We hebben het Sociaal en Cultureel Planbureau gevraagd om onderzoeken voor ons te doen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau constateert dat ouderenmishandeling op zich een moeilijk te onderzoeken fenomeen is, omdat daar een groot taboe op heerst – dat zijn wij nu aan het doorbreken – maar ook omdat mensen soms uit angst of schaamte niet durven te praten over mishandeling. Soms zijn slachtoffers afhankelijk van de pleger, waardoor zij geen actie durven te ondernemen. Dan is het dus moeilijk om tot melding of tot onderzoek te komen. Soms kunnen slachtoffers van mishandeling ook moeilijk voor zichzelf opkomen, bijvoorbeeld omdat er sprake is van beginnende dementie. Helaas ervaren slachtoffers zelf hun situatie soms niet als mishandeling, omdat zij zo afhankelijk zijn van de pleger. Dan moeten anderen dus eigenlijk zeggen dat er iets vreselijks aan de hand is en dat er iets moet gebeuren. Tot slot is er in Nederland – dat is in andere landen overigens niet heel anders – niet echt een onderzoekstraditie op het gebied van ouderenmishandeling, zodat we geen historische cijfers hebben.

We moeten dus heel goed nagaan hoe we gegevens boven water kunnen krijgen en wat inmiddels wel bekend is. Het Sociaal en Cultureel Planbureau voert dat traject op dit ogenblik uit, eerst met een inventarisatie van de reeds bestaande kennis en dan met een haalbaarheidsstudie naar een zogenaamde informantenstudie: waar halen we de informatie vandaan? Wij verwachten de uitkomsten van dat onderzoek in juni 2015. Vervolgens zal ik starten met een vervolgonderzoek waarin we de gegevens zullen gaan verdiepen. Ik ben dus, met het Sociaal en Cultureel Planbureau, vrij serieus bezig om de data en cijfers over ouderenmishandeling en de oorzaken daarvan veel gedetailleerder in kaart te brengen.

Soms, ook in dit debat, wordt gevraagd of ouderenmishandeling nu vaker voorkomt of dat de toename wordt veroorzaakt doordat meer kwetsbare ouderen thuis wonen; sommigen zeggen zelfs dat meer kwetsbare ouderen thuis móéten wonen. Laten we oppassen voor te gemakkelijke verhalen. Ik denk dat in de ontwikkeling van de samenleving inderdaad meer ouderen thuis wonen; ik laat nu even in het midden of dat door het beleid of door eigen keuzen komt. Als mensen kwetsbaar worden en dreigen te vereenzamen, zijn zij ook kwetsbaarder voor babbeltrucs. Dat moet voor ons een reden zijn om op dat punt allerlei acties te ondernemen.

Toen de PVV in 2010 terecht meer aandacht vroeg voor ouderenmishandeling, was er helemaal geen sprake van beleid, de decentralisatiegedachte of wat dies meer zij, maar gelet op de ontwikkeling in de samenleving, was er terecht aanleiding om hier aandacht voor te hebben. Dat is ook precies de reden waarom het punt van ouderenmishandeling niet op de agenda staat vanwege de hervormingen, maar juist omdat ik wil dat er in alle facetten van het beleid meer aandacht is voor mantelzorg, ontspoorde mantelzorg, de positie van de patiënt en ook de positie van hun naasten. Het gaat ook om meer aandacht van de huisartsen voor de mantelzorger van dementerende echtparen en om meer aandacht van de gemeente voor de mantelzorger in de gesprekken met de cliënten. Ik ben met mantelzorg- en vrijwilligersorganisaties bezig met het ontwikkelen van een informele agenda om meer aandacht voor de mantelzorg te krijgen. In het kader van het Actieplan Ouderen in veilige handen bekijken we samen met de ouderenbonden hoe we meer aan weerbaarheid en voorlichting kunnen doen. Dus ja, omdat ouderen langer thuis blijven wonen – of dat nou door beleid komt of door eigen keuzen – moeten we extra aandacht geven aan het feit dat er kwetsbare ouderen zijn die niet zo'n groot sociaal netwerk hebben. Juist daarom is echt meer aandacht hiervoor nodig. Ouderenmishandeling staat dus op onze agenda en zal en moet daarop blijven staan, omdat het een grote schande is en omdat we alles uit de kast moeten trekken om daar iets aan te doen.

Voor een deel kan door het organiseren van de zorg dichterbij, via de wijkteams, eerder worden gezien wanneer er sprake is van kwetsbare situaties. De ouderenbonden en ik hebben in een groot deel van de centrumgemeenten bemerkt dat er contacten tussen huisartsen, ouderenbonden en wijkteams zijn om meer aandacht te geven en te blijven geven aan het onderwerp van ouderenmishandeling. Ik zie dat het onderwerp als gevolg van de resultaten van het actieplan bij de gemeenten niet alleen op de kaart staat, maar ook in een stroomversnelling komt. Dat blijkt uit een inventarisatie die ik eind 2014 heb laten uitvoeren. De aanpak van ouderenmishandeling is een van de prioriteiten voor de centrumgemeenten.

De door mij en enkele woordvoerders al genoemde voorlichtingscampagne, samen met de seniorenorganisaties, is een groot succes. Dankzij de inzet van onvermoeibare vrijwillige voorlichters zijn 20.000 ouderen bereikt. Indirect zijn nog meer mensen bereikt, omdat die 20.000 ouderen ook weer anderen tegenkomen. De evaluatie van die voorlichtingscampagne wijst uit dat dit effect heeft gehad. Na een voorlichtingsbijeenkomst is het kennisniveau van de deelnemers over ouderenmishandeling hoger dan normaal. De deelnemers weten beter dan in het algemeen bij welke instanties zij terechtkunnen voor hulp en advies. Steeds meer organisaties zijn betrokken geraakt bij de uitvoering van het actieplan.

Mevrouw Leijten (SP): Er is een positief beeld over de gemeenten. Als er een campagne plaatsvindt en als er ook wat extra middelen zijn, zie je dat eigenlijk altijd. Het gaat hierbij om de centrumgemeenten, dus lang niet over alle gemeenten. Ik zou het op prijs stellen als de Staatssecretaris blijvend in beeld wil brengen hoe het hiermee staat. Wij weten dat lang niet alle gemeenten een anoniem meldpunt kindermishandeling hebben; dat is volgens mij nu «anoniem meldpunt huiselijk geweld» geworden.

De voorzitter: Dat is nu Veilig Thuis. Wat is uw vraag?

Mevrouw Leijten (SP): We weten ook dat gemeenten veel meer taken hebben gekregen en al die gesprekken voeren en dat er ook minder inzet is. Mijn vraag is of de Staatssecretaris dit blijvend in beeld kan brengen, want er is nu eventjes sprake van meer aandacht en meer middelen. Als die wegvallen, kunnen ook de betere resultaten wegvallen. Is de Staatssecretaris bereid om dit niet alleen nu in kaart te brengen, maar om dat te blijven doen?

Staatssecretaris Van Rijn: Jazeker. We maken regelmatig, ook voor de Kamer, rapportages over geweld in afhankelijkheidsrelaties. Ik ben zeer bereid om daarin apart aandacht te blijven geven aan ouderenmishandeling en aan de aandacht van gemeenten voor dit onderwerp.

Mevrouw Leijten (SP): Dat is mooi, want dan kunnen we de ontwikkelingen op dat punt zien. Ik heb een vervolgvraag. Dit loopt nu goed bij de centrumgemeenten, maar dit vindt niet alleen plaats in centrumgemeenten of in grote gemeenten. Wat is de vervolgstap om dit niet alleen bij die centrumgemeenten op het netvlies te houden, maar er ook voor te zorgen dat de overige van de iets minder dan 400 gemeenten dit in het beleid verankeren, niet alleen op papier maar ook in de praktijk?

Staatssecretaris Van Rijn: We hebben het aangrijpingspunt van de centrumgemeenten gekozen omdat zij op het punt van de vrouwenopvang en in het algemeen op het punt van geweld in afhankelijkheidsrelaties een coördinerende rol vervullen ten opzichte van de gemeenten waarvoor zij centrumgemeenten zijn. Dat heeft voordelen gehad voor de coördinatie, voor de aanwending van het geld en voor het nagaan of het beleid ten aanzien van ouderenmishandeling slaagt. Ik ben dit dus zeer met mevrouw Leijten eens: het gaat natuurlijk niet alleen om de centrumgemeenten, maar ook om de rol van centrumgemeenten als coördinerende gemeenten voor de rest. In de rapportage zal dus niet alleen aandacht worden gegeven aan wat de centrumgemeenten doen, maar vooral ook aan het effect op alle gemeenten. Daar heeft mevrouw Leijten gelijk in.

Ik constateerde al dat steeds meer andere organisaties betrokken raken bij de uitvoering van het actieplan. Een aantal nieuwe partners die voorheen niet in het vizier waren, zijn nu betrokken bij de hele discussie en de acties op het punt van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Ik noem bijvoorbeeld de banken, de notarissen, de bewindvoerders en de mentoren. Ook zij hebben de afgelopen periode verschillende producten en instrumenten ontwikkeld die gemeenten, professionals, vrijwilligers en ouderen kunnen gebruiken, zoals de Handreiking vrijwilligers tegen ouderenmishandeling, Ouderen in veilige handen of de Leidraad Veilige zorgrelatie, over geweld door professionals. Kortom, ik zie dat het actieplan langzaam maar zeker begint te werken. Uit de resultaten, ervaringen en gesprekken met partijen wordt duidelijk waaraan wij de komende twee jaar verder moeten werken. Ik ben zeer bereid om ook de inbreng vanuit de Kamer te gebruiken om de vervolgstappen die wij willen maken, verder te ontwikkelen.

Er zijn vier speerpunten die zien op het vervolg van het actieplan. Het eerste punt is: echt sterk doorgaan met bewustwording en het bespreekbaar maken van ouderenmishandeling. Ik heb al gezegd dat we de bewustwording zien toenemen. Het taboe gaat eraf, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat er al voldoende wordt gemeld, daar waar dit aan de orde is. Het blijft geen gemakkelijk onderwerp. Dat geldt zeker voor ouderen zelf, die zich soms schamen of die bang zijn voor de gevolgen, maar ook voor omstanders, professionals en vrijwilligers, die zich afvragen of het wel klopt, of zij het wel goed hebben begrepen en wat zij moeten doen. Er is, zoals de Kamer al aangaf, inderdaad nog te vaak handelingsverlegenheid, zoals dat met een mooi woord heet. Dat mag natuurlijk geen excuus zijn om hier niets aan te doen. Ik wil met professionals, gemeenten en seniorenorganisaties blijven nagaan hoe we dit kunnen veranderen en hoe we de kennis en kunde over de aanpak van ouderenmishandeling op lokaal en regionaal niveau verder kunnen verspreiden. De suggestie van de heer Van Dijk om bijvoorbeeld de sociale wijkteams, de lokale ondersteuningsnetwerken en de relaties naar de zorgprofessionals nog verder te versterken en te ontwikkelen, zal ik zeker verder bespreken met de VNG.

Het tweede punt is de prioriteit voor financiële uitbuiting. Bij het zien en lezen van de voorbeelden daarvan rijzen de haren je inderdaad af en toe te berge. Soms gebeurt het op een heel eenvoudige en subtiele manier via het verstrekken van een machtiging of het geven van een pasje. Er is dan sprake van financiële uitbuiting, maar eigenlijk kun je niet aantonen of bewijzen wat er aan de hand is, want dat pasje is vrijwillig verstrekt. Dan kun je eigenlijk alleen maar zien hoe het pasje wordt gebruikt. De bewijsvoering is dan dus ongelooflijk moeilijk. Daarom is het heel belangrijk om bijvoorbeeld banken en notarissen hierbij te betrekken, niet alleen bij de formele kant – het vinden van de weg naar Veilig Thuis – maar ook doordat zij zelf nadenken over wat zij kunnen doen om zaken te signaleren en aan de orde te stellen. Er zijn al veel dingen ontwikkeld. Mevrouw Keijzer noemde al de WijzerGrijzer box; dat is een soort weerbaarheidsinstrument. Er is ook een stappenplan voor notarissen, waarmee zij hierop kunnen letten bij zaken waarbij zij goed kunnen signaleren, zoals bij een levenstestament of andere vraagstukken inzake erfenissen. Samen met de bij de aanpak van financiële uitbuiting aangesloten organisaties wil ik dat netwerk uitbreiden, bijvoorbeeld met organisaties als Humanitas, seniorenorganisaties, het Nationaal Ouderenfonds of de OuderenOmbudsman. Met al die organisaties wil ik het plan van aanpak voor de komende twee jaar verder ontwikkelen. Financiële uitbuiting is dus het tweede belangrijke speerpunt.

Het derde belangrijke thema is ook al door de Kamer genoemd, namelijk ontspoorde mantelzorg. Er gebeurt al veel op het gebied van meer aandacht voor mantelzorgers en het tegengaan van overbelasting. Wij willen eigenlijk voorkomen dat dit plaatsvindt, maar als dit toch plaatsvindt, zullen we duidelijk moeten weten hoe we dit kunnen aanpakken, bijvoorbeeld hoe de samenwerking tussen de organisaties van Veilig Thuis en de organisaties van mantelzorgondersteuning kan worden versterkt. Op basis daarvan zal ik samen met de VNG en Mezzo bekijken wat daarvoor nodig is. Dat zal ik in het vervolg van het actieplan met die organisaties bespreken.

De voorzitter: De ontspoorde mantelzorg is natuurlijk een terecht punt. Ik had geen tijd om dat punt in mijn inbreng te noemen, maar collega's hadden dat al gedaan. Er is echter ook een andere kant. De Hersenstichting had een heel mooi filmpje over wat er gebeurt bij gedragsveranderingen, bijvoorbeeld als mensen ziek worden door een TIA of doordat zij gaan dementeren. Gaat de Staatssecretaris ook daaraan aandacht besteden? Hierdoor worden soms juist degenen die verzorgd worden, dus niet de mantelzorgers, agressief en krijgen zij een totaal andere persoonlijkheid. Ook daarop moeten wij allemaal letten. Hoe gaan wij daarmee om? Er ontstaat immers een buitengewoon kwetsbare situatie als mensen op die manier de regie verliezen. Daar vraag ik graag aandacht voor.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat is een terecht punt. In het kader van voorlichting ten behoeve van de weerbaarheid van cliënten en hun verwanten, bijvoorbeeld bij beginnende dementie, bekijk ik momenteel met de ouderenbonden wat wij kunnen doen om vanuit ervaringsdeskundigheid de kennis, kunde en deskundigheid van cliënten en hun verwanten te versterken. Dan weten zij beter wat hun te wachten staat en waar zij, als dat nodig is, terechtkunnen voor hulp en ondersteuning. Ik zie daar heel goede voorbeelden van. In de projecten die op dat terrein lopen, ook met de ouderenorganisaties, zie je dat er vaak sprake is van een enorme opluchting, omdat men weet waar men terechtkan. Dat zal zeker een onderdeel zijn in de verdere planontwikkeling.

De voorzitter: Dank voor deze reactie en voor de aandacht die hieraan besteed gaat worden in het vervolgplan. We moeten immers voorkomen dat we de verkeerde conclusies trekken in dit soort situaties. Wij moeten ervoor zorgen dat die mensen dan steun krijgen, want dit is natuurlijk een buitengewoon ingewikkelde situatie.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik ben van plan om op 15 juni van dit jaar – dat is de internationale Dag tegen Ouderenmishandeling – samen met mijn collega van Veiligheid en Justitie het vervolg op het actieplan te presenteren. Ik hoop dat de al genoemde bundel van het Sociaal en Cultureel Planbureau, met een overzicht van de bestaande kennis over de aard en omvang van de ouderenmishandeling, dan gelijktijdig kan worden gepresenteerd. Op basis daarvan kunnen we dan vervolgonderzoek doen. Dat lijkt mij een mooi markeringspunt om terug te kijken – wat het heeft het actieplan bereikt? – maar ook om het vervolg te presenteren van alle acties die we met alle partijen gaan ondernemen voor de komende twee jaar.

Ik kom nu bij de vragen. De heer Van Dijk vroeg van mij een soort oordeel: hoe kijk ik aan tegen het feit dat het in een zaak waarvan je denkt dat die glashelder is, toch niet tot een veroordeling is gekomen? Mijn persoonlijke opvatting daarover is dat dat natuurlijk tergend en stuitend is. Ik denk dat wij dat gevoel allemaal hebben. Wij kunnen niet op de stoel van de rechter gaan zitten. Kennelijk heeft de rechter geoordeeld dat het bewijs onvoldoende of te zwak was om tot een veroordeling te komen. Dat zullen we natuurlijk moeten respecteren, maar ik denk dat iedereen die daarnaar kijkt – dat geldt ook voor mij – denkt: als iemand gewoon moedwillig iemand besteelt, dient vervolging plaats te vinden. Nogmaals, ik ga niet op de stoel van de rechter zitten; dat kan ik ook niet doen, maar volgens mij ben ik door het waarnemen hiervan net zo getergd als u allen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Ik denk dat wij allemaal de verontwaardiging van de Staatssecretaris hierover delen. Het is natuurlijk tergend, maar in dit geval was het niet de rechter die een oordeel had uitgesproken. Ik vind dat wij op dat punt altijd terughoudend moeten zijn en niet op de stoel van de rechter moeten gaan zitten. In dit geval heeft echter het OM besloten om niet te vervolgen, maar te seponeren. Mijn verzoek is of de Staatssecretaris met zijn collega van Veiligheid en Justitie wil afspreken dat we dit soort dingen eigenlijk niet willen. Als iets zo overduidelijk is en als we dit zo belangrijk vinden, moeten we dit ook echt aanpakken. U begrijpt wat ik bedoel: dan moet er gewoon vervolgd worden.

Staatssecretaris Van Rijn: «Op de stoel van de rechter» bedoelde ik in overdrachtelijke zin. Wees ervan overtuigd dat ik en de Minister van Veiligheid en Justitie allebei voor het streng aanpakken van daders van geweld in afhankelijkheidsrelaties zijn, dus ook bij ouderenmishandeling, door wie dan ook. Strafrechtelijk kan dat ook, want er zijn wettelijke mogelijkheden om daders aan te pakken. Voor de liefhebbers: dat gaat om de artikelen 300 tot en met 303 van het Wetboek van Strafrecht, waarin de mogelijkheid is geschapen van een strafverzwaring, en om de Wet voorwaardelijke sancties. Het punt blijft dat er altijd een inschatting wordt gemaakt, in dit geval door het OM, of er voldoende bewijs is, hoe dat bewijs is verzameld en of het voldoende hard te maken is. Daarom is het, zoals het Openbaar Ministerie ook aangeeft, van ongelooflijk veel belang dat de politie bij vermoedens van ouderenmishandeling op tijd erbij wordt betrokken. De politie kan dan helpen bij de afweging of er voldoende bewijs is en hoe dat kan worden verzameld om een strafrechtelijke procedure te starten. Er is ook de Leidraad Veilige zorgrelatie gemaakt, maar als de vraag is of ik, bijvoorbeeld in het kader van het actieplan, nog eens wil bekijken of er specifieke drempels zijn, of de juiste actie wordt genomen, of de juiste afweging wordt gemaakt en hoe het komt dat dat soort dingen niet tot vervolging leidt, ben ik zeer bereid om samen met die collega nog eens naar die belemmeringen te kijken en te bezien of verdere actie nodig is.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Dank voor deze toezegging. De wetsartikelen zijn er en het bewijs was er, want er was een video-opname waarop het te zien was. Maar vervolgens moet er ook echt iets gebeuren. Ik ben dus blij met de toezegging van de Staatssecretaris dat hij uiteindelijk met zijn collega van Justitie wil afspreken hoe we bij de verdere ontwikkeling van de aanpak van ouderenmishandeling ook meer aandacht gaan besteden aan die vervolgingskant. Dank daarvoor.

De voorzitter: De Staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Van Rijn: Volgens mij heb ik de vragen van de heer Van Dijk over het systematisch onderzoek naar ouderenmishandeling beantwoord met mijn opmerking over het Sociaal en Cultureel Planbureau.

De heer Van Dijk heeft gevraagd of ik de voorlichting in samenwerking met de ouderenbonden verder wil uitbreiden. Zoals gezegd, bereid ik op dit moment het Actieplan Ouderen in veilige handen voor. Daarbij gelden de zojuist genoemde speerpunten. Bij de uitwerking van die speerpunten zijn de ouderenbonden betrokken. Voorlichting vormt een zeer belangrijk onderdeel van die uitwerking. Ik ga ervan uit dat ik met hen tot goede afspraken kan komen over die verdere voorlichting.

Ik heb al een paar opmerkingen gemaakt over het contact tussen huisartsen en het sociaal wijkteam. Uit het Movisie-onderzoek in het najaar van 2014 over de stand van zaken bij de sociale wijkteams blijkt dat in bijna alle gemeenten doorverwijzing van het wijkteam naar de huisarts of de wijkverpleging plaatsvindt als er vermoed wordt dat ouderenmishandeling plaatsvindt. Ik zal bij het verder verspreiden van de kennis en kunde ervoor zorgen dat dit ook andersom plaatsvindt. Ik wil ook de huisartsen betrekken bij het overleg hierover met de VNG en de gemeenten. Ik ben ook met hen in gesprek over hoe in de aansluiting met de gemeenten, tussen wijkteams en huisartsen, ouderenmishandeling veel meer op de agenda kan komen. Ik heb op zich geen signalen dat daar onvoldoende aandacht voor is, maar als dat wel het geval zou zijn, zal ik niet nalaten om dit bij de huisartsen of bij de VNG en de gemeenten aan de orde te stellen.

Door de heer Van Dijk maar ook door anderen zijn vragen gesteld over de zwarte lijst; daar is ook even over gedebatteerd. Hoe zit het nou met die zwarte lijst?

De voorzitter: Mevrouw Leijten heeft een vraag. Mevrouw Leijten, bent u zich ervan bewust dat u maximaal twee keer mag interrumperen?

Mevrouw Leijten (SP): Nou, dat zegt u nu. Nog voordat we over de zwarte lijst gaan discussiëren, heb ik eigenlijk een algemenere vraag, als dat mag. Als u zegt dat er maximaal twee keer mag worden geïnterrumpeerd, slik ik mijn vraag in. Ik stel vast dat we met weinig woordvoerders zijn en dat het pas 15.15 uur is. Het mag volgens mij dus best iets ruimer, maar ik zout mijn vraag wel even op.

De voorzitter: De Staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Van Rijn: Hoe zit het nu precies met de zwarte lijst? Ben ik daar tevreden over en is er voldoende draagvlak? In november vorig jaar heeft de werkgeversvereniging ZorgZijn Werkt het waarschuwingsregister officieel gelanceerd. In dit verband werd ActiZ genoemd, maar dit was de oorsprong hiervan. De uitrol van dat register is in de regio Haaglanden gestart. Het register zal dit jaar geleidelijk uitgerold worden over de rest van Nederland. Er is dus geen pilot die wij regionaal moeten uitrollen; de uitrol zal landelijk zijn. Bij de zorginstellingen in het land blijkt hiervoor heel veel belangstelling te bestaan. Dat toont aan dat ook de zorginstellingen inzien dat er, om het simpel te zeggen, op dit punt iets moet gebeuren.

Wie staan er in het register? Daarin staan medewerkers tegen wie aangifte is gedaan. Er hoeft dus geen veroordeling te zijn; er is aangifte gedaan. Dat heeft ook beperkingen. Je moet natuurlijk goed bekijken wanneer je iemand wel of niet op de lijst zet. Dit heeft de goedkeuring van het College bescherming persoonsgegevens. Dat verklaart ook waarom die lijst een beperkte tijd geldt, want je mag dat niet al te lang vastleggen. Iedereen moet immers de kans hebben om zijn leven te beteren, om het maar even simpel te zeggen. In het mkb zie je meer van dit soort lijsten, bijvoorbeeld op het punt van winkeldiefstal. Dit zou dus kunnen werken. Ik vind dit een positieve ontwikkeling. Ik ben het er overigens mee eens dat werkgevers die constateren dat een werknemer steelt, die werknemer niet alleen moeten ontslaan maar ook aangifte moeten doen. Ik ben bereid om de brancheorganisaties daar nog eens op te wijzen. Ik heb overigens niet veel signalen dat dit niet zou gebeuren, maar elk signaal dat dit niet gebeurt, is te veel. Als dit aan de orde is, moet er gewoon aangifte worden gedaan bij de bevoegde instanties, want dit is gewoon een ernstig feit, dat ertoe kan leiden dat je misschien niet geschikt bent voor het werk in de sector waarin je werkt.

Mevrouw Leijten (SP): Het is goed om te horen dat tegen mensen die in dit waarschuwingsregister zitten, in ieder geval aangifte is gedaan. Daar wordt dus naar gekeken door het OM en uiteindelijk wordt er ook een oordeel geveld. Dat is goed. Het is ook goed dat er aangifte wordt gedaan, maar mijn vraag was vooral of de Staatssecretaris bereid is om dit ook met de werkgevers op te nemen en te vragen of zij dit doen en hoe vaak zij dit niet doen. Zijn er gevallen van handelingsverlegenheid bij werkgevers? Als er meer aangiften worden gedaan, krijgt het OM immers meer ervaring in opsporing. Dat zal uiteindelijk wellicht tot een bepaalde normering leiden.

Dat brengt mij, als de voorzitter het toestaat, bij mijn tweede vraag. Ik heb nog even zitten kauwen op de vier speerpunten van het vervolgplan: bewustwording en het uitbreiden van netwerken van kennis, uitwisseling van gegevens over financiële uitbuiting, het in kaart brengen van en optreden tegen ontspoorde mantelzorgers en de Leidraad Veilige zorgrelatie. Zou daar nog een vijfde speerpunt bij kunnen? Er is in dit AO geen bewindspersoon van Veiligheid en Justitie bij, maar de Staatssecretaris kan dit volgens mij prima voor zijn rekening nemen. Zou hij het goed vinden om als vijfde speerpunt zicht op het justitiële deel toe te voegen? Wordt er aangifte gedaan als dat nodig is? Vindt bij het OM voldoende kennisuitwisseling of -opbouw plaats voor opsporing en veroordeling, als dat nodig is? Volgens mij zou dat speerpunt er onherroepelijk bij moeten komen. Dat is ook een steuntje in de rug voor de werkgevers die wel bereid zijn om aangifte te doen.

Staatssecretaris Van Rijn: Wat de eerste vraag betreft: volgens mij heb ik al toegezegd dat ik met de werkgeversorganisaties zal nagaan of er voldoende aangifte wordt gedaan. Ook ik ben van mening dat dat moet gebeuren en ik bevestig die toezegging. Het speerpunt van het justitiële aspect is eigenlijk een soort vervolg daarop. Ik ben zeer bereid om in het kader van het actieplan te bekijken of er ook op het punt van aangifte en opsporing voldoende gebeurt om ervoor te zorgen dat er meer ervaring komt in hoe men tot een goede bewijsvoering kan komen. Dat wil ik graag meenemen.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik was degene die had gevraagd wie er allemaal in het register komen. Daarmee bedoelde ik: gaat dat om verpleegkundigen en verzorgenden en ook om huishoudelijk medewerkers en om mensen die ondersteunende begeleiding geven? Moeten die mensen in dienst zijn om door de werkgevers aangemeld te kunnen worden? Hoe zit het met zzp'ers? Dat was de strekking van mijn vraag.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat weet ik niet helemaal uit mijn hoofd. Uit mijn hoofd zeg ik dat dit gaat om alle medewerkers die bij het ondersteunen van ouderen worden ingezet, dus om iedereen die te maken heeft met verzorging, verpleging en ondersteuning van ouderen. Dat is wat het register behelst. Volgens mij geldt het register voor iedereen die wordt ingezet in dat traject.

Mevrouw Gerbrands (PVV): En zzp'ers?

Staatssecretaris Van Rijn: Daar kom ik in de tweede termijn op terug.

De heer Van Dijk opperde met betrekking tot financiële uitbuiting het idee om de notarissen en banken een handreiking te sturen over financiële uitbuiting van ouderen. Notarissen en verschillende banken zijn betrokken bij de pilots om financiële uitbuiting tegen te gaan, die nu in zeven gemeenten plaatsvinden. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie heeft een stappenplan ontwikkeld dat is gebaseerd op de meldcode. In die zin is dus voor alle notarissen een handreiking ontwikkeld. De Rabobank, die meedoet aan de pilot, heeft voor zijn medewerkers deskundigheidsbevordering ontwikkeld. De heer Van Dijk heeft er echter gelijk in dat bijvoorbeeld de banken nog een ieder-voor-zichbeleid hebben ten aanzien van de vraag hoe zij precies omgaan met machtigingen, rekeningen en signalen ten aanzien van ouderenmishandeling. Dat is ook precies de reden waarom ik met de Nederlandse Vereniging van Banken nader in gesprek ga, niet alleen om aan te dringen op de genoemde deskundigheidsbevordering maar ook om te bekijken of er meer eenduidigheid kan worden ontwikkeld in het optreden tegen ouderenmishandeling. Dat punt zal ik dus zeker meenemen in de vervolgfase van het plan van aanpak. Ik ben dus in overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken om te bekijken of op dit punt meer één lijn kan worden getrokken.

De heer Krol vroeg of bewustwording niet ook weerbaarheidstraining nodig maakt. Ik ga samenwerken met de ouderenbonden en vrijwilligersorganisaties om te bekijken hoe we de voorlichting en de weerbaarheid zo goed mogelijk kunnen versterken. Ik zei al dat de bonden het afgelopen jaar 20.000 mensen hebben bereikt. Ook de spotjes bereiken veel mensen. Je ziet dat de weerbaarheid daardoor aanzienlijk wordt versterkt. Dit zal dus inderdaad een onderdeel zijn van de vervolgaanpak van het actieplan.

De heer Krol vroeg een reactie van mij op het onderzoek naar diefstal door familie. Ik vind de resultaten van dat onderzoek schokkend. Ik deel elke verontwaardiging die daarmee gepaard gaat. Dat is ook precies de reden waarom ik financiële uitbuiting zo'n belangrijke prioriteit vindt. Ouderen moeten zich veilig voelen en moeten veilig zijn, ook als het om geld gaat. Het is natuurlijk des te schokkender als je moet constateren dat mensen die je op voorhand misschien vertrouwt, toch misbruik maken van de situatie. Dat maakt het tegelijkertijd overigens ongelooflijk moeilijk om dan tot bewijsvoering te komen, want een pasje of een machtiging is vaak in vertrouwen gegeven, waarna langzaam maar zeker financiële uitbuiting kan plaatsvinden. Daarbij is de weerbaarheid natuurlijk belangrijk, evenals de suggestie van mevrouw Van der Burg ten aanzien van de levenstestamenten: bedenk van tevoren, op een moment waarop je er echt nog even ongehinderd over kunt nadenken, heel goed wat je straks wilt, wie je wilt vertrouwen en hoe je het gaat doen. Het is inderdaad uitermate schokkend dat mensen die je vertrouwt, toch blijken over te gaan tot uitbuiting. In de zeven pilots van de gemeenten, waarin banken, notarissen, de politie en zorginstellingen samenwerken ter bevordering van de kennisuitwisseling en de voorlichting, zien we overigens echt ongelooflijk goede resultaten. Dat zal ook een belangrijke input zijn voor de tweede fase van het plan van aanpak.

De heer Krol vroeg of respectvolle bejegening van ouderen niet de basis is waarvan moet worden uitgegaan. Dat klopt, maar de wereld zit soms zo in elkaar dat respectvolle benadering niet het enige antwoord is. We moeten dus ook rekening houden met het feit dat mensen misbruik willen maken van de situatie. Dat moeten we, als dat nodig is, hard bestrijden.

Diverse Kamerleden – de heer Krol, mevrouw Gerbrands en mevrouw Keijzer – hebben de vog aan de orde gesteld. Zoals zij misschien weten, hebben wij bij de behandeling van de Wmo in de Kamer over de vog gesproken en is daarbij een amendement ingediend met het verzoek om aan gemeenten over te laten of en voor welke medewerkers zij een vog aanvragen. Ik heb daarvan enige kwalificaties gehoord van diverse Kamerleden. Die zou ik niet durven gebruiken, omdat ik de opvatting van de Kamer altijd respecteer. Er is overigens ook al op gewezen dat het vragen van een vog niet voldoende is om grensoverschrijdend gedrag te signaleren. Volgens mij hebben de zwarte lijst, het geven van goede voorlichting en het feit dat we er op die manier rekening mee kunnen houden dat niet voor iedereen geldt dat zij in contact zijn met ouderen, ertoe geleid dat ook de Kamer heeft besloten om dit op voorhand niet te doen. Bij de mensen die in de ouderenzorg werken, vindt overigens een enorme wisseling plaats, volgens mij ongeveer 20% per jaar. Volgens mij heeft de Kamer ook daarom destijds gezegd dat de vog op zich wel een goed instrument is, maar dat we moeten oppassen dat we niet een enorm registratiecircus opstarten, terwijl dat eigenlijk niet veel effect heeft. In de Wmo 2015 is wel een meldplicht voor aanbieders van maatschappelijke ondersteuning opgenomen. Die meldplicht houdt in dat zij geweld van de kant van beroepskrachten moeten melden bij een gemeentelijke toezichthouder.

Zo is de discussie over de vog dus gegaan. Als wij op een later tijdstip zouden concluderen dat een vog toch overwogen zou moeten worden, biedt de Wmo de mogelijkheid om daar een AMvB voor te maken. Als wij met elkaar van mening zijn dat bij diefstal door mensen in de zorg een vog altijd moet worden geweigerd, moeten we daarover in overleg met de sector en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Ik ben bereid om dat te doen, maar dat moeten we dan dus wel even regelen voor gevallen waarin sprake is van diefstal in de ouderenzorg. Niet elke diefstal leidt immers tot weigering van een vog, want er vindt natuurlijk altijd een afweging plaats: waar en wanneer is het gebeurd en moet dat nu nog tot een weigering leiden? Als wij met elkaar zouden vinden dat diefstal in de ouderenzorg altijd tot weigering van een vog moet leiden, moeten we op dat punt dus actie ondernemen.

De voorzitter: Mevrouw Leijten heeft nog een halve interruptie staan.

Mevrouw Leijten (SP): Ik kan mij herinneren dat we dit hebben besproken met Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten, de ambtsvoorgangster van de huidige Staatssecretaris. Zij zei toen dat een vog wordt geweigerd als je aantoonbaar misbruik hebt gemaakt van een afhankelijkheidsrelatie. Diefstal zou ook diefstal van bedrijfsgegevens of zoiets kunnen zijn, maar als je misbruik hebt gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie van degene tot wie je je verhoudt, heeft dat dus een opschortende werking voor de vog. Klopt dat? Volgens mij is ons dat toen zo uitgelegd.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat klopt, in die zin dat dit altijd een zwaarwegend element is bij de vog. Het blijft een belangenafweging, maar een afhankelijkheidsrelatie is daarbij een zeer zwaarwegend argument. Dat klopt dus, maar het is niet zo dat elke diefstal in de zorg ertoe leidt dat een vog wordt geweigerd. Het blijft een belangenafweging, die ertoe leidt dat de vog kan worden geweigerd.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik hecht eraan dat de Staatssecretaris zich hier nog eens met zijn collega van Veiligheid en Justitie over buigt. De ene diefstal is niet dezelfde als de andere, maar de dader heeft wel een keer gestolen. Als wij met elkaar vinden dat iemand vanwege diefstal op een zwarte lijst mag komen, zonder dat het tot een onherroepelijke veroordeling is gekomen, vind ik een situatie waarin het wél tot een onherroepelijke veroordeling is gekomen, zeker een reden om een vog te weigeren als de dader vervolgens gaat werken met kwetsbare ouderen, bij wie het geld soms voor het oppakken ligt. Dat hoor ik de Staatssecretaris zeggen en ik hoop dus dat hij dit wil doen en de Kamer vervolgens wil informeren over de uitkomst daarvan.

De voorzitter: Aanvullend: als de Staatssecretaris dat doet, kan hij daar dan ook een termijn bij noemen?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik ben bereid om daar in het actieplan nader aandacht aan te besteden. Dat is dus al vrij snel. Nu is dit een zwaarwegend belang bij de afweging. Ik heb geprobeerd om aan te geven dat er wel iets extra's nodig is als de Kamer vindt dat dit altijd moet leiden tot een weigering. Ik ben zeer bereid om daar met mijn collega van Veiligheid en Justitie over te spreken. Nu is dit een zwaarwegend element bij het goed afwegen van de belangen. Ouderenmishandeling is dus al een zwaarwegend argument, maar ik zeg toe dat ik dit met mijn collega zal bespreken.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Als ervaringsdeskundige wil ik even een opmerking maken over het aanvragen van vog's voor het werken in de zorg. Dat is specifiek voor het werkzaam zijn in de zorg. Je moet daarvoor voldoen aan eisen als: kunnen omgaan met vertrouwelijkheid, met vertrouwensrelaties, met de zwakheid van mensen. Op dat soort dingen wordt er getoetst. Als ik bij wijze van spreken iets bij Jamin zou stelen, wil dat nog niet zeggen dat ik dat bij mijn werk in de zorg ook zou doen. Ik wou dat maar even meegeven. Als wij vinden dat diefstal sowieso een uitsluiting van de zorg moet betekenen, denk ik dat we heel erg hard op zoek zullen moeten gaan naar medewerkers voor de zorg, omdat er dan een heleboel mensen af gaan vallen.

De voorzitter: Ik zeg hier maar niks over; dat laat ik aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik weet niet of ik hier zelfs in mijn tweede termijn op wil reageren, maar inderdaad gaat het hierbij om een belangenafweging. Dat wil niet zeggen dat een overtreding in één sector automatisch leidt tot uitsluiting in een andere. Tegelijkertijd vinden we het wel van belang dat er bij mensen die met ouderen in contact zijn, wordt gelet op die zwaarwegende belangen. Ik denk dat dit nu vrij zorgvuldig gaat, maar ik ben zeer bereid om daar nog een keer met mijn collega over te spreken.

Ik heb al voor mevrouw Gerbrands proberen aan te geven dat ouderenmishandeling op onze agenda moet blijven, los van welk dan beleid ook. Inderdaad, als ouderen langer thuis blijven wonen, door beleid of eigen keuze, kan dat extra kwetsbaarheid opleveren. Voor ons is dat reden om daar aandacht voor te blijven houden, bij elk beleid dat we ontwikkelen. Ik denk dat ik hier al het nodige over heb gezegd.

Mevrouw Gerbrands vroeg ook naar het onderzoek naar psychofarmaca. Er was verbazing en irritatie over hoe dingen soms gaan. Dat geldt ook hiervoor. Ik wijs erop dat dit geen onderzoek van VWS is. Wij hebben er ook geen opdracht voor gegeven. Volgens mij gaat het om een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik hoop dat dat voldoende inzicht oplevert in onze vragen: wordt er niet overbehandeld met Haldol en wat zijn de gevolgen daarvan? Wij hebben vernomen dat dit onderzoek niet eerder dan eind 2014 zou zijn afgerond, maar het is nog niet klaar. Vorige week hebben wij hier ook over gesproken. Ik heb de Kamer toen een brief toegezegd. Wanneer wij horen dat het onderzoek klaar is, zal ik het proberen te duiden. Overigens ben ik er een zeer groot voorstander van dat we dat onderzoek zo snel mogelijk krijgen.

Nu de vragen van mevrouw Leijten. Ik denk dat we over het overleg met justitie en de aangiftebereidheid het nodige hebben uitgewisseld. Ik wijs haar erop dat de politie ouderenmishandeling niet apart registreert. Het blijft natuurlijk jammer dat we daarover geen cijfers kunnen krijgen. Ik merk wel in mijn contacten met de gemeenten en met organisaties als Veilig Thuis dat ouderenmishandeling en dus ook de registratie daarvan zeker prioriteit krijgt. Ik vind dat een positieve ontwikkeling, voor zover je op dit gebied daarvan kunt spreken. De AMK's zijn op zich landelijk dekkend, maar een grotere aandacht voor ouderenmishandeling is een positieve ontwikkeling.

Ik ben het eens met mevrouw Leijten dat iemand meer bescherming moet worden geboden naarmate hij kwetsbaarder is, of hij nu thuis woont, in een instelling of waar dan ook. Daarom geven we in de diverse beleidsonderdelen zo'n hoge prioriteit aan dit onderwerp. Om die reden heeft het beleid grote aandacht voor de positie van mantelzorgers. Ik heb de toezegging ten aanzien van de werkgevers al gedaan.

We hebben het al gehad over hoe vaak het voorkomt, ook bezien vanuit internationale studies. Mevrouw Keijzer had het over een schatting van 200.000. Het gaat om een onderzoek uit 1996. Ik hoop dat het onderzoek van het SCP enig licht zal laten schijnen op de ontwikkelingen. Natuurlijk heeft het altijd te maken met de meldingsbereidheid. Ik ben op beide terreinen voorzichtig. Ik denk dat we er erg voor moeten oppassen om een berekend cijfer uit 1996 te nemen en te stellen dat dit ook geldig is voor hier en nu. We moeten ongelooflijk alert zijn; ouderenmishandeling komt voor, er rust een taboe op en in ieder geval was er sprake van een slechte meldingsbereidheid, al kunnen we onszelf er gelukkig om prijzen dat deze toeneemt. Ik hoop dat het SCP-onderzoek daar het nodige licht op zal laten schijnen.

Over de vog hebben we het inmiddels gehad, evenals over de grijze box. Als een kind wordt geboren, krijgt men een blije doos. Inderdaad kan zo'n grijze box een zeer grote bijdrage leveren aan voorlichting en weerbaarheid. Dat komt ook uit de pilots naar voren. Wij zullen dat in het actieplan voortzetten.

Mevrouw Van der Burg sprak over de volmacht. Inderdaad waren er signalen over dat de banken de volmacht ten aanzien van het levenstestament niet accepteren. De beroepsorganisatie van notarissen is met de banken in gesprek gegaan. Nu is er een model waar de banken ja tegen hebben gezegd. Dat model is beschikbaar voor notarissen en voor alle banken. Ik ga ervan uit dat dit nu is geregeld, maar zal dit in het kader van het actieplan nog expliciet nagaan. Op dat punt lijkt er dus een doorbraak ten goede bereikt.

Ik ben het met mevrouw Van der Burg eens dat we ons met weerbaarheid en voorlichting niet alleen moeten richten op de ouderen, maar ook op de jonge ouderen, dus de 50+-groep. Financiële uitbuiting is een belangrijke prioriteit voor het vervolg op het actieplan. Ik zal mij samen met de betrokken organisaties zeker richten op de – om haar maar voorzichtig zo te noemen – «50+-groep». Eerlijk gezegd vind ik dat zelf wel jongere ouderen.

Hebben rechters toegang tot het levenstestament of niet? Ik denk dat het deels klopt dat zij die toegang niet hebben. Levenstestamenten worden nu nog niet in alle gevallen betrokken bij de toetsing door de rechter, omdat deze nu zelf aan de verzoeker moet vragen of er een levenstestament is. Dat is nu dus nog niet toegankelijk voor de rechterlijke macht. De beroepsorganisatie van notarissen onderzoekt of het mogelijk is om de rechterlijke macht in de toekomst hier wel toegang toe te verschaffen. De notarissen hebben dus deze intentie. Ik wacht dit nog even af, dus vooralsnog zie ik geen aanleiding om op dit punt in te grijpen. De notarissen zijn dit nu zelf aan het onderzoeken. Uiteraard zal ik de Kamer over de voortgang informeren.

De voorzitter: Ik wil weer even interrumperen als woordvoerder van de VVD. Ik heb begrepen dat men in de huidige situatie geen toegang tot dat Centraal Levenstestamentenregister heeft, terwijl men die wel graag wil. Dit komt juist van de notarissen, want zo'n levenstestament heeft geen enkele zin als de rechter die extra stappen niet zet. Daarom krijg ik heel graag de toezegging dat dit in principe zal worden geregeld en dat wij het zullen horen als dat absoluut niet zou kunnen. Ik vind het namelijk zeer onwenselijk als mensen de moeite nemen om kenbaar te maken wie zij vertrouwen en de rechter daar vervolgens geen rekening mee houdt.

Staatssecretaris Van Rijn: Naar ik heb begrepen, gaat het niet zozeer om het principe; als de rechter erom vraagt, kan hij die toegang immers krijgen. Het gaat volgens mij meer om de vraag of er digitale toegang tot zo'n register is voor de rechter en diens onderzoek. Dat wordt nu door de notarissen onderzocht, vanuit een positieve grondhouding. Ik ga er dus van uit dat dit wordt geregeld, maar zal de Kamer er zeker van op de hoogte houden of dit echt lukt. Naar ik heb begrepen, is dit dus geen principiële kwestie; het gaat meer om de vraag hoe dit digitaal beschikbaar kan worden gemaakt.

De voorzitter: Ik beschouw dit maar als een toezegging. Het is wel wonderlijk dat de notarissen zelf aangeven dat hier een probleem zit. Ik wil de Staatssecretaris daarom met klem vragen om die digitale toegang gewoon te gaan regelen. We hebben hier eerder de toegang van de rechter tot registers aan de orde gehad, op andere terreinen waar onwenselijke situaties uit voortkwamen, zoals voor kinderen. Deze kwestie is volgens mij te regelen door een aantal mensen bij elkaar te brengen.

Staatssecretaris Van Rijn: Als het zo simpel is, zal dit zeker lukken. Ik ga hier zeker met de notarissen over spreken.

De vraag van mevrouw Van der Burg of alle beroepsgroepen even goed gebruikmaken van de meldcode, kwam ook in andere debatten aan de orde. Ik denk dat wij samen zullen concluderen dat die meldcode wordt gebruikt. Ik laat dit jaar een quickscan uitvoeren naar het gebruik van en de ervaringen met de meldcode, in alle sectoren waarop deze betrekking heeft. Die quickscan zal inzicht geven in het gebruik van de meldcode per beroepsgroep en de knelpunten bij de uitvoering. Hij is eind dit jaar klaar. Ik zal de Kamer daarover informeren in de voortgangsrapportage over geweld in afhankelijkheidsrelaties. Als wij het vermoeden hebben dat het in bepaalde beroepsgroepen onvoldoende wordt nageleefd, zal ik daarover zeker in overleg treden. Ik ben al in overleg getreden met de huisartsen.

Ten slotte had mevrouw Van der Burg een vraag over de outcomecriteria. Ik had die vraag wel van haar verwacht. Ik denk dat we in het algemeen veel aan bewustwording, voorlichtingcampagnes en kennisnetwerken kunnen doen, in de hoop dat het dan minder voorkomt. Het aantal meldingen neemt toe. Dat kunnen we verklaren, maar is de uitkomst dat er minder ouderenmishandeling voorkomt? Dat zijn natuurlijk ongelooflijk lastige vragen. Volgens mij heb ik al eerder toegezegd dat ik de Kamer zal informeren over de mogelijkheden om de effecten van de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties beter te meten, door middel van voorkomen, signaleren, de schade beperken en nazorg. Een van onze deelonderzoeken gaat over de outcome van het beleid. Het is eind 2015 gereed. Net zei ik al dat het SCP bezig is met een onderzoek naar de aard en omvang van de ouderenmishandeling. Dat levert cijfers op die ons laten zien of we de trend hebben gekeerd of niet. Een en ander betekent dat dit onderwerp ook bij mij boven aan de agenda staat. Ik wil wel toezeggen dat ik dit thema opnieuw onder de aandacht van het SCP wil brengen, zodat het in zijn onderzoek niet alleen kijkt naar oorzaken, maar deze cijfers ook meeneemt bij zijn evaluatie. Ik pak de handschoen op; we zullen bekijken of we meer kunnen doen aan de effectiviteit. Ik stel voor dat ik ook dit onderwerp meeneem bij mijn vervolgaanpak van het actieplan. Zo kunnen we zicht krijgen op de outcome-criteria die daarvoor nodig zijn.

Ik probeer een tweede termijn te vermijden, maar dat zal vast niet lukken. Er was nog de vraag: wie zitten er in het register? Daarin zit iedereen die in aanraking met cliënten kan komen. Dat kunnen dus huishoudelijke medewerkers zijn, mensen van de receptie, schoonmakers of keukenpersoneel. Het gaat daarbij dus niet alleen om patiëntgebonden functies. Het geldt ook voor zzp'ers, want voor hen geldt ook een opdracht volgens een overeenkomst met een organisatie.

De voorzitter: Ik constateer dat de leden behoefte hebben aan een korte tweede termijn. Ik sta maximaal twee minuten per spreker toe.

Mevrouw Leijten (SP): Voorzitter. Ik moet zo de vergadering verlaten vanwege een privéaangelegenheid. Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor zijn antwoorden. Het klopt dat er sinds 2010 in het beleid meer aandacht is voor ouderenmishandeling, maar ik denk dat de huidige zorgveranderingen – die ik ook wel «zorgvernielingen» heb genoemd – mensen thuis wel degelijk kwetsbaarder hebben gemaakt. Maar nu houden we het bij, dus in die zin kunnen we het nu ook meten.

Ik ben goed te spreken over de vervolgaanpak. Ik ben blij dat daar een vijfde punt bij is gekomen: de juridische aspecten die samenhangen met bewustwording, netwerken, signaleren en proberen te voorkomen. Ik sprak net van de verdrietige situatie dat daders van ouderenmishandeling soms ook een slachtoffer van de omstandigheden zijn. We moeten daar aandacht voor hebben, maar we moeten de juridische keten niet vergeten. De monitor heeft dit al blootgelegd. Als er in de samenleving dingen voorvallen en er daarvan geen aangifte wordt gedaan of daar geen opsporing op volgt, zetten mensen daar veel vraagtekens bij. Volgens mij is het goed om duidelijk te maken dat dit voor ons een van de vijf speerpunten is. In dat licht wil ik het volgende vragen. In de aangifte staat nu niet dat het gaat om financiële uitbuiting of ouderenmishandeling. Ik wil het OM helemaal niet met een nieuwe administratie opzadelen, maar het zou wel heel mooi zijn als we meer inzicht kregen in de aangiften die te maken hebben met oudere slachtoffers. Ik weet niet of het mogelijk is om dit bij de aangifte in kaart te krijgen door gebruik te maken van de leeftijd van de slachtoffers. Het zou namelijk wel frustrerend zijn als wij hier zouden afspreken dat er een goede juridische keten moet komen en we het OM stimuleren om kennis en kunde op te doen, maar we het uiteindelijk allemaal niet kunnen meten. Als ouderenmishandeling niet specifiek wordt geregistreerd, zijn er dan misschien andere mogelijkheden om boven tafel te krijgen dat het gaat om ouderen, bijvoorbeeld via de aangifte van het slachtoffer en diens leeftijd? Ik geef het de Staatssecretaris mee om daarnaar te kijken. Ik hoef vandaag geen antwoord op mijn vraag te horen; het mag ook in het vervolgplan staan, dus in het actieplan van 15 juni. Het lijkt mij goed als de Staatssecretaris daar eens naar kijkt, samen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Voorzitter. Ik geloof dat ik even iets moet rechtbreien. Ik kreeg namelijk ineens allerlei boze berichten binnen, met de boodschap dat ik zorgmedewerkers beschuldig van stelen. Dat is natuurlijk in het geheel mijn bedoeling niet geweest. Ik wilde alleen aangeven dat een vog toch al beroepsspecifiek is; als je in een gevangenis gaat werken, vraag je namelijk een andere vog aan dan voor een baan in de zorg. Dat punt wilde ik maken. Ik hoop dat ik dit bij dezen heb rechtgezet.

Wij hebben inderdaad aandacht gevraagd voor het nieuwe beleid van de Staatssecretaris sinds 1 januari 2015. We kunnen er niet omheen dat er meer mensen langer thuis blijven wonen, ook zonder netwerk of mantelzorger, waardoor ze kwetsbaarder zijn en een groter risico lopen op ouderenmishandeling, als financiële uitbuiting of in welke andere vorm ook. Er was best al sprake van forse aantallen van ouderenmishandeling, dus inderdaad zijn wij er heel bang voor dat het juist door het ingezette beleid alleen maar meer gaat worden. Vanwege de vrijheid van beleid voor gemeenten kunnen wij dus niet garanderen dat de actieplannen tegen ouderenmishandeling in iedere gemeente zullen worden ingezet. Gemeenten kunnen het namelijk gewoon niet doen; ze kunnen bijvoorbeeld niet voor een vog kiezen. Daarvoor heb ik aandacht gevraagd. Wij nodigen de Staatssecretaris natuurlijk van harte uit om via een AMvB alsnog de vog voor gemeenten verplicht te stellen. Wij denken dat daar een heleboel mee valt te winnen.

De heer Krol (50PLUS): Voorzitter. Ik heb wat punten in de antwoorden van de Staatssecretaris genoteerd. De Staatssecretaris geeft zelf aan dat weerbaarheid belangrijk is. Kan dat worden gerelateerd aan een veiligheidsadviseur of een vergelijkbare functie? Wij vinden dit een breed begrip, dat ook individueler is in te vullen: met praktische tips, psychische weerbaarheid, assertiviteit in onverwachte situaties. Wij denken dat voorlichting niet afdoende is. Het is naar ons idee belangrijk dat er een cultuurverandering plaatsvindt, met name in de houding jegens ouderen. Dat moet eigenlijk door de hele bevolking heen gebeuren. Ook wij hebben een probleem met de beleidsvrijheid van gemeenten, die verschillen tussen gemeenten oplevert. Zo is er geen uniforme aanpak. Hoe komen we aan een uniform beleid? Ik dank de Staatssecretaris voor de toezegging dat hij zal gaan praten met zijn collega van Veiligheid en Justitie. Wij zijn heel nieuwsgierig naar de resultaten.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden, die eigenlijk heel helder waren. Er waren ook heldere toezeggingen, om te beginnen die over het onderzoek naar de omvang van ouderenmishandeling en naar wat er op dat gebied kan werken. Volgens mij vinden we het allemaal verschrikkelijk en zeer verdrietig als mensen dit moeten meemaken als ze ouder worden. Ik denk dat het daarom goed is als we daar meer inzicht in krijgen. We kunnen dan zien wat er wel en niet werkt, en voortborduren op wat wel werkt. Het lijkt me goed om daarbij een onderscheid te maken tussen crimineel gedrag, zoals te zien was in de monitor, en handelingen uit onmacht. Mevrouw Van der Burg gaf al een aantal voorbeelden van gedragsverandering. Daarbij is er toch een heel andere aanpak nodig dan, bijvoorbeeld, bij mensen die bewust ouderen bestelen. Ik ben blij met de toezegging van de Staatssecretaris om samen met zijn collega van Justitie meer werk te gaan maken van de uitwerking van zijn plannen. Dat is dus niet alleen bij de opsporing, maar ook bij de vervolging; de aangifte standaardiseren bij een verdenking, de vervolging intensiveren, ook aan de kant van justitie. Daardoor krijgt zo'n zwarte lijst ook meer effect.

Ik sluit me aan bij de vragen over financiële uitbuiting, onder anderen gesteld door mevrouw Van der Burg. Dit is echt zo'n grijs gebied, waarin meer inzicht moet worden verkregen. Het moet samen met banken en notarissen worden gesignaleerd als men op het laatst iemand een handtekening laat zetten, dus dat er misbruik wordt gemaakt van iemands kwetsbare situatie. Het lijkt mij goed als dat in het vervolg een flinke impuls krijgt.

Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik zie uit naar 15 juni, de Dag tegen de Ouderenmishandeling. Ik vraag me soms af of er nog wel ergens een datum beschikbaar is om daar een «Dag van» van te maken, maar dit initiatief vind ik erg goed. Daardoor wordt er in de media aandacht besteed aan het onderwerp en worden mensen zich er meer bewust van. Bewustzijn lijkt me het belangrijkst van alles, los van al de discussies en plannen van aanpak van vandaag. Als men zich er niet van bewust is dat het gebeurt, kan er ook niks aan worden gedaan.

Ik heb toch nog één vraag, en wel over ontspoorde mantelzorg. Er is al het een en ander over gezegd. Ik ga nu een best lastige vraag stellen, omdat er een aantal aannames in zitten. Ik doe het toch maar. Zal het Sociaal en Cultureel Planbureau in zijn onderzoek naar de redenen voor ouderenmishandeling het gegeven meenemen dat er in de komende jaren veel minder professionele zorg beschikbaar is? Er wordt immers bezuinigd op de huishoudelijke verzorging en op persoonlijke verzorging en verpleging. We weten allemaal dat mantelzorgers het volhouden, als er maar voldoende professionele ondersteuning is. Die vraag moest ik vandaag nog aan de Staatssecretaris stellen.

Voorzitter: Keijzer

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. In de eerste plaats dank ik de Staatssecretaris voor zijn toezeggingen. Bij zijn gesprek met de banken zal hij bekijken of alle banken scherp zijn op de volmacht en op het signaleren van misbruik. In dit algemeen overleg moet mij nog van het hart dat ik geschokt was door de cijfers over ouderenmishandeling binnen de familiesfeer, door kinderen of partners. Vandaag hebben we de nadruk gelegd op de professionals, maar in verhouding tot die categorie lijkt hun aantal heel laag te zijn. Maar dat laat onverlet dat ik het er helemaal mee eens ben dat het ook daar moet worden aangepakt, als het gebeurt. Vandaar ook mijn nadruk in dit debat op financiële uitbuiting.

Ik ben blij met de toezegging dat de Staatssecretaris heel serieus zal kijken naar de digitale toegang tot het Levenstestamentenregister. We moeten het namelijk echt niet hebben dat mensen dit keurig regelen, dat ze aangeven in wie ze vertrouwen, maar dat de rechter vervolgens een andere uitspraak doet. Dat kan toch echt niet waar zijn? Ik hoor graag van de Staatssecretaris wanneer hij hierop terugkomt.

Nu de meldcode. We hebben het in deze sfeer altijd over kinderen, maar ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris ook nagaat of de doelgroep van de ouderen goed in beeld is bij de desbetreffende beroepsgroepen. Tot slot de outcomecriteria, zoals bekend mijn favoriete onderwerp. Het is heel belangrijk om zo'n cultuurverandering voor elkaar te krijgen. Laten we daarover met elkaar in gesprek gaan. De Staatssecretaris zou daar in het actieplan op terugkomen. Vooralsnog stelt dat mij tevreden. In de tussentijd ga ik graag met een aantal partijen in gesprek over welke outcomecriteria het kunnen zijn. Volgens mij kunnen we hierbij heel snel meters maken en hoeven we niet te wachten op allerlei ellenlange onderzoeken; we moeten nú die cultuurverandering voor elkaar krijgen.

Voorzitter: Van der Burg

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Het gekke is dat ik bij mevrouw Leijten bijna meende te constateren dat zij blij was met mijn vervolgaanpak, maar ze zei dat ze er goed over was te spreken. Dat lijkt mij in ieder geval goed. Zij vroeg of ik wilde kijken naar andere methoden om meer te weten te komen over ouderenmishandeling, bijvoorbeeld via de registratie van de leeftijd bij aangiftes. Nog los van de manier waarop wij hiernaar gaan kijken, wil ik zeggen dat ik gaarne bereid ben om nog eens te bekijken hoe we in de justitiële keten wat meer informatie zouden kunnen krijgen over hoe het zit met ouderenmishandeling. Ik wil dat dus graag doen.

Mevrouw Gerbrands had het over een AMvB. Ik denk dat het heel goed is dat we nu het actieplan hebben, dat we bekijken hoe de zaken uitpakken. Aan de hand van de resultaten zullen we moeten bekijken of een AMvB nodig is. Zo houden we ons aan de uitspraken van de Kamer bij de wetsbehandeling, maar we houden dan tegelijkertijd in de gaten of het beleid echt werkt. Daarna kunnen we elkaar weer spreken over de noodzaak van verdere maatregelen.

Wat betekent meer kwetsbaarheid voor het beleid? Ik heb net willen zeggen dat we geen discussie moeten voeren over wat precies wat veroorzaakt. De beweging naar langer thuis en naar eigen keuzen maken is volgens mij niet iets van de laatste twee jaar. Het plan van aanpak tegen ouderenmishandeling is niet voor niets in 2010 gestart. Kennelijk zagen we toen al redenen om daar extra aandacht voor te vragen. Toen hadden we dat decentralisatiebeleid niet, maar zagen we het dus al. Financiële uitbuiting, misbruik door mensen die worden vertrouwd, misbruik van pasjes of machtigingen hebben allemaal niets te maken met decentralisatiebeleid of met welk beleid dan ook; die dingen hebben gewoon te maken met het feit dat sommige mensen zich misdragen. Dat betekent dat we moeten inzetten op weerbaarheid, en dat we die zaken moeten bestraffen als dat nodig is. Laten we er juist bij dit onderwerp voor oppassen dat we zaken al te snel vertalen naar een bepaald beleid. Dat is namelijk niet het geval. We zijn daar eerder mee begonnen. Er zijn vele gevallen van uitbuiting die niets te maken hebben met al dan niet thuis wonen, maar helaas wel gewoon met het gedrag van mensen.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik ben het ermee eens dat we dit al in 2010 hebben aangekaart en dat we dit alles niet ineens sinds 2012 hebben gekregen. Maar het is wel een feit dat het langer thuis wonen nu gepaard gaat met enorme bezuinigingen, waardoor er wordt gekort op de huishoudelijke hulp. Dit sluit een beetje aan op de vraag van mevrouw Keijzer.

De voorzitter: We gaan dat debat nu niet overdoen.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Ik ga het debat niet overdoen, maar ik wil gewoon een voorbeeld geven. Door die bezuinigingen krijgen mensen bijvoorbeeld geen huishoudelijke hulp meer, dus kan niemand meer een oogje in het zeil houden, zodat die mensen kwetsbaarder worden voor lieden met kwade bedoelingen. Ik heb dus niet gezegd dat dit wordt veroorzaakt door het beleid, maar ik denk wel dat het aantal hiervan gaat toenemen. Ik sluit me daarom graag aan bij de vraag van mevrouw Keijzer: dat langer thuis wonen gaat gepaard met bezuinigingen, dus is dat van invloed op het aantal gevallen van ouderenmishandeling?

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik heb er even behoefte aan om een verduidelijking te geven. Waar het mij om gaat, is dat er door de bezuinigingen minder professionele ondersteuning is, waardoor het nu eerder bij mantelzorgers over de hoge schoenen loopt. Mijn vraag ging daarover.

Mevrouw Gerbrands (PVV): Omdat het niet alleen bij mantelzorgers over de hoge schoenen loopt, het volgende in aansluiting daarop. Er zijn ouderen die helemaal niemand meer zien. Dit ligt in het verlengde van de vraag van mevrouw Keijzer, maar het is er niet zo ver vandaan.

De voorzitter: Volgens mij hebben we het nu allemaal genoeg gespecificeerd.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb slechts willen waarschuwen voor al te gemakkelijke conclusies en verhalen. Volgens mij halen we nu meer en meer het taboe af van ouderenmishandeling, waardoor er een grotere meldingsbereidheid is. We moeten hier aandacht aan geven, ongeacht het beleid. Laten we niet te gemakkelijk zeggen dat het ene voortvloeit uit het andere. Dat is inmiddels genuanceerd, maar laten we wel zijn: ook met één uur in plaats van twee uur minder huishoudelijke hulp voorkomen we geen babbeltrucs; financiële uitbuiting door een vertrouwenspersoon wordt niet voorkomen door iets meer geld beschikbaar te stellen voor de thuiszorg. Hoe je het verband ook wilt leggen, eenzame mensen zijn kwetsbaar; dat is altijd het geval, ongeacht het beleid. Daarom zetten we dit beleid ook in. Ik vind het te gemakkelijk om dergelijke relaties te suggereren, omdat die het verkeerde accent leggen. Het is dan alsof door één uur extra huishoudelijke hulp ouderenmishandeling zou kunnen worden voorkomen. Die indruk moeten we echt niet wekken, maar ik begrijp dat deze wens ook niet bestond. Vandaar dat we onze inspanningen tegen ouderenmishandeling laten wat ze zijn.

De heer Krol vroeg aandacht voor de veiligheidsadviseur. Ik ben wat aarzelend over een functionaris. Nogmaals, we zullen bespreken hoe we in het actieplan de voorlichting en de aandacht voor weerbaarheid verder kunnen versterken. Ik zou graag willen dat er op dit gebied een cultuurverandering kwam bij zorginstellingen, banken, notarissen en organisaties. In onze vergrijzende samenleving moeten we op een andere manier gaan nadenken over wat «veiligheid» is en over de wensen van een nieuwe generatie die ouder wordt. Ik denk dat dit ook de cultuurverandering is waarnaar de heer Krol verwijst. Ik denk niet dat het in het leven roepen van een meneer of mevrouw de oplossing oplevert voor dit vraagstuk. De heer Krol heeft gelijk dat dit deels een cultuurvraagstuk betreft. Het is ook een kwestie van respect. Ik wil dat al die organisaties daar rekening mee houden. Ik wil niet dat dit wordt uitbesteed aan weer een nieuwe functionaris. Ik zal de Kamer bij de voortgang van het plan van aanpak informeren over de meest effectieve aanpak met betrekking tot vervolging, voorlichting en de samenwerking met de ouderenbonden.

Ik denk dat de decentralisatie ook kansen biedt voor een uniforme aanpak. Ouderenmishandeling was al in 2010 een thema. Door de decentralisaties, door de AMK's en Veilig Thuis en door de grotere aandacht van gemeenten hebben we er nu gewoon 400 paar ogen bij. We zien dus dat er 400 keer meer wordt nagedacht, bijvoorbeeld op lokaal niveau, over de vraag of dit vóórkomt en wat eraan kan worden gedaan, eventueel toegespitst op de lokale omstandigheden. Ik denk dat dit kan zorgen voor meer aandacht voor dit onderwerp. Ik zie dat nu al gebeuren. Ik ben daar positief over. Ik zie dat heel veel centrumgemeenten, en in hun spoor andere gemeenten, nu veel meer aandacht hebben voor dit onderwerp. Zo is er meer aandacht voor dit onderwerp dan ooit. Ik denk dus dat de decentralisatieaanpak kansen oplevert.

De heer Krol (50PLUS): Wat gaat de Staatssecretaris doen aan de gemeenten waarin dit niet goed gaat?

Staatssecretaris Van Rijn: Die gaan we daarop aanspreken. Daarvoor hebben we ook het plan van aanpak. We hebben niet alleen de pilots om te bekijken wat goed werkt; wat werkt, willen we ook breed gaan invoeren. We zorgen ervoor dat gemeenten worden aangesproken als dit niet het geval is.

De heer Van Dijk vroeg terecht om een bevestiging op het punt van de vervolgingskans. Die is niet alleen erg belangrijk voor de bestraffing van zaken die verkeerd zijn gegaan, maar ook voor een cultuur van «je doet zulke dingen gewoon niet». Daarbij hoort het vertrouwen in de samenleving, die ervoor zorgt dat dit, als het voorkomt, gewoon op de juiste gronden wordt vervolgd.

Ik ben het eens met de heer Van Dijk dat banken en notarissen een zeer grote rol kunnen spelen bij het voorkómen van financiële uitbuiting. Hij roerde als eerste het punt aan van eenduidigheid in de aanpak van de banken. Ik denk dat er op dat punt inderdaad een tandje bij kan. Ik zal dit nadrukkelijk onder de aandacht brengen van de Nederlandse Vereniging van Banken.

Mevrouw Keijzer had het over de Dag tegen de Ouderenmishandeling. Dat is een internationale dag, georganiseerd door de Verenigde Naties. We hebben die dag dus niet zelf kunnen uitkiezen. Kennelijk was er internationaal nog een gaatje te vinden. Ik ben het met haar eens dat die dag zelf niet heel belangrijk is, maar dat zo'n dag kan bijdragen aan snel meer aandacht voor het onderwerp.

Het SCP-onderzoek inventariseert de bestaande kennis over de aard en omvang van het probleem. Daarnaast is er de Monitor Langdurige Zorg, waarbij in het algemeen de kwaliteit van leven van ouderen in Nederland wordt nagegaan, evenals het beleid ten aanzien van langdurige zorg en de belasting van mantelzorgers. Dit zit dus al in het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau geïntegreerd. We hebben het planbureau gevraagd om aandacht voor mantelzorgers: wijzigt hun positie in de toekomst en hoe kijken we daartegenaan? Langzamerhand komen er de nodige publicaties en onderzoeksresultaten. Zowel in de Monitor Langdurige Zorg als in het onderzoek naar ouderenmishandeling wordt bekeken wat een en ander betekent voor de belasting van mantelzorgers, wat we hierover kunnen leren en hoe dit verder kan worden gevolgd. Ook hierbij wil ik een beetje pragmatisch zijn. Wij zullen, los van welk beleid ook, in een samenleving terechtkomen waarin we te maken krijgen met mensen die almaar ouder worden. Op een gegeven moment gaat één of gaan beide partners iets mankeren, waardoor de druk op mantelzorgers toeneemt. Precies daarom wil ik dat er in het gemeentelijke beleid, in het beleid van de zorgkantoren en in het beleid van de zorgverzekeraars bij de vormgeving van de zorgverlening meer aandacht komt voor de positie van de mantelzorgers. Dat is eigenlijk in alle wetten al gedaan, met meer aandacht voor mantelzorg in de cliëntenondersteuning en bij de informele zorgagenda. We kunnen best discussiëren over aspecten van het beleid. We kunnen het daarover soms zelfs oneens zijn, maar ik constateer dat het in onze vergrijzende samenleving sowieso nodig is om meer en meer aandacht te geven aan mantelzorg, zeker als zaken uit de hand dreigen te lopen en als mensen moeten worden ondersteund. We moeten niet alleen maar kijken naar kwetsbare cliënten of patiënten, maar ook naar de kwetsbare mantelzorgers. Dat wordt een zeer belangrijk onderwerp. Ik hoop dat men in al mijn brieven ziet dat ik meer aandacht wil voor dit onderwerp, of ze nu gaan over dementie, het gemeentelijke beleid, de huisarts enzovoorts. Ik denk dat we deze opvattingen allemaal delen.

Over de banken heb ik al iets gezegd. Ik denk dat het goed is om meer eenduidigheid te organiseren. Ik neem het punt van mevrouw Van der Burg over de digitale toegang mee naar mijn besprekingen met de notarissen. Ik denk dat we het eens zijn over de meldcode. De quickscan is nuttig voor het meten van het gebruik en het aanspreken van de beroepsgroep als die zaken onvoldoende van de grond komen. De outcomecriteria zijn niet alleen maar een steeds terugkerend stokpaardje van mevrouw Van der Burg; weet dat dit ook voor mij een belangrijk punt is bij het effectiever maken van het beleid.

De voorzitter: Ik ga nu de lijst met toezeggingen doornemen:

  • de Staatssecretaris zal samen met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie kijken naar de afgifte van vog's in relatie tot veroordelingen voor diefstal;

  • de Kamer wordt nader bericht over het onderzoek naar psychofarmaca;

  • in de volgende voortgangsrapportage van half juni zal de Kamer nader worden bericht over de implementatie van de volmacht voor levenstestamenten en de digitale toegang tot het Register Levenstestamenten;

  • in de volgende voortgangsrapportage van half juni wordt de Kamer bericht over het gesprek met de beroepsorganisaties over de meldcode en over de outcomecriteria;

  • de Staatssecretaris gaat samen met de Staatssecretaris van V en J kijken naar het seponeren van strafzaken door het Openbaar Ministerie, en specifiek naar de reden voor de aangedragen casus;

Staatssecretaris Van Rijn: Volgens mij zou ik met mijn collega gaan spreken over de vraag of wij meer informatie kunnen krijgen over een aantal zaken die met ouderenmishandeling worden aangemeld, dus of wij daar op een andere wijze zicht op kunnen krijgen.

De voorzitter: Deze toezegging zal door de griffier in die zin worden geherformuleerd.

  • de Staatssecretaris zal de aangiftebereidheid bij het vermoeden van diefstal aan de orde stellen bij de werkgeversorganisaties;

  • in de volgende voortgangsrapportage van half juni zal aandacht worden besteed aan de vijfde pijler van de juridische aspecten aangifte, opsporing, vervolging en registratie.

Volgens mij zat die laatste al in het actieplan, ook van half juni. We halen «voortgangsrapportage» en «het actieplan» door elkaar.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Volgens mij was dat punt van de aangiftebereidheid iets minder vrijblijvend: we moeten in principe uitgaan van een aangifte, en de Staatssecretaris neemt dat ook zo op. «Aangiftebereidheid» klinkt alsof het ook níét kan worden gedaan. Maar ik ga daar een gesprekje over voeren. We gaan het aangeven, en hoe we dat gaan doen, gaan we regelen.

De voorzitter: Laten we het maar zo formuleren: de Staatssecretaris gaat daar nog extra over door.

Ik zie dat de leden geen aanvullingen meer hebben en dat de Staatssecretaris en zijn staf hier ook mee kunnen leven. Ik dank de Staatssecretaris en zijn staf. Ik dank ook de collega's en verder eenieder die dit debat heeft gevolgd.

Sluiting 16.11 uur.

Naar boven