nr. 31
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
1. Algemeen
In artikel 113 van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt het aantal
te benoemen advocaten-generaal bij de Hoge Raad aan een maximum van zestien
fte (voltijdsfuncties) gebonden. Het voorliggende wetsvoorstel strekt ertoe
dit maximum te verhogen.
In de huidige feitelijke bezetting van de advocaten-generaal bij het parket
is het wettelijk maximum geheel bereikt. De procureur-generaal bij de Hoge
Raad heeft om uitbreiding van het aantal advocaten-generaal verzocht. Redengevend
hiervoor is dat de werkzaamheden van het parket bij de Hoge Raad nog steeds
toenemen. Bovendien is in de afgelopen jaren door een samenloop van omstandigheden
een achterstand in de behandeling van binnengekomen zaken ontstaan. In de
huidige bezetting is het parket niet in staat deze achterstand weg te werken.
Het voornemen bestaat om het maximum aantal advocaten-generaal met zes
formatieplaatsen te verhogen tot tweeëntwintig. De feitelijke bezetting
zal evenwel niet direct met zes advocaten-generaal worden verhoogd. De gedachte
hierachter is dat het wenselijk is dat er tussen het wettelijke toegestane
maximum en de werkelijk toegekende formatie altijd enige ruimte zit. Op deze
manier kan een flexibel personeelsbeleid worden gevoerd en kan een eventueel
gewenste uitbreiding van de formatie worden gerealiseerd, zonder dat er een
wetswijziging aan te pas dient te komen.
In het onderhavige wetsvoorstel is ervoor gekozen om de termijn van inwerkingtreding
te stellen op de derde kalendermaand (artikel II). Dit is gebeurd in verband
met de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari
2002. Ingevolge artikel 169 Trw kunnen wetten die vanaf de inwerkingtredingsdatum
van de Trw door de Koningin worden bekrachtigd, referendabel zijn. Gelet op
het bepaalde in artikel 12, eerste lid Trw kan in referendabele wetten geen
inwerkingtredingsdatum worden opgenomen, die valt in de periode van zes weken
gerekend vanaf het tijdstip waarop in de Staatscourant mededeling wordt gedaan
van de bekrachtiging en de referendabiliteit, omdat rekening dient te worden gehouden met een referendumverzoek. Door te kiezen voor de derde kalendermaand
is verzekerd dat er tussen de uitgiftedatum van het Staatsblad en datum van
inwerkingtreding altijd een periode ligt van ten minste acht weken en enkele
dagen. Dat is voldoende om de zeswekentermijn uit artikel 12, eerste lid,
Trw, in acht te kunnen nemen.
2. Financiële gevolgen
Het wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen.
3. Overleg
De procureur-generaal bij de Hoge Raad en de Nederlandse Vereniging voor
Rechtspraak hebben te kennen gegeven met dit wetsvoorstel te kunnen instemmen.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals