28 322
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met verhoging van het maximale aantal advocaten-generaal bij de Hoge Raad

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

In artikel 111 van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt het aantal te benoemen advocaten-generaal bij de Hoge Raad aan een maximum van zestien fte (voltijdsfuncties) gebonden. Het voorliggende wetsvoorstel strekt ertoe dit maximum te verhogen.

In de huidige feitelijke bezetting van de advocaten-generaal bij het parket is het wettelijk maximum geheel bereikt. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft om uitbreiding van het aantal advocaten-generaal verzocht. Redengevend hiervoor is dat de werkzaamheden van het parket bij de Hoge Raad nog steeds toenemen. Bovendien is in de afgelopen jaren door een samenloop van omstandigheden een achterstand in de behandeling van binnengekomen zaken ontstaan. In de huidige bezetting is het parket niet in staat deze achterstand weg te werken.

Het voornemen bestaat om het maximum aantal advocaten-generaal met zes formatieplaatsen te verhogen tot tweeëntwintig. De feitelijke bezetting zal evenwel niet direct met zes advocaten-generaal worden verhoogd. De gedachte hierachter is dat het wenselijk is dat er tussen het wettelijke toegestane maximum en de werkelijk toegekende formatie altijd enige ruimte zit. Op deze manier kan een flexibel personeelsbeleid worden gevoerd en kan een eventueel gewenste uitbreiding van de formatie worden gerealiseerd, zonder dat er een wetswijziging aan te pas dient te komen.

In het onderhavige wetsvoorstel is ervoor gekozen om de termijn van inwerkingtreding te stellen op de derde kalendermaand (artikel II). Dit is gebeurd in verband met de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002. Ingevolge artikel 169 Trw kunnnen wetten die vanaf de inwerkingtredingsdatum van de Trw door de Koningin worden bekrachtigd, referendabel zijn. Gelet op het bepaalde in artikel 12, eerste lid Trw kan in referendabele wetten geen inwerkingtredingsdatum worden opgenomen, die valt in de periode van zes weken gerekend vanaf het tijdstip waarop in de Staatscourant mededeling wordt gedaan van de bekrachtiging en de referendabiliteit, omdat rekening dient te worden gehouden met een referendumverzoek. Door te kiezen voor de derde kalendermaand is verzekerd dat er tussen de uitgiftedatum van het Staatsblad en datum van inwerkingtreding altijd een periode ligt van ten minste acht weken en enkele dagen. Dat is voldoende om de zeswekentermijn uit artikel 12, eerste lid, Trw, in acht te kunnen nemen.

2. Financiële gevolgen

Het wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen.

3. Overleg

De procureur-generaal bij de Hoge Raad en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak hebben te kennen gegeven met dit wetsvoorstel te kunnen instemmen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven