Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 28165 nr. 272 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 28165 nr. 272 |
Vastgesteld 25 augustus 2017
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 14 juni 2017 over Borging publieke belangen inzake URENCO – openbaarmaking wetsontwerp (Kamerstuk 28 165, nr. 267).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 juli 2017 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 24 augustus 2017 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Duisenberg
De adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de openbaarmaking van het wetsontwerp voor de borging van publieke belangen inzake Urenco en hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Voor de leden van de VVD-fractie heeft het borgen van de belangen van non-proliferatie en veiligheid natuurlijk prioriteit. In hoeverre is het kabinet van mening dat hier in de bestaande situatie niet of niet voldoende sprake van zou zijn? Waarom zou dit in de toekomst niet voldoende zijn, wanneer het Verenigd Koninkrijk en E-ON/RWE eventueel geen aandeelhouder meer zijn?
Het kabinet heeft al op 31 oktober 2016 aan de Tweede Kamer gemeld dat er geen overeenstemming was tussen de betrokken partijen en het wetsvoorstel dus niet ingediend zou worden (Kamerstuk 28 165, nr. 258). Wat is de reden dat er dan nu na ruim een half jaar wordt besloten het conceptwetsvoorstel c.a. openbaar te maken?
Het onderhavige traject is natuurlijk gestart met het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om hun aandelen te willen verkopen. Wat is de stand van zaken in het Verenigd Koninkrijk voor wat betreft het verkopen van hun aandelen? Hoe beïnvloedt het niet tot stand komen van nieuwe afspraken tussen de landen en aandeelhouders de verkoop van de aandelen van het Verenigd Koninkrijk? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de plannen van de Duitse aandeelhouders E.ON en RWE voor het verkopen van hun aandelen?
Hoe gaat het kabinet nu verder met dit dossier? De leden van de VVD-fractie hebben in de brief van 31 oktober 2016 gelezen dat het kabinet het noodzakelijk vindt om in overleg met de verdragspartners alternatieve mogelijkheden te verkennen waarmee de optimale borging van de publieke belangen gegarandeerd wordt. Wat is op dit punt in de afgelopen periode gedaan? Waaraan wordt dan gedacht?
De Duitse aandeelhouders in Urenco hebben «slechts» een derde deel van de aandelen. Waarom is dat in dit geval doorslaggevend?
De Duitse overheid heeft als voorwaarde gesteld dat er een vennootschapsrechtelijke structuur voor Urenco Ltd. wordt geïmplementeerd die een beursnotering uitsluit. De Duitse aandeelhouders E.ON en RWE willen de mogelijkheid ophouden van een beursnotering. Waarom is de Duitse overheid van mening dat een beursnotering moet worden uitgesloten? Wat is de reden dat de beide Duitse partijen een tegengestelde insteek hebben? In hoeverre stond de Duitse overheid alleen in het uitsluiten van een beursnotering, dan wel waren het Verenigd Konikrijk en Nederland daartoe wel bereid geweest?
Het algemene uitgangspunt van het staatsdeelnemingenbeleid is dat als de wet- en regelgeving niet voldoende waarborgen bieden om het publieke belang te borgen, daarvoor het aandeelhouderschap nodig is. Het is opmerkelijk dat eerder al in de Wet luchtvaart in verband met de exploitatie van Schiphol werd gesteld dat het aandeelhouderschap minder geschikt is om de publieke belangen te borgen. En dit lijkt nu ook weer het geval voor Urenco. Graag een reactie van het kabinet. En als je de publieke belangen beter met wet- en regelgeving kan borgen, welke meerwaarde heeft het aandeelhouderschap dan nog c.q. welke extra waarborgen biedt het aandeelhouderschap dan voor het borgen van de publieke belangen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en spreken hun teleurstelling uit over het feit dat het niet is gelukt om tot een gedragen wetsvoorstel te komen ter borging van de publieke belangen in URENCO.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe de prioriteit van het kabinet om de publieke belangen en de veiligheid effectief te borgen, nu concreet gaat worden vormgegeven. Wat gebeurt er als een van de mede-aandeelhouders besluit tot het overdoen van aandelen aan een nu nog onbekende derde? Zijn er andere scenario’s waarbij er veranderingen in aandeelhouderschap optreden waar het kabinet rekening mee houdt? Zijn er mogelijkheden om tot een voorstel te komen dat mogelijk niet door alle (private) aandeelhouders gesteund wordt, teneinde daadkrachtiger tot een oplossing te komen?
De leden van de CDA-fractie hebben vragen over het eindrapport hoogambtelijke werkgroep nucleair landschap, waarin URENCO ook wordt besproken. In dit eindrapport wordt gesproken over het eventueel verkopen van de Nederlandse aandelen van URENCO. Deelt het kabinet die opvatting van de opstellers van het rapport, dat verkoop van de Nederlandse aandelen een optie is? Ziet het kabinet ook reden tot onderzoek naar de wenselijkheid van het juist vergroten van het Nederlandse aandeel, zoals eerder uitgesproken in de aangenomen motie Ronnes-Merkies (Kamerstuk 28 165, nr. 237)?
Tenslotte vragen deze leden naar de eventuele gevolgen van de Brexit voor het URENCO-dossier. Zijn er signalen dat de Britse regering haar huidige standpunt – namelijk het voornemen tot verkoop van de aandelen – over URENCO zal wijzigen als de Brexit realiteit wordt? Is er iets te melden over het huidige standpunt van de Britse regering?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister dat de Duitse aandeelhouders niet akkoord zijn gegaan met het wetsvoorstel tot borging van de publieke belangen inzake URENCO. Zij hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het van groot belang is dat de publieke belangen van veiligheid en non-proliferatie ook in de toekomst bij URENCO goed zijn geborgd. Deze leden vragen de Minister wat de vervolgstappen zijn nu er geen akkoord is bereikt omdat de private aandeelhouders van URENCO zich verzetten tegen het uitsluiten van beursnotering. Ook willen deze leden weten hoe de overheden van Duitsland en het VK de toekomst van URENCO nu voor zich zien. Tevens vragen deze leden wat nu verder de stand van zaken is van het voornemen van de andere aandeelhouders om de eigen aandelen te verkopen. Verwacht de Minister dat hier op korte termijn potentiele kopers voor zouden zijn, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SP-fractie maken uit de brief op dat de privatisering van het Duitse deel van URENCO ertoe heeft geleid dat één private partij wijziging van een verdrag tussen drie landen kan blokkeren. Deze leden zijn benieuwd welke gevolgen voor de veiligheid en andere publieke belangen dit met zich meebrengt, zeker op het moment dat ook de Britse overheid voornemens is haar deel van URENCO te privatiseren.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet om mogelijke oplossingen voor de bestaande impasse waarbij op korte termijn een wetsvoorstel kan worden ingediend. Deze leden vragen hierbij expliciet naar de mogelijkheden om het geprivatiseerde en nog door Groot-Brittannië te privatiseren deel van URENCO te renationaliseren. Is bij het kabinet bekend of de Duitse regering voornemens is de privatisering van het Duitse deel van URENCO ongedaan te maken? De leden van de SP-fractie vragen tevens of het kabinet de mening deelt dat deze ontwikkelingen des te meer vragen om behoud van de bestaande staatsdeelneming in Ultracentrifuge Nederland. Is het kabinet nog steeds van mening, zoals uit antwoorden op schriftelijke vragen van de SP (2013D20964) ook het geval bleek, dat de bestaande situatie de beste garanties op non-proliferatie, nucleaire veiligheid en leveringszekerheid bieden of zou een wijziging van de eigendomsverhoudingen richting een groter publiek aandeel in URENCO hiervoor naar de mening van het kabinet betere garanties bieden?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet toe te lichten welk deel van de omzet van URENCO Nederland bestaat uit de verrijking van verarmd uranium en welk deel uit het opwerken van materiaal tot stabiele isotopen. Deze leden vernemen graag van het kabinet in hoeverre het onderdeel dat stabiele isotopen maakt een zelfstandige staatsdeelneming kan worden gemaakt.
Op 6 juli 2017 heeft de vaste commissie voor Financiën mij vragen gesteld over mijn brief van 14 juni 2017 (Kamerstuk 28 165, nr. 267) over de borging van publieke belangen inzake URENCO. Hierbij beantwoord ik deze vragen, mede namens de ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de fractie van de VVD vragen in hoeverre de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid niet of onvoldoende worden geborgd, zowel in de bestaande situatie als in de toekomst wanneer het Verenigd Koninkrijk en E.on en RWE eventueel geen aandeelhouder meer zijn.
De publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid die zijn gemoeid met uraniumverrijking moeten te allen tijde worden geborgd. Via het Verdrag van Almelo hebben Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland zich gezamenlijk verplicht tot de bescherming van deze publieke belangen voor het gehele concern URENCO. Via de Gemengde Commissie nemen de verdragsstaten bij consensus beslissingen die door URENCO worden uitgevoerd. Daarnaast is URENCO onderworpen aan nationale wet- en regelgeving in de verdragsstaten. In Nederland betreft dit onder meer de Kernenergiewet, de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen. Tot slot is de meerderheid van de aandelen van URENCO thans in publieke handen, hetgeen een belangrijk borgingsinstrument is voor de publieke belangen. Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Duitse private aandeelhouders E.on en RWE zijn elk via hun respectievelijke holdingmaatschappijen voor een derde eigenaar van URENCO, zodat er sprake is van een publiek twee derde meerderheidsbelang. Via dit meerderheidsbelang wordt gewaarborgd dat de beslissingen van de Gemengde Commissie door URENCO worden uitgevoerd, wordt de aansturing van het bedrijf gecontroleerd, kan voorkomen worden dat de algemene vergadering van aandeelhouders besluiten neemt die tegen de publieke belangen ingaan, waarmee voorkomen kan worden dat minderheidsaandeelhouders daadwerkelijke controle over URENCO uitoefenen. Een eventuele verkoop door het Verenigd Koninkrijk van zijn aandeel verandert niets aan de verdragsrechtelijke regeling of aan de nationale wet- en regelgeving die op URENCO van toepassing is, maar zorgt er wel voor dat de controle op URENCO via het publieke meerderheidsaandeel verdwijnt. Het onlangs gepubliceerde maar niet ingediende wetsvoorstel voor een Wet tot uitvoering van het Verdrag van Almelo en daarmee samenhangende verdragen ter bescherming van het publiek belang bij de verrijking van uranium, de productie van radioactieve stoffen en de ontwikkeling en exploitatie van de daartoe strekkende technologie (Uitvoeringswet Verdrag van Almelo) was bedoeld om te voorzien in een alternatief instrumentarium ter borging van de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid.
Deze leden vragen waarom het wetsvoorstel pas onlangs openbaar is gemaakt.
Bij brief van 31 oktober 2016 (Kamerstuk 28 165, nr. 258) heb ik uw Kamer, mede namens de ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken, geïnformeerd dat het wetsvoorstel Uitvoeringswet Verdrag van Almelo vanwege het uitblijven van een akkoord van E.on en RWE niet aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden. Vervolgens heb ik samen met de ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken overwogen dat openbaarmaking van het niet-ingediende wetsvoorstel wenselijk is om transparantie te betrachten over de inzet van het kabinet tot het moment dat E.on en RWE schriftelijk kenbaar hebben gemaakt niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel en de daarbij horende vennootschapsrechtelijke structuur. Het niet-ingediende wetsvoorstel is pas op 14 juni jl. openbaar gemaakt (Kamerstuk 28 165, nr. 267), onder meer vanwege de benodigde tijd om hier overeenstemming over te bereiken met de verdragspartners en de onderneming.
De leden van de fractie van de VVD informeren naar de stand van zaken van de plannen van het VK en E.on en RWE om hun aandelen in URENCO te verkopen.
Bij zowel het Verenigd Koninkrijk als E.ON en RWE blijft de wens tot verkoop van hun aandelen aanwezig.
Voorts willen deze leden weten hoe het niet tot stand komen van nieuwe afspraken tussen de verdragspartners en aandeelhouders de verkoopplannen van het Verenigd Koninkrijk beïnvloedt.
Net zoals het kabinet is het Verenigd Koninkrijk van mening dat van verkoop van de aandelen in URENCO pas sprake kan zijn als de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid op adequate wijze zijn geborgd.
De leden van de fractie van de VVD stellen enkele vragen over de verkenning van alternatieve mogelijkheden om de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid te borgen.
Bij de verkenning van alternatieve mogelijkheden om de publieke belangen te borgen worden alle oplossingsrichtingen in ogenschouw genomen. Deze verkenning vergt een nauwkeurige analyse van het Nederlandse handelingsperspectief, waarover ik mij samen met de ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken buig. Deze verkenning is nog niet afgerond. Zodra dat wel het geval is, zal ik uw Kamer daarover informeren.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom het in dit geval doorslaggevend is dat E.on en RWE slechts een derde van de aandelen hebben.
Hiervoor is al toegelicht dat voor de effectiviteit van het publieke aandeelhouderschap in URENCO doorslaggevend is dat de verdragsstaten een meerderheid van de aandelen houden. Dat is nog steeds het geval, doordat Nederland en het Verenigd Koninkrijk gezamenlijk beschikken over twee derde van de aandelen en de private aandeelhouders E.on en RWE samen over een derde. Dit laatste aandelenbelang van een derde heeft onder de thans geldende aandeelhoudersovereenkomst wel tot gevolg gehad dat E.on en RWE moesten instemmen met een noodzakelijke aanpassing van de statuten van URENCO om het wetsvoorstel Uitvoeringswet Verdrag van Almelo effectief te laten zijn indien dat wel zou zijn ingediend. Het achterwege blijven van deze instemming heeft verdere voortgang met het wetsvoorstel onmogelijk gemaakt.
De leden van de fractie van de VVD stellen enkele vragen over de positie van Duitsland en de Duitse aandeelhouders ten aanzien van de mogelijkheid van beursnotering van de aandelen URENCO.
In de brief van 31 oktober 2016 (Kamerstuk 28 165, nr. 258) heb ik uw Kamer gemeld dat E.on en RWE met name vanwege het ontbreken van de mogelijkheid van beursnotering van de vennootschapsrechtelijke structuur die samenhing met het wetsvoorstel Uitvoeringswet Verdrag van Almelo niet akkoord zijn gegaan. De mogelijkheid van beursnotering was voor E.on en RWE belangrijk met het oog op commerciële overwegingen. Voor Nederland en het Verenigd Koninkrijk was het opnemen van de mogelijkheid van een beursnotering – onder bepaalde voorwaarden – acceptabel. Voor de Duitse overheid was dit niet het geval, nadat gebleken was dat er volgens de Duitse overheid onzekerheid bestond of het Duitse recht wel voldoende mogelijkheden biedt om bij een beursnotering aandeelhouders te toetsen, te schorsen en te verwijderen.
De leden van de fractie van de VVD vragen naar de geschiktheid en meerwaarde van publiek aandeelhouderschap om publieke belangen te borgen.
Zolang de publieke belangen niet geborgd zijn via een andere weg, blijft publiek aandeelhouderschap van de meerderheid van de aandelen noodzakelijk. De borging van die belangen via wetgeving heeft echter de voorkeur van het kabinet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de fractie van het CDA stellen een aantal vragen over alternatieve mogelijkheden om de borging van de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid vorm te geven en over de gevolgen van een mogelijk besluit van medeaandeelhouders tot het verkopen van aandelen aan een derde.
Voor de voortgang van de verkenning van alternatieve mogelijkheden om de publieke belangen te borgen, verwijs ik naar mijn antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van de VVD. Alle oplossingsrichtingen worden momenteel verkend, met inbegrip van die oplossingen die geen medewerking van alle (private) aandeelhouders vergen. In 2013 is afgesproken door betrokken partijen dat zolang de publieke belangen niet zijn geborgd, er geen sprake kan zijn van verkoop van de aandelen door één van de aandeelhouders.
De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet de opvatting van de hoogambtelijke werkgroep nucleair landschap over de mogelijkheid van verkoop van de aandelen URENCO deelt.
Het eindrapport van deze hoogambtelijke werkgroep is op 3 juli jl. door de ministers van Financiën, Infrastructuur en Milieu en Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ondergetekende onderschreven en aan uw Kamer gezonden (bijlage bij Kamerstuk 25 422, nr. 203). De hoogambtelijke werkgroep nucleair landschap stelt ten aanzien van URENCO dat de borging van publieke belangen prioriteit verdient en dat eventuele verkoop van de Nederlandse aandelen uitsluitend pas daarna zou kunnen plaatsvinden. Die opvatting onderschrijft het kabinet.
Deze leden vragen of het kabinet reden ziet om de wenselijkheid van het vergroten van het Nederlandse aandeel te onderzoeken.
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord op gelijkluidende vragen van de leden van de fractie van de VVD over de verkenning die het kabinet uitvoert, waarbij alle oplossingsrichtingen in ogenschouw worden genomen.
Ten slotte vragen deze leden naar de gevolgen van Brexit voor het URENCO-dossier en het voornemen van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien de verkoop van zijn aandelen.
Het Verdrag van Almelo is tot stand gekomen voordat het Verenigd Koninkrijk lid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) was. Het verdrag en de daarin neergelegde samenwerking en het gedeelde toezicht via de Gemengde Commissie is dus al ingericht op een situatie dat het Verenigd Koninkrijk geen deel uitmaakt van de Europese Unie en Euratom. Desalniettemin zou de Brexit gevolgen kunnen hebben voor het URENCO-dossier. De gevolgen zijn afhankelijk van de toekomstige onderhandelingen. De voortgang van de aangekondigde Brexit en mogelijke gevolgen voor het URENCO-dossier worden daarom nauwlettend in de gaten gehouden, ook door andere partijen in de nucleaire industrie van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Ten aanzien van het voornemen voor de verkoop van de aandelen kan worden opgemerkt dat in 2013 door betrokken partijen is afgesproken dat er geen sprake kan zijn van verkoop van de aandelen in URENCO zolang de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid daarbij niet zijn geborgd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 vragen wat de vervolgstappen zijn nu er geen akkoord met E.on en RWE is bereikt.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op leden van de fractie van de VVD. Hierin geef ik aan dat alle oplossingsrichtingen in ogenschouw worden genomen maar dat deze verkenning nog niet is afgerond.
Deze leden willen ook weten hoe de overheden van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland de toekomst van URENCO voor zich zien.
In de antwoorden op vragen van leden van fracties van de VVD en CDA is aangegeven wat de standpunten van de overheden van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland zijn. Wat er verder over de toekomst van URENCO wordt besproken tussen de verdragsstaten in de Gemengde Commissie is vertrouwelijk en daarover kan ik dan ook geen mededelingen doen.
Tot slot vragen deze leden naar de voornemens van de andere aandeelhouders om hun aandelen te verkopen en of hier op korte termijn potentiële kopers voor zijn.
Voor de voornemens van andere aandeelhouders verwijs ik naar mijn antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van de VVD. Er zijn de afgelopen jaren enkele partijen geweest die interesse hebben getoond in de ontwikkelingen van de eventuele verkoop van aandelen van URENCO. Het is op dit moment lastig in te schatten hoe serieus deze belangstelling is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de fractie van de SP vragen wat de gevolgen zijn van het blokkeren door één private partij van een wijziging van een verdrag tussen drie landen, zeker als ook het Verenigd Koninkrijk voornemens is haar deel van URENCO te privatiseren.
Allereerst merk ik op dat van een verdragswijziging of een blokkade daarvan door een private partij geen sprake is. Alle besprekingen tot nu toe hadden als uitgangspunt dat de bestaande verdragen ongewijzigd zouden blijven. E.on en RWE konden het indienen van het wetsvoorstel Uitvoeringswet Verdrag van Almelo blokkeren door niet akkoord te gaan met een wijziging van de ondernemingsstructuur van URENCO die noodzakelijk was om het wetsvoorstel effectief te laten zijn. Over een wijziging van die structuur is de instemming van alle aandeelhouders nodig. In 2013 is door betrokken partijen afgesproken dat er geen sprake kan zijn van verkoop van de aandelen in URENCO zolang de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid daarbij niet zijn geborgd.
De leden van de fractie van de SP vragen naar alternatieve mogelijkheden om op korte termijn de publieke belangen te borgen en de nog door het Verenigd Koninkrijk te privatiseren aandelen te renationaliseren.
Voor wat betreft de alternatieve mogelijkheden om de publieke belangen te borgen verwijs ik naar mijn antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van de VVD.
Deze leden vragen of Duitsland voornemens is om privatisering van het Duitse deel van URENCO ongedaan te maken.
Het Duitse deel van URENCO is nooit in publieke handen geweest. Het ongedaan maken van een privatisering is dan ook niet aan de orde.
De leden van de fractie van de SP vragen of het kabinet vindt dat de bestaande staatsdeelneming in Ultracentrifuge Nederland behouden moet blijven en of de publieke belangen in de bestaande situatie het beste zijn geborgd, of dat wijziging van de eigendomsverhoudingen betere garanties zou bieden.
Zolang Nederland indirect aandeelhouder is in URENCO, is er geen aanleiding een wijziging aan te brengen in de eigendomsverhoudingen van Ultracentrifuge Nederland.
De leden van de fractie van de SP vragen tot slot welk deel van de omzet van URENCO Nederland bestaat uit de verrijking van verarmd uranium en welk deel uit het opwerken van materiaal tot stabiele isotopen en of het onderdeel dat stabiele isotopen maakt een zelfstandige staatsdeelneming zou kunnen worden.
De businessunit Stabiele Isotopen is onderdeel van URENCO en is ondergebracht bij de Nederlandse vestiging van URENCO. URENCO rapporteert alleen over de totale omzet en niet over wat de bijdrage van iedere vestiging of businessunit aan de omzet is. Als Stabiele Isotopen een zelfstandig bedrijf zou zijn, met zijn eigen verrijkingstechniek en -activiteiten, blijft de noodzaak om voor dat bedrijf de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid via het publiek aandeelhouderschap te borgen. Alleen als de verrijkingstechniek en -activiteiten bij URENCO zouden blijven, vervalt de noodzaak. Deze businessunit c.q. het bedrijf is dan nog steeds geheel afhankelijk van URENCO voor de vervaardiging van zijn producten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28165-272.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.