nr. 127
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2002
Tijdens de behandeling van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) voor het jaar 2002 heb ik toegezegd om samen met de collega's
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Financiën u over het zak-
en kleedgeld (Handelingen II, 5 december 2001, Noot, TK 32, pagina 32-2400
en 32-2401) te informeren. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
Het zak- en kleedgeld is geregeld in artikel 31 van de Algemene bijstandswet
en is de uitkering die personen ontvangen die in een inrichting verblijven
en die zijn aangewezen op een algemene bijstandsuitkering. Het zak- en kleedgeld
is, evenals de overige bijstandsnormen, afgeleid van het netto minimumloon.
In de antwoorden van 29 mei 2002 op vragen van de vaste Commissie voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid is de Minister van SZW mede namens de Minister
van VWS en mijzelf uitvoerig ingegaan op de totstandkoming van de bijstandsnorm
voor personen in een inrichting (Kamerstukken II 2001/02, 25 424, nr.
44).
Kern van de antwoorden is dat voor de bepaling van het niveau van dit
specifieke bedrag destijds aan de hand van het budgetonderzoek van het CBS
is vastgesteld dat zelfstandig wonende bejaarden in de lagere inkomensgroepen
circa 32% van hun inkomen besteedden aan persoonlijke uitgaven zoals kleding,
lichamelijke verzorging, ontspanning en deelname aan het maatschappelijk verkeer.
Vervolgens is dit normbedrag gekoppeld aan het netto minimumloon. Sindsdien
volgt het bedrag, evenals de overige bijstandsnormen, de ontwikkeling van
het netto minimumloon.
Ter uitvoering van de motie Melkert (Kamerstukken II 1999/2000, 26 800,
nr. 8) is de bijstandsnorm voor het zak- en kleedgeld per 1 juli 2001
extra verhoogd met € 22,69 per maand voor alleenstaanden en alleenstaande
ouders en met € 14,12 per maand voor gehuwden.
Eerder is, ter uitvoering van de motie Melkert, deze extra verhoging echter
al ten goede gekomen aan verzekerden die in een AWBZ-instelling verblijven
en de zogenoemde hoge inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. Dit is
voor verzekerden van 65 jaar en ouder gerealiseerd per 1 juli 1999 en
voor verzekerden tot 65 jaar per 1 juli 2000, door invoering van een
extra aftrek ingevolge het Bijdragebesluit zorg.
Het zak- en kleedgeld is tevens het bedrag dat verzekerden die in een
AWBZ-instelling verblijven en de zogenoemde hoge inkomensafhankelijke eigen
bijdrage betalen, na betaling van die eigen bijdrage minimaal van hun inkomen
ter vrije besteding moeten overhouden. De meeste verzekerden houden echter
meer over dan zak- en kleedgeld. Er gelden namelijk voor de vaststelling van
de eigen bijdragen diverse extra aftrekposten.
Door een aantal maatregelen heeft het kabinet er de afgelopen jaren voor
gezorgd dat het vrij besteedbaar inkomen (het netto-inkomen na het betalen
van de eigen bijdrage) van verzekerden in AWBZ-instellingen is verbeterd.
Deze maatregelen betreffen de verhoging van de bijstandsnorm zoals hiervoor
is aangegeven, verhoging van de fiscale ouderenkorting alsmede invoering van
de fiscale jonggehandicaptenkorting. Voor deze fiscale kortingen gelden extra
aftrekposten voor de vaststelling van de eigen bijdrage, zodat ook verzekerden
in AWBZ-instellingen die de hoge intramurale bijdrage betalen deels of geheel
van deze kortingen profiteren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. M. Vliegenthart