Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XVI nr. 125 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XVI nr. 125 |
Vastgesteld 4 juli 2002
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 13 juni 2002 overleg gevoerd met minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:
– de brief van de minister van VWS van 21 mei 2002 betreffende de stand van zaken m.b.t. de registratieplicht van homeopathische geneesmiddelen (28 000-XVI, nr. 117);
– de brief van de minister van VWS van 30 mei 2002 over de registratieplicht homeopathie (VWS-02-671);
– de brief van de minister van VWS van 3 juni 2002 over homeopathische geneesmiddelen (VWS-02-675).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD) wijst op de motie die zij vorig jaar bij de begroting heeft ingediend en die door een ruime Kamermeerderheid is aanvaard. De motie houdt in dat de registratietermijn voor homeopathische middelen met één jaar moet worden verlengd, van 1 januari 2002 tot 1 januari 2003. De minister heeft aangegeven dat zij de motie zo niet wil uitvoeren, maar dat zij 1 juni 2002 als deadline wil hanteren en dat zij daarna wellicht bereid is tot gedogen. Dat vindt mevrouw Van Blerck onvoldoende. Zij vindt dat de minister de motie gewoon moet uitvoeren.
Mevrouw Van Geen (D66) maakt uit de brief van de minister en uit post van fabrikanten van homeopathische geneesmiddelen op dat de strekking van de motie in de praktijk volledig gehonoreerd wordt. De motie is bedoeld als een maatschappelijk effect en niet als een competentiestrijd tussen de minister en de Kamer. Zij vindt dat er geen enkele reden is om nu alsnog de strijd aan te gaan.
Mevrouw Arib (PvdA) is het met de minister eens dat de fabrikanten van homeopathische geneesmiddelen lang genoeg de tijd hebben gehad om een aanvraag in te dienen. De fabrikanten hebben aangegeven dat zij te lang hebben moeten wachten, waardoor de registratie niet tijdig is afgerond, maar de minister is in verschillende rechtszaken in het gelijk gesteld.
De fabrikanten hebben de dossiers te laat of onvolledig aangeleverd en de registratieplicht is niet onrechtmatig uitgevoerd. Uit de brief van de minister maakt zij op dat 2600 middelen geregistreerd zijn en dat voor de belangrijkste indicaties een middel beschikbaar is. De PvdA-fractie kan dan ook akkoord gaan met het voorstel van de minister.
De heer Buijs (CDA) verwijst naar de brief van de minister van 30 mei 2002 waarin zij schrijft dat zij door de rechter in het gelijk is gesteld. Klopt het dat er toch nog een bodemprocedure loopt? De minister schrijft dat de BFN (Bond Farmabedrijven Nederland) akkoord zou zijn gegaan met de datum van 1 juni 2002. De heer Buijs heeft echter begrepen dat dit een onjuiste weergave van de feiten is. Kan de minister dat nader toelichten?
De heer Zvonar (LPF) sluit zich aan bij de woorden van mevrouw Van Blerck.
De heer Van der Vlies (SGP) sluit zich ook aan bij de woorden van mevrouw Van Blerck.
De minister wijst erop dat zij de motie niet naast zich heeft neergelegd, maar dat zij heeft getracht om de motie uit te voeren, weliswaar niet naar de letter, maar naar de geest. De bedoeling van de motie is dat ongeregistreerde homeopathische middelen niet uit de schappen gehaald worden om ze er later weer terug te zetten als de registratie heeft plaatsgevonden. Dat is niet alleen voor de apotheken en drogisten een vervelende situatie, maar ook voor de mensen die deze middelen gebruiken. Het is echter noodzakelijk om een definitieve datum voor registratie te bepalen. De Raad van State heeft zelfs geoordeeld dat het fout was om de termijn na 1 januari 2001 nog te verlengen, laat staan anderhalf jaar. Ook de rechter heeft de overheid in het gelijk gesteld. Bovendien eist de EU van de Nederlandse regering dat er een registratie van homeopathische geneesmiddelen komt. Het gaat erom de mensen te beschermen. De klassieke homeopathie is waarschijnlijk wel veilig, maar er zijn ook middelen op de markt gebracht die allerminst veilig zijn. Het is noodzakelijk om het kaf van het koren te scheiden.
De registratie-eis gaat in per 1 juni 2002 om de fabrikanten te stimuleren om een aanvraag in te dienen. Als 1 januari 2003 als einddatum wordt gekozen, zullen sommige fabrikanten toch weer achterover gaan leunen. Tussen 1 juni 2002 en 1 januari 2003 zal de inspectie alleen handhaven bij de fabrikanten die nog geen enkel dossier hebben ingediend. De middelen van de fabrikanten die het dossier wel hebben ingediend, maar die nog geen definitief oordeel van het CBG (College ter beoordeling van geneesmiddelen) hebben gekregen, zullen nog niet uit de schappen worden verwijderd. Alle middelen blijven dus in de schappen liggen met uitzondering van de middelen, waarvan de fabrikant niet van plan is om ze te laten registreren. De lijst van middelen staat inmiddels op de website van het CBG.
Er liepen diverse rechtszaken, maar die heeft de overheid allemaal gewonnen. Nehoma en BFN overwegen echter nog een voortzetting, dus bodemprocedures. Er is inderdaad een misverstand ontstaan over de opvatting van BFN. In de brief van 30 mei is vermeld dat BFN het eens is met algemene handhaving per 1 juni. Dat heeft een woordvoerder tijdens een overleg bij het CBG zo uitgesproken, maar die woordvoerder is later teruggefloten door de organisatie. Op 1 juni 2002 is er ook nog geen sprake van algemene handhaving. Van 1 juni 2002 tot 1 januari 2003 is er sprake van selectieve handhaving. De minister heeft het idee dat zij enerzijds de motie van mevrouw Van Blerck heeft uitgevoerd en dat zij anderzijds de druk op de ketel houdt. Zij voelt er weinig voor om die druk steeds van de ketel af te halen.
Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD) vindt het van belang dat de minister haar afspraken nakomt. Het bezwaar van de minister dat uitstel tot afstel leidt, deelt zij niet. Wat haar betreft is 1 januari 2003 de uiterste datum. Zij is uitgegaan van de periode van een jaar om iedereen de gelegenheid te geven om de stukken in te leveren. Nu ontstaat er een onduidelijke gedoogsituatie in de periode tussen 1 juni 2002 en 1 januari 2003.
Mevrouw Arib (PvdA) vindt dat de minister goede argumenten heeft om te kiezen voor de datum van 1 juni 2002 en voor een beleid van selectieve handhaving tot 1 januari 2003. De overheid dient geloofwaardig te zijn en moet dus niet iedere keer met een nieuwe datum komen.
De heer Buijs (CDA) ziet niet in waarom er opeens gekozen moet worden voor de datum van 1 juni 2002. Er is in de motie gekozen voor 1 januari 2003 en dat moet zo blijven. Hij vindt dat de minister zich wat al te gemakkelijk beroept op de uitspraak van de Raad van State en de voorschriften van de EU. De besluitvorming in andere landen verloopt veel trager. Hij vindt het veel duidelijker als de minister uitspreekt dat alle in verkoop zijnde middelen na 1 januari 2003 geregistreerd moeten zijn. Dan hoeft er geen gedoogsituatie te ontstaan in de periode tussen 1 juni 2002 en 1 januari 2003.
De minister wijst erop dat de patiënten op geen enkele wijze gedupeerd worden door de wijze waarop zij de motie-Van Blerck-Woerdman uitvoert. Als zij de datum van 1 januari 2003 had aangehouden, dan waren er aanzienlijk minder dossiers binnen geweest. De minister heeft de Kamer in januari 2002 uitgelegd hoe zij de motie zou uitvoeren, maar de Kamer heeft toen geen tegengas gegeven. De minister ging er dan ook van uit dat de Kamer daarmee kon instemmen. Zij meent dat zij de fabrikanten hiermee op een goede manier tot spoed aanspoort. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de uitspraken van de rechter en de Raad van State. Zij blijft pleiten voor het op deze manier uitvoeren van de motie.
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), fng. voorzitter, Noorman-den Uyl (PvdA), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Van Blerck-Woerdman (VVD), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Arib (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Eurlings (CDA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Zvonar (LPF), Bonke (LPF), Dekker (LPF), Van Geen (D66), Jense (LN), Vietsch (CDA), Jukema (LPF), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA).
Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Vergeer-Mudde (SP), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Smolders (LPF), De Graaf (LPF), De Jong (LPF), Dittrich (D66), Teeven (LN), Wiersma (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28000-XVI-125.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.