28 000 XVI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2002

nr. 102
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 januari 2002

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor te leggen over haar brief van 23 november 2001 inzake het plan van aanpak voor de overdracht van de hulpverlening (28 000 XVI, nr. 21).

De vragen zijn, met de bij brief van 25 januari 2002 door de minister toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

1

Op welke wijze zal vorm en inhoud worden gegeven aan de laagdrempelige, anonieme en seksuologische hulpverlening?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de tussenrapportage – opgesteld door mevrouw Van den Klinkenberg – die u met een begeleidende brief 21 december 2001 is toegestuurd (kenmerk GVM/2 245 691).

2

Op welke wijze gaat de minister garanderen dat de verschillende doelgroepen, zoals allochtone meisjes, zwerfjongeren en gehandicapten worden bereikt via de nieuwe aanpak?

De toegankelijkheid van de seksuologische hulpverlening voor de genoemde doelgroepen is één van de thema's die in de overleggen met de betrokken partijen aan de orde gesteld zijn. Het verloop in het aantal consulten en de toegankelijkheid voor deze doelgroepen van de hulpverlening in abortusklinieken zal nauwkeurig gemonitord worden. Indien de toegankelijkheid onvoldoende blijkt, zal bekeken worden welke acties ondernomen moeten worden.

3

Gedurende hoeveel jaar zal de monitoring plaatsvinden? Wat bepaalt daarbij de keuze? Bent u bereid de Kamer hierover regelmatig te informeren?

In haar eindrapportage zal mevrouw Van den Klinkenberg een voorstel doen voor de aanpak en de looptijd van de monitoring van de continuïteit van de hulpverlening. Ik ben bereid de Kamer over de uitkomsten van de monitoring te informeren.

Vragen VVD-fractie

4

Moet uit de begeleidende stukken geconcludeerd worden dat laagdrempelige seksuologische hulpverlening in Nederland alleen dan mogelijk is indien van overheidswege structureel een bijdrage wordt verleend? Zo ja, is er voldoende inzicht in hetgeen essentieel is voor de instandhouding van een dergelijke hulpverlening (bijvoorbeeld: aan alle seksuologen, verbonden aan de bureaus van de Rutgers Stichting is ontslag aangezegd, terwijl er in geen enkele vestigingsplaats kennelijk een sluitende regeling is getroffen voor overname van de medewerkers)?

Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 11 oktober 2001 is toegezegd dat het huidige aanbod van seksualiteitshulpverlening (zoals door de zeven Rutgers Huizen geboden werd) behouden blijft. De hulpverlening wordt gemonitord. De structurele organisatie en financiering van de seksualiteitshulpverlening zijn nog onderwerp van studie. De resultaten van de monitoring en het ZonMw-onderzoek zullen hiervoor handvatten bieden.

5

Blijkens kopieën van aan de minister gerichte brieven hebben de coördinatoren van de bureaus van de Rutgers Stichting een en andermaal aangedrongen op een rechtstreeks gesprek, waarin zij hun opvattingen over laagdrempelige seksuologische hulpverlening zouden kunnen verwoorden. Heeft een dergelijk gesprek plaatsgevonden? Zo neen, waarom niet?

Ja, vrijdag 18 januari 2002 heeft op ambtelijk niveau een gesprek met de coördinatoren van de Rutgers Stichting plaatsgevonden.

6

Kan een actueel overzicht worden gegeven van het aantal plaatsen waar reeds sprake is van een «eerstelijns centrum voor seksuele en reproductieve gezondheidszorg als opvolger van de Rutgers Huizen», al dan niet in samenwerking en al dan niet onder één dak met de abortushulpverlening?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de tussenrapportage.

7

In hoeverre is in een geval van een eerstelijns centrum, zoals bedoeld in de vorige vraag, een gemengde financiering een obstakel voor goede, laagdrempelige hulpverlening? In hoeverre is een fysiek gescheiden aanbod van functies bij een samenwerking bedoeld als in vraag 4 realistisch gebleken?

Op dit moment is er geen aanleiding om te veronderstellen dat gemengde financiering een obstakel zal vormen voor goede en laagdrempelige hulpverlening. Meer informatie hieromtrent zal uit de resultaten van de monitoring worden verkregen.

Voor de beantwoording van het tweede deel van uw vraag verwijs ik u naar de eindrapportage die ik u na gereedkomen zal toezenden.

8

Wanneer zal het rapport van de «meest recente stand van zaken per stad» van mevrouw Van den Klinkenberg de Kamer bereiken?

De tussenrapportage heeft u eind december ontvangen en de eindrapportage zal ik direct na ontvangst naar de Kamer sturen. Ik verwacht dat dit omstreeks eind februari/begin maart het geval zal zijn.

Vragen CDA-fractie

9

Spelen de Rutgers Huizen een rol bij de uitvoering van het deelprogramma seksualiteitshulpverlening? Zo ja, kan hun inbreng na 1 januari aanstaande wel worden gemist? Hoe wordt voorkomen dat de uitvoering van het deelprogramma hinder ondervindt van de ontwikkelingen die momenteel met betrekking tot de Rutgers Stichting plaatsvinden? Bestaat het risico dat (ex-)zedendelinquenten straks onvoldoende hulpverlening c.q. begeleiding krijgen?

In het lopende programma «Seksualiteit» van ZonMw speelt de Rutgers Stichting geen rol. Het nieuwe programma «Seksualiteitshulpverlening» wordt op dit moment door ZonMw ontwikkeld. De Rutgers Huizen spelen geen rol in de uitvoering van het deelprogramma seksualiteitshulpverlening, maar dehulpverlening die door de Rutgers Huizen werd geleverd wel. Omdat de hulpverlening in de meeste gevallen is overgedragen aan de abortusklinieken, kunnen deze organisaties betrokken worden bij de uitvoering van het deelprogramma seksualiteitshulpverlening. De precieze rol van de abortusklinieken in het programma zal de komende maanden nader ingevuld worden.

Het programma zedendelinquenten zal uitgevoerd worden zolang het ministerie van Justitie subsidie verstrekt.

10

In de accountantsverklaringen staat dat er bij ongewijzigd beleid grote problemen kunnen ontstaan om een kostendekkende exploitatie te bereiken en dat bij toenemende tekorten de continuïteit van de stichtingen in gevaar kan komen. Is het mogelijk om nader aan te geven bij welke stichtingen de tekorten zich hebben voorgedaan en bij welke niet? Kunnen de eventuele verschillen nader worden verklaard?

De grootste verliezen hebben zich bij Rutgers Consult voorgedaan, waar de preventie- en voorlichtingsactiviteiten waren ondergebracht. Het was de bedoeling dat Rutgers Consult projecten uit de markt zou halen en zichzelf zou kunnen financieren. Dit bleef echter achter bij de verwachtingen, waardoor grote financiële tekorten ontstonden. In 1999 is het tekort dat hierdoor ontstond aangevuld met een extra subsidie van VWS.

11

De minister geeft aan dat het de bedoeling is om de bestaande hulpverlening van de Rutgers Huizen op een adequate manier over te dragen en dat zij de hulpverlening op de nieuwe locaties een aantal jaren wil monitoren. Deze intenties van de regering suggereren een zekere zeggenschap van de regering over het lot van de Rutgers Stichting en de Rutgers Huizen. Hoe ver reikt de zeggenschap van de regering precies? Is het voor de regering werkelijk onmogelijk om de, ook door haar, minder gewenste fusie tussen Rutgers Huizen en abortusklinieken tegen te gaan en terug te draaien voor zover deze fusie buiten medeweten van de regering tot stand is gekomen?

De uitvoerende hulpverlening behoort tot het takenpakket en de verantwoordelijkheid van de organisatie zelf. Het ministerie is subsidieverstrekker en kan in die hoedanigheid wel voorwaarden/eisen stellen, bijvoorbeeld aan de toegankelijkheid van de hulpverlening. Uit de resultaten die in de tussenrapportage beschreven zijn, blijkt dat het geen opties is om de samenwerking tussen de Rutgers Stichting en de abortusklinieken terug te draaien.

12

Wat is momenteel de stand van zaken met betrekking tot de gesprekken die er met ZON worden gevoerd over het opzetten van pilots voor eerstelijns centra voor seksualiteit en reproductieve gezondheid?

Recent heeft overleg met ZonMw plaats gevonden over een mogelijke invulling van het deelprogramma seksualiteitshulpverlening en de mogelijkheden van het opzetten van pilots in de eerstelijns centra voor seksualiteit en reproductieve gezondheid. Het is de verwachting dat ZonMw in april of mei mij het definitieve programmavoorstel zal doen toekomen.

13

In hun brief aan de Vaste Kamercommissie VWS wordt door de coördinatoren medische en seksuologische hulpverlening van de Rutgers Stichting nadrukkelijk tegengesproken dat de behoefte aan anonieme seksuologische hulpverlening sterk is afgenomen. Zij wijten de inkrimping van de hulpverlening van de stichting aan «catastrofale beleidskeuzes en mismanagement». Deelt de regering de analyse van de voornoemde coördinatoren? Kan de regering haar antwoord motiveren? (Brief van de coördinatoren medische en seksuologische hulpverlening van de Rutgers Stichting aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15-11-2001)

Op de vraag naar de oorzaak van een afgenomen hulpverleningsaanbod is geen eenduidig antwoord te geven. Een complex aan factoren speelt hierbij een rol. Een gedeeltelijke verklaring zou een dalende behoefte kunnen zijn. Immers, steeds meer mensen kunnen steeds beter terecht bij de reguliere hulpverlening. Een compleet inzicht in de behoefte ontbreekt echter. Een andere factor die meegespeeld zou kunnen hebben is het mismanagement van de afgelopen jaren.

14

Hoe oordeelt de regering over de opmerking van de coördinatoren medische en seksuologische hulpverlening van de Rutgers Stichting dat zij er niet gerust op zijn dat de door de Raad van Toezicht van de Rutgers NISSO Groep geadviseerde beleidslijn zal leiden tot het behoud van een laagdrempelige seksuologische hulpverlening? Zal de regering overigens met deze coördinatoren in overleg treden zoals zij in hun brief vragen? Is er binnen de Rutgers Stichting geen sprake van totaal verstoorde arbeids- en vertrouwensrelaties en is het in deze toestand wel verstandig om haast met fusies en overnamen te maken? Ziet de regering kans om hieraan meer sturing te geven?

De mening van de coördinatoren deel ik niet; op basis van de eerste ervaringen in de abortusklinieken verwacht ik dat de seksuologische hulpverlening voldoende laagdrempelig is. Zoals eerder aangegeven zal nauwkeurig gevolgd worden of de hulpverlening ook voor bepaalde doelgroepen voldoende toegankelijk is.

Vrijdag 18 januari heeft op ambtelijk niveau overleg plaatsgevonden met de coördinatoren van de Rutgers Stichting.

Vragen D66-fractie

15

Is het standpunt van de regering met betrekking tot de overdracht van de functies dat dit te allen tijde naar de GGD-en zal gaan, of zijn er ook mogelijkheden om samenwerking te zoeken met bijvoorbeeld de abortusklinieken?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de tussenrapportage en de begeleidende brief.

16

Is bij de overwegingen die ten grondslag liggen aan deze brief ook de mening van het personeel van de Rutgers Huizen betrokken?

Bij de plannen voor de reorganisatie is het advies van de OR betrokken.

Vragen GroenLinks-fractie

17

In het AO van 11 oktober 2001 is toegezegd «dat (de minister) haar uiterste best zal doen dat men in de vier steden waar de huidige centra gevestigd zijn ook bij de GGD terecht kan en dat in de overige drie steden een andere constructie wordt gekozen.» Op 23 november 2001 wordt over de uitvoering van deze intenties gerapporteerd «in het overleg (met de Rutgers Huizen) is onder meer gesproken over de wijze waarop – binnen het lopende traject – uitvoering gegeven kan worden aan de wensen van de Kamer!» Wat heeft dit overleg opgeleverd? Wanneer is de gespreksronde van mevrouw van den Klinkenberg compleet? Is de minister bereid het verslag van de gesprekken aan de Kamer te zenden?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de tussenrapportage.

18

Welke mogelijkheden heeft de Minister om nadere voorwaarden t.a.v. de hulpverlening te verbinden aan de subsidieverstrekking?

Het ministerie is subsidieverstrekker en kan derhalve voorwaarden verbinden aan de subsidie.

19

Hoe verhoudt zich het gesprek met ZON over pilots voor eerstelijns centra met het feitelijk verdwijnen van eerstelijnscentra per 1 januari 2002?

De bewering dat de eerstelijnscentra per 1 januari 2002 verdwijnen is feitelijk onjuist. De abortusklinieken worden immers omgevormd tot eerstelijnscentra voor geboorteregeling, abortus en seksualiteit. Deze centra kunnen als basis dienen voor de pilots die ZonMw zou kunnen gaan uitvoeren in het kader van het deelprogramma seksualiteit.

20

Hoe realistisch is de huidige kwantificering van de hulpvraag in relatie tot de constateringen in het NISSO rapport dat de eerstelijnszorg geografisch moeilijk bereikbaar is en dat de huidige financiële drempel het bereik voor mensen met een laag inkomen beperkt?

De hulpvraag is op basis van de huidige gegevens moeilijk te kwantificeren. In het kader van het deelprogramma seksualiteit is het de bedoeling om meer inzicht in de vraag naar seksualiteitshulpverlening te verkrijgen.

21

Hebben alle medewerkers van de Rutgers Huizen aan wie per 1 januari 2002 ontslag is aangezegd een aanbod gekregen voor een gelijkwaardige functie die past bij hun expertise en ervaring?

De benodigde formatie in de abortusklinieken is afgestemd op de kwantiteit in de nieuwe situatie (gebaseerd op het aantal consulten in 2000). In oktober 2001 is een sociaal plan opgesteld, op basis waarvan afspraken met alle medewerkers zijn gemaakt. Bij de herplaatsing van medewerkers is rekening gehouden met anciënniteit, expertise en bedrijfsmatige aspecten.

22

Bent u bereid de Kamer een afschrift toe te zenden van uw antwoord op de brief die de coördinatoren van de Rutgers Stichting u op 10 december 2001 hebben verzonden.

De brief is mondeling afgedaan. 18 Januari 2001 heeft een gesprek met de coördinatoren plaatsgevonden, waarin zij hun visie op de huidige ontwikkelingen hebben toegelicht.

23

Is de minister bereid, gezien de stijgende cijfers van abortusingrepen en SOA-gevallen, de Kamer vóór 1 april 2002 te berichten over de ontwikkelingen in de laagdrempelige medische en seksuologische hulpverlening.

Direct na ontvangst zal ik u de eindrapportage toesturen waarin de resultaten van de overdracht beschreven zullen worden. Ik verwacht dat dit zeker voor 1 april het geval zal zijn. Het zal echter enige tijd kosten voordat de uitvoerende hulpverlening op volle toeren draait en resultaten waaraan conclusies kunnen worden verbonden beschikbaar zullen zijn.

Vragen ChristenUnie-fractie

24

In de brief wordt gesproken over het streven naar het fysiek scheiden van het aanbod van functies van zwangerschapsafbreking en seksuologische hulpverlening. Kan nader worden aangegeven wat onder «fysiek gescheiden aanbod» wordt verstaan? Is dat realiseerbaar wanneer er sprake is van dezelfde locatie en van één voordeur?

In de eindrapportage zal uiteengezet worden op welke wijze in de verschillende steden vorm is gegeven aan de fysieke scheiding.

25

Kunnen er garanties gegeven worden dat het hulpverleningsaanbod niet zal plaatsvinden onder de naam en het logo van een abortuskliniek.

De meeste abortusklinieken zijn wat naam betreft niet als zodanig herkenbaar, zoals de Stormkliniek in Rotterdam, het Mildredhuis in Arnhem, de Pretermkliniek in Den Haag en MR'70 in Amsterdam.

Met de betreffende abortusklinieken zullen contracten gesloten worden waarin geregeld wordt dat nog voor vijf jaar de naam Rutgers Huis gevoerd mag worden. In Amsterdam wordt de naamgeving dan MR'70/Rutgers Huis.

26

Waarom beperkt de minister zich voor die steden waar nog geen samenwerking is gestart tot het uitspreken van een «voorkeur» voor samenwerking met een GGD en sluit zij niet uit dat het aanbod van seksuologische hulpverlening bij een abortuskliniek wordt ondergebracht?

Abortusklinieken zien de overname van de seksuologische hulpverlening als een logische verbreding van het takenpakket. Immers, preventie en voorlichting vormen reeds een wezenlijk onderdeel van de hulpverlening in abortusklinieken. Overname van de hulpverlening van de Rutgers Stichting biedt de mogelijkheid tot versterking van deze functies.

GGD-en zien het overnemen van hulpverleningstaken daarentegen als een trendbreuk met en omkering van het in gang gezette beleid.

27

Wat is het oordeel van de minister over de plannen tot uitbreiding van de activiteiten van de abortusklinieken, zoals verwoord in de brief van het StiSAN van 5 november 2001 aan de afdeling Medische Ethiek van het Ministerie?

Deelt zij de opvatting dat het niet op de weg van abortusklinieken ligt om zich te ontwikkelen tot een laagdrempelige hulpverleningsorganisatie voor seksuologische vragen en problemen?

Voorwaarde voor een dergelijke ontwikkeling is in ieder geval dat de abortusklinieken de hulpverlening inderdaad laagdrempelig kunnen aanbieden. Dit zal onder meer moeten blijken uit de resultaten van de monitoring. Half februari spreek ik met de voorzitter van StiSAN (de koepelorganisatie van abortusklinieken) over de (deels gerealiseerde) plannen tot uitbreiding van de activiteiten.

Vragen SP-fractie

28

Valt onder het behouden van het huidige aanbod van laagdrempelige, anonieme en seksuologische hulpverlening ook de multidisciplinaire aanpak van de Rutgers Huizen? Zo nee, waarom niet?

Onder behoud van het huidige aanbod wordt het behoud van de aard en omvang van de seksuologische hulpverlening verstaan. Dit impliceert dat ook de multidisciplinaire aanpak zoals die in de Rutgers Huizen werd gehanteerd behouden blijft, dan wel dit jaar gerealiseerd wordt.

29

Welke stappen worden ondernomen wanneer blijkt dat er geen fysieke scheiding aangebracht kan worden tussen de abortuskliniek en de seksuologische hulpverlening van de Rutgers Huizen en deze hulpverlening daar al wel is ondergebracht?

Vooralsnog ziet het er naar uit dat in elke abortuskliniek waar de hulpverlening van de Rutgers Stichting is ondergebracht een fysieke scheiding van het aanbod kan worden aangebracht.

Indien dit niet mogelijk blijkt, zal in overleg met de kliniek naar een passende oplossing worden gezocht. Te denken valt aan spreekuren op verschillende tijden (beide vormen van hulpverlening worden vaak niet gedurende de gehele dag verleend).

30

Hoe kan gegarandeerd worden dat bij het onderbrengen, bij de GGD, van de seksuologische hulpverlening van de Rutgers Huizen de eigen identiteit, inclusief de naamsbekendheid behouden wordt?

Zoals u in de tussenrapportage heeft kunnen lezen is het niet waarschijnlijk dat de hulpverlening van de Rutgers Stichting wordt ondergebracht bij de GGD-en.

Met de betreffende abortusklinieken zullen contracten gesloten worden waarin geregeld wordt dat nog voor vijf jaar de naam Rutgers Huis gevoerd mag worden. Zo wordt de naamgeving in Amsterdam MR'70/Rutgers Huis.

31

Wat is de huidige stand van zaken van de gesprekken die gevoerd zijn tussen mevrouw van den Klinkenberg en de betrokken instanties en zal de Kamercommissie hiervan regelmatig op de hoogte worden gebracht?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de tussenrapportage. De eindrapportage zal u naar verwachting eind februari/begin maart worden toegestuurd.

32

Wanneer worden de eerste tussentijdse resultaten verwacht naar de seksualiteitshulpverlening in Nederland door ZorgOnderzoek Nederland (p. 2)?

Het merendeel van de projecten die in het kader van dit programma worden uitgevoerd, zullen dit jaar worden gestart. De looptijd van deze projecten bedraagt al gauw vier jaar, waardoor resultaten pas over minimaal vier jaar bekend zullen zijn. Ik zal met ZonMw bespreken op welke termijn een tussenrapportage geleverd kan worden.

33

Sluit het feit dat de nieuwe accountant geen opmerkingen maakt over eventuele onrechtmatige besteding van subsidiegelden uit dat er ook geen misbruik van subsidiegelden is gemaakt?

Ja. De accountant heeft geen aanwijzingen kunnen vinden dat er misbruik van subsidiegelden is gemaakt.

34

In hoeverre zou de Rutgers Stichting subsidie ontvangen in 2002? Zo ja, worden deze gelden dan wederom ingezet voor hulpverlening van de Rutgers Huizen?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de tussenrapportage en de begeleidende brief.

De voorzitter van de commissie,

Van Lente

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Van Lente (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA), Rijpstra (VVD), T. Pitstra (GroenLinks), C. Cörüz (CDA).

Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Verburg (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Ravestein (D66), Slob (ChristenUnie), Van 't Riet (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Rietkerk (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA).

Naar boven