nr. 103
MOTIE VAN HET LID HERMANS
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de laatste wijzigingen in het huurbeleid een bescherming
van de zittende huurder ook na 2010 inhouden;
overwegende, dat doel van het huurbeleid is om inkomens tot € 33 000
te beschermen, doordat 75% van de huurwoningenvoorraad gereguleerd
blijft van de totale voorraad van bijna drie miljoen huurwoningen;
overwegende, dat er een overgangsgebied wordt ingesteld waarin circa 600 000
meer luxe woningen met een hogere WOZ-waarde terecht zullen komen;
van mening, dat de zittende huurders in dat overgangsgebied voldoende
bescherming wordt geboden;
constaterende, dat er sinds 16 jaar een overheidsbeleid bestaat waarin
de meer luxe woningen (boven een aantal WWS-punten) na mutatie van de huurder
geliberaliseerd kunnen worden verhuurd en dat door deze geleidelijke liberalisatie
er in 16 jaar slechts 150 000 huurwoningen geliberaliseerd zijn;
overwegende, dat de Raad van Economische Adviseurs dringend adviseert
om door te gaan met het beleid inzake huurliberalisatie en het liberalisatiebeleid
van de minister beschouwt als een stap op de goede weg, maar nog lang niet
ver genoeg vindt gaan;
overwegende, dat een huurmaximering voor nieuwe huurders die een huurwoning
gaan betrekken in het overgangsgebied en die daarvoor een bewuste keuze maken,
geen huurmaximering nodig hebben;
spreekt uit, dat vrijkomende huurwoningen in het overgangsgebied met ten
minste 135 of meer punten bij een nieuwe verhuring zonder huurprijsmaximering
mogen worden verhuurd en dus ingeschreven kunnen worden in het register van
geliberaliseerde huurwoningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hermans