27 926
Huurbeleid

nr. 103
MOTIE VAN HET LID HERMANS

Voorgesteld 6 april 2006

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de laatste wijzigingen in het huurbeleid een bescherming van de zittende huurder ook na 2010 inhouden;

overwegende, dat doel van het huurbeleid is om inkomens tot € 33 000 te beschermen, doordat 75% van de huurwoningenvoorraad gereguleerd blijft van de totale voorraad van bijna drie miljoen huurwoningen;

overwegende, dat er een overgangsgebied wordt ingesteld waarin circa 600 000 meer luxe woningen met een hogere WOZ-waarde terecht zullen komen;

van mening, dat de zittende huurders in dat overgangsgebied voldoende bescherming wordt geboden;

constaterende, dat er sinds 16 jaar een overheidsbeleid bestaat waarin de meer luxe woningen (boven een aantal WWS-punten) na mutatie van de huurder geliberaliseerd kunnen worden verhuurd en dat door deze geleidelijke liberalisatie er in 16 jaar slechts 150 000 huurwoningen geliberaliseerd zijn;

overwegende, dat de Raad van Economische Adviseurs dringend adviseert om door te gaan met het beleid inzake huurliberalisatie en het liberalisatiebeleid van de minister beschouwt als een stap op de goede weg, maar nog lang niet ver genoeg vindt gaan;

overwegende, dat een huurmaximering voor nieuwe huurders die een huurwoning gaan betrekken in het overgangsgebied en die daarvoor een bewuste keuze maken, geen huurmaximering nodig hebben;

spreekt uit, dat vrijkomende huurwoningen in het overgangsgebied met ten minste 135 of meer punten bij een nieuwe verhuring zonder huurprijsmaximering mogen worden verhuurd en dus ingeschreven kunnen worden in het register van geliberaliseerde huurwoningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Hermans

Naar boven