27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 444 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 december 2011

De vaste commissie voor Defensie1, de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie2 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken3 hebben op 9 november 2011 overleg gevoerd met minister Hillen van Defensie, minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Defensie d.d. 7 juni 2011 over de invoering verlengde basistraining Afghaanse politie (27 925, nr. 428);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 30 juni 2011 over het rechtsstaatontwikkelingsprogramma in Kunduz (27 925, nr. 430);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 juli 2011 over informatie naar aanleiding van berichtgeving over gesprekken tussen de VS en de Taliban (27 925, nr. 432);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 juli 2011 over het verslag van het bezoek van de minister aan Afghanistan op 3, 4 en 6 juli 2011 (27 925, nr. 433);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 oktober 2011 over de stand van zaken brief politietrainingsmissie Afghanistan (27 925, nr. 437);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 oktober 2011 inzake het UNAMA-rapport over behandeling gevangenen in Afghaanse detentiecriteria (27 925, nr. 438);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 oktober 2011 over de reactie op verzoek commissie n.a.v. de stand-van-zakenbrief politietrainingsmissie Afghanistan (27 925, nr. 439);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 25 oktober 2011 over het verslag van het bezoek van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken aan Afghanistan 4–5 oktober inzake de geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz en het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma in Uruzgan (27 925, nr. 440);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 november 2011 over de aanvullende stand van zaken brief politietrainingsmissie Afghanistan (27 925, nr. 443).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Beek

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Defensie,

Roovers

Voorzitter: Van Beek

Griffier: Lemaier

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Beek, Van Bommel, Brinkman, Ten Broeke, Çörüz, Hachchi, Peters, Timmermans en Voordewind,

en minister Hillen van Defensie, minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, minister Opstelten van Veiligheid van Justitie en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Defensie, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en heet alle aanwezigen welkom.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Een paar weken geleden is de commissie, weliswaar ietwat uitgedund, op werkbezoek in Afghanistan geweest. Ik bedank Defensie hartelijk voor dit enerverende werkbezoek. Het blijkt maar weer dat het goed is om een werkbezoek te brengen, dat Defensie bijzonder is en dat wij bijzondere mensen hebben. Men is in een nieuw gebied met nieuwe partners bezig een missie te volbrengen. Ongeacht de vraag wat je van het nut en de noodzaak van die missie vindt, blijkt dat we een heel goed defensiesysteem en heel goede militairen hebben. Hiervoor uit ik al mijn lof. Ik wil alle mannen en vrouwen bedanken die aldaar het werk verzetten.

Dit neemt niet weg dat een ieder op zijn eigen wijze naar die missie mag kijken. Je kunt nooit tegen het nut van deze missie zijn, want deze verricht goed werk. Je kunt echter wel je prioriteiten ergens anders leggen. Levert het voor de toekomst van Afghanistan datgene op wat we voor ogen hebben? Is de strategie goed? De PVV-fractie meent van niet. Zij is totaal niet gecharmeerd van deze missie. Zij constateert dat we meer dan voldoende hebben gedaan en legt de prioriteiten elders.

Er is een aantal zaken opgevallen. Buiten het feit dat we in Kunduz bezig zijn met een zogenaamde politietrainingsmissie, blijkt dat de opleiders daar niet al te veel te doen hebben. Er zijn wat vreemde dingen gaande. De provincie Kunduz is qua oppervlakte ongeveer gelijk aan de provincies Groningen, Friesland en Drenthe tezamen. Het korps bestaat uit circa 1800 man. Een jaar geleden zetten wij grote vraagtekens bij het feit of Afghanistan überhaupt wel in staat zou zijn om al die politiemensen te leveren. Het land liep immers zwaar achter. Vreemd genoeg bleek dat het hele korps nu vol zat met 1800 man. Het salaris van de politieman bedraagt ongeveer $ 120 per maand. Ter vergelijking merk ik op dat een officier van justitie in Kunduz ook $ 120 per maand verdient. Conform Nederlandse maatstaven is dit een redelijk bedrag. Het gemiddelde maandinkomen van iemand in Kunduz bedraagt $ 50 per maand. Als je iets niet begrijpt, moet je altijd het geld volgen. Dit blijkt ook nu het geval. Tijdens het werkbezoek heb ik bij het benaderen van Afghaanse cursisten specifiek gevraagd om een tolk. Deze bleek $ 250 per maand te ontvangen. Dit is een gigantisch bedrag, dat neerkomt op vijf keer modaal. In Nederlandse termen is dit vrijwel gelijk aan de balkenendenorm. Deze vergelijking geeft weer wat er achter de cijfers steekt. Waarom is het korps ineens vol? Mensen willen er graag werken, echter niet vanuit een bepaalde overtuiging of visie. Zij doen dit om een puur Afghaanse reden: degene die betaalt, bepaalt. Die $ 250 per maand is doorslaggevend voor al die mensen die in hun hele leven nog nooit zo veel geld per maand verdiend hebben. Is dit een probleem? Ja. Ten eerste is de verhouding helemaal zoek. Een officier van justitie verdient $ 120 en een politieman twee keer zo veel. Als je in dit land een rechtsstaatsysteem wilt opbouwen, zul je dat gelijkmatig moeten doen. Je hebt niets aan politie als je niet kunt vervolgen en geen OM hebt. In de keten vormt dit een probleem. Ook in de toekomst zorgt dit voor moeilijkheden. Tot nu toe betalen wij de salarissen van die politiemensen. In de toekomst is het de bedoeling dat Afghanistan zijn eigen systeem gaat overnemen. Is het hiertoe in staat? Er zijn 34 provincies. Nederland betaalt $ 10 miljoen aan salarissen per jaar. Voor heel Afghanistan komt dit uit op $ 340 mln. Het bruto nationaal product van Afghanistan is $ 1,5 mld. De salariëring bedraagt derhalve ruim 20% van het bruto nationaal product. De Afghanen kunnen dit nooit betalen. Ik verwacht dat de salarissen in 2014, als de internationale gemeenschap haar handen ervan aftrekt, omlaag zullen gaan. Ongetwijfeld zal de internationale gemeenschap nog wel iets bijdokken, maar de Afghanen moeten ook meebetalen. Een groot deel van de mensen, die wij zo bloedig hebben opgeleid, zal de staat dan de rug toekeren en bekijken of er elders niet wat meer geld te verdienen valt. Dit is immers het wezen van de Afghaan. Waarom geschiedt een en ander dan toch op deze manier? Ik maak een kleine rekensom. Als al die 1800 politiemensen een gemiddeld jaarsalaris verdienen van zegge $ 4 000 – ik neem het ruim, omdat er ook hoge politiemensen zijn die meer verdienen – kom ik uit op $ 7,2 mln. Waarvoor staat die $ 10 mln. dan precies? Ik mis nog een bedrag van bijna $ 3 mln. Dit wordt wellicht gebruikt als omkoopgeld of is bedoeld voor zaken die allemaal aan de pan blijven hangen.

De daadwerkelijke reden waarom ook de linkse partijen binnen dit gremium voorstander zijn van deze missie, heeft niets te maken met het opbouwen van een rechtsstaatsysteem en alle mooie verhalen die we in de brieven lezen. Nee, natuurlijk niet. Deze heeft alles te maken met het in stand houden van de hulpverleningsindustrie. Die moet namelijk draaiende worden gehouden. Partners van sommige Kamerleden moeten gewoon hun aanvragen kunnen doen en die moeten gehonoreerd worden. In deze achterliggende gedachte hebben rechts en links elkaar gevonden. Nederland behoort niet langer tot de G20, doordat het niet langer met meer dan 3000 man in Afghanistan zit. Rechts zou dit graag anders zien, daar het lidmaatschap van de G20 bepalend is voor het aanzien van Nederland binnen de internationale gemeenschap. Het CDA en de VVD menen dat we voor $0,5 mld. moeten participeren in die missie, zodat we wellicht weer erbij kunnen horen. De PVV-fractie doet niet mee aan dit verhaaltje. Die hulpverleningsindustrie mag wat haar betreft sowieso worden afgebroken. Zij ziet hierin geen enkele heil. Nederland moet dat internationale aanzien niet kopen, maar verdienen. Nederland is de zestiende economie in de wereld. Als het in de wereld kennelijk zo onrechtvaardig verdeeld is, dat we niet tot de G20 behoren, moeten we iets doen.

Ik kom op het algemene beeld dat ik van het werkbezoek heb gekregen. De discussie over de border police komt eraan. Ik zeg tegen iedereen in de zaal: laat u zich niets wijsmaken! De border police is een semi-militaire politie-eenheid, die samen met militairen oorlog voert tegen de taliban, dat gespuis dat de grens met Pakistan oversteekt en aanslagen pleegt. Straks zal geopperd worden om het mandaat uit breiden, zodat er niet langer sprake is van een civiele missie. Kan de minister toezeggen dat de Kamer hierover in ieder geval een artikel 100-brief krijgt?. Kennelijk is het allemaal niet zo belangrijk. Dit is een klap in het gezicht van de militairen die op dit moment daar de missie uitvoeren. Kennelijk is zo'n civiele missie een mooi politiek steekspelletje geweest om de achterban van GroenLinks zover te krijgen om voor deze missie te stemmen. Dit is te walgelijk te woorden.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter, ik complimenteer de heer Brinkman met het feit dat hij op een heel constructieve wijze kijkt naar de missie in Kunduz, ondanks de keuze die zijn fractie hierover heeft gemaakt. Hij is ook in Kunduz geweest en heeft de mannen en vrouwen daar in de ogen kunnen kijken. Zo ken ik hem ook, zeg ik van politieman tot politieman. Volgens de heer Brinkman staan het nut en de noodzaak van de missie voor de PVV-fractie volstrekt niet ter discussie. De vraag is welke keuze je maakt. De keuze van de PVV is helder. De missie is gestart. De heer Brinkman heeft de mensen daar gesproken en gezien en heeft kunnen constateren dat zij buitengewoon goed werk verrichten. Is hij derhalve bereid om met de regering mee te denken over het, waar mogelijk, verbeteren van die missie? De mensen daar, voor wie de heer Brinkman terecht veel lof heeft uitgesproken, kunnen dan hun werk op de best mogelijke manier blijven doen.

De heer Brinkman (PVV): Natuurlijk niet! Ik ga geen verbetering aanbrengen in een missie, die ik niet voorsta. Dit zou een absurde stellingname zijn. De verwijzing naar mijn trotsheid over de militairen ter plaatse heeft met name te maken met het feit dat deze militairen zich volledig blijken te kunnen aanpassen aan de nieuwe omstandigheden, zoals een nieuw gebied en nieuwe partners. Zij worden internationaal, door de Amerikanen, de Australiërs en in casu de Duitsers, zeer gewaardeerd. Ik ben zeer trots hierover. Dat compliment mag best worden gemaakt. Ik help de heer Ten Broeke echter niet uit de brand op het moment dat GroenLinks hem in de steek laat.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik hoef niet uit de brand te worden geholpen. Het gaat mij om de mensen die daar dat werk verrichten. Dit geldt ook voor de heer Brinkman. De PVV-fractie heeft haar keuze gemaakt en deze buitengewoon duidelijk toegelicht. Nu is de missie echter gestart en heeft ook de heer Brinkman de mannen en vrouwen die daar het bijzondere werk doen succes gewenst. Waarmee wenst hij hen succes, als hij hieraan vervolgens niet wil bijdragen?

De heer Brinkman (PVV): Ik wens hen uiteraard succes met het uitvoeren van hun werk en hoop dat zij heelhuids terugkeren. Als de heer Ten Broeke niet voldoende steun van de linkse partijen kan ontvangen, zal de PVV-fractie voorstellen om de missie te beëindigen en de mensen zo snel mogelijk terug naar Nederland te halen. Dat is mijn concrete inbreng.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. De Kamer heeft verschillende brieven over dit onderwerp gekregen. Vooral de brief van 4 november, waarin enkele opties, aanvullende opties en veranderingen in de bestaande missie worden beschreven, roept bij de SP-fractie vragen op. Passen de wijzigingen die worden aangebracht en de opties waarvoor nu al gekozen lijkt te worden – hiermee bedoel ik niet de opties die bij de conferentie in Bonn aan de orde komen – binnen het bestaande mandaat? Passen deze binnen de aanvullende voorwaarden die de Tweede Kamer heeft gesteld, waarmee de regering heeft ingestemd en waarvoor de minister-president zich persoonlijk garant heeft gesteld? Of had er op basis van die veranderingen een aanvullende artikel 100-procedure gestart moeten worden? Het duizelt mijn fractie inmiddels. Er worden zo veel suggesties gedaan en er heeft al zo veel verandering plaatsgehad. Je zou eigenlijk moeten concluderen dat de missie niet overeenkomt met datgene wat er aanvankelijk in januari is afgesproken. In de brief worden ook wijzigingen en besluiten aangekondigd. Er wordt onderzoek gedaan naar zaken die afhankelijk zijn van de conferentie in Bonn. Wanneer zal de Kamer deze brief accorderen? Op deze vraag moet een volstrekt helder antwoord komen. Wordt er met die aanvullende opties, zoals het opereren van de border police buiten Kunduz, impliciet ingestemd? Of moet er voor de uitwerking hiervan alsnog een aanvullende artikel 100-brief komen met aparte besluitvorming? Dit is een belangrijke politieke vraag, waarop vandaag in dit debat een antwoord moet worden gegeven.

In de brief van 4 november wordt onomwonden erkend dat de opzet van de missie, die in januari met de Kamer is besproken, niet is gelukt. Van de 20 marechaussees zijn er 10 teruggehaald naar Nederland. Nederland wil de Afghanen wel opleiden tot politieagent, maar kennelijk willen de Afghanen niet door Nederland worden opgeleid. Wat is hiervoor de reden? De brief geeft geen antwoord op deze vraag. Betalen de taliban beter? Is men bij de krijgsheren verzekerd van een baan met een langere looptijd? Of is er een andere arbeidsmarktgerelateerde reden? Met andere woorden: heeft de regering wel voldoende arbeidsmarktanalyse gepleegd om te komen tot deze nieuwe invulling van de missie? Of zijn het gewoon veiligheidsvraagstukken en zeggen de Afghanen iets in de trant van: «Ja, ik zal me daar in de vuurlinie laten inzetten, terwijl ik van de GroenLinks-fractie in Nederland niet mag terugvechten.» Ik kan me hierbij wel iets voorstellen. Ik ga ervan uit dat het kabinet op dit punt helderheid geeft.

Er zijn drie beslissingen genomen. Wanneer is het opleiden van het lagere politiekader klaar? Het gaat om een achtweekse junioropleiding in vervolg op de achtweekse basisopleiding. In totaal gaat het om zestien weken. Nederland gaat plusminus 240 agenten ten behoeve van het lagere politiekader voor de provincie Kunduz opleiden. Hierover worden afspraken gemaakt met partners. Met wie is Nederland nu precies in onderhandeling over dit programma? Welke voorwaarden gelden voor dit programma? Wordt dit in 2014 afgesloten of eerder? Hoe staat het met het volgsysteem na dit onderdeel? Deze belangrijke voorwaarde is in januari gesteld en toegezegd door het kabinet. Het blijkt problematisch om, ook nu, vast te stellen wat agenten in Kunduz en de rest van Afghanistan precies doen. De regering erkent dit in haar antwoord op de schriftelijke vragen. Een ander besluit is het train-de-trainerprogramma. Afghaanse trainers lopen met Duitse en Nederlandse marechaussees mee. Hiermee wordt binnenkort gestart. Voor deze optie zijn geen extra marechaussees voorzien. Het is derhalve onduidelijk wat deze zal opleveren. Kan de minister op dit punt een toelichting geven?

De echte verandering zit in het opleiden van het lage politiekader.

Ik kom op de aanvullende opties. Er is een beroep gedaan op Nederland om de opleidingscapaciteit in te zetten voor het opleiden van het lagere politiekader voor de hele noordelijke regio buiten Kunduz. Deze mogelijkheden worden onderzocht. Is Nederland hiertoe bereid? Die indruk wordt internationaal wel gewekt. Als Nederland hiertoe op grond van eerdere afspraken niet bereid zou zijn, had het ook kunnen volstaan met de mededeling: «Helaas, we begrijpen uw verzoek. Gezien de afspraken met de Kamer kunnen we hieraan niet voldoen.» Heeft de minister de indruk gewekt dat hij deze afspraak zal wijzigen?

De Afghaanse grenspolitie is nu een politie-eenheid die, wegens het ontbreken van een Afghaans nationaal leger, ook wordt ingezet bij gewone gevechten. De aanpassing van het mandaat bij opleiding van de grenspolitie is een geforceerde constructie. Er wordt een scheiding beoogd tussen de verschillende taken, groen en blauw. De uitvoerbaarheid van het plan is totaal onduidelijk. Met wie voert de minister op dit punt onderhandelingen? Hij zal aan Afghaanse zijde de bereidheid moeten vinden om te komen tot een scheiding van taken, zodat de op te leiden Afghaanse grenspolitie kan voldoen aan het toetsingskader van GroenLinks. Erkent de minister dat de grenspolitie op dit moment gevechtstaken uitvoert? Er zal een waterscheiding moeten plaatsvinden binnen die grenspolitie, zodat duidelijk wordt dat er andere taken zijn.

Ik keer terug naar de praktijk van de afgelopen maanden. Er zijn in de internationale pers vele berichten verschenen over het feit dat de politie in Kunduz wel degelijk betrokken is bij offensieve acties. De Tweede Kamer zegt dat dit niet mag. De inzet van de politie in Kunduz kan niet worden bevestigd. Althans, dit is het antwoord op de schriftelijke vragen die ik heb gesteld naar aanleiding van die berichten. Die politie-inzet bij offensieve acties wordt niet ontkend. De Nederlandse regering kan ondanks de gemaakte afspraken en het overleg met de Afghaanse partners niet vaststellen wat die Afghaanse politieagenten precies doen. Dit voorspelt weinig goeds voor de toekomst. In de berichten worden zeker zes gevallen genoemd van de inzet van Afghaanse politie in Kunduz bij dergelijke acties. Hierover moet volledige opheldering komen. De wijze van antwoorden op onze vragen is een onheilspellend teken. Erkent de minister dat de politie deel uitmaakt van de contraguerillastrategie die er bij de Afghaanse autoriteiten bestaat, ook voor de inzet van de Afghan Uniformed Police (AUP)? Dit is keer op keer door politiecommandanten aangegeven. Opnieuw gaat de regering in haar brief in op het rapport van de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) over marteling en mishandeling van arrestanten in Afghaanse politiebureaus. Opmerkelijk is het onder curatele plaatsen van de politiecommandant Qatra door EUPOL. Wat is de directe aanleiding hiervoor? Verder is het opvallend dat op EUPOL zwaar wordt bezuinigd door het Europees Parlement. Ook dit is geen bemoedigend teken. EUPOL richtte zich in het verleden exclusief op die politietaken. De SP-fractie heeft hiermee zelfs ingestemd.

Tot slot kom ik op de conferentie van Bonn. Mijn fractie bemerkt een misplaatst optimisme over de toestand in Afghanistan. Het is een belangrijk thema in de internationale discussie over dit land. Er wordt op propagandistische en irreële wijze een beeld geschapen van de politieke toestand in Afghanistan. Ik citeer: «De conferentie staat in het teken van tien jaar wederopbouw en stabilisatie van Afghanistan en behandelt het huidige transitieproces.» Deze beschrijving staat volledig los van de Afghaanse werkelijkheid. Tien jaar oorlog heeft het land immers weinig tot niets opgeleverd.

De brief loopt op tal van manieren vooruit op het einde van het transitieproces in 2014. De vooruitzichten zijn echter somber. Regionale vredesonderhandelingen zijn van groot belang. In dat politieke proces moet ook een rol voor de taliban zijn weggelegd. Eerder was er sprake van onderhandelingen met de taliban, ook buiten Afghanistan. Hierover hoort de Kamer helemaal niets meer. Is hiervan nog sprake? Steunt de minister de gedachte van een regionaal vredesoverleg?

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. In de afgelopen maanden is bevestigd dat er in deze missie twee fundamentele weeffouten zitten. De eerste weeffout is dat de missie onderdeel is van een NAVO-strategie die gericht is op vertrek in 2014. De NAVO helpt de Amerikanen om in 2014 te vertrekken. Alle berichten uit Afghanistan – vanochtend stond er nog een artikel van Theo Koelé in de Volkskrant – laten zien dat het traject om datgene wat je voor ogen hebt te bereiken nog heel veel meer jaren zal duren. Die fixatie op het uit de brand helpen van de Amerikanen door hen in 2014 te laten vertrekken, vormt een hinderpaal voor een meer structurele aanpak van de problemen in Afghanistan. Deze plaagt de missie als geheel.

Een tweede weeffout die Nederland specifiek raakt, is het feit dat we in deze en andere zalen een compleet Haagse werkelijkheid hebben opgetuigd. Na een paar maanden zijn we stomverbaasd over het feit dat Afghanistan zich niet wil schikken naar hetgeen we hier hebben bedacht. Om politieke redenen zijn we niet bereid om uit te gaan van de Afghaanse werkelijkheid en om daarop de noodzakelijke maatregelen in te richten. Mijn bijdrage van vandaag is overigens ook in naam van de Partij voor de Dieren, omdat mevrouw Thieme ziek thuis is. Twee voornoemde structurele weeffouten kenmerken de missie. Op basis hiervan komt mijn fractie tot de conclusie dat zij indertijd terecht deze missie niet heeft gesteund. Dit zegt natuurlijk niets over de mannen en vrouwen die daar nu namens Nederland werken. Het doet mij denken aan een oude roestbak die het niet doet. Deze sleep je naar een autospuiterij, waar je door de beste autospuiters van het land een prachtige nieuwe laklaag erop laat spuiten. Je hebt dan een auto die er prachtig uitziet en waaraan vakwerk is verricht. Hij doet het echter nog steeds niet, omdat de rest kapot is. Dat is het probleem van deze missie. Ondanks het fantastische vakwerk dat door de Nederlanders in Afghanistan wordt geleverd, is sprake van een kader dat niet deugt, niet klopt en de toekomst van het land niet zal dienen. Door collega's is een aantal voorbeelden genoemd. De Nederlandse regering richt zich nu op dat zogenaamde onderzoek. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Van Bommel, dat hiervoor een artikel 100-brief moet komen. We zijn aan het rommelen met de artikel 100-procedure. Exact deze ellende heeft geleid tot de harde conclusies van de commissie-Bakker et cetera. Ik maak mij zorgen over de wijze waarop een en ander wordt gemanaged. Dit heeft alles te maken met die Haagse opportuniteit van de gelegenheidscoalitie over dit onderwerp. In die artikel 100-brief had het kabinet helder moeten maken dat, ondanks maandenlange pogingen, Afghanistan nog steeds niet wil voldoen aan de Haagse werkelijkheid.

We hebben twee keuzes. We passen ons aan aan de Afghaanse werkelijkheid en geven toe dat we mensen opleiden die bedoeld zijn om strijd te leveren tegen de taliban. Vanuit Afghaans perspectief is dit volledig te begrijpen. Het is daar immers nagenoeg een oorlogssituatie. Ze moeten dagelijks vechten tegen de taliban. We kunnen ook concluderen dat het zinloos is om zo veel Nederlands belastinggeld te besteden aan een missie die niets oplevert. De criteria van GroenLinks zijn dusdanig streng, dat we ons werk niet kunnen doen. Dat geld kunnen we beter in iets anders stoppen, zoals ontwikkelingsprojecten et cetera. We kunnen de Nederlandse mannen en vrouwen dan laten terugkeren naar Nederland. Dit zou een heldere, consistente conclusie zijn. Hier moet echter een illusie worden opgehangen, omdat deze broze coalitie anders uit elkaar valt. Ik had verwacht dat de regering een heldere lijn zou kiezen en dat de Kamer op basis hiervan haar conclusies zou kunnen trekken.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik worstel enigszins met de historische consequentie, die gevraagd mag worden van de heer Timmermans als woordvoerder van de PvdA en, in mindere mate, van de Partij voor de Dieren. De PvdA-fractie steunde voluit de oorspronkelijke missie van de NAVO, die toen nog Enduring Freedom heette. Deze commando's hebben keihard huisgehouden in Afghanistan en werden gesteund door de toenmalige regering-Bush. Daarna hebben we enorm ons best gedaan in de provincie Uruzgan. De PvdA kwam toen bedelen bij de VVD-fractie om steun voor de eerste verlenging van de missie in Uruzgan. De PvdA-fractie steunde deze missie, die nog plaatshad onder de vorige Amerikaanse administratie. Vervolgens zei de PvdA: «We hebben een datum en die is heilig. Als we weg moeten, dan moeten we ook echt weg zijn.» Nu zegt de heer Timmermans dat de NAVO-strategie niet klopt, omdat we in 2014 willen proberen om de veiligheid over te laten aan de Afghanen zelf. Waar is de historische consequentie in het betoog van de heer Timmermans?

De heer Timmermans (PvdA): De heer Ten Broeke heeft een heel lange aanloop nodig. Het is bijna verleidelijk om hiervan een jij-bak te maken. De VVD-fractie heeft in deze discussie aardig van positie gewisseld. We kunnen in elkaars richting blijven wijzen, maar dit heeft geen enkele zin. Wij hebben dit bij de beslissing over deze missie uitvoerig besproken. We hebben met elkaar gedeeld dat we een en ander all the way gaan doen, totdat het probleem is opgelost. Het is duidelijk dat de missie is bedoeld om de Amerikanen te laten vertrekken uit Afghanistan, ongeacht de situatie in 2014. Dat is een heel andere situatie dan in het verleden. Mijn fractie geeft reeds een jaar lang aan dat zij de missie niet kan steunen. Deze leidt immers tot meer problemen voor Afghanistan en niet tot een oplossing. De missie werkt niet aan structurele veranderingen voor de veiligheid van Afghanistan. Met alle partijen in Afghanistan, inclusief de taliban, moet tot een vergelijk worden gekomen, opdat een structurele oplossing kan worden bereikt. Het almaar uitstellen en het voortdurend uitdelen van een klap, totdat de taliban ophouden, staat gelijk aan het sluiten van de ogen voor de realiteit en de problemen van de Afghanen. Als de Amerikanen vertrekken, worden de problemen enkel maar groter. Zie maar aan Irak wat er gebeurt als je te snel vertrekt. Om die reden is mijn fractie tegen. We hebben dit al heel vaak met elkaar gewisseld.

De heer Ten Broeke (VVD): Dus we hadden moeten blijven?

De heer Timmermans (PvdA): Nee, de NAVO heeft besloten tot het veranderen van de strategie omdat een en ander niet lukte. De Amerikanen hebben dit duidelijk aangegeven. Ze gaan alles op alles zetten, opdat ze in 2014 hun biezen kunnen pakken. Toen deze nieuwe strategie bekend werd, hield voor de PvdA de steun aan de aanpak op. Ik heb dat hier al zo vaak gezegd. De heer Ten Broeke weet dit heel goed. Ik ben hem dankbaar voor het feit dat hij mij dit nogmaals laat zeggen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De PvdA-fractie verwijt de VVD-fractie dat deze heel consistent alle missies in Afghanistan heeft gesteund. De pot verwijt hiermee de ketel. Beide partijen deden dit immers. Is het voornaamste bezwaar van de PvdA tegen deze missie het feit dat in 2014 de terugtrekdatum voor de surge-troepen is gepland en dat er onvoldoende wordt gewerkt aan een politieke oplossing?

De heer Timmermans (PvdA): Mijn bezwaar tegen deze missie is het feit dat deze plaatsvindt in het kader van een NAVO-strategie die niet deugt en waarin mijn fractie niet gelooft. Bovendien zijn er op verzoek van GroenLinks heel veel Haagse caveats opgetuigd. Dit is zo'n idiote Haagse werkelijkheid. Hierdoor kun je in feite je doelstellingen, namelijk het opleiden van politiemensen om te vechten tegen de taliban, niet verwezenlijken, Dit zijn de twee grote bezwaren tegen deze missie. Aan het eerste bezwaar kan mevrouw Peters niets doen. Wat betreft het tweede bezwaar kan ze aangeven dat ze de missie niet langer steunt, omdat deze niet kan voldoen aan de doelstellingen van GroenLinks.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Historische consistentie is inderdaad een uitdaging voor de PvdA-fractie. Toen er nog geen sprake was van toeters of bellen en er door deze of gene partij nog geen voorkeuren waren geuit over de mate van betrokkenheid bij Afghanistan, heeft de PvdA-fractie hierom een kabinet laten klappen. Toen ze in de positie was om een politietrainingsmissie te steunen in allerlei smaken, rangen en standen, was ze nergens te bekennen. Het verwijt van de heer Timmermans treft derhalve geen doel. Het bezwaar van de PvdA is gericht tegen de NAVO-strategie. Het voornaamste kenmerk van deze strategie is het feit dat er per 2014 een kleurverandering zal plaatsvinden. De heer Timmermans noemt dit een volledige terugtrekking van de troepen. Nu wreekt zich ook, dat hij niet de moeite heeft genomen om mee te gaan met het werkbezoek. De heer Timmermans had dan kunnen horen dat de EU, de NAVO en de Amerikanen na 2014 blijven. De vraag is echter hoe groot het aantal is en of dit op permanente basis zijn. Als duidelijk wordt dat de internationale betrokkenheid van langere duur is – wellicht kan het kabinet hierover uitleg geven of kan de heer Timmermans zelf naar Bonn gaan – is de PvdA dan bereid om de missie alsnog te steunen?

De heer Timmermans (PvdA): Het is een herhaling van zetten. Ik begrijp heel goed dat mevrouw Peters haar eigen ongemak wil camoufleren door tegen mij tekeer te gaan en over zaken te beginnen die niets met de huidige discussie te maken hebben. Ik heb echter geen enkele moeite om aan mijn achterban uit te leggen waarom mijn fractie tegen deze missie is. Ik gun mevrouw Peters evenveel geluk met haar eigen achterban. Ik moet dit echter nog zien.

De PvdA kan deze missie niet steunen om de twee redenen die ik al vier keer heb genoemd. Ten eerste deugt in haar ogen de NAVO-strategie niet. Ja, er zullen altijd mensen achterblijven na 2014. Als de plannen doorgaan, zal echter de positie van de NAVO in het kader van de Afghaanse veiligheid radicaal veranderen. Ten tweede gaat de Nederlandse missie uit van een Haagse werkelijkheid en Afghanistan wenst zich niet hieraan te conformeren. Derhalve klinkt de roep van NAVO-partners, andere partners en Afghanen om de Nederlandse missie aan te passen, zodat deze wel een zinnige bijdrage kan leveren.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik constateer dat er veel mensen zijn die tegenwoordig een patent hebben op de Afghaanse werkelijkheid versus de Haagse werkelijkheid, terwijl ze niet eens de moeite hebben genomen om persoonlijk poolshoogte te nemen.

De heer Timmermans (PvdA): Als onze hele beoordeling van de situatie in Afghanistan afhankelijk moet zijn van een bezoek van een paar dagen, waarbij men slechts een kleine postzegel ziet van hetgeen er in Afghanistan gebeurt, hebben we in deze Kamer een groter probleem dan mevrouw Peters onder ogen wil zien. Deze missie is gebaseerd op een Haags construct. Deze gaat uit van een idiote Haagse werkelijkheid en de krankzinnige gedachte dat je iedere individuele, opgeleide politieman in Afghanistan zou kunnen volgen. Gelooft mevrouw Peters deze flauwekul? Ja, we moeten hieraan voldoen. Ja, er moet een agentvolgsysteem komen, wellicht door toepassing van een chip achter de oren, zodat we de agenten in de gaten kunnen houden. Ja, we moeten misschien ook overwegen om de Afghaanse grenspolitie te trainen, de meest gehate politie in Afghanistan. Aan haar handen kleeft heel veel bloed, zowel van de eigen bevolking als van de taliban. Slaap zacht. Laten we maar net doen of dit een politietrainingsmissie is. Dan komt alles goed.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb grote bezwaren tegen de inbreng van de PvdA. Elke keer krijgen we hier het verwijt te horen dat het om een Haagse werkelijkheid zou gaan. Toen de PvdA en de ChristenUnie in een coalitie zaten en de missie in Uruzgan steunden, heeft de Kamer ook onderhandeld over de vraag hoe die missie eruit zou moeten zien en aan welke voorwaarden deze moest voldoen. De heer Timmermans en ik hebben toen niet zomaar bij het kruisje getekend. We hebben dagen gediscussieerd over de voorwaarden. We hebben problemen en spanningen gehad over de vraag wanneer we wel of niet moesten ingrijpen. De heer Timmermans sprak toen niet over een Haagse werkelijkheid. Waarom nu wel?

De heer Timmermans (PvdA): Om doodeenvoudige reden dat er bij deze missie poppenkast wordt gespeeld. Ik mag de heer Voordewind natuurlijk niets vragen, omdat hij evenmin op werkbezoek is geweest. Kennelijk weet hij ook niets, als we mevrouw Peters moeten geloven. Laat ik ervan uitgaan dat de heer Voordewind wel goed is geïnformeerd. Hij zal het met mij eens zijn dat bij het opstellen van de criteria van deze missie er dingen zijn toegezegd met de persoonlijke garantie van de minister-president. Ieder zinnig mens kon weten dat ze nooit en te nimmer konden worden nagekomen. Deze dingen zijn toegezegd om de ChristenUnie en zeker ook GroenLinks aan boord te krijgen, Het meest schrijnende voorbeeld is het agentvolgsysteem. De heer Voordewind gelooft toch niet daadwerkelijk dat je iedere politieman die is opgeleid in Afghanistan kunt volgen om uit te sluiten dat hij een geweer zal oppakken om te strijden tegen de taliban? Hij kan dit niet waarmaken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het begint me te irriteren dat de heer Timmermans steeds flauwe aantijgingen en persoonlijke opmerkingen maakt. Ik ben dit niet van hem gewend in de periode dat hij staatssecretaris was. Het siert hem niet. We moeten het debat inhoudelijk voeren. Ik gebruik geen insinuerende woorden, ook niet over het feit dat ik niet mee kon met de reis. Dit had andere oorzaken en lag niet mij. Dat verwijt slaat nergens op.

Voorzitter. De vorige keer hebben we gesproken over een opbouwmissie in Uruzgan. Tijdens die opbouwmissie hebben onze troepen, toen we werden aangevallen, ook moeten vechten in Chora. Ik heb de heer Timmermans toen niet horen roepen dat we in een soort dwangbuis zaten en dat we vooral moesten vasthouden aan de opbouwmissie. We moesten terugvechten tegen de taliban. Anders was Chora gevallen, was die weg nu niet aangelegd en was de door ons ingezette ontwikkeling niet doorgezet. De heer Timmermans is tegenstrijdig bezig. Hij heeft een vals gezicht. Toentertijd heb ik hem niet gehoord en nu ineens wel.

De heer Timmermans (PvdA): Ik heb geen vals gezicht. Op 1 december gaat mijn snor eraf en heb ik weer een eerlijk gezicht in de ogen van de heer Voordewind.

Je hoeft niet per se met dat werkbezoek mee om de situatie in Afghanistan te kunnen beoordelen. Het verwijt hierover kwam niet van mij, maar van mevrouw Peters. Zij meent dat je geen oordeel kunt hebben als je niet mee bent geweest op die missie. De heer Voordewind moet zich derhalve tot mevrouw Peters richten.

De heer Voordewind slaat de spijker op zijn kop, Toen het indertijd dreigde mis te gaan in Uruzgan en er ingegrepen moest worden, was mijn fractie bereid om de realiteit van de situatie ter plekke volledig onder ogen te zien. Zij heeft een en ander ook in het kabinet gesteund. Ik vraag de fracties die deze missie steunen, een missie waarin de PvdA niet gelooft, om ook die realiteit volledig onder ogen te zien. Laat hen niet doorgaan met het plakken van de Haagse werkelijkheid op Afghanistan. Deze heeft niets te maken met de situatie aldaar op de grond.

Mevrouw Hachchi (D66): Er is al genoeg gezegd tijdens de interrupties. De heer Timmermans zei heel stellig dat deze missie flauwekul is. Het is volgens hem niet nodig om zelf in het Afghaanse zand te staan teneinde zich een mening te vormen. Dit deel ik. Desalniettemin is het wel degelijk belangrijk om te zien dat elk deel van het land Afghanistan anders is. Kunduz kent een andere situatie dan overige regio's. De heer Timmermans spreekt het liefst met verstand van zaken en kennis. Ik heb gezien dat in Kunduz wel degelijk sprake kan zijn van een succesvolle civiele politietrainingsmissie. Het afdoen van de missie als zijnde flauwekul doet geen recht aan de werkelijkheid in Afghanistan.

De heer Timmermans (PvdA): Als je ter plaatse bent, zie je die Nederlandse trainers mensen opleiden, hetgeen nuttig is. Met de metafoor over die auto en die mooie lak probeerde ik dit duidelijk te maken. Iedere individuele politieman die daar wordt opgeleid is beter dan een politieman die niet wordt opgeleid. Nederlanders kunnen dit ontzettend goed. De kwaliteit van onze inbreng staat buiten kijf. De missie wordt door voortreffelijke mensen geleid. De Afghanen worden door voortreffelijke mensen opgeleid. Dat is mijn punt ook helemaal niet. Ik had een en ander ook graag willen zien. Ik was dan net als mevrouw Hachchi tot de conclusie gekomen dat er fantastisch werk wordt verricht. Het werk wordt echter door de omgeving, de partners en de Afghanen zelf als te beperkt ervaren. De caveats, die vanuit Den Haag zijn meegeven, leiden ertoe dat onze mensen niet kunnen doen wat zij eigenlijk zouden moeten doen. Je moet die realiteit onder ogen durven zien. Dat is mijn punt.

Daarnaast maakt deze missie deel uit van een grotere NAVO-strategie, waarin ik niet geloof. Op dit punt verschillen mevrouw Hachchi en ik van mening. Als je niet in die grotere strategie gelooft, kun je geen steun geven aan een individuele missie, ondanks het feit dat deze goede resultaten oplevert door de kwaliteit van het werk dat Nederland daar levert. Dat laatste geef ik graag toe in de richting van mevrouw Hachchi.

Mevrouw Hachchi (D66): De heer Timmermans wijst op de beperking van de civiele politietrainingsmissie die de Nederlanders nu uitvoeren. Om die reden voeren we dit debat. De Kamer heeft een brief ontvangen en elke fractie heeft deze kunnen bekijken. Wat is volgens de heer Timmermans het alternatief voor die grote strategie? Hij meent dat we na 2014 langer betrokken moeten blijven. De conferentie in Bonn is bedoeld om hierover met elkaar afspraken te maken. De betrokkenheid met de Afghanen blijft wel degelijk. Welke strategie acht de PvdA goed voor Afghanistan?

De heer Timmermans (PvdA): Er moet veel en veel meer in civiele opbouw worden gestoken. Er moet veel minder via dat NAVO-traject gewerkt worden. Er moet meer lange termijninvestering in de capaciteitsopbouw zitten. Deze maatregelen kunnen alleen maar plaatsvinden vanaf het moment dat er tot een vergelijk wordt gekomen met alle partijen in Afghanistan, inclusief de taliban. Als je niet met je vijanden praat, krijg je nooit vrede. De NAVO vormt op dit punt een hinderpaal op weg naar de toekomst van Afghanistan. Zij brengt die toekomst niet naderbij. Dit is ook een van de redenen dat er nu in het Europees Parlement zo kritisch wordt gekeken naar de civiele bijdrage. Het Europees Parlement, waaronder ook de liberale fractie, wil ervoor waken dat de NAVO een te groot hinderblok wordt om datgene te bereiken wat voor de langere toekomst van Afghanistan nodig is.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Vandaag spreken we over de voortgangsrapportage van onze politietrainingsmissie in Kunduz. Alvorens ik hierop inhoudelijk inga, wil ik allereerst de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie bedanken voor de voorbereiding, begeleiding en ons werkbezoek aldaar. Degenen die daar waren, hebben met eigen ogen het belangrijke werk van onze jongens en meisjes kunnen zien. Ons bezoek leerde mij ook dat onze inzet daar een cruciale bijdrage levert aan de doelstellingen van de NAVO om geheel Afghanistan over te dragen aan de Afghaanse overheid. We vergroten de veiligheid in Kunduz en voorkomen dat Afghanistan opnieuw terugvalt in een broeinest van terrorisme, dat westerse waarden onder vuur neemt. Met onze brede inzet verminderen we corruptie en geven we de lokale economie de mogelijkheid om langzaam op te bloeien. Zonder rechtszekerheid zullen investeringen in Kunduz uitblijven en blijven de lokale inwoners in armoede leven. Door een nieuw perspectief te bieden, bieden we een toekomst en wordt duidelijk dat radicalisering geen weg voor de toekomst is. Onze inzet is erop gericht de spiraal van geweld te doorbreken en de Afghanen een nieuw perspectief te bieden. We willen de lokale bevolking de mogelijkheid bieden om opnieuw verantwoordelijkheid te dragen voor haar eigen land. De combinatie van deze aspecten maakt dat het een echt Nederlandse bijdrage betreft, waarmee we ons onderscheiden. Dit bleek al uit de woorden van de Amerikanen over de invulling van de achtweekse training. Niet voor niets werd de Nederlandse inbreng daags na ons vertrek geroemd door de Amerikanen en is inmiddels besloten om het achtweekse curriculum in heel Afghanistan in te zetten. Het is goed om te zien dat ook in Kunduz sprake is van de Dutch approach.

Het «rule of law»-programma heeft een belangrijke rol in die specifieke Nederlandse benadering. Het UNAMA-rapport liet ons zien dat er op dit gebied nog wel een wereld te winnen is. Het onderstreept voor de CDA-fractie de noodzaak van dit programma. Op het terrein van governance en de brede inzet op de juridische sector moeten nog wel slagen worden gemaakt. Op welke manier wordt geborgd dat de Nederlandse inzet daadwerkelijk wordt ingepast in een sterk justitieel kader waarmee de Afghanen uit de voeten kunnen? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de gouverneur van Kunduz?

De CDA-fractie heeft begin dit jaar na een proces van zorgvuldige afweging met overtuiging ingestemd met een nieuwe missie in Afghanistan. Hiervoor had zij een aantal redenen. Ten eerste is onze eigen veiligheid in Afghanistan in het geding. Ten tweede brengt de onveiligheid in Afghanistan vluchtelingenstromen richting het westen op gang brengt. Ten derde zijn we in Afghanistan begonnen aan een klus die nog niet af is. We zijn deze samen met onze bondgenoten begonnen en maken deze samen af. Het is derhalve goed om te zien dat de eerste door Nederland getrainde politieagenten inmiddels een diploma hebben gehaald. Tijdens ons bezoek aan Kunduz bleek dat de waarheid in Afghanistan soms anders eruitziet dan wij hier in Den Haag hadden uitgetekend. Onze mensen doen met gevaar voor eigen leven goed werk. Desondanks worden er mensen teruggestuurd omdat alleen de AUP wordt getraind. Het CDA is van mening dat dit de effectiviteit van de trainingsmissie niet ten goede komt. We hebben daar de capaciteit. Hoe kunnen we deze verder optimaliseren, zodat onze inzet maximaal is? Er zijn mogelijkheden om onderofficieren en trainers te trainen en om curricula te ontwikkelen. Laten we die mogelijkheden dan ook benutten. Ziet de regering verdere mogelijkheden om onze capaciteit effectiever in te zetten?

Tijdens het debat, waarin de Kamer instemming verleende aan de missie, heeft het CDA een belangrijk punt gemaakt van de veiligheid van onze mensen en de inlichtingenpositie van Nederland in Kunduz. De veiligheidssituatie in Kunduz is stabiel. Toch ontvangen wij berichten over andere groepen dan de taliban, die in Afghanistan actief zijn. Is onze inlichtingenpositie dusdanig ingericht dat mogelijke dreiging hiervan in de kiem kan worden gesmoord? De CDA-fractie heeft in eerdere debatten gepleit voor een sterk Afghaans veiligheidsapparaat. Als dit goed georganiseerd is, kan de door Nederland getrainde politie haar werk ook goed doen. Kan het kabinet ingaan op de omvang van het Afghaanse leger en de border police en de eventuele capaciteitsgebreken? De aanslagen die in september op het internationale kamp in Kunduz hebben plaatsgevonden, maken duidelijk dat ook deze missie niet zonder gevaar is. In dat kader pleit de CDA-fractie voor een zo snel mogelijke afronding van de bouw van de permanente infrastructuur Kan de minister dit toezeggen?

Tijdens ons eerdere artikel 100-debat over deze missie hebben we aandacht besteed aan een masterplan voor Afghanistan. Dat plan is er gekomen met de NAVO-strategie. Inmiddels zijn er drie provincies overgedragen aan het Afghaans gezag. Kan de minister ingaan op de praktische invulling van die overdracht en de lessen die hieruit kunnen worden getrokken voor de provincies die zullen volgen? In december zal opnieuw worden gesproken over de toekomst van Afghanistan. De CDA-fractie acht het van groot belang dat er op dat moment meer duidelijkheid komt over het vervolg van de transitie. Kan het kabinet ingaan op de volgende provincies die zullen worden overgedragen? Op basis van welke criteria zal dit gebeuren? Op welk moment zal dit besluit worden genomen? Welke inzet kiest Nederland? Is het kabinet bereid om de Kamer voorafgaand aan de conferentie hierover te informeren? Kan het kabinet ingaan op de zaken die op 2 november in Istanbul zijn besproken? Kan de minister van Veiligheid en Justitie aangeven hoe het staat met de motie-Çörüz c.s. van 25 oktober 2010 (32 500 VI, nr. 30) over de ontwikkeling van een veteranenbeleid voor uitgezonden politieambtenaren?

Het CDA heeft vanaf het begin gepleit voor realiteitszin inzake de missie in Kunduz. De resultaten zullen op termijn zichtbaar worden. De realiteit in Kunduz laat zich niet door Den Haag dwingen. Dit was een belangrijke les van ons bezoek ter plaatse. Het CDA roept het kabinet op om deze boodschap ook buiten de Kamer te verkondigen, zodat onze mensen hun belangrijke werk in Kunduz in relatieve rust kunnen uitvoeren.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. In 2009 dicteerde de Haagse werkelijkheid dat wij bezig waren met een «opbouwmissie», die volgens andere partijen niet anders mocht worden genoemd. Nederlandse militairen vochten in die periode hard in Chora, teneinde in Uruzgan een stabiele situatie te creëren. Twee landen hadden ongeveer dertig trainers actief, die agenten trainden om aan de vervolgfase van Afghanistan vorm te geven. Zodra er een minimale vorm van stabiliteit is gebracht – Al Qaida is er niet meer en de taliban zijn teruggedrongen – wordt er een minimale vorm van veiligheid gecreëerd met eigen agenten. Vandaag is het 2011 en zijn er 1300 trainers actief. 32 landen nemen hieraan deel. De NATO Training Mission-Afghanistan (NTM-A) geeft ongeveer $ 1 miljard per maand uit aan de training van agenten en soldaten. 34 000 Afghanen trainen dagelijks op 70 locaties. De doelstelling is om zo'n 120 000 opgeleide agenten te krijgen en in 2012 zelfs 170 000. Ik ben trots op het feit dat Nederland ook nu in deze provincie een bijdrage wenst te leveren. Ik ben niet in Kunduz geweest, maar wel in die andere gebieden. De politiewoordvoerder van de VVD, mevrouw Hennis-Plasschaert, is er wel geweest en kwam enthousiast terug vanwege het goede werk dat de mensen daar onder leiding van kolonel Nico van der Zee verrichten. Ik wens hen alle sterkte en succes. Misschien moeten we nog eens herhalen waarom we daar zitten. We zitten daar om de justitiële keten, die er voorheen niet was, te versterken. We zitten daar om de capaciteit van de Afghaanse overheid op te bouwen, zodat ze een en ander misschien ooit zelf kan. We zitten er vooral om bij te dragen aan het realiseren van een minimale vorm van rechtsstaat en veiligheid in een land dat de veiligheid van de hele wereld, en derhalve ook dit deel van de wereld, heeft bedreigd. Kort gezegd willen we Afghanistan klaarmaken, opdat na de overdracht van de verantwoordelijkheden de Afghanen het zelf kunnen doen en kunnen zorgen voor de veiligheid van hun burgers. Hiermee kent onze bijdrage ook een eind. Het feit dat een instabiel Afghanistan uiteindelijk ook kan leiden tot een onveilig Nederland, is niet het minste wat wij geleerd hebben.

Laten we kijken naar datgene wat er tot nu toe is gebeurd. Er is een veilige trainingslocatie opgeknapt en in gebruik genomen. De Nederlandse Police Operational Mentor and Liaison Teams (POMLT's) zijn op 1 oktober in Kunduz gestart. Op 1 juli 2011 start ook het rechtsstaatprogramma en worden rechters bijgeschoold. Er worden activiteiten met betrekking tot community policing ontwikkeld. In september 2011 is het eerste provinciale Afghaanse kantoor van de orde van advocaten zelfs geopend. Het NTM-A geeft vanaf 1 oktober 2011 een basistraining in heel Afghanistan, die is uitgebreid van zes naar acht weken. De VVD-fractie had het eerlijk gezegd niet zo op die acht weken. Zij vond dit niet nodig, daar zij die basistraining prima achtte. De idiote caveat inzake het uitbreiden van de basistraining is afkomstig van GroenLinks. Deze is gerealiseerd door de Nederlandse regering, overgenomen door de NAVO en maakt nu school in heel Afghanistan. Mijn hoed gaat af voor degenen die hiervoor hebben gepleit. Wat betreft het Nederlandse curriculum, oftewel datgene wat wij doen in die basistraining, heeft de VVD-fractie ook wel eens twijfels gehad over de noodzaak. Dit curriculum wordt niet eveneens uitgebreid. De Afghanen vragen zelfs of zij de manuals kunnen afnemen. Mijn hoed gaat af voor degenen die dit, in casu de ChristenUnie en GroenLinks, hebben bepleit. Er moet derhalve worden erkend, ook door de VVD, dat de door andere partijen gestelde kwaliteitseisen de missie hebben verbeterd. Over het agentvolgsysteem heb ik ook mijn twijfels. Van de mensen die op werkbezoek zijn geweest, hoor ik dat dit buitengewoon voortvarend en heel modern wordt aangepakt. De Nederlandse politie mocht deze biometrie wensen.

We leven nu in november 2011. Oud-politiechef Piet Deelman gaf aan dat Afghanistan van ver komt. Onder het talibanregime was er geen politiemacht. Ik heb net aangegeven hoe ver we al zijn en hoe ver we hiermee kunnen komen. De missie heeft tot nu toe natuurlijk opstartproblemen. Bij de vorige missies hebben we dit ook gezien. Het is geen kwestie van vraag, want die is er voldoende. Het is ook geen kwestie van aanbod. We hebben daar een geweldig netwerk. We hebben alleen zelf een flessenhals gecreëerd om vraag en aanbod optimaal bij elkaar te brengen. De regering stelt nu voor om die missie, waar mogelijk, elke dag te verbeteren. Dit is haar verantwoordelijkheid. Het is zelfs een verantwoordelijkheid van de partijen die de missie niet steunen, maar die wel van mening zijn dat de mannen en vrouwen die daar op dit moment hun werk doen, succes moeten hebben. Alle partijen hebben hen immers succes gewenst. Om deze reden stelde ik die vraag aan de heer Brinkman.

De regering kijkt in eerste instantie naar, oneerbiedig gezegd, het laaghangend fruit. Zij kijkt naar het lagere kader van de politie. Het Peters/Pechtold-gehalte van de missie wordt hiermee vergroot. De indieners van de motie, die uiteindelijk heeft geleid tot deze activiteiten, keken voornamelijk naar deze taken, die oorspronkelijk door EUPOL zouden worden vervuld. EUPOL vervult de taken echter niet, zodat Nederland deze oppakt. Nederland heeft op dit terrein ervaring. Het feit dat de Nederlandse regering hiernaar kijkt, lijkt mij logisch en draagt bij aan het civiele karakter van de missie. Mijn fractie steunt dit. Het lijkt mij bovendien dat je amper of geen bezwaar kunt hebben tegen het «train the trainer»-programma. Het curriculum, oftewel de onderdelen van het programma dat Nederland aanbiedt, heeft kennelijk indruk gemaakt, ook op de Afghaanse autoriteiten, en wordt nu overgenomen. Mijn fractie heeft hiertegen evenmin bezwaar.

Tegelijkertijd wil de regering na Bonn de mogelijkheid hebben om verder te kijken. Zij wil een en ander kunnen onderzoeken en kondigt dit nu al keurig aan. Dat is buitengewoon zuiver. Mijn fractie heeft vanuit de artikel 100-systematiek eerder hierover opmerkingen gemaakt. Zij heeft nog wel enkele vragen.

De heer Van Bommel (SP): Wanneer de Nederlandse regering een uitzending van militairen overweegt, volgt er normaal gesproken een notificatiebrief waarin dat onderzoek wordt aangekondigd. Het staat nu in een gewone brief aan de Kamer. Deelt de heer Ten Broeke niet de opvatting van mijn fractie dat hiermee wordt afgeweken van de normale artikel 100-procedure?

De heer Ten Broeke (VVD): Volstrekt niet. Het is een lopende missie, die men tracht zo goed mogelijk te laten slagen. De missie kost ons klauwen met geld. Ook de VVD-fractie is van mening dat we zo veel mogelijk rendement moeten behalen. Rendement betekent in dit geval het opleiden van politiemensen die straks minimale veiligheid kunnen verzorgen voor de Afghanen. De Afghanen moeten het zelf doen. Het feit dat de Nederlandse regering hiernaar kijkt, is niet alleen logisch. Het is ook zuiver dat zij dit reeds aankondigt. Het is zelfs noodzakelijk en vormt de kernverantwoordelijkheid van deze regering. Als we de regering een blinddoek voordoen om te voorkomen dat ze wat onderzoekt, zou ik bijna zeggen: dit is nog eens Haagse werkelijkheid! Natuurlijk voert de regering onderzoek uit. Het zou te gek zijn als dit anders was.

De heer Van Bommel (SP): Dat kan allemaal zo zijn, maar er zijn natuurlijk wel afspraken gemaakt tussen het kabinet en de Kamer over de wijze waarop wij met dit vraagstuk omgaan. Deelt de heer Ten Broeke mijn opvatting dat, mocht het kabinet besluiten om de grenspolitie op te leiden en buiten Kunduz op te treden, hiervoor een apart besluit in de sfeer van artikel 100 nodig is?

De heer Ten Broeke (VVD): Laat ik vooropstellen dat de wijze waarop een en ander nu is gegaan enkel bijdraagt aan de zuiverheid van de artikel 100-procedure, die de afgelopen jaren door deze Kamer misschien wel eens onder druk is komen te staan. De heer Van Bommel vraagt of een eventueel nieuw besluit ook een nieuwe artikel 100-procedure vergt. Dit hangt af van de vraag of het kabinet meent dat, mocht na Bonn dit verzoek komen of die mogelijkheid zich voordoen, een en ander al dan niet binnen het mandaat valt dat wij onder de vorige artikel 100-procedure hebben afgegeven. Ik kan dit niet beoordelen, aangezien er geen voorstel voorligt. Het is aan de regering zelf om te beoordelen of dit een nieuwe artikel 100-procedure vergt. Mocht zij hiertoe besluiten, dan kan de Kamer op dat moment haar opvatting hierover geven. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Van Bommel en ik dit zullen doen. We moeten dan overigens eerst het onderscheid maken tussen de grensregio's en de grenspolitie.

Voorzitter. Ik kom op de situatie na Bonn. Het is mogelijk om te kijken naar omliggende provincies. Er moet dan wel formeel sprake zijn van een provincie in transitie. Wordt dit in Bonn beoogd? Kunnen we dit verwachten? Is het de bedoeling om rekruten naar Kunduz te halen? Hierover heeft de Kamer tijdens het artikel 100-debat helderheid gevraagd.

Daarnaast is er de grenspolitie. Mijn fractie heeft grote twijfels hierbij. Er dient immers een heel forse vorm van reorganisatie plaats te vinden, alvorens er bij deze grenspolitie gesproken kan worden over daadwerkelijke douanetaken. Kan de regering inzicht geven in de huidige stand van zaken? Wat zal de reorganisatie naar haar verwachting opleveren? Welke gebeurtenissen in Bonn vormen voor de regering de aanleiding voor nader onderzoek? Worden de militaire taken van de grenspolitie overgenomen door het Afghaanse leger? Blijft het enkel bij douanetaken? Wordt het een soort Koninklijke Marechaussee? In Nederland behoort zij natuurlijk tot het leger. Gaat het over het opleiden van grenspolitie uit Kunduz of ook over de ABP uit andere grensregio's? Indien mogelijk, zou de VVD deze vragen nu reeds beantwoord willen zien. Voor onderzoek geeft mijn fractie alle ruimte. Sterker nog, zij zou de regering bekritiseren als zij hiertoe niet zou overgaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Uiteraard was ik met eigen ogen gaan kijken op welke wijze die missie daar vordert. Door omstandigheden – ik wil geen oude koeien uit de sloot halen – is dit tot nu toe niet gelukt. Ik heb echter alle vertrouwen erin dat dit alsnog zal gebeuren. Het heeft echter grote voordelen als je gezamenlijk optrekt en met elkaar het verhaal bekijkt. Natuurlijk baseer ik mij niet enkel op de voortgangsrapportage. Ik heb hier en daar ook rondvraag gedaan en mensen gesproken die daar vandaan komen of werken. Ik bedank ook de collega's die mij hebben bijgepraat. Al met al kan ook de ChristenUnie constateren dat de missie goed van start is gegaan. Er waren aanloopproblemen. Hierover hebben we eerder gesproken. Deze liggen achter ons. De missie komt nu goed op stoom. De bijscholing van de rechters, advocaten en aanklagers is gestart. De renovatie van het provinciale kantoor van de orde van advocaten is voltooid. De basisopleiding is van zes naar acht weken gegaan. De heer Ten Broeke heeft reeds aangegeven dat dit punt de GroenLinks- en ChristenUnie-fractie uiterst na aan het hart lag toen we hierover het debat voerden. Het curriculum is breed overgenomen. Mijn fractie heeft hierop aangedrongen. Onderwerpen als de alfabetiseringscursus, mensenrechten, vrouwenrechten et cetera zijn hierin verwerkt. De POMLT's zijn van start gegaan. De EUPOL is goed op stoom gekomen met het opleiden van het middenkader en het hoge kader. Op dit moment wordt een religieuze expert geworven, die binnenkort zal worden ingezet. Al met al is de ChristenUnie tevreden. Zij heeft wel een aantal kanttekeningen en vragen over de toekomst en bijvoorbeeld de conferentie in Bonn. Wat wordt de inzet van Nederland bij die Bonn-conferentie? Kan de minister wat meer vertellen of ontvangt de Kamer hierover een aparte brief? Hiervan ga ik wel uit. Wat wordt het aandeel van de Amerikanen? Kan hierover al wat worden gezegd?

Ik kom op de rule of law en de religieuze minderheden. Voor de ChristenUnie is dit een belangrijk punt. Alvorens de missie van start ging, heeft mijn fractie aandacht kunnen vragen voor de twee christenen die daar in de dodencel zaten. Uiteindelijk zijn zij vrij gelaten. Ik bedank ook het kabinet, dat hiertoe een grote inspanning heeft geleverd. Mijn fractie maakt zich wel zorgen over de rechtsstaat en de mogelijke, aanhoudende vervolging van religieuze minderheden. Het kan niet zo zijn dat deze twee mensen zijn vrijgelaten, maar dat hetzelfde rechtssysteem en dezelfde vervolging worden gecontinueerd. Er zal op zijn minst een moratorium op de vervolging van religieuze minderheden moeten plaatsvinden en het beleid zal moeten worden gewijzigd. Graag ontvang ik hierop een reactie van het kabinet. Wat wordt er gedaan om de vervolging van christenen, om het enkele feit dat zij zich hebben bekeerd tot het christendom, in de toekomst te voorkomen?

De Kamer heeft in de voortgangsrapportage een en ander gelezen over de veiligheidssituatie. Het aantal zelfmoordaanslagen is groter geworden. Welk effect heeft dit op het functioneren van onze POMLT's c.q. trainers die de poort uitgaan? Voelen zij zich hierdoor beperkt? Kunnen zij hun werk goed uitvoeren? Er wordt gesproken over een grenspolitie. Is de veiligheidssituatie aan de grenzen van Kunduz verslechterd? De grens met Pakistan vormt een precaire situatie, maar ook bij de grenzen met Kunduz vindt georganiseerde criminaliteit en smokkel plaats.

Ik heb een opmerking en vraag over de besturing van Kunduz. Gouverneur Jegdalek is geregeld afwezig en zijn plaatsvervanger is terughoudend in het nemen van besluiten. Juist met die gouverneur hebben wij harde afspraken gemaakt over het mandaat van de missie. In hoeverre acht Nederland de gouverneur in Kunduz nog steeds een betrouwbare partner? Kunnen we erop rekenen dat de bestaande afspraken met de gouverneur worden nageleefd?

Ik kom op de community policing, het hart van het rechtssysteem. We spreken nog steeds over een formeel en een informeel rechtssysteem op lokaal niveau. In hoeverre is een verschuiving van het informele systeem richting het formele systeem haalbaar? Het informele systeem is hoofdzakelijk gebaseerd op de shariawetgeving, waarvan we juist af willen. Bij het formele systeem worden juist wel de rechten van vrouwen en minderheden gegarandeerd en is er aandacht is voor het uitbannen van martelingen et cetera. Het zou niet goed zijn als we geen ambitie zouden hebben om tot een verschuiving te komen van de informele rechtspraak naar de formele rechtspraak. Dan zouden we niets meer doen dan het controleren en monitoren van de informele rechtspraak. Hiermee houden we die shariarechtbanken toch in stand? Graag verneem ik op dit punt de ambitie van het kabinet.

De achtweekse basistraining wordt met succes doorgevoerd. Mijn fractie heeft alle begrip voor het feit dat die tien weken niet aaneensluitend kunnen worden doorgevoerd, maar dat deze moeten worden opgeknipt. In hoeverre leidt dat opknippen niet te veel tot een versnippering, waardoor de kennis niet meer goed kan worden overgedragen? Kan de minister hierop reageren?

Ik kom op de opties voor de toekomst. Vorige keer zijn we een helder mandaat overeengekomen. We hebben toen gesproken over het curriculum en over een uitbreiding van de opleiding van acht naar tien weken. We hebben het heel uitgebreid gehad over het voornemen dat wij ons zouden focussen op activiteiten binnen Kunduz. Opleidingen voor mensen buiten Kunduz hebben we toen uitgesloten, ook omdat het «tracking and tracing»-systeem niet op orde was. We hebben ons beperkt tot de missie binnen Kunduz. We hebben de missie beperkt tot een civiele missie, zonder offensieve taken richting de taliban. Alles wat binnen dit mandaat valt, zal mijn fractie van harte steunen. De ministers stellen dit ook voor in de voortgangsrapportage. We hebben het ook gehad over het lagere politiekader binnen Kunduz en de «train the trainer»-programma's.

De pijn van de ChristenUnie zit bij de voorstellen die de Kamer wellicht op de langere termijn zullen bereiken, omdat de ministers een en ander willen onderzoeken. Het betreft het lage kader dat uiteindelijk buiten Kunduz zal worden geplaatst en de grenspolitie, zowel binnen als buiten Kunduz. In de voortgangsrapportage staat dat de grenspolitie op dit moment niet binnen dat mandaat valt. Dit geeft de minister ook ruiterlijk toe. De grenspolitie is derhalve nooit in de missie opgenomen. Zij voert offensieve militaire taken uit. Hiermee is geen woord Grieks gesproken. De grenspolitie lijkt de ChristenUnie derhalve niet te passen binnen het eerder afgesproken mandaat. Als de minister onderzoek hiernaar wil doen, zal mijn fractie dit niet tegenhouden. Zij ziet echter niet de noodzaak ervan in om het mandaat uit te breiden, zoals de minister in zijn brief aangeeft. Van de NAVO-baas daar, de NTM-A, hebben wij begrepen dat als de opgeleide rekruten buiten de gebieden waarvandaan ze komen worden gestuurd, zij niet gevolgd zullen worden. De ChristenUnie is hierop derhalve niet gerust. Als we mensen opleiden, moeten we geen half werk afleveren. Nederland moet de volledige verantwoordelijkheid voor die opleiding dragen, van A tot Z. Dat geldt zowel voor de basisopleiding als buiten de poort. De rekruten gaan straks functioneren in de frontlinies. Zij lopen op straat en dragen derhalve een groot risico. Voorheen patrouilleerden zij schijnbaar niet. Wij moeten de verantwoordelijkheid kunnen nemen en geen half werk leveren. Kortom, het staat het kabinet vrij om een onderzoek te doen naar uitbreiding van het mandaat. Het kabinet regeert en de Kamer controleert. Vooralsnog ziet de ChristenUnie hiervan echter de noodzaak niet in.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Afgelopen herfstreces ben ik samen met zes collega's in Kunduz, Kabul en Mazar-e-Sharif geweest om zelf de missie op de grond te bekijken. Wat viel hierbij op? Allereerst konden wij met onze eigen ogen zien dat, ondanks de korte periode dat Nederland bezig was, er belangrijk werk is verricht. Met de langere opleiding, waarin meer aandacht is voor vrouwen, analfabetisme en mensenrechten, zijn al belangrijke stappen gezet. De Nederlandse aanpak krijgt opvolging van andere landen. Daarnaast zagen wij hoe belangrijk de civiele insteek nu echt is. Zeker in de transitiefase, waarin Afghanistan zich nu bevindt, wordt het steeds belangrijker om een helder onderscheid te maken tussen militairen en politieagenten. Steeds vaker krijgen de Afghanen zelf de touwtjes in handen en nemen zij gebieden onder hun controle. Een ander opvallend punt, betreft het vertrek van een deel van de marechaussees. Deze konden niet worden ingezet. Dit onderstreept voor de D66-fractie het feit dat de missie effectiever kan. Tot slot werd duidelijk dat het noodzakelijk is dat de internationale gemeenschap ook na 2014 een bijdrage blijft leveren aan de opbouw van de rechtsstaat, blijft inzetten op het vredesproces en blijft bijdragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling. Van cruciaal belang is de opbouw van de Afghaanse rechtsstaat. Het «rule of law»-programma staat redelijk in de steigers, maar vertoont in de praktijk nog problemen, bijvoorbeeld bij de opbouw van de justitiële keten. Het salaris van de officieren van justitie blijft zorgelijk achter. Daarnaast is er een groot tekort aan advocaten. Nederland heeft aandacht hiervoor, maar het is nog een lange weg voordat er echt vertrouwen is in het justitiële systeem. Deelt het kabinet deze mening? Kan Nederland een en ander extra versterken? Houdt het kabinet aandacht hiervoor, niet alleen gedurende de periode van de trainingsmissie, maar ook hierna?

De D66-fractie vraagt nogmaals aandacht voor gender en de vrouwelijke politieagenten. Tijdens ons bezoek hadden de eerste elf hun diploma gehaald. Dit is niet enkel belangrijk in het licht van de emancipatie, maar het is ook hard nodig voor de veiligheid. Steeds meer opstandelingen maken in hun strijd gebruik van vrouwen. Vrouwelijke politieagenten zijn dan onontbeerlijk om vrouwen te fouilleren en te arresteren. Tegelijkertijd waren er signalen dat er in Kabul maar één genderspecialist is voor heel ISAF? Klopt dit? Wordt deze stoel mogelijk wegbezuinigd? Mijn fractie zou dit zeer onwenselijk vinden. Als we naar het grotere plaatje kijken, moet dit debat worden gevoerd en de Nederlandse betrokkenheid worden gezien in het licht van Bonn. Daar zullen de Afghanen zelf op 5 december 2011 een grote internationale conferentie organiseren. De VN, de NAVO, de Europese Unie, de Wereldbank en de Organisatie van Islamitische landen en landen als de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland, Pakistan, India en China zijn hierbij betrokken. Dit is mooi, maar niet goed genoeg. Mijn fractie ziet graag meer vrouwen, minderheden en maatschappelijke organisaties aan de tafel zitten. Zal het kabinet zich hiervoor inzetten? De regering wijst in haar brief terecht op de Afghaanse verantwoordelijkheid. Hoe scherp zet het kabinet dit in? Welke concrete afspraken zal Nederland inbrengen wat betreft corruptiebestrijding, goed bestuur, mensenrechten en de positie van vrouwen en minderheden?

Het kabinet wil flexibel omgaan met veranderende opleidingsbehoeften en prioriteiten. Mijn fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de extra opties die het kabinet in de brief noemt. Zij ziet deze in het licht van Bonn. Voor D66 zijn ze bespreekbaar, mits ze vallen binnen de kaders die we na de motie-Peters/Pechtold formuleerden: civiele politietraining, geen offensieve of militaire optredens door personen die Nederland opleidt of heeft opgeleid, extra nadruk op mensenrechten, vrouwenrechten en analfabetisme en actieve Nederlandse inzet op versterking van de Afghaanse rechtstaat. Volgens de brief is er behoefte aan extra inzet van Nederland op het opleiden van het lage politiekader, het «train the trainer»-programma, het opleiden van de grenspolitie en het opleiden van het lage politiekader buiten Kunduz. Binnenkort wordt er samen met Duitsland begonnen met het «train the trainer»-programma. Wanneer is binnenkort? Hoe vergevorderd zijn de plannen om civiele en militaire van de African Border Police, oftewel de grenspolitie, te splitsen? Wil het kabinet hierin een voortrekkersrol nemen of bekijkt Nederland eerst hoe een en ander in de praktijk werkt?

De heer Timmermans (PvdA): Mevrouw Hachchi somt nogmaals de criteria op, waarbinnen men moet opereren. Ik heb de indruk – wellicht vergis ik mij – dat de huidige missie binnen die criteria opereert. Dit is juist een van de redenen waarom we niet genoeg kunnen doen. D66 staat positief tegenover het voorstel om meer dingen te doen, zoals het trainen van trainers. Mevrouw Hachchi moet het toch met mij eens zijn dat als je trainers traint, je totaal geen zicht erop hebt wie die trainers weer gaan trainen? Als je trainers opleidt die vervolgens weer militairen gaan opleiden, hoe zit je dan met je criteria? Dit is slechts een voorbeeld. We kunnen het ook hebben over de African Border Police. Hierbij is groen en blauw totaal niet te scheiden, gelet op de realiteit in Afghanistan.

Mevrouw Hachchi (D66): Het uitgangspunt is natuurlijk datgene wat ik heb opgesomd uit de motie die toentertijd is ingediend. Het is belangrijk om de mogelijkheden binnen de huidige politieke opdracht te bekijken. Ik heb begrepen, zowel uit de brief van het kabinet als tijdens het werkbezoek, dat er mogelijkheden zijn om binnen die politieke opdracht de missie effectiever te maken. Het gaat de D66-fractie uiteindelijk om een effectieve missie. Voor haar zijn mogelijkheden bespreekbaar. De heer Timmermans wijst terecht op de grenspolitie en de regio-uitbreiding. Het kabinet zal juist deze twee mogelijkheden nader onderzoeken. Mijn fractie legt deze bal bij het kabinet neer. De Kamer merkt wel wat er uit dit onderzoek naar voren komt. Als hiervoor een artikel 100-brief nodig is, omdat de politieke opdracht niet toereikend is, dan ziet de Kamer deze uiteraard tegemoet. Mijn fractie zal zich dan weer hierover buigen en het debat aangaan.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. We bespreken hier de voortgang van de politietrainingsmissie, die is bedoeld om de Afghaanse civiele politie en de justitieketen te versterken. Anderen zeggen dat het eigenlijk een vermomde oorlogsmissie, een verkapte vechtmissie, een geamputeerde doe-maar-net-alsof missie is. Misschien is een rechttoe rechtaan militaire missie eenvoudiger en mediagenieker. De politietrainingsmissie is ingewikkelder. Je beweegt je in een moeilijker te duiden geweldszone, zonder het vrije spel van oorlog. Deze is ingebed in de openbare ordehandhaving met alle regels die hierbij komen kijken op het kruispunt van ontwikkelingssamenwerking en veiligheidsbeleid. 90% van de conflicthaarden in de eenentwintigste eeuw, voortgekomen uit decennialange cycli van conflict, bevindt zich in zo'n soort vicieuze geweldsspiraal van straffeloosheid en grootschalige georganiseerde criminaliteit met alle destabiliserende, regionale en mondiale gevolgen van dien. De Verenigde Naties en de Wereldbank concluderen dat internationale orde nog slecht geoutilleerd is om dit soort fragiele staten te helpen om uit die valkuil te komen. Mijn fractie ambieert een buitenland- en veiligheidsbeleid, dat hiervoor benodigde instrumentaria ontwikkelt en inzet. Hierin maakt zij een andere keuze dan de overige fracties in dit parlement. Het buitenlandbeleid van de gedoogpartner houdt vooral in dat andere landen de huid vol wordt gescholden. Intussen klinken alom verwijten dat de Haagse eisen voor zo'n ingewikkelde missie ver verwijderd zijn dé Afghaanse realiteit. Wie heeft er gelijk en wie weet het beter? Hier zal alleen het historisch gelijk van later bestaan. Nu moeten we het doen met best guesses naar aanleiding van de vraag wat wel of niet kan werken in zo'n complexe situatie. We moeten politieke keuzes maken in die onoverzichtelijke omstandigheden waarop we maar beperkte invloed hebben. Er zijn echter maar weinig alternatieven voorhanden, behalve het blijven samenwerken.

We hebben onlangs een prachtig werkbezoek gemaakt, waarvoor ook ik nogmaals mijn dank uitspreek. 7 van de 90 trainers zijn naar Nederland teruggehaald, zodat de overige 550 mannen en vrouwen drie maanden eerder dan verwacht de missie letterlijk uit het zand van de Centraal-Aziatische steppes heeft getrokken. Het curriculum en de verlengde trainingsduur wordt door de NAVO overgenomen. De Amerikanen willen het vervolgprogramma overnemen. De Nederlandse marechaussee wordt uitgenodigd om voor heel Afghanistan verdere trainingsprogramma's te schrijven. Tijdens ons werkbezoek kregen zij van Defensie toestemming om langer in Afghanistan te blijven. De samenwerking met de Afghaanse autoriteiten en de lokale gezagsdragers gaat tot nu toe goed, ook naar aanleiding van dat indringende VN-rapport over martelingen. Het «rule of law»-programma is op poten gezet. Er is een ingenieus monitorsysteem ontworpen. Dit vormt een prettige uitzondering op de Afghaanse praktijk, waarbij de meeste miljardeninvesteringen onnavolgbaar in een gat verdwijnen. Dit betekent een vliegende start voor het overgrote deel van de missie dat op pad ging. Ik complimenteer hiervoor de kwartiermakers en de eerste lichting. Heel veel meer dan dit betekent het niet. De trainingen draaien nu een maand. Geen enkele Afghaan heeft al het complete trainingsprogramma doorlopen. De rest van de missie krijgt te maken met die grote andere uitdaging, te weten de vraag op welke wijze je de missie in tune houdt met de lokale ontwikkelingen, waarmee je vanaf nu moet meebewegen. Dit zijn er nogal wat, zeker in zo'n onzeker Afghanistan. De politieke opdracht waarmee deze missie op pad is gegaan, heeft twee kenmerken. Deze legt de focus op de civiele politie en wil de versterking van de civiele politie op duurzame wijze doen. De opdracht wil geen deelname aan een offensieve militaire strategie. Mijn fractie had en heeft hierover politieke twijfels. De politieke opdracht richt zich op de civiele politie die lang verwaarloosd is. Die verwaarlozing zelf werd een veiligheidsrisico. Een en ander gebeurt duurzaam. Je richt je derhalve op de hele justitie- en politieketen die hieromheen hangt, van basisagent tot generaal en van aanklager tot gevangenis en advocaat. Op welke wijze je dit precies doet, is een kwestie van uitvoering. Over dat uitvoeringsniveau zijn veel afspraken met de Kamer gemaakt. Dit was de theorie.

Ik kom nu op de praktijk. Een andere les over internationale samenwerking leert dat je flexibel moet zijn. Speel in op de lokale omstandigheden en stem hierop je instrumentarium af. Iedere missie heeft tot dure taak om haar capaciteiten optimaal te benutten of het rendement te maximaliseren. Deze missie is hierop geen uitzondering. Hierover gaat dit debat. Wie slim is, moet vooruitkijken. De missie is ingericht op basis van de foto die in januari van het land werd gemaakt. Iedereen lijkt verrast over het feit dat de foto's er in juni, september en november anders uitzien. Hoe kan dit? Waarom werd dit nu pas duidelijk? Werden snapshots, voorbodes van die foto's, niet al eerder onder de neus van de regering geschoven, toen de NAVO afgelopen mei Nederland hierover aanschreef. Hoe kan het nu dat die trainingsbehoefte volledig werd ingericht op de AUP in Kunduz, terwijl er tekenen waren dat daar de behoeften anno november 2011 misschien anders zouden zijn dan in januari 2011? Graag ontvang ik een toelichting, want dit heeft bij mijn fractie tot veel vragen geleid.

De regering wil de nu beschikbaar gekomen trainingsfaciliteit inzetten op onderofficieren, «train the"trainers-programma's, vrouwen en extra praktijkbegeleiding. Mijn fractie vindt dit een goede zaak. Het lijkt relatief eenvoudig uitvoerbaar en past geheel binnen de doelen van de missie. Ik zou willen zeggen: zo spoedig mogelijk starten! In welke mate voorziet de regering dat met deze variaties ook de toekomstige capaciteit fulltime zal zijn ingezet of blijft er in de toekomst nog meer trainingscapaciteit over? Over welke orde van grootte spreken wij dan? Hebben we het dan nog steeds over ongeveer tien trainers die wat extra's erbij kunnen doen of heeft een en ander effect op een groter gedeelte van de missie? De regering wil twee opties onderzoeken voor de verdere toekomst: grenspolitie en politie van buiten de provincie Kunduz. Onderzoeken staat uiteraard vrij. Waarom vindt de regering het nuttig om deze opties te onderzoeken? Waarom denkt de regering juist hier mogelijkheden te vinden om conform de politieke opdracht meer en op duurzame wijze civiele politie te trainen? De regering zegt dat de grenspolitie nu geen civiele politie is, maar een militair georganiseerde club die ook voor offensieve militaire taken wordt ingezet. Dit werd de Kamer ook verteld. Agenten van buiten de provincie Kunduz verdwijnen na afloop van de basistraining weer terug naar hun eigen provincies. Hoe houd je daar in de gaten waar de investering is gebleven en wat ze uitspoken? Hoe richt je voor zulke agenten die duurzame ontwikkelingselementen in die deze missie kenmerken? Ik noem voorbeelden als de vervolgopleiding, praktijkbegeleiding, samenwerking met het kader en de bevolking.

De terugtrekdatum van de internationale troepenmachten in 2014 voor de surge die de Amerikanen hebben ingeleid, creëert veel onzekerheid over de toekomst. Provincies worden in rap tempo overgedragen aan de Afghanen. Niemand weet wie de nieuwe president zal zijn. Niemand weet wie er achterblijft om terugglijden in een burgeroorlog te voorkomen. ISAF, de civiele baas, gaf aan tegen die tijd maar 30% kans is opeen politieke oplossing is. Mensen nemen het zeker voor het onzekere. Die onzekerheid heeft nu al impact op de veiligheidssituatie. Hoe kan de komende Bonn-conferentie hierin verandering brengen? Blijft het bij vage plannen en vage toezeggingen, of kunnen er al concrete zaken worden gedaan die duidelijkheid verschaffen over de aanwezigheid van de internationale gemeenschap na 2014? Ik maak mij in het bijzonder zorgen over de aanwezigheid van EUPOL na 2014. Tijdens ons werkbezoek zei men dat dit wel het voornemen is, maar het Europarlement schaft de financiering terug. Welke consequenties heeft dit? Waarom krijgt EUPOL maar zo weinig kans? Nederland is een kleine speler, die niet heel veel verandering kan aanbrengen. De steun die nu via het maatschappelijk middenveld wordt gegeven om verzoening te bespoedigen, lijkt mij nu bijzonder kleinschalig. Waarom kan er voor zo'n cruciaal onderdeel niet meer aandacht zijn binnen de mogelijkheden van het «rule of law»-programma?

Ik kom op de verkiezingen. Een van de redenen dat er slecht zicht is op een politieke oplossing, is het feit dat mensen geen vertrouwen hebben in de figuur van de president en het functioneren van het parlement. De wijze waarop het kiesstelsel is ingericht, is mede debet hieraan. Het feit dat de president hierover onduidelijkheid laat bestaan en dat hij tegen de regels van de grondwet zich mogelijk wil herkandideren, komt de betrouwbaarheid van het politieke bestuur, dat het land na 2014 moet gaan regeren, bepaald niet ten goede. Wil de regering, die als onderdeel van de internationale gemeenschap gewoon weer meebetaalt aan de komende verkiezingsronde, ervoor pleiten dat er niet in strijd met de grondwet of zonder een beter kiesstelsel opnieuw naar de stembus wordt gegaan? De Bonn-conferentie zal ook een signaal zijn in de richting van degenen die er niet zijn maar wel meekijken: de opstandelingen en de taliban met wie je die politieke oplossing moet bereiken. Het is belangrijk om een goed beeld neer te zetten van de ambities voor het toekomstige Afghanistan. Als er bij de conferentie maar twee vrouwen en maar twee vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld aanwezig zijn, welk signaal geef je dan af aan de taliban, die we moeten overtuigen van een andere toekomst voor Afghanistan? Wil de regering ervoor pleiten dat die samenstelling in Bonn een meer representatieve doorsnede van de Afghaanse samenleving laat zien?

De heer Brinkman (PVV): Ik heb drie korte vragen aan mevrouw Peters. Is zij van mening dat als het mandaat moet worden uitgebreid, er dan een nieuwe artikel 100-brief moet komen? De border police is een semimilitaire eenheid, zwaar bewapend en vaak samenwerkend met de militairen rond de grens van Pakistan. Als we de uitbreiding op dusdanige wijze aanpakken dat ook de border police zal worden opgeleid, is er dan nog wel sprake van een civiele missie? Ik neem aan dat ook GroenLinks vorige week is uitgenodigd bij Defensie en dat er een en ander is voorbesproken. Is mevrouw Peters een voorstander van het uitbreiden van de missie teneinde mensen buiten Kunduz op te kunnen leiden?

Mevrouw Peters (GroenLinks): De wijze waarop de missie nu loopt, lijkt een prachtige invulling van het mandaat dat de missie heeft meegekregen. Het overgrote deel van de missie is voornemens om hiermee voortvarend aan de slag te gaan. Als het in de toekomst anders is, dan merken we dat wel. De regering zal als eerste moeten concluderen of er een ander mandaat nodig is. Vervolgens zal zij dit moeten voorleggen aan de Kamer, die een en ander op zijn merites moet beoordelen. Ik kan hierop niet vooruitlopen.

Ook voor de grenspolitie heb ik nog geen voorstel gezien. Misschien komt dit ooit nog naar de Kamer. Als dit voorstel zou luiden dat we de Pakistaanse grens gaan bewaken, waarover de heer Brinkman het heeft, lijkt met het lastig om hiervoor de steun van de Kamer te krijgen. De Pakistaanse grens is hartje oorlogsgebied. Daar is sprake van een andere situatie dan bij de noordelijke grens bij Kunduz, waar Nederland nu zit. Dit is een handelszone, waar sprake is van smokkelwaar. Ik zal een en ander moeten bekijken, als het ooit naar de Kamer komt.

De heer Brinkman informeerde naar de aanwezigheid van GroenLinks bij de technische briefings van Defensie. Sterker nog, ik heb de minister van Defensie een briefje geschreven met het verzoek of hij de kwartiermaker van de missie in Kunduz, kolonel Ron Smits, toestemming wilde geven om een technische briefing te verzorgen voor mijn hele fractie. Dit heeft hij gisteren gedaan. Het was bijzonder interessant. GroenLinks leert veel van de technische briefings, die Defensie de Kamer af en toe aanbiedt. Het eventuele toekomstige voorstel om ook agenten van buiten de provincie Kunduz te trainen, roept een flink aantal uitvoeringsvragen op. Hoe verhoudt dit zich tot de politieke opdracht? Ik heb deze vragen zojuist net gesteld aan de regering. Ik zal met de heer Brinkman de antwoorden hierop afwachten.

De heer Brinkman (PVV): Mevrouw Peters zegt dat we het wel merken als het mandaat wordt uitgebreid. Hiervan zal sprake zijn als we bijvoorbeeld mensen buiten Kunduz gaan opleiden of als we niet de AUP maar de border police gaan opleiden. Deze opmerking verbaast mij enigszins. Met alle respect, dit is niet uitgesproken GroenLinks. GroenLinks is een partij die altijd klip-en-klaar en helder is geweest. Er is een compleet nieuw mandaat nodig. Dit is het mangelen van de regels die we hebben wat betreft onze artikel 100-brieven. Ik wil dat mevrouw Peters klip-en-klaar en helder aangeeft dat zij een nieuwe artikel 100-brief eist van de regering.

Uit het antwoord van mevrouw Peters proef ik dat zij bereid is om te praten over de border police. Als de border police gaat patrouilleren rond de grens met Pakistan, wordt dit volgens haar een probleem. Kennelijk is mevrouw Peters wel bereid om te spreken over de inzet van de border police elders. Ook hiervoor moeten we een «tracking and tracing»-systeem hanteren, waarbij we gaan bekijken of die specifieke door Nederland opgeleide border police al dan niet ooit zal worden ingezet bij de grens van Pakistan. Hoe denkt mevrouw Peters dit in vredesnaam te doen? Ik vraag ook via mevrouw Peters aan de minister om dit soort gekkigheid niet toe te laten.

De voorzitter: Nee, nee, nee ...

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik vind de vraag van de heer Brinkman aan mijn adres een beetje prematuur. Ik heb zojuist soortgelijke vragen vrijwel letterlijk aan de regering gesteld. Waarom is de grenspolitie volgens de regering een nuttige optie om te onderzoeken? Ze heeft nu immers alleen een mandaat van de Kamer voor het versterken van de civiele politie en zegt zelf dat de grenspolitie helemaal geen civiele politieorganisatie is maar een gemengde club. Hoe ga je een en ander doen buiten de provincie? Ik heb in mijn eigen bijdrage benadrukt hoe belangrijk dat monitoren van je investeringen is. Heel veel Afghanen zijn het spuugzat dat alle miljarden die in hun land worden gestoken zomaar verdwijnen, zonder dat iemand kan vertellen waar deze naartoe gaan. Mijn fractie hecht aan het monitoren. Zij vindt dit belangrijk uit het oogpunt van duurzaamheid. Die vragen heb ik net zelf aan de regering gesteld. Ik kan op de antwoorden niet vooruitlopen.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor hun inbreng in eerste termijn en voor de goede woorden die zijn gewijd aan de reis naar Kunduz. Ik hoop en vertrouw erop dat de heer Voordewind zich ook zo spoedig mogelijk richting Kunduz zal bewegen.

Minister Hillen van Defensie zal ingaan op vragen over de veiligheidssituatie in Afghanistan en in het bijzonder Kunduz, de zaken rond de verschillende opleidingstrajecten en wat dies meer zij. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie zal uiteraard antwoorden op een aantal specifieke punten die in zijn richting zijn gekomen. Staatssecretaris Knapen zal ingaan op onderwerpen die aan de orde zijn gesteld in de sfeer van de «rule of law»-programma's. Ikzelf zal een aantal opmerkingen maken over de algemene stand van zaken wat betreft de missie en vooral ook over de politieke context, waarnaar verschillende Kamerleden terecht hebben gevraagd.

Door verschillende Kamerleden is naar voren gebracht dat de missie, ondanks alle hiccups die erin zitten, goed van start is gegaan en op stoom komt. De samenwerking met de internationale en Afghaanse partners is goed. De Nederlandse aanpak en visie op deze missie wordt onderschreven en breed erkend. De regering moet dit nog eens extra benadrukken. De wijze waarop wij in Kunduz werken, wordt zeer gewaardeerd. Er is al gewezen op de verlenging van de basistraining van zes naar acht weken. Er is gewezen op de betekenis van de inhoud en de ontwikkeling van de curricula. Daarnaast is er gewezen op het volgsysteem. Sommigen hebben hierbij hun bedenkingen en anderen, ook buiten de Nederlandse contreien, hebben hiervoor juist veel waardering. Het gaat om een geïntegreerde politietrainingsmissie, waarbij het accent ligt op de politietraining. Tegelijkertijd pakken wij ook het traject aan richting justitie, «rule of law» en alles wat hieraan vastzit, en zeker ook richting governance en bestuur. Ik heb al meermalen met de Kamer gewisseld dat de ervaringen in geheel Afghanistan en Kunduz uitwijzen dat op de plekken waar het basale bestuur goed werkt ook de beste voorwaarden liggen om de taliban weg te houden. Hiernaar is heel gedegen onderzoek gedaan. Nederland levert een bijdrage aan die trits van politie, justitie en bestuur. De aandacht van de Nederlandse bijdrage gaat in hoge mate uit naar de wijze waarop in Afghanistan wordt omgegaan met minderheden en niet in de laatste plaats met religieuze minderheden. Ik ben het volledig met de heer Voordewind eens dat op dit punt nog een wereld te winnen is. We doen hiervoor ons uiterste best. Natuurlijk gaat de aandacht ook uit naar de positie van vrouwen. Gender speelt hierbij een grote rol.

Ik ben blij met de opmerking van de heer Timmermans dat wij datgene wat wij daar doen op zich ook op voortreffelijke wijze doen. Hierover zijn we het eens. In een aantal andere opmerkingen van de heer Timmermans maakte, klonk zeer veel waardering door voor hetgeen wordt gedaan. Die waardering wordt niet alleen in Nederland geproefd, maar wordt ook geuit door de NAVO, de Europese Unie, de Verenigde Naties en niet in de laatste plaats door de Afghanen zelf.

Ik kom op de politieke ontwikkelingen. Hiervoor hebben we twee ijkpunten. Hiernaar is onder meer gevraagd door de heer Çörüz. Ik behandel een en ander in chronologische volgorde, van de conferentie in Istanbul van 2 november tot de conferentie in Bonn van 5 december. In Istanbul is een bijeenkomst geweest met de landen uit de regio. Ik kom straks nog even terug op het belang van de regionale betrokkenheid. Er zijn afspraken gemaakt over het verzoeningsproces, de transitie. Daarnaast is er zware nadruk gelegd op de regionale economische ontwikkeling in het gebied. Dit thema wordt nog wel eens een beetje weggeduwd, maar het is van de grootst mogelijke betekenis. Daarnaast is nog eens nadrukkelijk het cruciale punt van de territoriale integriteit van Afghanistan vastgelegd. Hierover mag in de toekomst geen zweem van twijfel bestaan, ook niet in de transitieperiode. Er zijn afspraken gemaakt over de samenwerking in de strijd tegen terrorisme. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt tussen Afghanistan en Pakistan over een onderzoek naar de moord op voormalig president Rabbani, die heel veel pogingen heeft ondernomen om tot verzoening te komen tussen verschillende groepen in Afghanistan.

Ik kom op de conferentie in Bonn. Deze geeft de kern weer van datgene waarover we het met betrekking tot de politieke ontwikkelingen hebben. Op de conferentie in Bonn op 5 december zullen meer dan 100 delegaties aanwezig zijn. Ik hoop dat ook de ngo's in toereikende mate vertegenwoordigd zullen zijn. Ik zal navraag hiernaar doen en bekijken op welke wijze dit eventueel kan worden bevorderd. Op de conferentie staan drie punten centraal: het transitieproces van 2011 tot 2014, de verzoening en de betrokkenheid op lange termijn van de internationale gemeenschap, waaronder de VN, EU en NAVO, ook na 2014. De transitie is reeds aan de orde gesteld, onder meer door de heren Van Bommel, Voordewind en Çörüz, maar ook door anderen. We hebben in belangrijke mate te maken met het proces van overdracht van gebieden. Dit jargon hoef ik verder niet te duiden, aangezien de commissie dit kent. In jongstleden juni zijn de provincies Bamiyan, Panjshir, Kabul, Mazar-e-Sharif, Herat, Lashkar en Mehtar Lam overgedragen. De verwachting is dat er nog voor de conferentie van Bonn van Afghaanse zijde zal worden aangegeven welke andere gebieden in het noorden zullen worden overgedragen. Ten eerste wordt gekeken naar de vraag of de mate van veiligheid in het desbetreffende gebied dusdanig stevig voor elkaar is, dat de bevolking de dagelijkse routine kan ondernemen. Het tweede criterium luidt dat het leger en de politie onder een Afghaans gezag staan, dat in staat is om de veiligheid te garanderen. Het derde, zeker vanuit Nederlands perspectief niet onbelangrijk, criterium is de capaciteit op het terrein van rule of law, rechtsstatelijke ontwikkeling en goed lokaal bestuur. Het laatste criterium betreft de Afghaanse capaciteit op het terrein van sociaaleconomische ontwikkeling. Dit ziet de Kamer reeds terug in de opmaat van Istanbul naar Bonn. Op basis van deze criteria zal de besluitvorming plaatshebben. In Bonn zal het de internationale gemeenschap erom gaan dat dit nogmaals wordt onderstreept. Het is nog niet duidelijk welke gebieden exact zullen worden overgedragen. Naar verwachting betreft het enkele van de negen noordelijke provincies. Dit is reeds bekend.

Wat is de Nederlandse visie op dit transitieproces? Het is goed dat we vooral de nadruk leggen op de verantwoordelijkheid van de Afghanen zelf wat betreft de veiligheid. Ik kom dit buiten Afghanistan ook voortdurend tegen. De Afghanen moeten eigen verantwoordelijkheid nemen voor de rechtsstatelijke ontwikkeling van goed bestuur. Dit geldt niet in de laatste plaats ook voor al datgene wat te maken heeft met mensenrechten en het tegengaan van discriminatie van vrouwen. De regering steekt niet onder stoelen en banken dat zij op dit punt grote zorgen heeft over allerlei tegenvallers en frustrerende verschijnselen, die zich voordoen. Ik zeg het eufemistisch. Het UNAMA-rapport over de detentie is zorgwekkend. Hierop is door de deelnemers aan de internationale inspanningen in Afghanistan en door de Afghanen zelf maatregelen genomen. Bij de detentiecentra waar zich misstanden hebben voorgedaan, zal geen overdracht van gevangen plaatsvinden. De volgsystemen worden verstevigd. Er is een intensieve inspanning om de meest basale opvattingen over menswaardige detentieregimes tot de oren, ogen en handen van de mensen die het toezicht op de detentie moeten uitoefenen vast te zetten. Hun moeten de meest basale dingen worden bijgebracht. Dat blijkt ook voortdurend uit de algemene berichten die we krijgen vanuit Afghanistan over de rule of law en wat dies meer zij. We leggen de nadruk op goed bestuur, de civiele aspecten en de rechtsstatelijkheid, omdat deze elementen essentieel zijn voor de duurzaamheid van de transitie en voor al datgene wat je inzake de veiligheid doet.

Het tweede component dat in Bonn nadrukkelijk naar voren zal komen, is de verzoening en de re-integratie. Hierover zijn veel vragen gesteld. Dit jaar zijn er tussen de 2500 en 3500 mensen in de re-integratie terechtgekomen. Ook dit behoort tot de politieke lijnen inzake stabilisering en duurzaamheid in Afghanistan. Dit proces wordt door de Afghanen zelf geleid. Voor een verzoening met de taliban gelden voor de internationale gemeenschappen en de Afghaanse autoriteiten de drie bekende voorwaarden, te weten het afzweren van geweld, het verbreken van de banden met Al Qaida en het accepteren van de Afghaanse grondwet, inclusief de hierin verankerde mensenrechten. Hierover hoeven we niet ingewikkeld te doen. Er zijn voortdurend gesprekken gaande. Dit gaat met vallen en opstaan. Soms wordt er voortgang geboekt en soms niet. Hierbij speelt in belangrijke mate ook de relatie tussen Afghanistan en Pakistan een rol. Hierover vertel ik later nog iets meer. Samengevat zijn er aftastende contacten tussen de taliban en de internationale gemeenschappen, in het bijzonder de Amerikanen. De taliban zelf richten zich vooral op de contacten met de Amerikanen. De rode lijnen, oftewel de drie voorwaarden, blijven hierbij overeind. De Nederlandse regering geeft actieve steun aan dat verzoeningsproces. Dit mag echter nooit ten koste gaan van mensenrechten en van de positie van vrouwen en andere mensen die wel eens onder druk zouden kunnen komen te staan. Bij dit hele verzoenings- en re-integratieproject is er van de zijde van de Nederlandse regering, voor zover zij hieraan een bijdrage te leveren heeft, heel veel aandacht voor pogingen om straffeloosheid, in welk opzicht dan ook, tegen te gaan. Dit is eerder met elkaar gewisseld. Er is een toezegging gedaan van 2 mln. aan het Afghan Peace and Reconciliation Program (APRP). De uitwerking van de bijdrage is gaande, maar dit punt zal staatssecretaris Knapen verder aanpakken.

Ik kom op de langetermijnvisie. In Bonn zal niet alleen de periode van tien jaar wederopbouw en stabilisering worden gemarkeerd. Hiervan is overigens wel sprake, ondanks alle tegenvallers, narigheden en obstakels. We zullen vooral ook naar de toekomst kijken. We zijn ver gekomen, maar er is nog veel te doen. We moeten ook niet denken dat Afghanistan zich na 2014 in alle opzichten zelf kan redden. Nederland steunt op dit punt de internationale en Europese betrokkenheid na 2014. We zullen Afghanistan echter zeer scherp moeten aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid, op meer daadkracht en op meer leiderschap. Voor de Verenigde Naties zal na 2014 een belangrijke civiele en coördinerende rol aan de orde zijn. Zij weten dat dit voor hen in het verschiet ligt. Europa zal op de lange termijn zeker betrokken blijven. Het mandaat van de EUPOL-missie loopt nu tot 2013. We hopen echter dat dit verlengd wordt tot het einde van de transitie in 2014. Ik voeg hieraan een punt toe, dat door verschillende Kamerleden nadrukkelijk aan de orde gesteld. De regering heeft natuurlijk zorgen over het voorstel van het Europees Parlement om de begroting van EUPOL in 2012 met een derde te korten. We hopen dat de conciliatieprocedure tussen de Raad en het Europees Parlement op dit punt de goede richting uitwijst. We zullen van onze zijde hieraan werken. Na 2014 zal een zinvoller EU-bijdrage zonder meer noodzakelijk zijn.

Als je de politieke context bekijkt, is de regionale oplossing het meest cruciale punt. Iedereen is zich hiervan bewust, ook die ruim 100 delegaties en ngo's die op 5 december naar Bonn gaan. De politieke oplossing ligt in dat gebied. Ik hoef hierover op dit moment niet in detail te treden. Afghanistan grenst aan de ene zijde aan Pakistan en aan de andere zijde aan India. De spanningen tussen deze twee grote mogendheden uiten zich voor je het weet ook in de relatie tussen deze regio en Afghanistan zelve. De internationale gemeenschap is zich ten volle bewust van het feit dat het vooral zou moeten gaan om de regionale stabilisering. Deze zal uiteindelijk ook de beste bijdrage zijn aan de stabilisering van Afghanistan. De bijdrage die Nederland in Afghanistan levert, is bedoeld om de stabiliteit, wederopbouw en versterking van Afghanistan te bevorderen. Hiermee helpen we zowel de regionale stabiliteit een handje, hoe bescheiden deze rol van Nederland ook is, als ook de stabiliteit in breed internationaal verband.

Ten slotte heb ik een opmerking over het door de regering voorgenomen onderzoek naar het lagere politiekader buiten Kunduz en de eventuele assistentieprogramma's voor de Afghan Border Police. Hiervoor draag ik mede een directe verantwoordelijkheid. Op de ins and outs zal minister Hillen nader ingaan. Als we in het onderzoek stuiten op c.q. te maken krijgen met zaken die buiten het lopende mandaat liggen, komen we vanzelfsprekend richting artikel 100. Mocht dit niet het geval zijn, dan moeten we een en ander nader bezien. Hoe dan ook zullen de resultaten van het onderzoek zeer expliciet aan de Kamer worden aangereikt. Ik loop op dit moment niet vooruit op de resultaten van het onderzoek. Over het lagere politiekader heeft de regering een duidelijk beeld. Over de ABP zeggen de Afghanen zelf dat zij een bepaalde kant op moeten. De regering staat echter nog aan het begin van een onderzoek naar de vraag wat dit allemaal zou betekenen. Voor het overige laat ik dit punt over aan minister Hillen.

Ook ik ben in Kabul en Kunduz geweest. Dit is weliswaar alweer een paar maanden geleden, te weten in juli. Ik ben toen direct zeer onder de indruk geraakt van de ongelooflijke betrokkenheid van de mannen en vrouwen die daar namens ons het werk doen. Dit geldt niet alleen voor de mensen in Kunduz. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de diplomaten die in Kabul zitten en de anderen die in Kabul opleidingen verzorgen onder vaak heel zware en moeilijke omstandigheden. Ik ben hiervan zeer onder de indruk.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister zegt dat hij naar de Kamer terugkomt op het moment dat er sprake zou kunnen zijn van een uitbreiding van het mandaat. Ik heb in de brief gelezen dat de minister overweegt om het kader dat we in Kunduz trainen ook buiten Kunduz te plaatsen. Dit zou gelden voor zowel het lagere kader als de grenspolitie. In hoeverre denkt de minister dat dit wel binnen het mandaat past? Bij het laatste debat hebben we heel nadrukkelijk de keuze gemaakt om de missie te concentreren op Kunduz. We zouden evenmin een gedeelte van de opleiding in Kunduz doen en de mensen vervolgens naar buiten zenden. Mijn fractie zet grote vraagtekens bij het plaatsen van de missie buiten Kunduz.

Minister Rosenthal: Ik kan mij de vraag van de heer Voordewind heel goed voorstellen. We moeten wat dat betreft de resultaten van ons onderzoek afwachten. We komen sowieso in de richting van de Kamer met een duidelijke brief, waarin we informatie geven over de wijze waarop wij tegen die zaak aankijken. Op het moment dat wij de indruk hebben dat we buiten het mandaat treden, dan zullen we niet ingewikkeld doen. Dan zullen we zondermeer van onze kant die artikel 100-procedure ingaan. De Kamer is er op dit punt ook zelf bij. Laat ik dat gezegd hebben. Ik kan de heer Voordewind op dit moment niet precies aangeven of het opleiden van mensen van het lagere politiekader, die van buiten Kunduz komen maar wel binnen Kunduz worden getraind, binnen of buiten het mandaat zal vallen. De vraag is of wij hiervoor een toereikend volgsysteem kunnen creëren. Ik kan op dit punt nog geen uitsluitsel geven. Als wij het lage politiekader van buiten Kunduz binnen Kunduz zouden trainen en het volgsysteem waterdicht en toereikend zou zijn, moet goed worden bekeken of dit binnen of buiten het mandaat valt. Dat is mijn gedachte en niet meer dan dat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb begrip voor het feit dat de minister een en ander laat afhangen van het volgsysteem. Is hij het met mij eens dat we in principe hebben afgesproken dat we de trainingen binnen Kunduz zouden concentreren en dat de rekruten ook binnen Kunduz zouden opereren? Hierdoor zouden we de verantwoordelijkheid voor de rekruten van A tot Z op ons kunnen nemen, inclusief de POMLT's en de tienweekse training. Als de regering dit gaat onderzoeken, kun je met enige zekerheid zeggen dat het valt buiten het mandaat dat we destijds hebben afgesproken.

Minister Rosenthal: Ik luister in volle omvang en intensiteit naar de bewoordingen van de heer Voordewind. Ik houd zonder meer rekening hiermee.

De heer Ten Broeke (VVD): Mijn fractie vindt het verstandig dat de regering dit onderzoek uitvoert. Zij wijst echter op de parameters van het onderzoek. In de grensprovincies, zoals Balkh, Samangan en Baghlan, zitten ook internationale partners, onder wie de Zweden en de Hongaren. Worden deze partners betrokken bij het onderzoek? Wordt er men hen besproken of zij dit agentvolgsysteem op de een of andere manier kunnen overnemen of eerbiedigen? Ik kan mij voorstellen dat dit een voorwaarde is. Hanteren zij voor de rekrutering dezelfde scherpe eisen als Nederland? Van mijn collega die ter plekke is geweest, heb ik vernomen dat er heel scherp wordt gekeken alvorens iemand wordt aangenomen. Er zijn allerlei endorsements, ook van de dorpen waaruit deze mensen afkomstig zijn, voordat er überhaupt wordt besloten of iemand tot de training wordt toegelaten.

Minister Rosenthal: We moeten de verschillende stappen in de juiste volgorde zetten. De eerste stap is de overdracht van enkele noordelijke provincies. De tweede stap betreft de contacten met de desbetreffende lead nations in Afghanistan. Zijn deze vertrouwenwekkend of niet? Ik ga hiervan wel uit. Die contacten zullen er moeten zijn. De derde stap is dat het Nederlandse volgsysteem voldoet aan het spreekwoord «een goed voorbeeld doet goed volgen». Ik neem aan dat hierover zeker nuttige afspraken kunnen worden gemaakt. Dit is allemaal een kwestie van onderzoek. De vierde stap heeft betrekking op de rekrutering. Natuurlijk zullen dezelfde vereisten moeten worden gesteld als bij de rekrutering van patrol men en anderen in Kunduz.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Wat gebeurt er als je je richt tot andere categorieën, politie of mensen die van elders komen? Is de regering het met mij eens dat deze missie wordt gekenmerkt door het duurzame karakter van het soort trainingen dat Nederland geeft? Bekeken moet worden op welke wijze dat duurzame karakter kan worden meegenomen in dat onderzoek. Je investeert langdurig in de mensen. Je bedt een en ander in in zo'n «rule of law»-programma en in de hele keten.

Mijn tweede vraag gaat over het politieke proces. Het is heel belangrijk om voor onderhandelingen en een politieke oplossing ook betrouwbare partners aan Afghaanse zijde te hebben. Het kiesstelsel van Afghanistan is echter niet op dusdanige wijze ingericht dat betrouwbare en geloofwaardige partners naar voren worden geschoven. De president laat bovendien twijfel bestaan over de vraag of hij de grondwet zal eerbiedigen door zich niet voor herverkiezing beschikbaar te stellen. Kan de regering hierop reageren? Dit bemoeilijkt een en ander immers.

Iedereen benadrukt het belang van politieke verzoening. Uit de woorden van de regering proef ik enigszins dat we dit maar aan de Afghanen en Amerikanen moeten overlaten. Hiervoor is het echter te belangrijk. Dit is ook tot een aantal Europese landen doorgedrongen. Engeland en Duitsland bemoeien zich steeds hiermee. Is de regering bereid om waar mogelijk de initiatieven van het maatschappelijk middenveld richting politieke verzoening en onderhandelingen te steunen?

Minister Rosenthal: Toen ik in juli in Afghanistan was, heb ik met president Karzai gesproken en mijn zorgen geuit over onder meer die parlementscrisis. Deze heeft alles te maken met hetgeen mevrouw Peters aan de orde stelt, zoals het betwisten van een groot aantal gekozen parlementsleden. Tot op grote hoogte is die crisis onder controle gebracht, maar er is nog veel te wensen. We moeten ons wel ervan bewust zijn dat het in eerste instantie aan de Afghanen zelf is om, ook wat betreft die politieke processen, orde op zaken te stellen. Wij moeten hierbij niet paternalistisch interveniëren. Natuurlijk is het wel zaak dat wij voor die transitie en wat dies meer zij vertrouwenwekkende gesprekspartners hebben, ook aan Afghaanse zijde. Hierop zien we toe, ook in opmaat naar Bonn II. Een en ander zal tijdens Bonn II zelf in december ook aan de orde komen.

De verzoeningsinspanningen laten wij niet zomaar over aan anderen. Het zou overigens wat hovaardig klinken als we zouden zeggen dat Nederland dit zelf even doet. Nederland heeft hierin in ieder geval een actief aandeel en is derhalve ook concreet betrokken bij de internationale contactgroep die zich volledig over dit onderwerp ontfermt.

De rol van de ngo's laat ik over aan staatssecretaris Knapen, die alles hiervan weet en een en ander ook volledig in handen heeft.

Mevrouw Hachchi (D66): Minister Rosenthal wijst terecht op het feit dat de verantwoordelijkheid voor goed bestuur en corruptiebestrijding bij de Afghanen ligt. Nederland zal de Afghanen aanspreken op daadkracht en leiderschap. Kan de minister hierin iets duidelijker zijn Aanspreken is an sich mooi. Het is echter wel een van de fundamentele zaken, waarop door de Afghanen zelf successen moeten worden geboekt. Wat doet het kabinet eraan om die verantwoordelijkheid daadwerkelijk te laten neerdalen bij de Afghanen?

De twee opties, enerzijds de grenspolitie en anderzijds de uitbreiding van de regio, krijgen terecht aandacht. Inzake de uitbreiding van de regio gaf de minister aan dat we afhankelijk zijn van de uitkomsten van de conferentie in Bonn. Het is reeds duidelijk dat er een aantal gebieden in het noorden overgedragen zal worden. Wanneer kunnen we een reactie van het kabinet verwachten? Er zal een onderzoek moeten plaatsvinden. Het is echter prettig om te weten hoelang dit ongeveer zal duren. De Afghanen zullen zelf binnen de grenspolitie de scheiding moeten aanbrengen tussen groen en blauw. Wat doet Nederland? Zijn we afwachtend of ondersteunen we de Afghanen waar nodig?

Minister Rosenthal: Ik houd de beantwoording van de laatste vragen zo kort mogelijk. Minister Hillen zal hierover meer zeggen. Mevrouw Hachchi stelde een vraag over de bijdrage van Nederland aan allerlei zaken betreffende de politieke ontwikkeling in Afghanistan, zoals het aanspreken van de Afghanen op daadkracht en leiderschap. Het meest toereikende antwoord luidt dat wij dit vanuit Nederland zeker zullen doen binnen de context van de inspanningen door de Verenigde Naties, de Europese Unie en de landen die daadwerkelijk betrokken zijn bij de ontwikkelingen in Afghanistan. Een en ander zal zeker deel uitmaken van de beraadslagingen in Bonn op 5 december.

Spreekt Nederland Afghanistan aan? Natuurlijk, in onze bilaterale contacten benadrukken wij steeds de kernpunten van de Nederlandse visie op datgene wat er moet gebeuren, zeker wat betreft de missie. Dit heb ik echter al met Kamer gedeeld. In het bredere verband is het echt een kwestie van multilaterale inspanningen die we ter zake moeten leveren. De overdracht van de noordelijke regio zal waarschijnlijk plaatsvinden tijdens de loya jirga, rond 17 tot 20 november. Er zullen dan zaken worden aangekondigd. Mijn collega's en ik behouden ons het recht voor om een en ander even aan te kijken en te proeven op welke wijze hierover in breder verband wordt gedacht. In Bonn II zal het ongetwijfeld een van de zwaartepunten zijn van de discussie over de transitie en wat dies meer zij.

De heer Hillen zal het nader hebben over het onderzoek en de precisering van de bedoelingen van de Afghaanse autoriteiten om de Afghan Border Police te «verblauwen».

Minister Hillen: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor hun inbreng in eerste termijn. Namens de Nederlandse vrouwen en mannen in Afghanistan bedank ik hen ook voor hun complimenten. Het werkbezoek is geslaagd geweest. De optimale transparantie die je binnen de operationele kaders probeert te beoefenen, is een onderdeel van de professionaliteit van de Nederlandse krijgsmacht. Datgene wat je doet, kun je het beste zien door je ter plaatse te laten overtuigen en niet via woorden. Dit zal nog vaker gebeuren. Onze Nederlandse militairen zullen voor en na de missie beschikbaar zijn om duiding te geven of technische briefings te verzorgen. We hebben niets te verbergen. Het is een integere missie, die in de fase waarin we nu zitten met Afghanistan een belangrijke bijdrage kan leveren. We hebben belang erbij dat deze zal slagen. Mevrouw Peters heeft nog eens benadrukt hoeveel zaken er eigenlijk goed gaan. De discussie concentreert zich alleen op de tien menen die naar huis zijn gegaan en het feit dat de politieopleiding wat minder goed loopt, maar er gebeurt zo veel goeds.

Mevrouw Peters is vergeten de F-16's te noemen. Deze zijn niet onbelangrijk. De Nederlandse F-16's met een reccelite zijn uniek. Deze hebben nu al een aantal keren tijdens hun vluchten bermbommen opgespoord dan wel locaties waar deze kunnen liggen. De aanwezigheid van F-16's zijn in het belang van de veiligheid van de burgers en van de militairen uit Nederland, Amerika, Duitsland en van iedereen die daar bezig is. Ik ben erg blij dat ze er zijn en ze doen hun werk goed.

Een aantal Kamerleden heeft gesproken over de veiligheid. Laat ik vooropstellen dat resultaten uit het verleden geen garantie geven voor de toekomst. In Afghanistan is geen sprake van een normale samenleving. Er kunnen dingen gebeuren waardoor je verrast wordt. Wij proberen zo geconcentreerd mogelijk te bekijken of het verantwoord is om onze activiteiten te ontplooien. Veiligheid wordt door ons ongelooflijk serieus genomen. De POMLT's zijn degenen die buiten de deur gaan. Elke dag opnieuw overwegen wij op basis van inlichtingen en observaties of het veilig genoeg is om de straat op te gaan en om Kunduz in te gaan. Onze observatie is doorgaans dat Kunduz een rustige stad is. Het dagelijkse verkeer gaat daar goed zijn gang. De POMLT's konden derhalve al een groot aantal keren de poort uit om hun werk te doen. Elke keer opnieuw wordt dit serieus gewogen. Op momenten dat de weging uitwijst dat het niet verstandig is, blijven de POMLT's binnen of gaan ze op een ander moment.

Ik kom op het aantal geweldsincidenten, waarover veel gesproken en geschreven wordt. Het is maar de vraag of dit een goede indicatie is. Als er immers geen veiligheidsincidenten zijn geweest en er morgen ineens tien zijn, kan het anders worden. Het aantal geweldsincidenten is een indicatie. Het aantal in Kunduz groeide in 2007, 2008 en 2009. In 2010 vond er nog lichte groei plaats en in 2011 was er sprake van een daling. De aard van de geweldsdelicten is gewijzigd. Er is een stijging van het aantal zelfmoordaanslagen en bermbomincidenten. De primaire doelwitten zijn de Afghaanse overheid zelf, de Afghaanse veiligheidstroepen en de milities. Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat je wat betreft de veiligheid ook rekening moet houden met seizoensinvloeden. We gaan nu weer de winter in. In de winter is het aantal geweldsdelicten doorgaans veel lager dan in de zomer, wanneer de omstandigheden hiervoor gunstiger zijn.

Zijn er insurgents en wat nemen we van hen waar? We hebben het gevoel dat de militaire aanwezigheid van Amerika en Duitsland ervoor heeft gezorgd dat hun aantal is afgenomen en dat hun positie is verslechterd. De situatie in Kunduz is, zoals op zo veel plekken in Afghanistan, zeker nog niet onomkeerbaar. Er zijn nog steeds mogelijkheden en de voedingsbodem voor instabiliteit is nog steeds aanwezig. De ontwikkeling hiervan is onze ogen in ieder geval bevredigend. Wordt er binnen de politie structureel geïnfiltreerd door de taliban of anderen die proberen om via de lijn van het dragen van het uniform aanslagen te plegen? Het gaat onzes inziens niet om structurele infiltraties. Voor zover er dergelijke aanslagen zijn gepleegd, was er veelal sprake van mensen die een uniform hadden geleend of zich hadden verkleed in een uniform. Het betrof derhalve geen mensen die al langer waren geïnfiltreerd. Er zijn natuurlijk ook Afghaanse milities geweest, die zich ineens tegen de omgeving hebben gekeerd. Bij hen is sprake ven een ommekeer in hun denken. Het beste voorbeeld hiervan is de aanslag geweest op de heer Rabbani. Diens eigen lijfwacht was hierbij in het geding. Onze observatie luidt dat er bij de politie geen sprake is van structurele infiltratie. Voor het overige proberen wij met de technieken die hiervoor zijn, zo goed als mogelijk onszelf ervan te overtuigen dat die situaties zich ook niet zullen voordoen. De mensen die zich melden, die binnen de poorten komen en in opleiding zijn, worden dondersgoed in de gaten gehouden en gemonitord.

Er is sprake van raketaanvallen. Op 9 en 11 september zijn er raketaanvallen gedaan op het kamp in Kunduz. Er was geen schade aan mens en materieel. Tussen deze en de laatste raketaanval zat een jaar tijd. We duiden het als een atypisch incident. Er was hierbij geen sprake van structuur. Er zijn geen indicaties dat er voldoende middelen en plannen beschikbaar zijn om in de toekomst op dit punt een structurele aanval te verwachten. Het dreigingsniveau voor beschietingen van het kamp in Kunduz beschouwen wij, op basis van de door ons verkregen inlichtingen, als laag.

Ik kom op de noordgrens van Afghanistan. Kunduz grenst niet aan Pakistan. De noordgrens is geen plaats waar insurgents naar binnen komen of waar infiltratie plaatsvindt. De noordgrens is wel een grens van misdadigheid. Er gaan drugstransporten langs en er vindt mensensmokkel en wapenhandel plaats. Er gebeuren dingen die goed gecontroleerd dienen te worden. In tegenstelling tot de westgrens en oostgrens, waar voornamelijk sprake is van respectievelijk drugshandel en insurgents, dient de noordgrens, waar ook wapensmokkel en mensenhandel plaatsvindt, goed te worden bewaakt. Bij de noordgrens behoeven echter niet per definitie militaire acties van de border police plaats te vinden. Wij noemen dit een typische marechausseegrens, maar dan wel een heftige. Het is geen militaire grens. Op het moment dat in Kunduz de border police in beeld komt en de veiligheidsituatie kritischer wordt, blijf je te maken hebben met mensensmokkel, drugsmokkel en meer van dit soort zaken. Hierdoor blijft de afgrendeling en bewaking van die grens aan de orde. Wanneer de splitsing tussen blauw en groen zal plaatsvinden, kan ik nog niet aangeven. Het is in het belang van de professionaliteit van hun grensbewaking dat de Afghanen deze scheiding aanbrengen. Wij dringen bij hen erop aan om dit zo snel mogelijk te doen. Op het moment dat er sprake is van een marechaussee-achtige bewaking – deze zal niet volledig gelijk zijn aan de situatie in Nederland – zal deze name proberen de normale grensbewaking te verrichten. Deze taak kun je scheiden van het gewelddadig ingrijpen wanneer je te maken hebt met gewapende transporten van criminelen, drugs of wat dan ook. Als je die scheiding aanbrengt, kun je ook specifieker de beroepsopleiding en de professionaliteit hierop afstemmen. Ik kan niet aangeven wanneer een en ander gebeurt. Van de zijde van de Afghanen is aangegeven dat zij gauw hieraan toe willen zijn. Wij proberen met hen te bekijken wanneer die professionaliteit zodanig is, dat hiermee kan worden begonnen. Zodra dit het geval is, kunnen we met de Afghanen zaken doen door onze deskundigheid en expertise aan de opleiding toe te voegen.

In het kader van de veiligheid noem ik ook het UNAMA-rapport. Hoe veilig kun je je daar voelen als je te maken hebt met het Afghaans rechtssysteem? Alle landen die in Kunduz hun werk doen, zoals Amerika, Duitsland en Nederland, kunnen worden geconfronteerd met opvattingen en gedragingen van functionarissen die niet stroken met de norm van de internationale gemeenschap. Wij proberen dit heel goed te monitoren. De Nederlandse inzet is erop gericht om samen met de partners sleutelfunctionarissen in Kunduz bewust te maken van de noodzaak om fundamentele mensenrechten te allen tijde te respecteren. Wij spreken hen erop aan en laten hen merken dat ze in de gaten worden gehouden. Ook zij hebben belang bij onze aanwezigheid ten behoeve van de stabiliteit van de provincie. Het is een wederzijds belang. We gaan ervan uit dat we op die manier een omstandigheid kunnen creëren, waarbij de handicaps te overwinnen zijn en waarin de mensenrechtensituatie en de bescherming van mensen die in de justitiële keten komen, sterk verbeteren. Ook op dit punt heeft Afghanistan nog veel verbetering nodig.

De heer Van Bommel heeft gesproken over een zestal incidenten, waarbij gevochten is. Mijn informatie luidt anders. Zesmaal zijn politiefunctionarissen betrokken geweest bij gevechtssituaties. Er waren twee incidenten. Een incident vond plaats in Kunduz en een incident in Kandahar. In alle gevallen betrof het de border police en niet de Afghan Uniformed Police. Een en ander lag derhalve buiten onze scope.

Onze Intel-positie moest aanvankelijk, toen wij naar Afghanistan gingen, nog voor een belangrijk deel worden opgebouwd. We konden al wel veel delen met de Duitsers en Amerikanen. Onze huidige Intel-positie voldoet aan de normen die wij hiervoor hebben. Wij hebben de indruk dat deze goed loopt. De informatie die wij willen hebben is professioneel, door zowel de samenwerking met andere diensten als ook onze eigen aanwezigheid daar. Wij proberen op dit punt de veiligheid heel serieus te nemen.

De heer Voordewind vroeg of het opknippen van de acht- en tienweekse opleiding niet tot versnippering leidt? Nee, dat is niet het geval. De agenten die wij opleiden, zijn al werkzaam in de praktijk. In de praktijksituaties met de POMLT's worden hun de restanten bijgebracht. Dit heeft twee voordelen. Ten eerste kun je reageren op de praktijk. Ten tweede zouden we bij de handhaving van de veiligheidssituatie in de omgeving van Kunduz en Kunduz-Stad roosterproblemen hebben gekregen, als we hadden vastgehouden aan het voorstel om de opleiding aaneengeschakeld te doen. We hadden dan een heel ander probleem gehad, te weten met de politieorganisatie. Deze zou haar mensen niet meer beschikbaar kunnen stellen. Anders zou zij niet voldoende politiemensen kunnen inzetten op plaatsen waar dit nodig is. Met elkaar hebben we een toepassing gevonden, die niet tot versnippering maar eerder tot pragmatische aanvulling leidt en hierdoor alleen nog maar aan kracht gewonnen heeft.

Mevrouw Hachchi is met name ingegaan op de genderkant van de opleiding. Los van de genderfunctionaris noem ik een aantal zaken dat op dit punt is gebeurd. Op 20 oktober is de eerste opleiding voor elf vrouwen afgerond. Die opleiding besloeg twee weken. Afghaanse vrouwen gingen in verband met de veiligheid tijdens die twee weken dagelijks naar huis. De opleiding betrof een security awareness course met een door het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken goedgekeurd curriculum. De opleiding is gegeven door een Duitse en twee Nederlandse instructrices. Daarnaast zijn er gastlessen verzorgd door vier Nederlandse vrouwelijke militairen. De schietlessen zijn gegeven door vrouwelijke militairen van de Verenigde Staten. Er is gebruikgemaakt van een door de VS beschikbaar gestelde vrouwelijke tolk. Door Duitsland en Nederland werd er een tweede tolk ingehuurd via Kabul. Een tweede opleiding staat gepland voor december.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik snap helemaal dat de minister aangeeft dat we ons ervan bewust moeten zijn wat er gebeurt op het terrein van gender, zeker wat betreft de politietraining van vrouwen. Die training is in het belang van de veiligheid. Het ging mij echter ook om die genderspecialist. Zal minister Hillen deze vraag beantwoorden of moet ik wachten op de staatssecretaris? Er wordt al gewezen in de richting van de staatssecretaris.

Minister Hillen: Er komen vandaag veel verlossende woorden van staatssecretaris Knapen. Ik kom op de opleiding van de onderofficieren, oftewel het lagere kader dat wij later proberen aan te haken. Acht plus acht weken wil niet zeggen dat deze groep minder opleiding krijgt. Binnen die achtweekse zit niet de taalkundige. Die is in de meeste gevallen nog nodig. Dit betekent dat er nog vier weken kunnen bijkomen. Heel goede onderofficieren krijgen een aanvullende opleiding van vier weken, waardoor zij bekwaamd zullen worden en meer carrièrekansen zullen krijgen. Ook voor hen proberen we de opleiding zo strak en inhoudelijk mogelijk te maken. Het «train the trainers»-programma heeft geen consequenties voor de praktijk. Een en ander kan tegelijkertijd lopen. Dit houdt feitelijk in dat trainers gaan meelopen bij andere trainingscursussen en in de praktijk hun ervaring opdoen. Dit wordt vervolgens nagesproken. Alles geschiedt binnen de capaciteit. De huidige tien marechaussees die niet zijn ingezet, zijn nog steeds niet nodig als we het «train the trainer»-programma doen, de onderofficieren gaan opleiden plus datgene wat we al deden. Deze andere tien komen pas in beeld op het moment dat we echt met border police gaan werken of met andere provincies aan de slag zouden gaan. Zij zijn momenteel niet in beeld. We kunnen het aan met de capaciteit van dit team plus de omgeving die ook meedoet aan de trainingsactiviteiten.

De heer Çörüz heeft gevraagd naar de infrastructuur. Deze vordert volgens plan. De aanbouw van de barakken in Kunduz zal in februari of maart 2012 voltooid zijn. De Kamerleden hebben zelf kunnen aanschouwen op welke wijze iedereen gehuisvest is. Dit is met de nodige veiligheidseisen omgeven. De definitieve huisvesting komt op tijd gereed. In Mazar-e-Sharif zit het personeel ook nog in een tijdelijk kamp. De bepantserde containers, waarin het personeel zal gaan slapen, zijn binnen een of twee weken vanaf nu gereed. Die zaak is dan ook voor elkaar. In die zin voldoet de infrastructuur aan de gemaakte afspraken.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De regering tracht de missie steeds zo goed mogelijk op de lokale omstandigheden af te stemmen. Het plaatje van januari ziet er toch anders uit dan het plaatje van november? Was dit nu een verrassing? Was er niet al sprake van voortekenen, zodat er eerder rekening met een en ander gehouden had kunnen worden?

De regering zal de variëteiten van de inzet onderzoeken. Voor welke capaciteit van de huidige trainingsmissie acht de regering dit nodig? Hebben we het dan nog steeds over 10 van de 90 trainers of betreft het een andere verhouding?

Als de regering zoekt naar toekomstige mogelijkheden voor het inzetten van de missie, kan zij hierin dan zowel het monitoren van opgeleide agenten als ook het duurzame aspect van de opleiding meenemen? Kan zij tevens nadrukkelijk aangeven op welke manier je dit in de toekomst kunt blijven vormgeven, bijvoorbeeld door vervolgopleiding, rule of law et cetera?

Minister Hillen: Excuses. Ik dacht dat de laatste vraag eigen al door minister Rosenthal was beantwoord. Uiteraard leggen we bij alle uitbreidingen dezelfde criteria aan. Op welke wijze we deze kunnen toepassen, is een tweede vraag. Dit zal het onderzoek moeten uitwijzen. Natuurlijk gaan we van dezelfde criteria uit. We zijn tot nu toe steeds uitgegaan van diezelfde capaciteit van tien trainers. Op het moment dat we uitbreiden, gaan we ervan uit dat we binnen het totaal van 90 blijven. Mogelijk lopen we tegen een mer à boire op, maar voorlopig gaan we nog steeds uit van tien.

Ik kom op de foto. De realiteit verrast altijd, aangezien deze voortdurend in beweging is. Aanvankelijk had het ontwikkelen van de Afghan Uniformed Police een hogere prioriteit. Toen wij eerder met de Kamer de opzet bespraken, was het aantal hoger. Gaandeweg zijn de getallen naar beneden bijgesteld. Wij zijn hierdoor verrast. Althans, het is ons overkomen. In die zin zijn we door de realiteit in de praktijk ingehaald. We hebben hierop adequaat gereageerd door eerst ervoor te zorgen dat we op tijd klaar waren en konden beginnen. Vervolgens hebben we de overbodige mensen teruggehaald. In totaal waren dit er zeven. Overall valt dit aantal mee. Op dit moment houden wij tien mensen in reserve. Deze zullen alsnog worden ingezet, als we die uitbreiding kunnen doorzetten. De cijfers zijn veranderd, zij het niet drastisch. Het aantal mensen dat we hebben kunnen inzetten, is iets lager geworden dan aanvankelijk gepland. Grosso modo draait de missie volstrekt volgens plan.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Wanneer en hoe werd dat plaatje van die steeds veranderende werkelijkheid duidelijk? Ik wil een indruk krijgen van de wijze waarop dit in de toekomst verder moet gaan. Ik begrijp dat de NAVO Nederland al in mei hierover heeft geschreven. De Kamer is echter pas begin oktober geïnformeerd over dat veranderde plaatje.

Minister Hillen: Ik dacht dat wij in april al hadden geïnitieerd dat we de training zouden beperken tot Kunduz. Aanvankelijk zaten we op de hele provincie. Het beeld dat wij aan het opbouwen waren, is een aantal keren veranderd. We hebben toen bestens de beschikbare getallen gehanteerd. Toen deze later anders bleken te zijn, hebben we ze aangepast. We zullen altijd te maken hebben met veranderende omstandigheden. De omstandigheden zijn gradueel, maar niet principieel veranderd. Principieel spreken we nog steeds binnen dezelfde missie en voorwaarden.

De heer Van Bommel (SP): «En in hetzelfde land», zou je hieraan kunnen toevoegen. Mijn vraag heeft ook hiermee te maken. Als een groot bedrijf zijn omzet ziet halveren en de CEO zegt dat er dit jaar toch producten verkocht zijn, is de luisteraar waarschijnlijk van mening dat de CEO niet capabel is. Stel dat de minister van Defensie zegt dat we heel veel rekruten gaan opleiden. Hij zendt hiervoor enkele tientallen marechaussees en haalt er vervolgens tien terug. Als hij dan zegt dat we grosso modo nog binnen onze targets zitten, doet hij iets niet goed. Dat is mijn oordeel. De minister hoeft zich dit niet aan te trekken. Hij moet echter wel een verklaring geven voor die omstandigheden. Waarom willen Afghanen niet door Nederlandse marechaussees worden opgeleid?

Minister Hillen: De heer Van Bommel doet een assumptie, een aanname, en verklaart deze tot feit. Hij geeft aan dat dit zijn visie is en dat ik mij hiervan niets hoef aan te trekken, nadat hij een en ander nagenoeg als feit heeft neergezet. De werkelijkheid is anders. De situatie wijkt af, omdat de politiefunctionarissen die wij eerst in beeld hadden inmiddels vallen onder het lagere politiekader. Strikt genomen behoorden zij niet tot de doelgroep. Er vindt derhalve een reorganisatie plaats. De heer Van Bommel noemt het halveren van de omzet. Ik zou mij hierover ook zorgen maken, als dit het geval zou zijn. We spreken over 545 mensen, van wie er 7 zijn teruggeroepen. Ik noem dit geen halvering, maar misschien reken ik anders dan de heer Van Bommel. De rest is druk en druk bezig geweest. Het betreft niet alleen de politiefunctionarissen. Voor de F-16's zijn er 165 mensen bezig. Zij sporen locaties op waar bermbommen liggen. Ik zou deze taak willen toevoegen aan de belangen van de missie. In Kabul gebeurt er van alles op het terrein van gender en de rule of law. De heer Van Bommel geeft een voorstelling van zaken, die ik voor zijn rekening laat.

De heer Van Bommel (SP): Met cijfers kun je heel veel goochelen. Ik raad de minister aan om een en ander af te zetten tegen alle militairen die naar Afghanistan worden c.q. zijn uitgezonden. Dan verkruimelt het helemaal. We hebben het natuurlijk over de 20 marechaussees die daar die opleiding zouden gaan doen. 7 of 10 is dan een substantieel aantal. Hieraan moet je het relateren. Ik kan mij voorstellen dat er mensen aan de bovenkant naar het kader doorstromen. We zijn immers heel snel tevreden. Als de Afghanen hun eigen naam kunnen schrijven, menen we dat we hen hebben gealfabetiseerd. Als ze een geweer kunnen vasthouden en kunnen schieten, zeggen we dat we hen een schietopleiding hebben gegeven. Ook dat is de praktijk in Afghanistan. Laat de minister zichzelf niet te snel tevreden stellen met de geboekte resultaten. Wil hij de lat niet wat hoger leggen?

Minister Hillen: Mijn lat ligt ontstellend hoog. Wij verwachten veel meer. De heer Van Bommel maakt een karikatuur van de inspanningen die worden gepleegd in een moeilijk land met een bevolking die ernstig in de problemen zit. Dit is niet in overeenstemming met de solidariteit die de SP-fractie normaliter zegt op te brengen voor mensen met problemen. Ik vind dit jammer.

Ik heb niet gegoocheld met cijfers. Ik heb de situatie geschetst. De Afghanen zijn bezig hun eigen politiekorps op te bouwen. Als zij ertoe besluiten om zelf wat prioriteiten te wijzigen en wat personeel te laten doorstromen in andere categorieën, waarover wij andere afspraken hadden gemaakt, is dit hun keuze. Wij zullen trachten ons hieraan aan te passen en zo goed mogelijk hierop te reageren. Dit zijn we aan het doen en bespreken we vandaag ook met de Kamer. De ontwikkeling is zeer bemoedigend. Van de week heb ik gesproken met de teruggekeerde kolonel, die ook bij de fractie van de heer Van Bommel is geweest. Hij heeft verslag gedaan van zijn ervaringen. Het verslag was aan alle kanten bemoedigend. Op basis van die feiten kan ik de Kamer met open ogen tegemoet treden en zeggen dat we met een goede zaak bezig zijn.

De heer Van Bommel (SP): Ik wil een correctie maken. De minister zei ten onrechte – het zal een verspreking zijn geweest – dat de kolonel bij mijn fractie is geweest. Dit betrof echter de GroenLinks-fractie en niet de SP-fractie.

Minister Hillen: Dat zou wellicht geholpen hebben, maar het was inderdaad bij de GroenLinks-fractie.

De heer Van Bommel (SP): De kolonel is altijd welkom.

De heer Ten Broeke (VVD): Ook mijn vraag richt zich op de 2% van de missie die gaat over de marechaussee en niet op de 65% van de POMLT's. Wordt alleen de grenspolitie in Kunduz bij het onderzoek betrokken of geldt dit ook voor de Afghan Border Police en andere grensprovincies? Ik heb gevraagd of de militaire taken van de grenspolitie worden overgenomen door het Afghaanse leger? Kan hierover reeds iets worden gezegd? Bij mijn weten monitort de minister dit. Blijven er strikt genomen echte douanetaken over? Wat betreft de grensregio's maakt de VVD-fractie zich vooral zorgen over de veiligheidsrisico's voor onze eigen trainers. In hoeverre heeft de minister zich op de rekrutering in andere provincies? Wij geven zelf die rekrutering in Kunduz op een buitengewoon scherpe wijze vorm.

Minister Hillen: Eigenlijk noemt de heer Ten Broeke het curriculum op, waaraan ons onderzoek moet voldoen. Al deze dingen zullen nu moeten blijken. Over welke grenzen hebben we het? Als de Afghaanse provincies worden overgedragen aan Afghaanse autoriteiten, komen er grensregio's bij. Bij Kunduz is in ieder geval sprake van de noordgrens. De andere grenzen links van Kunduz zijn ook noordgrenzen. Uiteindelijk kom je ook bij de westgrens uit. We proberen de Afghanen aan te geven dat er vorderingen moeten worden gemaakt met de scheiding tussen blauw en groen. We proberen die vorderingen te stimuleren. Het is echter aan de Afghanen om dit soort besluiten te nemen. Als zij blauw en groen scheiden, geldt dit niet alleen voor Kunduz maar ook in veel bredere zin. Er bestaan dan nog steeds vragen over het «tracking and tracing»-systeem en het rekruteren en keuren van mensen. Alle zorgvuldigheden die we in Kunduz proberen toe te passen, gelden natuurlijk elders ook. In die zin moet je proberen om je lat hoog te leggen. Dit is niet alleen in het belang van de opleiding en in het belang van Afghanistan, maar ook in het belang van de veiligheid van je eigen mensen.

De heer Timmermans (PvdA): Het kabinet houdt nog steeds vol dat het een politietrainingsmissie is. De minister van Defensie wijkt nog wel eens hiervan af, maar grosso modo houdt het kabinet dit vol. Als het aantal mensen dat de politie moet trainen ongeveer gehalveerd wordt, betekent dit dat de ratio tussen militairen en politietrainers bijna verdubbelt. Je hebt dan bijna 50 militairen op iedere politietrainer. Deze cijfers geven toch de realiteit weer? De heer Bommel zei dit zojuist ook. Is het al die inspanning, die risico's en dat geld waard, als een en ander tot zo'n kleine kern wordt gereduceerd?

De minister is voornemens het «train the trainer»-programma door te voeren. Die trainers gaan weer andere mensen trainer. Heeft de minister zicht op de mensen die de getrainde trainers gaan trainen? Zitten zij ook allemaal in dat Nederlandse «tracking and tracing»-systeem, zodat de minister iedereen in heel Afghanistan in de gaten kan houden? Dat moet wel als hij aan de voorwaarden van GroenLinks wil voldoen.

Minister Hillen: De missie is bedoeld om politiefunctionarissen op te leiden. In die zin is het een civiele missie. Als ik het woord «militair» gebruikt heb in de Kamer, deed ik dit vanwege het feit dat er vanuit Defensie gezien veel militairen deelnemen. Ik ben trots op militairen en dat blijf ik ook. De heer Timmermans is dit ook, heb ik vandaag gemerkt. Dat is prima. De missie is erop gericht om politiefunctionarissen op te leiden.

De PvdA-fractie heeft indertijd de positie ingenomen dat het een vechtmissie zou zijn. Het is echter geen vechtmissie. De Kamerleden die op werkbezoek zijn geweest om te bekijken hoe een en ander vorderde, hebben dit ook kunnen constateren. De heer Timmermans neemt nu een nieuwe positie in en meent dat een en ander niet goed is. Het oorspronkelijke verzet van de PvdA-fractie was dat het een vechtmissie zou zijn. Het is echter geen vechtmissie. In die zin kan de zij met een sierlijk gebaar de draai maken en de missie alsnog steunen. Ook de PvdA-fractie heeft vanuit haar geschiedenis van internationale solidariteit op dit punt een uitstekende conduitestaat. Ik zou haar graag verwelkomen.

De heer Timmermans (PvdA): De minister kan helemaal niet vertellen wat die politieagenten allemaal doen. Politieagenten vechten iedere dag met de taliban. Ook de Afghan Uniformed Police maakt dit nog dagelijks mee. De minister kan geen overzicht geven van hetgeen er de komende tijd precies gaat gebeuren. Hij geeft dit zelf aan. Hij weet dat er een oorlogssituatie is. De minister levert derhalve een bijdrage aan de NAVO-missie, die bedoeld is om zo snel mogelijk in 2014 daarvandaan te kunnen vertrekken. Dit is het kader binnen deze missie.

Minister Hillen: Het lid van de PvdA-fractie dat is meegegaan op werkbezoek, heeft het tegendeel kunnen zien. Men heeft zich met eigen ogen kunnen laten overtuigen van het feit dat hetgeen nu gezegd wordt, niet juist is.

De POMLT's, oftewel militairen, zijn er niet voor force protection. Force protection komt van de Duitsers of eventueel van de Amerikanen, ingeval het nodig is om mensen uit benarde posities te bevrijden. Al onze militairen zijn bezig met opleiding of ondersteuning hiervan. Het is op geen enkele wijze een vechtmissie. Iedere deelnemer houdt zich aan de missie, zoals deze met de Kamer binnen de mandaten is afgesproken. We kunnen iedereen die hierover wil spreken met een open mind tegemoet treden. De missie voldoet aan de gemaakte afspraken. Nu we een tijdje verder zijn en een tussenmaat nemen, kunnen we constateren dat deze ook aan die voorwaarden voldoet. Een aantal aanloopmoeilijkheden is opgelost. We zullen bekijken op welke wijze we de capaciteit maximaal zullen ontplooien in het belang van de Afghaanse bevolking. Hieraan wordt gewerkt. In die zin zijn we met een goede zaak bezig.

De trainers die überhaupt toegelaten worden en kunnen meedoen, zijn vanzelfsprekend op gelijke wijze gescreend als de anderen. Deze mensen worden niet van de straat geplukt met de mededeling dat zij maar moeten gaan trainen. Deze mensen hebben al in een opleiding gezeten. Natuurlijk zullen wij met deze trainers net zo zorgvuldig omgaan als met de andere, zowel vanwege onze eigen veiligheid als vanwege professionaliteit en vakkundigheid.

De heer Timmermans (PvdA): Dat was mijn vraag niet. Wordt iedereen die straks door de opgeleide trainers wordt opgeleid, ook gevolgd door dat systeem teneinde ervoor te zorgen dat zij zich als dienders gedragen en niet als militairen?

Minister Hillen Uiteindelijk is het een keten. Wij zijn dadelijk weg. Uiteindelijk moeten de Afghaanse autoriteiten over hun eigen justitiële keten gaan. Wij zijn op dit moment aan het werk om die justitiële keten straks zo goed mogelijk te laten functioneren.

De heer Timmermans (PvdA): Ik ben blij met dit antwoord. Het is fictie om te veronderstellen dat het mogelijk is om al die opgeleide mensen te volgen.

Minister Opstelten: Ik bedank de Kamerleden voor hun interventies. Er zijn weinig vragen op mijn terrein gesteld. Ik bedank de Kamerleden voor hun opmerkingen in de richting van de politiemannen en -vrouwen die voor ons in Afghanistan het werk doen. We spreken met veel respect over hen. Vandaag vertrekken 7 personen en er zitten er nog 24. Er is veel animo voor de missie. De pool is inmiddels goed samengesteld. Geleidelijk aan zal dit contingent aan het einde van dit jaar uitgroeien tot zo'n 40 politiefunctionarissen, zowel mannen als vrouwen. Ik zeg dit expliciet in de richting van mevrouw Hachchi. De positie van vrouwen is een speerpunt, zowel van EUPOL als van het kabinet. Drie Nederlandse vrouwelijke politiefunctionarissen hebben bijvoorbeeld de pilot van een voortgezette ngo-cursus voor het hoger en middenkader in Kabul voorbereid, georganiseerd en uitgevoerd. Deze wordt door EUPOL in het Afghanistan voortgezet en doorgezet. De EUPOL-opleidingen voor vrouwen op ngo-niveau zijn bijzonder, omdat deze bedoeld zijn voor enkel vrouwelijke agenten door vrouwelijke docenten. Dit vergroot de bereidheid en de motivatie van Afghaanse vrouwen. Er is aandacht voor aspecten als huiselijk geweld, seksueel misbruik van vrouwen, zedendelicten, mensenhandel en mensensmokkel. Er wordt natuurlijk ook een normale opleiding in dit kader gegeven.

De heer Çörüz heeft geïnformeerd naar de stand van zaken wat betreft zijn motie van november over de veteranenstatus. We hebben hem tussentijds in een verzamelbrief al geïnformeerd. Het kabinet zal nog formeel reageren. Ik geef een korte stand van zaken. We onderzoeken tezamen met de politiebonden heel intensief welke elementen van de militaire veteranenstatus, vooral in de sfeer van nazorg, nog niet zijn geregeld en opgenomen moeten worden in de respectievelijke regelingen voor de politie. Dit betreft de materiële positie. Het toekennen van de militaire veteranenstatus, de formele positie, is iets anders. Deze is voor militairen en niet voor politiefunctionarissen die op vrijwillige basis aan missies deelnemen. Deze status wordt dus niet toegekend. Ik zal de Kamer hierover antwoorden in een formele brief. Daarin zal datgene staan wat ik net heb gezegd, maar dan nog mooier en uitgebreider met meer motivering.

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor hun waarderende woorden over onze mensen die daar zitten. Als je daar niet in uniform rondloopt, is het leven niet minder riskant dan wanneer je dat wel doet. Dit wordt nog wel eens vergeten. over het hele rechtsstaatprogramma. Mevrouw Hachchi, de heer Voordewind en mevrouw Peters hebben uitvoerig gesproken over het hele rechtsstaatprogramma. Dat is heel aardig onderweg. We hebben ruim 200 agenten, onder wie en aantal vrouwelijke, cursussen kunnen aanbieden op het terrein van community policing. We hebben een aantal cursussen kunnen geven voor openbare aanklagers en voor opsporingsagenten in de vijf districten van Kunduz en een district daarbuiten, oftewel in totaal zes districten. Hier hebben we cursussen gegeven om de samenwerking tussen politie en openbare aanklager te verbeteren. Dit is heel zichtbaar. Het kantoor van de orde van advocaten in Kunduz is intussen opgeknapt. Het is ingericht en ziet er goed uit. Er staat datgene wat mensen nodig hebben om te kunnen werken, inclusief computers waarom was gevraagd. We zijn ook bezig om te beginnen met infrastructurele ondersteuning van de lokale afdelingen van het Afghaanse ministerie van Justitie. Je bent er natuurlijk niet met het enkel beschikbaar stellen van apparatuur. Dit werd ook duidelijk in een artikel uit de Volkskrant van hedenochtend. Als je de apparatuur hebt voor het scannen van vingerafdrukken, maar nog niet de training hebt gegeven om ervoor te zorgen dat de mensen ze kunnen bedienen, dan heb je hieraan niet zo veel. Het is allemaal werk in uitvoering, maar nog niet allemaal geregeld. Het is belangrijk dat dit alsnog gebeurt. Anders heeft dit nare repercussies.

We hebben een aantal cursussen afgerond voor rechters op het terrein van ethiek. Daarnaast zijn we bezig met cursussen over landrecht, ook niet onbelangrijk. Over al deze programma's is voortdurend overleg met het kantoor van de gouverneur, zodat hij weet wie wat waar doet. We hebben nu een programma voor de komende jaren van ruim $ 22 miljoen voor de komende jaren voor die «rule of law»-programma's. Dit heeft een lange adem nodig. We gaan niet vooruitlopen op de vraag hoe die «rule of law»-programma's straks eruitzien. We zijn voor diverse ambassades met meerjarige programma's bezig en die lopen nog. Het staat echter als een paal boven water dat je bij dit soort programma's voor failed states niet na twee of drie jaar kunt zeggen dat de ze het voortaan zelf moeten doen. We zijn bezig om zo'n land in korte tijd vanuit een status van feodaliteit in de eenentwintigste eeuw te katapulteren. Dit gaat niet in een jaar via een aantal cursussen, maar heeft simpelweg tijd nodig.

Mevrouw Hachchi vroeg naar de status van de genderexpertise. In Kunduz zijn zo'n vijftien tot zeventien ngo's bezig in Kunduz, waarvan een aantal zich ook bezig houdt met gender. De expertise is er volop. We doen zelf ook het nodige hieraan. Via EUPOL hebben we een genderadviseur bij Binnenlandse Zaken zitten. Deze houdt contact met de family response unit inzake gendergerelateerde geweldsproblematiek. We hebben via Defensie ook bij ISAF een genderadviseur zitten, ik meen in Mazar-e-Sharif. De capaciteit is derhalve aanwezig. Op het terrein van vrouwen en de rechtsstaat is er nog enorm veel te doen en loop je aan tegen heel veel grote en serieuze problemen. In de staven van de huqooqs zijn bijvoorbeeld nog geen vrouwen werkzaam. Hierdoor is het heel lastig om daar goed te kunnen functioneren. Dit moet allemaal nog gebeuren. De Kamer kent het UNAMA-rapport. Het is een feit dat wat betreft de positie van vrouwen in gevangenissen en de discriminatie van vrouwen nog een wereld te winnen is. We doen hieraan het nodige. Tijdens mijn bezoek aldaar heb ik gevraagd om in de taakverdeling van die ngo's zeker te stellen – wij coördineren die «rule of law»-programma's tussen die ngo's en Kunduz – dat iemand, een ngo, de verantwoordelijkheid neemt voor juist dit aspect. We werken hieraan. In de gevangenis in Kunduz is nu een vrouwenafdeling. Hier zitten 20 vrouwen met kinderen. Er wordt gewerkt aan nieuwbouw. De eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat daar soms vrouwen gevangen zitten om de enkele reden dat zij van huis zijn weggelopen. Dit zouden wij volgens alle gangbare normen geen delict willen noemen. In dat opzicht is er nog heel veel te doen en zijn we er nog lang niet. Hierover moeten we elkaar niets wijsmaken. Een en ander gaat ook niet van de ene op de andere dag.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik bedank de staatssecretaris voor zijn toelichting over zowel het «rule of law»-programma als over gender. Wat betreft de rule of law heb ik een verduidelijkende vraag. De staatssecretaris geeft terecht aan wat er tot nu allemaal gebeurd is op het terrein van de rule of law. Geeft hij daarmee aan dat er voorlopig geen sprake is van extra Nederlandse inzet? De staatssecretaris geeft aan dat een lange adem vereist is. Ik begrijp dat we niet vooruit kunnen lopen op de periode na 2014. Ik zie dit wel als een van de belangrijkste elementen, zeker als we spreken over de rechtsstaat in Afghanistan. Als Nederland betrokken blijft bij het land, dient dit onderwerp hoog op de agenda te staan.

De genderspecialist van Defensie zit in Kabul. Ik heb deze functionaris zelf kunnen spreken. Deze internationale stoel wordt nu vervuld door Nederland. Door de bezuinigingen gaan andere landen deze stoel niet vervullen. De rol van de genderspecialist is niet enkel het geven van expertise en informatie. In de context van veiligheid is de rol van gender ook het internationaal scherp houden van de ISAF-troepen. Ik vind het heel belangrijk dat deze stoel gevuld blijft. Als andere landen hiertoe niet in staat zijn, wil ik een beroep doen op dit kabinet om die stoel wel gevuld te houden.

Staatssecretaris Knapen: Bij mijn weten zit de genderfunctionaris daar tot eind maart volgend jaar. Tot die tijd is een en ander geborgd. Het is mij niet bekend dat er geen mogelijkheden zijn om in de normale roulatie die functie opnieuw in te vullen. Ik wil graag in overleg met Defensie bekijken hoe dit zit en of de vooronderstelling van mevrouw Hachchi juist is. We zouden dit moeten uitzoeken.

Minister Hillen: De opvolger van de huidige gendervertegenwoordiger gaat van Kabul naar Mazar-e-Sharif. We zijn natuurlijk ook erg gefocust op datgene wat wij doen. Onze genderdeskundige zit dan bij ons in de buurt. Vanuit Nederland gezien komt er in ieder geval een opvolger.

De heer Çörüz (CDA): Het is goed om te horen dat er in zo'n korte tijd al heel veel in de steigers staat, zoals gender, openbare aanklagers, de orde van advocaten, politiemensen, rechters. Ik mis echter een belangrijke doelgroep, te weten de politici. Zitten deze in een bepaald programma, in de rule of law of elders? Toen wij een bezoek brachten aan het Afghaanse parlement, wilde een Afghaanse vrouwelijke parlementariër het punt van corruptie aanpakken. Zij vroeg ons letterlijk om steun en training. Ik ben benieuwd of er naast al het goede werk voor al die andere doelgroepen, er ook specifieke programma's zijn om onze Afghaanse partners te ondersteunen dan wel te trainen.

Staatssecretaris Knapen: De programma’s zijn tot nu toe gericht op overheidsfunctionarissen en bestuurders. We staan slechts aan het begin. We hebben weliswaar 223 politiefunctionarissen getraind op community pleasing, maar dit is pas de eerste stap. Hiermee is de zaak niet afgehandeld. Deze functionarissen zullen terugkomen. Er is overleg met de rechters, de officieren van justitie en de politie in Kunduz teneinde de stand van zaken te bekijken. We zijn bezig met trainingsprogramma's voor deze mensen. We bieden trainingen aan aan dorpshoofden en wijkhoofden. Er wordt veel gesproken over de verschillende werkelijkheden, die van hier en die van daar. Mochten deze niet synchroon lopen, dan zouden we hen wellicht geen politici noemen maar belangrijke agents met het oog op de beïnvloeding van lokale verhoudingen. We werken hieraan.

De heer Çörüz (CDA): Ik wil een belangrijk signaal meegeven. Door de verschillende ministers is aangegeven dat die politici zowel nationaal als regionaal een belangrijke rol spelen. Ik waardeer het feit dat dorpshoofden worden getraind. Een en ander is een ontwikkeling. Wellicht zou eens serieus gekeken moeten worden naar dit signaal en aandachtsveld. Uiteindelijk zullen de politici een en ander democratisch in een rechtsstaat met elkaar moeten doen.

Staatssecretaris Knapen: Hiermee ben ik het volledig eens. De heer Voordewind vroeg expliciet naar de transitie van de informele naar de formele rechtspraak. Ik begrijp heel goed zijn zorg en die deel ik ook. Het is echter goed om ons ervan te vergewissen dat dit niet iets is wat je van de ene op de andere dag regelt. We hebben hiermee in ons eigen land ervaring. In Nederlands-Indië deden we er honderd jaar over, waarna we een soort evenwicht hebben gevonden tussen de formele en informele rechtspraak. Zo veel tijd willen we hiervoor niet nemen. Het zou al een hele stap zijn als we zicht hebben op de aard van de informele rechtspraak en zicht krijgen op de keuzes die daar worden gemaakt en de investeringen die we doen, zoals in het UN Women-onderzoek. Deze hebben in eerste instantie niet direct te maken met de overgang van informele naar formele rechtspraak, maar vooral met het krijgen van inzicht in de keuzes die daar worden gemaakt. Als we op die hooqooqs-kantoren meer vrouwen kunnen krijgen, dan wordt het ook gemakkelijker om in discussie te gaan over de vraag welk type rechtspraak van toepassing is dan wel de voorkeur heeft. Er zijn dan ook beïnvloedingsmogelijkheden. Dit is een cultuurkwestie. Er zitten vrouwen in gevangenissen om het simpele feit dat thuis zijn weggelopen. De overgang van de informele traditionele rechtspraak naar de formele rechtspraak moeten we stap voor stap zetten. We werken eraan en ik sympathiseer hiermee. We moeten echter niet verwachten dat we het van de ene op de andere dag kunnen veranderen. Laten we om te beginnen in kaart brengen wat er daar gebeurt, zodat je een begin van een discussie hebt over de vraag waarop vrouwen rechten hebben.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb alle begrip voor het feit dat we aan het begin van zo’n proces staan. Ik vroeg het kabinet naar de ambitie van de VN-missie. Ik begrijp heel goed dat dit niet van de ene op de andere dag mogelijk is. Hier gaan jaren overheen en misschien wel een generatie. Ik vroeg echter naar de ambitie. We trainen advocaten en 250 politieagenten voor community policing. Welke verbintenis heeft dit met het informele rechtssysteem? Betekent dit uiteindelijk een versterking voor de shariarechtbanken in Afghanistan? Welk systeem versterken we in dat geval? Komt een en ander ten goede van de positie van vrouwen en christenen? Het kan toch niet zo zijn dat we voornoemde nastreven? Ik begrijp de ambitie om alles inzichtelijk te maken. Dit moet je als eerste doen. Dit zou echter een heel magere ambitie zijn.

Staatssecretaris Knapen: Ik ben het hiermee eens. Om stap twee te kunnen zetten is het zinvol om eerst stap een te zetten. Verder ben ik het geheel eens met die ambitie eens.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dit is stap één. Wat is nu de ambitie voor stap twee? Ik begrijp best dat hiervoor een lange adem is vereist. Uiteindelijk willen we af van die shariawetgeving. Er worden nog mensen gestenigd in Afghanistan. Vrouwen zitten ter bescherming in andere gevangenissen, omdat ze die shariarechtbanken willen ontlopen. Wat is de ambitie?

Staatssecretaris Knapen: Laat ik proberen om het preciezer op microniveau te schilderen. Stap één is het inrichten van een huqooq-kantoor. We moeten ervoor zorgen dat daar mensen zitten die het vertrouwen winnen van degenen die daar komen. Vervolgens is de ambitie om met professionele family respons units ervoor te zorgen dat, wanneer iemand zich meldt, hij of zij in plaats van de informele rechtsgang de formele rechtsgang kan kiezen. De wijkagent moet weten dat dit relevant is. Om deze reden geven wij training aan politieagenten. Om ervoor te zorgen dat die politieagent terecht kan bij een officier van justitie, is het zaak dat de officier van justitie weet dat dit een belangrijk onderwerp is. Daarom geven we hem die training. Om ten slotte vertrouwen te hebben in de rechtbank die de formele rechtspraak toepast, is het zaak dat de rechter weet dat dit relevant is. Om deze reden verzorgen wij cursussen ethiek voor rechters. Op deze wijze proberen wij stap voor stap die keten langs te gaan. De ambitie is uiteindelijk dat een vrouw zich daar meldt en zelfbewust genoeg is om te weten dat zij zelf bepaalt welke rechtsgang ze volgt. De kans is vrij groot dat we volgend jaar nog niet zo ver zijn. Bovendien willen we het misverstand uit de wereld helpen dat we volgend jaar met deze programma's het land door een soort culturele revolutie zouden hebben geholpen. Je moet die ambitie niet hebben. Dat is vragen om frustratie en frustratie is vragen om opgeven. Dat willen we echter niet.

Er ligt nog een vraag van de heer Brinkman over de financiering. Naar mijn weten is die vraag nog niet beantwoord. De agenten krijgen vanuit dat gezamenlijke fonds $250 per maand. Ik maak echter een kanttekening bij de redenering wat betreft de vergelijking van de inkomens per hoofd van de bevolking. In ontwikkelingslanden zijn die vergelijkingen niet zo gemakkelijk een-op-een te verplaatsen naar de vergelijking die we hier doen. De vergelijking met de balkenendenorm past derhalve niet volledig. De heer Brinkman raakte desalniettemin een punt aan dat eerder aan de orde is gekomen ook niet onbelangrijk is. Rechters verdienen gelukkig nog aanzienlijk meer. Het woord «aanzienlijk» dient te worden gerelativeerd. Een rechter verdient $400. De officieren van justitie verdienen aanzienlijk minder, tussen de $80 en $100, hetgeen natuurlijk een probleem is. Ze gaven dit zelf ook aan. Het onderwerp van financiering heeft al eerder in Uruzgan een rol gespeeld. Het zal een rol spelen bij de conferentie in Bonn. Als je iets wilt doen aan corruptiebestrijding is het zaak dat de verhoudingen kloppen en dat de financiën dusdanig op orde zijn, dat iemand niet verplicht is om voor zijn dagelijks onderhoud corrupt te zijn. In die zin zijn de salarissen niet onbelangrijk.

De heer Brinkman vroeg op welke wijze een en ander gaat. Op de lange termijn zullen de Afghanen het zelf moeten betalen. Het overgrote deel van de salarissen wordt nog betaald vanuit die internationale fondsen. Het zal nog wel even duren voordat de Afghaanse verdiencapaciteit op een niveau is dat ze hun eigen agenten gaan betalen. Voor het «rule of law»-programma is het cruciaal dat die agenten behoorlijk worden betaald. Anders zet je de deur open naar allerlei doe-het-zelfpraktijken, die we in het kader van de rule of law niet nastreven.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik had nog een vaag gesteld over het feit dat het niet vanzelfsprekend is dat Nederland en de internationale gemeenschap blijven betalen aan verkiezingen als de stelsels ongeloofwaardig zijn of de president zich niet aan de grondwet houdt. Zal het «rule of law»-programma welwillend blijven kijken naar mogelijkheden om dat verzoeningsproces te versterken. Van alle mooie punten die hier worden uitgewerkt, blijft dit punt wat achter.

Staatssecretaris Knapen: Meebetalen aan verkiezingen is in ontwikkelingslanden altijd een weerbarstig proces, waaraan nogal wat onderhandeling voorafgaat. Het mag niet ertoe te leiden dat je meebetaalt aan allerlei extra malheur achteraf. Dat geldt uiteraard ook voor Afghanistan. Voorafgaand aan de verkiezingen wordt er door de internationale donoren gesproken over dit onderwerp. Het is geen vanzelfsprekendheid en geen automatisme. Desalniettemin zijn verkiezingen belangrijk. Je kunt deze niet zomaar terzijde schuiven.

Het verzoeningsproces is een belangrijk onderwerp, ook tijdens de conferentie in Bonn. Het heeft niet geholpen dat de voorzitter van de Afghaanse Hoge Vredesraad, de heer Rabbani, onlangs is vermoord. Dit heeft het proces teruggeworpen. Op zichzelf is het een «government to government»-activiteit. Ngo's zijn hierbij zijdelings betrokken. Wij proberen dit te stimuleren. We betalen mee aan de ngo Corporation for Peace and Unity (CPAU), die actief onderzoekt of op het terrein van conflictstudie, oorzaken van conflict en analyse, een bijdrage kan worden geleverd aan het werk van de APRP, de verzoeningscommissie. We zijn ook actief betrokken bij het United Nations Development Programme (UNDP), dat zich vanaf de zijlijn bemoeit met dit proces. Waar mogelijk proberen we hieraan mee te werken, maar op zichzelf is het een «government to government»-activiteit. Op dit moment zitten in het verzoeningsprogramma, het re-integratieprogramma, zo'n 3 600 mensen. De idee is om dit programma te vergroten en het ook van toepassing te laten zijn op de hogere echelons.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Als de missie wordt uitgebreid door personen buiten Kunduz op te leiden c.q. een andere politie op te leiden, zoals de border police, verwacht ik een artikel 100-brief. De minister doet hierover een beetje wazig. In mijn beleving is echter sprake van uitbreiding van het mandaat.

In een land als Afghanistan moeten er twee dingen goed worden aangepakt. Ten eerste vormt de corruptie in dit land een megagroot probleem. Deze heeft alleen al op centraal niveau een uitstraling, ook naar lokale gebieden. Er zitten corrupte elementen in de regering van Karzai en binnen zijn familie, die zo corrupt is als wat. Op het moment dat de regering wordt aangepakt, heeft Karzai geen ministers meer over, maar benoemt hij hen als interim. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris hiervan een keihard punt zou maken tijdens de mooie bijeenkomst die op 5 december door de Afghanen wordt georganiseerd. Het moet afgelopen zijn.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik verwacht niet dat het kabinet naar de Kamer zal komen met het besluit dat er een uitbreiding zal plaatshebben naar een lager kader van buiten de provincie Kunduz of naar het opleiden de grenspolitie. Een waterdicht volgsysteem in Afghanistan is natuurlijk ondenkbaar. We weten amper hoeveel politieagenten we in Nederland hebben, laat staan wat ze doen. Dit zal in Afghanistan derhalve zeker niet lukken. Ik verwacht derhalve niet dat dat waterdichte volgsysteem, dat door de minister van Buitenlandse Zaken als voorwaarde is aangegeven, gegarandeerd zal zijn. Zodra er ook maar iets in die sfeer besloten wordt door het kabinet, verwacht ik evenals de heer Brinkman dat er een artikel 100-procedure komt, zeker wat betreft de inzet of betrokkenheid van grenspolitie.

De woorden van de minister van Defensie over de grenspolitie stellen mij niet gerust. Hij doet het voorkomen alsof er een grenspolitie light komt, die zich zal bezighouden met marechaussee-achtige taken, zoals drugsmokkel en mensensmokkel. Het is in Afghanistan allemaal met elkaar verweven. Je hebt daar geen gewone criminelen, talibancriminelen, mensen die geld uit criminaliteit gebruik voor talibanactiviteiten. Alles is met elkaar verweven. Het is volstrekt onmogelijk om daarin een knip te maken, zoals wordt voorgesteld in de brief.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. De afspraken die tussen het kabinet en de Kamer zijn gemaakt, zijn te beperkend voor de wijze waarop het kabinet de missie wenst uit te voeren. Het kabinet wil deze afspraken nu verruimen. Op het moment dat je die afspraken gaat verruimen, kan er niet meer worden voldaan aan de criteria die sommige fracties in deze Kamer hebben gesteld. Het agentvolgsysteem is het meest sprekende voorbeeld. Dit was al nauwelijks in te vullen, maar wordt nu een totale fictie. Ik kan nog meer van dergelijke zaken noemen, zoals de positie van de Afghan Border Police en noem maar op. Daarom is het zo essentieel dat het kabinet netjes een artikel 100-brief naar de Kamer stuur. Hierin staat netjes verwoord datgene wat men wil doen en hoe men de missie wil uitbreiden. Anders handelt het kabinet net zoals Bert Visscher, die in zijn beroemde conference een bloem van drie letters in een kruiswoordpuzzel moet zetten en zegt: «Kaapsviooltje, ik krijg het wel erin.» Het lijkt mij enigszins overdreven om op deze manier te proberen om het mandaat uit te breiden.

De heer Çörüz (CDA): Ik bedank de bewindslieden voor hun bijdrage. Het is goed om even stil te staan en te memoreren. Twee maanden gelden hebben we voor de tiende maal 11 september herdacht. Dat is precies de reden waarom we in Afghanistan zitten. De CDA-fractie doe dit met overtuiging. Het is niet alleen een opdracht in onze grondwet om de internationale rechtsorde te bevorderen. Als we die terroristen en extremisten willen aanpakken en vluchtelingenstromen willen tegengaan, dan kunnen we ook iets betekenen. We zijn een klein land, als we de prestaties die er nu liggen bezien en beluisteren. Een van mijn collega's sprak over een CEO van een groot bedrijf. Je moet ze de kost geven. Ik moet nog maar zien of er een CEO is, die in een vijandelijk gebied een filiaal opzet. Een goede CEO speelt in op de veranderende omstandigheden. Dit verwacht ik van een CEO en dat gebeurt ook. Ik wacht met belangstelling de twee onderzoeken af. Mocht het nodig zijn om hierover met elkaar in debat te treden, dan doen we dat. Het is een zorgvuldig traject, dat we met elkaar willen aflopen.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik bedank de bewindspersonen voor hun beantwoording. De kwaliteitseisen die de Kamer heeft gesteld aan deze missie, waren zonder twijfel streng. Zoekt de Haagse werkelijkheid, die doorklinkt in alle missies, niet de randen op van de Afghaanse werkelijkheid? Een aantal van die kwaliteitseisen heeft tot verbetering geleid. Dit erken ik volledig.

Wat betreft het agentvolgssysteem zou ik zeggen: surprise us! Aangezien we vier jaar in Uruzgan aanwezig zijn geweest en daar voor stabiliteit hebben gezorgd, zullen we nu ook in staat blijken om de vervolgfase aan te vatten. Het gaat erom dat we voor minimale veiligheid zorgen, zodat Afghanen weer hun eigen veiligheid kunnen gaan garanderen. Dit is namelijk weer in het belang van onze veiligheid. Het is verstandig dat de regering nu de drie dingen doet die zij heeft aangekondigd. Ik noem dit laaghangend fruit. De missie voldoet zelfs nog meer aan de motie-Peters/Pechtold, nu het lagere kader zal worden bekeken. Dit was immers een EUPOL-taak. Het is bovendien verstandig dat wij de regering geen blinddoek voorbinden wat betreft de flexibiliteit die bij dit soort missies moet worden betracht en de onderzoeken die moeten worden gedaan om de missie elke dag verder te verbeteren in het belang van de mannen en vrouwen die daar geweldig werk doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb nog een vraag over de vervolgonderzoeken en het «tracking and tracing»-systeem. Is het niet enkel de vraag stellen waar ze zitten en niet zozeer wat ze doen in hun dagelijkse praktijk? Het komt er uiteindelijk op neer dat we ze daarop kunnen volgen. We moeten die kant niet opgaan en geen grijze zone moeten creëren. We moeten vasthouden aan het bestaande mandaat. Als de onderzoeken er komen, dan zal ik ze met zeer grote belangstelling lezen. Als er inderdaad gigantisch bezuinigd wordt op de EUPOL door de EU, dan zou ik daar mijn kansen grijpen. Als je toch capaciteit over hebt, probeer daar dan als Nederland meer in te gaan zitten.

Met betrekking tot de ambitie van de staatssecretaris over de informele en formele rechtsstaat, beluister ik in zijn woorden de ambitie om van informeel te schuiven naar formeel. Daarop is alle aandacht gericht. Dat heb ik heel goed begrepen. Er glijden nu al fouten in het systeem inglijden, zoals het martelen. Als dit ook gebeurt met betrekking tot de positie van christenen en vrouwen, neem ik aan dat ISAF en ook de Nederlandse regering hierop zeer scherp zal zijn, dit niet zal tolereren en meteen aan de kaak zal stellen bij de regering-Karzai.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik bedank de bewindspersonen voor hun beantwoording. Op 5 december vindt de conferentie in Bonn plaats. Vele ogen zullen hierop gericht zijn. Ik ben blij met de toezegging van de heer Rosenthal dat hij zich zal inzetten om ervoor te zorgen dat er genoeg ngo's en vrouwen om de tafel komen te zitten. Alle ogen zijn hierop gericht, zeker wat betreft de verzoening. Het antwoord op de vraag voor welk signaal zij tekenen is een heel belangrijk signaal.

Het is goed om te horen dat de genderspecialist actief blijft. Ik begrijp dat deze meeverhuist naar Mazar-e-Sharif om voor Nederland de ondersteuning in te vullen. Het is echter ook goed als dit kabinet bij de internationale partners erop aandringt dat zo'n genderspecialist ook in Kabul is voor de andere ISAF-troepen om die rol goed te blijven vervullen en die stoel gevuld te houden.

Het gaat de D66-fractie om een effectieve missie. Ook het politiek kader is van belang. Ik zie met belangstelling de resultaten van het onderzoek tegemoet. Als blijkt dat het politiek kader niet ruim genoeg is, dan zal vanuit het kabinet vanzelf een stap worden gezet ten aanzien van de artikel 100-procedure. Nogmaals, dit is te ver voor de troepen uit. We wachten de onderzoeken af.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De bulk van de missie is aan de slag en blijft aan de slag zoals gepland. Er worden ook onderofficieren getraind. Dit is prima. Opties worden onderzocht voor verdere inzet, voor een klein gedeelte, grenspolitie, agenten van daarbuiten Mijn fractie heeft hierover veel vragen gesteld. Dit geldt ook voor de ChristenUnie, VVD, D66. De boodschap lijkt mij helder. De politieke opdracht staat voorop. De missie is civiel en moet duurzaam. Het is nog een hele klus om het voor de grenspolitie en agenten van buiten allemaal uitgewerkt te krijgen. Er is nog geen sprake van die categorieën trainingen. Zolang er niet kan worden gezegd dat de grenspolitie een civiele politietrainingsmogelijkheid biedt, is trainen van die grenspolitie wat GroenLinks betreft niet aan de orde. Het is voor de regering ook niet aan de orde. Mocht dit veranderen en die militaire taken worden afgescheiden, dan zullen we mogelijke besluiten van de regering uiteraard overwegen. Het is aan de regering om te besluiten of zij hiernaar onderzoek doet. Het is echter een dure plicht om je inzet te optimaliseren.

De voorzitter: Ik bedank alle aanwezigen voor hun inbreng en sluit dit algemeen overleg.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Knops, R.W. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), ondervoorzitter, Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Bosman, A. (VVD), El Fassed, A. (GL), Hernandez, M.M. (PVV), Hachchi, W. (D66) en Holtackers, M.P.M. (CDA).

Plv. leden: Taverne, J. (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Ferrier, K.G. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Caluwé, I.S.H. de (VVD), Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Ormel, H.J. (CDA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Schouw, A.G. (D66), Bontes, L. (PVV), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Roon, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66) en Haverkamp, M.C. (CDA).

X Noot
2

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Taverne, J. (VVD) en Schouten, C.J. (CU).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Tongeren, L. van (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Ko?er Kaya, F. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Spekman, J.L. (PvdA), Azmani, M. (VVD), Bontes, L. (PVV), Koopmans, G.P.J. (CDA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Slob, A. (CU).

X Noot
3

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Çörüz, C. (CDA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Albayrak, N. (PvdA), voorzitter, Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), ondervoorzitter, Broeke, J.H. ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Bosman, A. (VVD), Dikkers, S.W. (PvdA), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV) en Caluwé, I.S.H. de (VVD).

Plv. leden: Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Knops, R.W. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Recourt, J. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Haverkamp, M.C. (CDA), Arib, K. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Mos, R. de (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Schouw, A.G. (D66), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Wilders, G. (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Veldhoven, S. van (D66), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV) en Mulder, A. (VVD).

Naar boven