Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2011
Op 10 oktober jl. verscheen een rapport van de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) over de behandeling van conflictgerelateerde gevangenen in Afghaanse detentiecentra. Zoals toegezegd in de brief
aan uw Kamer van 5 oktober (Kamerstuk 27 925, nr. 437), naar aanleiding van het verzoek gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden gisteren en in antwoord op de vragen van de
heer Timmermans van 12 oktober, sturen wij u hierbij de reactie van de regering op dit rapport.
De regering heeft met bezorgdheid kennisgenomen van het rapport en ondersteunt de aanbevelingen die erin worden gedaan. Het
is in eerste instantie aan de Afghaanse autoriteiten om maatregelen te nemen tegen foltering en onmenselijke en onterende
behandeling door de Afghaanse veiligheids- en politiediensten. Nederland zal binnen de kaders van de geïntegreerde politietrainingsmissie
en het algemene beleid ten aanzien van Afghanistan de uitvoering ondersteunen van de aanbevelingen in het rapport.
ISAF heeft al besloten geen gevangenen over te dragen aan de desbetreffende detentiecentra en een strenger volgsysteem voor
gevangenen in te stellen. De EU heeft in een reactie op het rapport haar bezorgdheid over de misstanden uitgesproken, de maatregelen
van de Afghaanse overheid verwelkomd en steun toegezegd om de situatie te verbeteren.
De gebeurtenissen tonen aan dat steun van de internationale gemeenschap voor de opbouw van de rechtsstaat, zoals ook Nederland
die verleent, zeer nodig is. Het feit dat de Afghaanse regering de problemen onderkent en maatregelen heeft aangekondigd,
is positief. De regering verwacht dat de aangekondigde maatregelen serieus en effectief worden uitgevoerd. In Kunduz hebben
wij samen met onze internationale partners de politiechef en zijn vervanger daarop aangesproken.
Drie van de locaties die in het rapport worden genoemd bevinden zich in de provincie Kunduz: de provinciale NDS-faciliteit,
het provinciale ANP-hoofdkwartier en een ANP-districtsfaciliteit. Het rapport beschrijft drie specifieke gevallen van marteling
in de provincie Kunduz waarbij leden van de ANP betrokken zouden zijn geweest. Op basis van het rapport kan niet worden vastgesteld
of het daarbij ook gaat om politieagenten die door Nederland worden opgeleid.
Ten aanzien van de omgang met door Nederland overgedragen Afghaanse gedetineerden in Uruzgan zijn de internationale richtlijnen
gevolgd. In 2005 zijn hierover afspraken gemaakt met de Afghaanse autoriteiten, in het bijzonder over het Nederlandse volgsysteem
en onbeperkte toegang tot de gedetineerden door het ICRC, de Afghan Independent Human Rights Commission (AIHRC) en de Nederlandse ambassade.
De regering onderstreept dat Afghaanse agenten veel noodzakelijk en goed werk doen onder zeer moeilijke omstandigheden. Nederland
levert graag ondersteuning om hun werk mogelijk te maken. Met onderricht in mensenrechten en de bevordering van kennis en
vaardigheden van de politie en personen werkzaam in de justitiële sector beoogt de geïntegreerde politietrainingsmissie een
zinvolle en effectieve bijdrage te leveren aan de opbouw van de rechtsstaat in Afghanistan.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen