27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 370 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2016

Met deze brief geef ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, invulling aan toezeggingen om u voor het komende zomerreces te informeren over:

  • 1. de mogelijkheden voor een verbod op het niet-professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

  • 2. de organisatie van het toezicht op het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw;

  • 3. de voortgang van het blootstellingsonderzoek bij omwonenden van landbouwpercelen;

  • 4. stoffen die niet goed kunnen worden gemeten in oppervlaktewater.

1. Mogelijkheden voor een verbod op het niet-professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

In mijn brief van 16 februari 20161 heb ik u gemeld dat het kritische advies van de Raad van State op de juridische vormgeving van het voorgenomen gebruiksverbod op verhardingen voor niet-professionele gebruikers aanleiding gaf om het gebruiksverbod voor die doelgroep niet tegelijk met het verbod voor professioneel gebruik vast te stellen. Ik heb daarbij aangegeven dat ik zou bezien welke mogelijkheden er zijn om een verbod voor niet-professionele gebruikers alsnog in te voeren. Tijdens de tweede termijn van het AO Gewasbeschermingsmiddelen op 18 februari 2016 (Kamerstuk 27 858, nr. 364) heb ik toegezegd uw Kamer daarover voor het zomerreces van 2016 te informeren.

Aanpak van het niet-professioneel gebruik

Ik vind het belangrijk dat het niet-professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt aangepakt. Om dit te kunnen verbieden, blijkt op grond van het advies van de Raad van State van 29 januari 2016 echter een wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) nodig om daarvoor een juridische grondslag te bieden. De benodigde wijziging van de Wgb zal ik in gang zetten, hetgeen echter (zoals met formele wetswijzigingen gebruikelijk is) de nodige tijd in beslag zal nemen. Daarom geef ik verder uitvoering aan de reeds in gang gezette niet-wettelijke maatregelen, en zal ik die verder intensiveren. In 2018 wil ik bezien of en welke wettelijke maatregelen dan nog nodig zijn.

Niet-wettelijke maatregelen

In de situatie dat het niet-professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is toegestaan, wil ik bereiken dat zoveel mogelijk de voorkeursvolgorde «preventie – niet-chemisch – gewasbeschermingsmiddelen» wordt toegepast. Waar een beschreven stap niet mogelijk, gewenst of onvoldoende effectief is, komt de volgende stap van de voorkeursvolgorde in beeld. Meer uitgewerkt houdt de voorkeursvolgorde in:

  • 1. Preventie: bij het ontwerp en aanleg van een tuin kan rekening worden gehouden met het beperken van de onkruiddruk en het benodigde onderhoud. Onkruid kan worden voorkomen door bijvoorbeeld in de border dichte beplanting en in de bestrating speciaal voegmateriaal toe te passen.

  • 2. Niet-chemisch: onkruid op verhardingen kan worden bestreden met bijvoorbeeld staalborstels, heet water, hete lucht en branders. In de border is een ouderwetse schoffel nog steeds effectief.

  • 3. Gewasbeschermingsmiddelen: als laatste stap kunnen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Om de blootstelling aan chemische stoffen en de belasting van het milieu zoveel mogelijk te beperken, verdienen gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico de voorkeur zodra deze in de toekomst beschikbaar zijn. Daarnaast wil ik kijken of het mogelijk is om verpakkingen te beperken in omvang en middelen te beperken tot «ready-to-use». Het is ook belangrijk dat geen gebruik wordt gemaakt van middelen die niet zijn toegestaan, zoals azijn en chloor.

Ik voer de volgende acties uit om de genoemde voorkeursvolgorde te realiseren:

  • Ondertekenen Green Deal Particulieren met Tuinbranche NL, Raad Nederlandse Detailhandel en Nefyto. In deze Green Deal is de voorkeursvolgorde een rode draad. Ik verwacht de Green Deal in het najaar te ondertekenen.

  • Monitoring van de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen aan niet-professionele gebruikers en consumentenonderzoek. Het toepassen van de genoemde voorkeursvolgorde heeft als effect dat het gebruik, en dus de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen, zal afnemen. De monitoring en het consumentenonderzoek wil ik gebruiken om de ontwikkelingen te volgen.

  • Voorlichtingscampagne Milieu Centraal, zoals eerder toegelicht in mijn brief van 16 februari 2016. Hiermee wordt de niet-professionele gebruiker gestimuleerd om de voorkeursvolgorde toe te passen en geen middelen te gebruiken die niet zijn toegestaan.

  • Waar nodig faciliteren van de ontwikkeling van de communicatietoolkit door retailorganisaties2.

  • Nagaan of verpakkingen kunnen worden beperkt in omvang en middelen kunnen worden beperkt tot «ready-to-use».

  • Evaluatie in 2018 van de beoogde effecten.

Als uit de evaluatie in 2018 blijkt dat de beoogde effecten onvoldoende zijn gerealiseerd, komen wettelijke maatregelen voor de aanpak van het niet-professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in aanmerking.

Uiteraard zal ik u van het verloop van genoemde acties en resultaten op de hoogte houden.

2. Organisatie van het toezicht

Tijdens de tweede termijn van het AO Gewasbeschermingsmiddelen op 18 februari 2016 (Kamerstuk 27 858, nr. 364) heb ik toegezegd u te informeren over de wijze waarop het toezicht wordt georganiseerd op het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen dat op 31 maart 2016 in werking is getreden. Uw Kamer heeft meerdere malen interesse geuit voor de wijze waarop het toezicht daarop wordt vormgegeven. Uiteraard onderschrijf ik het belang van toezicht volledig. Ik heb de NVWA dan ook verzocht een aanpak op te stellen, waarvoor ik inmiddels opdracht heb gegeven en het daarvoor benodigde budget ter beschikking heb gesteld. Die aanpak bestaat uit de volgende onderdelen.

Afhandeling signalen

Het aanprijzen in de handel van niet-toegelaten middelen voor onkruidbestrijding wordt opgemerkt door onder andere marktpartijen. Signalen daarover zijn al afgehandeld door de NVWA, bijvoorbeeld het aanprijzen van azijn tegen onkruid en niet-toegelaten middelen op sportvelden. De verwachting is dat overtredingen, zeker ook in de openbare ruimte, snel worden opgemerkt en leiden tot signalen. Het afhandelen van deze signalen is een efficiënte handhavingsmethode. De mogelijkheid voor het indienen van deze signalen zal dan ook onder de aandacht worden gebracht bij verschillende doelgroepen.

Nalevingsonderzoek bij doelgroepen

De NVWA start met een onderzoek naar het naleefgedrag bij de doelgroepen, zoals gemeenten, agrarische loonwerkers, hoveniers en groenvoorzieners. Doel hiervan is inzicht te krijgen in welke mate men bekend is met het verbod en in welke mate men zich daaraan houdt. Naast het directe nalevingsbevorderende effect dat hiervan uitgaat, wordt hiermee de informatie verkregen die nodig is om de verdere communicatie en het toezicht op de doelgroepen vorm te kunnen geven.

Toezicht bij doelgroepen

Aan de hand van het nalevingsonderzoek zal de NVWA het verdere inspectieprogramma opstellen. In grote lijnen zal dit inhouden dat de NVWA risicogestuurde controles uitvoert bij bedrijven en gemeenten om na te gaan of men zich houdt aan het verbod van het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen (en na november 2017 ook op onverharde terreinen). Het bemonsteren van onkruid dat vermoedelijk is behandeld met herbiciden en het analyseren daarop kan deel uitmaken van deze controles om overtredingen vast te stellen. Waar overtredingen worden vastgesteld, zal handhavend worden opgetreden. Voorafgaand aan de controles en achteraf wordt met de doelgroepen gecommuniceerd, om doelgroepbreed de naleving te bevorderen.

Voortgang blootstellingsonderzoek omwonenden

In mijn brief van 18 mei 20153 over onder andere het blootstellingsonderzoek omwonenden heb ik toegezegd u over een jaar weer te informeren over de voortgang.

Het onderzoek ligt op schema. Momenteel worden diverse metingen op verschillende locaties uitgevoerd. Er zijn echter, zoals gepland, nu nog geen resultaten te melden. De resultaten worden zoals eerder gemeld eind 2018 verwacht. Voor meer informatie over de uitgevoerde activiteiten verwijs ik u naar de zeer recent uitgebrachte nieuwsbrief.4

3. Niet-toetsbare werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen

In de brief van 15 februari 2016 van de Staatssecretaris van Economische Zaken ter beantwoording van vragen in het SO Gewasbeschermingsmiddelen5 is toegezegd dat u voor het zomerreces een overzicht ontvangt van niet-toetsbare werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen.

Bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen is een vereiste dat een passende analysemethode beschikbaar is om te toetsen aan het stofspecifieke toelatingscriterium en de norm die geldt in oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater. Het kunnen meten van gehalten onder de waterkwaliteitsnorm (KRW) is echter geen vereiste bij de toelating. Voor een aantal stoffen lijkt het erop dat de waterkwaliteitsnormen niet kunnen worden gemeten met gangbare (betaalbare) analysemethoden. Uiteraard is het niet gewenst als stoffen niet in voldoende lage concentraties kunnen worden gemeten.

Helaas is gebleken dat het opstellen van deze lijst met niet-toetsbare werkzame stoffen meer tijd vergt, omdat het totale aantal werkzame stoffen groot is en per stof moet worden nagegaan of zich een probleem voordoet. De problematiek wordt op de agenda gezet van het monitoringsatelier dat jaarlijks wordt georganiseerd om samen met alle betrokken waterkwaliteitsbeheerders onder andere technische knelpunten bij de monitoring van gewasbeschermingsmiddelen op te lossen. Dit monitoringsatelier wordt na de zomer gehouden. U ontvangt eind dit jaar een overzicht van de problematiek en de mogelijke oplossingsrichtingen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven