27 849
Vaststelling van de Wet inzake het beheer van de financiën van het Rijk (Comptabiliteitswet 2001)

28 035
Wijziging van de Comptabiliteitswet houdende bepalingen inzake het beheer van liquide middelen van rechtspersonen die collectieve middelen beheren, inzake de financiering van die rechtspersonen en inzake de beheersing van het EMU-saldo voor zover dit saldo door het financieel beheer van deze rechtspersonen wordt beïnvloed (Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001)

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2002

Bijgaand doe ik u toekomen de volgende twee nota's van wijziging:

a. de Vierde nota van wijziging op de Comptabiliteitswet 2001 (Kamerstukken II, 27 849);

b. een eerste nota van wijziging op de Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 (Kamerstukken II, 28 035).

Deze nota's van wijziging vloeien voort uit het wetgevingsoverleg dat ik maandag 15 april jl. heb gevoerd met de Commissie voor de Rijksuitgaven.

In de Vierde nota van wijziging wordt door middel van de aanpassing van artikel 58 CW 2001, in samenhang met de aanpassing van de artikelen 66 en 82, op een naar mijn mening thans evenwichtige wijze een oplossing gevonden voor de betrouwbaarheid van en daarmee de controle van enerzijds de financiële informatie en anderzijds de beleidsinformatie die in een departementaal jaarverslag wordt opgenomen. Ik ga ervan uit dat deze aanpassing van artikel 58 voldoende aanleiding voor de indieners van het amendement-Van Walsem/De Haan is om dat amendement in te trekken. Mocht dat amendement niet worden ingetrokken, dan ben ik genoodzaakt het oordeel van het kabinet erover te vragen.

Met de motie-Van Walsem c.s. die betrekking heeft op het normenkader voor niet-financiële informatie kan ik, zo heb ik tijdens het overleg meegedeeld, leven indien in de overweging wordt opgenomen dat niet-financiële informatie aan andere eisen moet voldoen dan financiële informatie. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat het om een normatieve stelling gaat en niet om een constaterende. Met deze aanpassing van artikel 58 en de daaraan in lagere regelgeving nader te geven uitwerking, heb ik naar mijn oordeel de motie al voor een belangrijk deel uitgevoerd.

Overigens wijs ik u nog op een logistiek probleem dat kan ontstaan als de stemming over de Eerste wijziging CW 2001 zou worden afgerond en die over de CW 2001 zelf niet. Er dient naar mijn mening voor zorg gedragen te worden dat de Eerste wijziging van de CW 2001 niet door de Tweede Kamer wordt vastgesteld vóór de CW 2001 zelf.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven