27 625 Waterbeleid

Nr. 292 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2013

Bij het Wetgevingsoverleg van 10 december 2012 (Kamerstuk 33 400 J, nr. 16) heb ik toegezegd u nader te informeren over de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de financiering van de maatregelen in het hoofdwatersysteem, en daarbij ook in te gaan op verschillende, hieraan gerelateerde, moties. Ook heb ik aangegeven te zullen reageren op de Blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren, het Besluit beheer Haringvlietsluizen (Kierbesluit), zuidwestelijke Delta en enkele toezeggingen rond de zoetwatervoorziening. Met deze brief geef ik hier invulling aan.

Kaderrichtlijn Water

De KRW vraagt van lidstaten om de goede toestand voor oppervlakte- en grondwater te realiseren. Daarvoor dienen stroomgebiedbeheerplannen te worden opgesteld met doelen en maatregelen. De eerste stroomgebiedbeheerplannen zijn in 2009 opgesteld. In 2015 en opnieuw in 2021 dienen deze te worden geactualiseerd. Op dit moment worden de stroomgebiedbeheerplannen 2009–2015 uitgevoerd. In deze plannen staan het generiek beleid van het Rijk (zoals het mestbeleid) en aanvullende maatregelen van de waterbeheerders om de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater te verbeteren. Tegelijk werken waterbeheerders aan de verplichte actualisatie van de stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2016–2021. Medio 2014 zal ik u nader informeren over de maatregelen die daarin worden voorgesteld. In 2021 kunnen de plannen nogmaals worden bijgesteld. Uiterlijk in 2027 zal schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik zijn gerealiseerd. Hieronder ga ik nader in op mijn ambitie ten aanzien van waterkwaliteit.

Wat is de toestand nu?

Een goede kwaliteit van ons oppervlakte- en grondwater is een basisvoorwaarde voor planten, dieren en duurzaam gebruik: het gaat om ecologie en om economie. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving1 voldoet de huidige kwaliteit van ons oppervlakte- en grondwater voor de meeste gebruiksfuncties. Er is nog wel een opgave voor de natuur en alertheid is geboden om het water geschikt te houden voor de bereiding van drinkwater.

De resterende opgaven die uit deze functies voortkomen zijn regionaal en lokaal en vragen om zowel aanvullend generiek beleid als gebiedsgericht maatwerk. Ook de regionale bestuurders hebben hier recent aandacht voor gevraagd.

Wat gebeurt er al?

De uitvoering van de stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2009–2015 is een belangrijke stap naar verdere verbetering van de toestand van het water. Deze plannen bevatten zowel het generieke beleid als de aanvullende, gebiedsgerichte, maatregelen. Het generiek beleid voor meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen werpt zijn vruchten af. De concentraties nutriënten dalen in gebieden met overwegend een agrarische bestemming, maar niet overal voldoende snel. De uitvoering van het aanvullende gebiedsgerichte maatregelpakket voor rijks- en regionale wateren ligt op schema (Water in Beeld, Kamerstuk 27 625 nr. 290). Er is voor ongeveer € 2,2 miljard aan aanvullende maatregelen opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2009–2015. Daarvan is eind 2012 ongeveer € 1,4 miljard uitgegeven. Dit betreft bronmaatregelen in aanvulling op het generiek beleid en maatregelen die betrekking hebben op de waterbeweging of de inrichting van het watersysteem. Deze zijn grotendeels uitgevoerd of in uitvoering. Dat geldt bijvoorbeeld voor bijna 100 kilometer nevengeul en ruim 500 kilometer verbreden/hermeanderen van beken. Verder wordt er gemiddeld wekelijks een vistrap opgeleverd. Ik ben tevreden dat de uitvoering van deze maatregelen in deze economisch lastige periode zo goed vordert.

De motie Jacobi vraagt om de voortgang in de uitvoering van de gebiedsgerichte maatregelen in de TOP-gebieden (Kamerstuk 33 400 J, nr. 18). Het verdrogingsbestrijdings-beleid spitst zich sinds 2007 toe op 287 prioritaire gebieden, de zogenaamde «TOP-gebieden aanpak». In de stroomgebiedbeheerplannen 2009–2015 zijn de TOP-gebieden opgenomen, waar door de verbinding van water en natuur meerwaarde kan worden gerealiseerd. Maatregelen in de TOP-gebieden zijn veelal maatregelen ter bestrijding van verdroging. Specifiek voor deze maatregelen geldt dat 31% is uitgevoerd en 21% in uitvoering is. De rest is in planvoorbereiding. Met het Natuurakkoord is het verdrogingsbestrijdingsbeleid gedecentraliseerd naar de provincies. Nadien heeft het Rijk met het Lenteakkoord middelen beschikbaar gesteld voor het natuurbeheer, waaronder middelen voor herstelmaatregelen PAS/N2000 en voor hydrologische inrichtingsmaatregelen. Met deze middelen kunnen provincies de verdroging verder aanpakken.

U bent reeds geïnformeerd over de aanvullende gebiedsgerichte maatregelen die in het hoofdwatersysteem worden genomen, en welke maatregelen getemporiseerd zijn tot na 2015 als gevolg van de financiële taakstelling voor waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 189). Daarnaast hebben ook de bezuinigingen op natuur van het vorige kabinet en de voorgenomen intensivering op natuur van dit kabinet gevolgen voor de uitvoering van de KRW maatregelen. In het kader van de Hoofdlijnennotitie, die de staatssecretaris van Economische Zaken in voorbereiding heeft, wordt aandacht geschonken aan de effecten van de natuurambities van het kabinet op de doelen voor natuur en de KRW.

Op 12 maart jl. zijn de resultaten gepresenteerd van het KRW Innovatie-programma2. Momenteel benutten waterbeheerders deze kennis voor kosten-effectieve oplossingen om de toestand van onze wateren te verbeteren, waarbij ook de motie Koppejan/Houwers (Kamerstuk 27 625, nr. 201) wordt betrokken.

Welke vervolgstappen worden genomen?

De agrarische sector heeft met het «Deltaplan Agrarisch Waterbeheer» initiatief genomen om het generiek beleid aan te vullen. Met dit plan worden uitvoerbare, innovatieve maatregelen in beeld gebracht en geconcretiseerd naar specifieke gebieden en bedrijven. De sector levert zo een vrijwillige, maar niet vrijblijvende, bijdrage aan het verminderen van de emissie van nutriënten. De nadere uitwerking van dit Deltaplan is een belangrijke bouwsteen van het 5e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dit Actieprogramma wordt binnenkort aan de Europese Commissie voorgelegd. De Europese Commissie zal beoordelen of de concrete invulling hiervan toereikend is of dat daarnaast nog generieke aanscherping van fosfaatgebruiksnormen nodig is. Een volgende stap in het voorkomen dat bestrijdingsmiddelen in het water komen is de 2e Nota Duurzame Gewasbescherming, die op 14 mei aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 27 858, nr. 146). Ten aanzien van de inzet op deze beleidsvelden vindt nauw overleg plaats met het ministerie van Economische Zaken dat hierin eerst verantwoordelijk is.

De waterbeheerders werken aan een pakket aanvullende gebiedsgerichte maatregelen. Deze zijn veelal gericht op een natuurlijker inrichting. De Kaderrichtlijn Water staat veranderingen aan watersystemen omwille van bepaalde functies toe, mits de negatieve effecten daarvan voor de ecologie gemitigeerd worden. Daarmee wordt een gezond ecosysteem en duurzaam gebruik voor andere functies in de toekomst bewerkstelligd. Door samenhangende opgaven integraal op te pakken kunnen optimale oplossingen voor de afzonderlijke problemen worden gevonden. Nevengeulen in de grote rivieren dragen bij aan de veiligheid – de noodzaak daartoe is recent weer zichtbaar geworden in Midden-Europa –, maar zijn ook heel belangrijk voor verbetering van de ecologische- en ruimtelijke kwaliteit. En verder is bijvoorbeeld de problematiek van de beschikbaarheid van water onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit daarvan.

Financiering hoofdwatersysteem

Zoals ik in het Wetgevingsoverleg van december 2012 heb aangegeven, ben ik van plan om «waterkwaliteit» over te hevelen naar het Deltafonds. Op deze wijze kan synergie worden behaald tussen de verschillende opgaven en worden alle wateruitgaven op één fonds verantwoord. Ook de Deltacommissaris heeft aangegeven hier positief tegenover te staan. Over de concrete uitwerking zal ik u nog nader informeren. Ik wil de uitbreiding van de grondslag van het Deltafonds goed regelen. Hiervoor moeten de bepalingen over het Deltafonds in de Waterwet worden aangepast. Daarnaast vind ik het, net als uw Kamer, van groot belang dat binnen het Deltafonds transparant blijft welke budgetten zijn gereserveerd voor de waterveiligheid, de zoetwatervoorziening en de uitvoering van maatregelen ten behoeve van de waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem. Ik heb eerder aangegeven voor mijn ambitie ook middelen vrij te willen maken. Ik ben voornemens om uw Kamer een begrotingsvoorstel voor te leggen voor de financiering van de KRW in de komende begrotingsperiode.

Alle partijen aan zet

Het streven naar schoon water is niet alleen een opgave voor het Rijk, de regionale overheden, andere Rijn- en Maasoeverstaten en de Europese Commissie. Ik werk ook samen met maatschappelijke organisaties en met private partijen, en zij dragen nadrukkelijk bij aan de uitvoering van maatregelen ter verbetering van de toestand van het water. Ik heb het initiatief «Deltaplan Agrarisch Waterbeheer» van de agrarische sector al genoemd. De Vereniging voor Energie, Milieu en Water heeft de «Ladder voor duurzaam industrieel watergebruik» ontwikkeld om de waterefficiëntie te verbeteren en de milieubelasting verder te verminderen. De waterrecreatiesector schenkt in haar toekomstvisie aandacht aan duurzaamheid en het versterken van natuurwaarden. Natuurorganisaties werken samen in de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers. Ik zie uit naar het vervolg hierop, het «meekoppelprogramma water en natuur», waarin tientallen potentiële projecten in kaart worden gebracht om Nederland veiliger en mooier te maken.

Het is duidelijk dat er nog een opgave ligt, maar mijn ambitie is de doelen van de KRW te halen. Om ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen in Nederland, zoals de verbetering van waterveiligheid en de bereikbaarheid, is het vanzelfsprekend nodig dat verbetering van de ecologische toestand van het water daarmee gelijke tred houdt. Schoon en ecologisch gezond water draagt bovendien bij aan de doelen van Natura 2000, de Zwem- en Drinkwaterrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De Kaderrichtlijn Water biedt onder voorwaarden ruimte om doelbereik te faseren tot 2027. Ik heb deze tijd nodig omdat het langere tijd duurt voordat het effect op de waterkwaliteit van bepaalde diffuse bronnen is verdwenen en omdat het spreiden van de uitvoering over de periode tot 2027 kans biedt om maximaal synergie te behalen met andere opgaven. Daarbij verloopt het proces «lean and mean» en blijven «haalbaar en betaalbaar» uitgangspunten voor het pakket aan maatregelen, zoals ook eerder al is beschreven in het Werkprogramma Stroomgebiedbeheerplannen 2010–2015.3

Hiermee ben ik ingegaan op de financiering en de processtappen van doelrealisatie voor de KRW (Kamerstuk 27 625, nr. 246; Kamerstuk 27 625, nr. 283).

Europese Blauwdruk

De toestand van het water verbetert, maar er resteert nog wel een opgave. Ik verwacht dat we met een gezamenlijke inspanning het doelbereik dichtbij kunnen brengen. Ook de Europese Commissie levert een bijdrage om de doelen van het Europese waterbeleid te realiseren. Daarvoor heeft zij eind 2012 een «Blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren» gepresenteerd. De Blauwdruk beoogt een betere integratie van de verschillende waterrichtlijnen en een betere implementatie van de bestaande richtlijnen4. Dit leidt in de komende jaren niet tot aanvullende regelgeving, maar er worden wel vrijwillige instrumenten ontwikkeld zoals richtsnoeren en kennisuitwisseling. De aanbevelingen van de Blauwdruk zijn verwerkt in het werkprogramma 2013–2015 van de Common Implementation Strategy5. Bij de prioritering van de activiteiten heeft het Rijk zijn inzet afgestemd met de koepelorganisaties van de regionale overheden.

De Blauwdruk is mede gebaseerd op een evaluatie van de stroomgebiedbeheer-plannen uit 2009 door de Europese Commissie6. De Commissie heeft waardering voor de consistente aanpak van Nederland (logische opbouw volgens de lijn: identificeren relevante belastingen – monitoring – beoordeling – maatregelen). Er is kritiek op de wijze waarop Nederland heeft gemotiveerd dat voor veel wateren doelen pas na 2015 gerealiseerd kunnen worden en op de inzet voor het mestbeleid. In reactie hierop zijn in een gesprek van 4 juni jl. onder meer de volgende punten ingebracht.

  • De door de Commissie voorgeschreven werkwijze, gebaseerd op «one-out-all-out»,7 beschrijft de toestand van het water negatiever dan de perceptie van veel maatschappelijke organisaties en burgers. Bovendien zal het heel moeilijk zijn om verbeteringen van de toestand ten gevolge van de maatregelen op deze wijze zichtbaar te maken. Ook de regionale bestuurders hebben hierop gewezen. De Commissie heeft hier begrip voor getoond. Zo is bij de aanpassing van de Richtlijn Prioritaire Stoffen onderscheid gemaakt in de presentatie van de toestand voor chemische parameters waar wel en niet nog een beleidsopgave ligt. De toestand van chemische stoffen die niet meer geloosd worden, maar desondanks toch tot normoverschrijding leiden, kunnen op aparte kaarten getoond worden. Een Europese werkgroep onderzoekt of dit ook kan worden toegepast voor ecologische parameters.

  • De informatie over een waterlichaam is in Nederland verspreid over plannen van onder meer provincies en waterschappen. Een deel van die informatie is bovendien beschreven in achtergronddocumenten. Dat maakt het moeilijk om een compleet beeld te verkrijgen. Het Rijk heeft nu samen met regionale partijen een structuur opgezet, waarmee relevante informatie voor een waterlichaam bij elkaar wordt gezet en waardoor de kwaliteit van de motivaties verder verbetert. De werkwijze wordt via automatisering door het Informatiehuis Water vergemakkelijkt. De Commissie is ingenomen met deze structuur en heeft Nederland gevraagd dit ook aan andere lidstaten te presenteren.

Er vindt ook overleg plaats met de Europese Commissie over de reikwijdte van het begrip «waterdiensten» en daarmee de toepassing van artikel 9 van de KRW over kostenterugwinning. U bent hier eerder over geïnformeerd (27 625 nr. 287). In deze zaak is Duitsland reeds voor het Hof van Justitie gedaagd. De uitspraak van het Hof van Justitie – die niet eerder dan eind dit jaar wordt verwacht – zal ook relevant zijn voor Nederland. Er is geen nieuwe informatie beschikbaar gekomen sinds u 23 april in een technische briefing hierover bent geïnformeerd. Ondertussen wordt verkend of er prijs-mechanismen zijn die de goede toestand van het water bevorderen en eventueel benodigde middelen voor verbetering kunnen genereren. Daarbij wordt het level-playing-field in Europa in het oog gehouden.

Kierbesluit

Ik ben verheugd te kunnen mededelen dat een principebesluit is genomen over uitvoering van de Kier (Kamerstuk 33 400 III, nr. 91). Op 22 mei 2013 heb ik in overleg met het waterschap Hollandse Delta, Evides Waterbedrijf, de gemeenten Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis en Bernisse en de provincie Zuid-Holland vastgesteld dat er draagvlak is voor de zoetwatermaatregelen. De gemeente Goeree-Overflakkee en de provincie Zuid-Holland werken voor 1 oktober 2013 de samenhang van het Kierbesluit met de geambieerde gebiedsontwikkeling op Goeree-Overflakkee concreet uit. Het waterschap en Evides stellen op mijn verzoek voor het einde van dit jaar verder uitgewerkte kostenramingen op. Betrokken partijen leggen de gemaakte afspraken ten aanzien van medefinanciering voor aan hun achterban.

De afspraken over door het waterschap Hollandse Delta en Evides Waterbedrijf te realiseren zoetwatermaatregelen worden vastgelegd in een uitvoerings-overeenkomst. Uiterlijk voorjaar 2014 zal ik deze overeenkomst met betrokken partijen ondertekenen. Dit is een nieuwe start voor uitvoering van het Kierbesluit. De kosten van benodigde maatregelen zijn nu geraamd op ca. € 75 miljoen. Een realistische uitvoering van zoetwatermaatregelen strekt zich uit tot medio 2018. Dan kunnen de Haringvlietsluizen daadwerkelijk op een Kier worden gezet.

Nadere toelichting:

  • Voorne-Putten. Ten opzichte van eerdere varianten is het beslag op agrarische grond teruggebracht van 16 ha tot 4 ha. Een deel van het zoetwatertracé wordt momenteel in een werk-met-werk-constructie door de provincie Zuid-Holland gerealiseerd in het natuurontwikkelingsproject Beningerwaard. De aanvoer van zoetwater naar het agrarisch gebied verdubbelt, waarmee een robuuste situatie ontstaat. Mede daarom is het waterschap Hollandse Delta bereid om € 1,2 miljoen bij te dragen aan uitvoering van deze maatregelen.

  • Goeree-Overflakkee. Er is besloten tot een variant waarbij het waterschap een kanaal en Evides een afzonderlijke pijp aanlegt. Hierbij wordt tevens een gescheiden aan- en afvoer gerealiseerd, hetgeen voor zoetwater en ecologie robuuster en efficiënter is, waarbij een zelfde niveau van wateraanvoer als op Voorne-Putten wordt gerealiseerd. Vanwege deze verbeteringen en operationele voordelen zijn het waterschap en Evides bereid om bij te dragen aan uitvoering van deze maatregelen: waterschap Hollandse Delta € 1,58 miljoen en Evides Waterbedrijf € 1,5 miljoen.

De gemeente Goeree-Overflakkee en de provincie Zuid-Holland hebben nog enige tijd gevraagd voor uitwerking van de samenhang met de door de gemeente, de provincie en hun bestuurlijke partners (Natuurmonumenten en het Wereld Natuurfonds) geambieerde gebiedsontwikkeling. Vanwege internationale verhoudingen mag geen vertraging optreden en is het Kierbesluit «leidend».

Voor andere aan de Rijn en Maas gelegen landen is effectuering van het Kierbesluit van grote betekenis gezien het feit dat Nederland «wederkerig» profiteert van bovenstrooms gemaakte kosten om emissies te saneren, waardoor bijvoorbeeld het chloridegehalte in de Rijn (en Haringvliet en Hollandsch Diep) de afgelopen decennia aantoonbaar is afgenomen. Het Kierbesluit is daarnaast ook van belang voor het naleven en/of maken van afspraken over de afvoer van Rijn en Maas en koelwaterlozingen bij lage rivierafvoeren. Bovendien zal door toepassing van het Kierbesluit het rendement van reeds gedane investeringen, binnen en buiten onze landsgrenzen, toenemen, waardoor de ecologische toestand van wateren zal verbeteren. Dit geeft een beter uitgangspunt voor uitvoering van het Deltaprogramma.

Het Kierbesluit maakt duidelijk dat veiligheid, zoetwater en ecologische waterkwaliteit in meerdere opzichten met elkaar samenhangen en dat het daarom wenselijk en functioneel is om watermaatregelen uit één bron, namelijk het Deltafonds, te bekostigen. Ten behoeve van de transparantie zal ik hierom in de komende begroting alle middelen voor het Kierbesluit op het Deltafonds verantwoorden. Dit betekent dat ik het thans nog onder «waterkwaliteit» op de beleidsbegroting staande budget voor uitvoering van het Kierbesluit aan het Deltafonds zal toevoegen en dat het benodigde resterende budget uit het Deltafonds bekostigd zal worden.

Zuidwestelijke Delta: stand van zaken Grevelingen en Volkerak-Zoommeer

Door de uitvoering van de Deltawerken zijn er in de Zuidwestelijke Delta geïsoleerde bekkens ontstaan, zoals Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Getijdendynamiek en natuurlijke zoet-zoutovergangen zijn hier weggevallen, waardoor de water- en de natuurkwaliteit zijn verslechterd (blauwalgenplagen Volkerak-Zoommeer; zuurstofloosheid Grevelingen). Mede hierdoor worden de economische potenties van recreatie en toerisme, van de schelpdiersector en van duurzame (getijden)energie onvoldoende benut. Bovendien is waterberging op de Grevelingen in beeld voor de versterking van de waterveiligheid in de Rijn-Maasdelta.

Zoals ik u begin dit jaar, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, heb gemeld, wordt voor de samenhangende aanpak van deze problematiek een rijksstructuurvisie opgesteld (Kamerstuk 33 531, nr. 1). Daarin wordt de wenselijkheid en haalbaarheid bezien van waterberging op de Grevelingen en van beperkt getij terug op de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer. Het nu zoete Volkerak-Zoommeer zou daardoor weer zout worden.

Op 5 juni jl. heb ik een gesprek gehad met de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta over de samenhangende ontwikkeling van Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. In dit overleg ben ik geïnformeerd over het Programma Gebiedsontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Met dit programma onderzoekt de stuurgroep de investeringsbereidheid van de regio voor integrale ontwikkeling van het gebied. Dit programma levert informatie voor (de besluitvorming over) de rijksstructuurvisie. Omgekeerd biedt de rijksstructuurvisie met de vaststelling van een ontwikkelingsperspectief en een dienstregeling voor vervolgbesluiten een duidelijk kader voor de regionale gebiedsontwikkeling.

Speerpunt van de integrale gebiedsontwikkeling is de Getijcentrale Brouwersdam. Met de stuurgroep is afgesproken dat wij gezamenlijk een zogenoemde Call for Expression of Interest zullen financieren, waarmee marktinitiatieven worden gestimuleerd voor de bouw van een getijcentrale in de Brouwersdam. De kosten van deze call bedragen € 1,4 miljoen (regio € 700.000 en rijk € 700.000).

De regio is bezig met de voorbereiding een Tidal Test Centre (TTC) voor de Grevelingen. Dit is een initiatief in het kader van de Topsector Water. In het TTC kunnen innovatieve pompen worden getest, waarmee elektriciteit kan worden gewonnen uit de getijdenbeweging. Het TTC kan hiermee een opmaat zijn voor een getijcentrale in de Brouwersdam. De stuurgroep heeft mij gevraagd om de Flakkeese Spuisluis in werking te stellen, zodat er via de Oosterschelde in beperkte mate getij terug komt in het meest oostelijke deel van de Grevelingen. Hiermee komt een proeflocatie beschikbaar voor het TTC. De verwachting is dat binnenkort tot afrondende afspraken kan worden gekomen, met als inzet dat nog deze zomer het besluit kan worden genomen om de Flakkeese Spuisluis in werking te stellen. De kosten hiervan bedragen circa € 5 miljoen.

Over de «altijd goed zoetwatermaatregel» Roode Vaart heeft de stuurgroep aangegeven dat de betrokken regionale partijen kort na de zomer een samenwerkingsovereenkomst ondertekenen, waarin zij onder meer hun financiële verplichtingen vastleggen. De bijdrage van het rijk van € 9,5 miljoen is al geregeld op de begroting.

Zoetwatervoorziening

Er is een aantal onderwerpen op het gebied van de zoetwatervoorziening waarover ik u nadere informatie heb toegezegd.

De motie Jacobi (Kamerstuk 33 000 XII, nr. 63) verzoekt de regering om op zoek te gaan naar een alternatieve zoetwatervoorziening zodat het IJsselmeer wordt ontlast. Ik wil benadrukken dat de inzet voor het IJsselmeer onderdeel is van een strategie voor de zoetwatervoorziening voor de lange termijn in het kader van het Deltaprogramma. Over de voortgang wordt u bij de begroting geïnformeerd. Vooruitlopend hierop kan ik u meedelen dat de richting die zich aftekent voor de zoetwaterstrategie aansluit bij het verzoek om het IJsselmeer te ontlasten. Het blijkt dat er voor de watervoorziening van West-Nederland aantrekkelijkere alternatieven zijn dan inzet van de zoetwatervoorraad van het IJsselmeergebied. Voor het voorzieningengebied van het IJsselmeer zelf biedt een aanpak met maatregelen in het hoofdwatersysteem, regionaal watersysteem en door gebruikers perspectief. Met deze samenhangende stapsgewijze aanpak wordt een veilig en veerkrachtig IJsselmeergebied bereikt, waarbij rekening kan worden gehouden met de gevolgen van de verandering van het klimaat met behoud van de waarden van het IJsselmeergebied.

De motie De Mos/Holtackers (Kamerstuk 33 000 XII, nr. 71) verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om zuinig gebruik van zoetwater in de haven-, industrie- en energiesector te bevorderen. Zuiniger gebruik van zoet water is heel belangrijk en wordt in het kader van het Deltaprogramma Zoetwater onderzocht. Op de korte termijn wordt bijvoorbeeld gekeken naar betere opslagcapaciteit van zoetwater in de winter, naar extra aanvoerroutes, maar ook naar optimalisatie van het watergebruik. Voor de lange termijn is een aanpak nodig die gericht is op een duurzaam en economisch doelmatig gebruik van zoet water en inrichting van het watersysteem. Het Deltaprogramma Zoetwater onderzoekt momenteel allerlei opties en kijkt daarbij ook naar het watergebruik in verschillende sectoren, waaronder haven- industrie en energiesector. Het Deltaprogramma heeft een aantal inspirerende voorbeelden voor het slim en zuinig omgaan met water verzameld in de publicatie «Bewegingen in water».

De motie Jacobi (Kamerstuk 33 400 J, nr. 8) verzoekt de regering de kwaliteit van het zoete water in relatie tot maatregelen in het kwantitatieve waterbeheer een volwaardige plaats te geven bij de Deltabeslissingen 2014 en rekening te houden met de conclusies dat waterkwantiteit en waterkwaliteit met elkaar zijn verbonden. Ik heb in deze brief al meerdere malen de samenhang tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit aangegeven en het belang benadrukt van een integrale aanpak. Binnen het Deltaprogramma wordt een zoetwaterstrategie ontwikkeld gericht op voldoende zoet water van voldoende kwaliteit, waarbij ook wordt gekeken naar chloridegehalte en temperatuur. Daarnaast wordt gezocht naar meekoppelkansen met de KRW. Deze zoetwaterstrategie krijgt een plek in de Deltabeslissing Zoetwater.

U heeft gevraagd om informatie over de pilot «Verbouwen op zilte grond» rondom het doorspoelen van de Delta (Kamerstuk 33 400 J, nr. 16). Sommige delen van het hoofdwatersysteem in de zuidwestelijke delta zijn zoet, waardoor de omliggende gebieden kunnen profiteren van een directe zoetwateraanvoer uit het hoofdwatersysteem. Met deze aanvoer kan de interne verzilting worden bestreden door het regionale watersysteem door te spoelen met zoet water. Maar voor veel gebieden ontbreekt deze mogelijkheid, omdat het naastgelegen hoofdwatersysteem zout is. Doorspoelen is daar geen optie en op zijn best kan daar tijdens droogte zoet water worden aangevoerd om direct aan het gewas (vaak fruit) te worden toegediend.

Binnen het Deltaprogramma wordt gezocht naar een strategie die per deelgebied een realistische en duurzame zoetwatersituatie met economisch perspectief creëert. Gezien de diversiteit aan omstandigheden vraagt dat maatwerk per gebied. In gebieden waar de aanvoermogelijkheden van zoet water beperkt zijn, biedt de ondergrond soms mogelijkheid tot opslag gedurende de winter ten behoeve van gebruik in de zomer. Deze aanpak beperkt het risico op verzilting gedurende een droge zomerse periode en kan voor de langere termijn bij klimaatverandering van essentieel belang blijken te zijn. Beide aanpakken worden momenteel in de praktijk beproefd. Er wordt volop geëxperimenteerd en naar innovatieve oplossingen gezocht om voorbereid te zijn op zoetwatertekorten die in geval van drogere klimaatscenario’s vaker zullen optreden.

Daarnaast kan ik melden dat binnen de Topsector Water «Leven met Zout» als business case is ingediend. In dit kader is er aandacht voor omschakeling naar zilte teelt. Er lopen op dit terrein inmiddels diverse pilots, zoals op proefbedrijf Texel en proefbedrijf Zeeuwse Tong. Een ontwikkeling die profijtelijk kan zijn voor alle gebieden met interne verzilting, is de veredeling van gewassen naar verhoogde zouttolerantie. In Zeeland wordt onderzoek gedaan naar veredeling van aardappelrassen. Deze voorbeelden laten zien dat er aandacht is voor de mogelijkheden van aan verzilting aangepaste landbouw. De resultaten van het onderzoek zullen een plek krijgen in de langetermijnstrategie voor de zuidwestelijke delta. In de regio lopen gebiedsprocessen om dit verder uit te werken.

Met deze brief hoop ik u een beeld te hebben gegeven van mijn ambitie om voor Nederland schoon en ecologisch gezond water te realiseren. Samen met betrokken overheden en maatschappelijke organisaties wordt hier voortvarend aan gewerkt.

Als u dit wenst is het te allen tijde mogelijk om een werkbezoek te organiseren zodat u concreet zicht krijgt op de KRW-maatregelen in de praktijk.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Rapport Kwaliteit voor later 2. Evaluatie van het waterkwaliteitsbeleid, 2012.

X Noot
2

Voor algemene resultaten en specifiek voor de waterketen: http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/innovatieprogramma-kaderrichtlijn-water , specifiek voor landbouw: www.kennismoetstromen.nl en specifiek voor ecologie: www.watermozaiek.nl

X Noot
5

Afstemmingsproces van de Europese Commissie en lidstaten voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico

X Noot
7

Deze methode bepaalt dat het slechtste oordeel van de afzonderlijke biologische, fysisch-chemische en chemische parameters het eindoordeel bepaalt. Voor sommige waterlichamen gaat het daarbij om meer dan 100 parameters.

Naar boven