27 625 Waterbeleid

Nr. 249 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2011

Hierbij bied ik u de IJsselanalyse aan1, die ik tijdens het Algemeen Overleg van 16 en 20 juni jl. (Kamerstukken 27 625, nrs. 230 en 231) heb toegezegd. Ik verwijs naar mijn brief van 28 juni (TK 27 625, nr. 226), waarin ik aangeef hoe de toezegging wordt ingevuld. Op uw verzoek worden tevens alle achterliggende documenten meegestuurd, waar de opstellers van de IJsselanalyse gebruik van hebben gemaakt1. Ook vindt u in de bijlage het regioadvies over de zomerbedverlaging Beneden-IJssel.1 De brief geeft ook antwoord op de vragen, die door de heer Koppejan op 3 maart jl. zijn gesteld.

Allereerst wil ik u melden dat de waterveiligheid in het rivierengebied voor mij voorop staat. Het gaat hierbij om het voldoen aan de wettelijke norm, waarbij de rivier een hoogwater van 16 000 m3/s veilig kan afvoeren (=korte termijnopgave). Rivierverruiming is en blijft hierbij het uitgangspunt. Door de rivier meer ruimte te geven ontstaat een robuuster riviersysteem, waarbij een stijging van het hoogwater makkelijker op te vangen is dan bij de keuze voor dijkversterking. Door daling van de waterstand komt er minder druk op de dijk, waardoor deze minder snel faalt. Dijkversterking wordt alleen daar toegepast waar rivierverruiming niet mogelijk is of zeer kostbaar.

Ik heb het initiatief genomen voor het opstellen van de IJsselanalyse, omdat ik voor de nog te nemen projectbeslissingen voor de maatregelen langs de IJssel meer wil sturen op financiële soberheid, doelmatigheid, behoud van landbouwgrond en het bieden van mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer. Deze insteek geldt uiteraard voor het hele programma Ruimte voor de Rivier.

De IJsselanalyse geeft aan dat de acht PKB-maatregelen langs de IJssel onderling samenhangen en alle acht nodig zijn om de vereiste waterstanddaling te bereiken. Vier maatregelen zitten al in de uitvoeringsfase en voor de andere vier wil ik graag zo spoedig mogelijk een projectbeslissing nemen. Snelle besluitvorming is van belang om de betrokken burgers, agrariërs en bedrijven helderheid te geven.

De IJsselanalyse geeft ook aan dat – naast uitvoering van de PKB Ruimte voor de Rivier – het achterstallig vegetatieonderhoud in de uiterwaarden («stroomlijn») ook nodig is voor het realiseren van de korte termijndoelstelling.

Met betrekking tot de vier maatregelen waarbij ik nog een projectbeslissing moet nemen, kies ik op basis van de IJsselanalyse voor de volgende benadering.

Voor de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld wordt de besluitvorming voor een projectbeslissing op dit moment voorbereid. De geul behoudt de agrarische functie en zal naar verwachting slechts eens in een mensenleven voor de afvoer van water worden ingezet.

Uit de IJsselanalyse blijkt dat de hoogwatergeul niet kan worden vervangen door extra vegetatiebeheer in de uiterwaarden, omdat dit beheer slechts enkele cm’s extra waterstanddaling oplevert. De maatregel kan ook niet worden vervangen door de aanleg van een bypass bij Kampen. De hoogwatergeul zorgt namelijk voor een waterstanddaling van Veessen tot Zutphen, terwijl een bypass zorgt voor een waterstanddaling van Kampen tot Veessen.

In de landschapszone, die als langgerekt gebied ontstaat door de aanleg van de hoogwatergeul, was tot voor kort onduidelijkheid over de positie van de landbouwsector. Tijdens mijn werkbezoek aan Veessen op 14 oktober jl. is mij een manifest overhandigd, ondertekend door de Agrarische Belangenvereniging, de agrarische natuurvereniging Veluwe IJsselzoom, de gemeente Heerde, de Jan Nienhuis Vereniging, LTO, SBB, Stichting Vrienden van het boerenland, Waterschap Veluwe en de provincie Gelderland. Het manifest bevat de wensen voor de invulling van de landschapszone en geeft aan dat de zone de bestemming «natuur» behoudt, waarbij men wel de mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer onderzoekt. Tevens willen de partijen dat de landschapszone als EHS wordt begrensd en dat er elders in het gebied grond voor de landbouw beschikbaar komt. De provincie heeft toegezegd, dat met het oog op het lange termijnperspectief een plan voor landbouwstructuurversterking wordt uitgewerkt. Hiervoor worden op korte termijn de voorbereidingen getroffen. De daadwerkelijke kavelruil die daar onderdeel van uit zal maken, vindt plaats nadat de grondeigenaren en pachters, die grond kwijtraken door de aanleg van de hoogwatergeul, zijn gecompenseerd.Dit biedt de boeren in het gebied perspectief voor de toekomst.

Momenteel is bij de bewoners veel aandacht voor de wijze van uitvoering van de hoogwatergeul en de bouwwegen die daarvoor nodig zijn. De provincie en het waterschap werken drie losplaatsen en bouwwegen uit, die de hinder voor de omwonenden zoveel mogelijk moeten beperken.

Voor de dijkverleggingen Cortenoever en Voorsterklei wordt de besluitvorming voor een projectbeslissing nu ook voorbereid. De IJsselanalyse geeft aan dat met het alternatief dijkversterking hier op korte termijn geld kan worden bespaard. Toch kies ik voor rivierverruiming, omdat een keuze voor dijkversterking op deze locatie niet toekomstvast is. Als de rivierafvoer in de nabije toekomst stijgt, zijn op deze locatie alsnog dijkverleggingen of nieuwe dijkversterkingen nodig. Nu kiezen voor dijkversterking zou betekenen dat het gebied gereserveerd moet worden voor deze maatregelen op de langere termijn. Er ontstaat dan een lange periode van onzekerheid voor de regio.

Het gebied dat door de dijkverleggingen buitendijks komt te liggen, zal naar verwachting eens in de 25 jaar bij hoogwater onderlopen en behoudt de landbouwfunctie. Op weg naar de projectbeslissing is het ontwerp voor de dijkverleggingen aangepast en zijn de vergravingen in het gebied gehalveerd. Hierdoor wordt 30 ha grond voor optimaal agrarisch gebruik behouden en bespaar ik € 10 mln.

In 2009 is bij de keuze voor het voorkeursalternatief door mijn voorganger gekozen om de twee dijkverleggingen gecombineerd aan te leggen met een geul in de Tichelbeeksewaard, als onderdeel van het plan IJsselsprong. De geul is niet nodig voor de korte termijn, maar wel voor de lange termijn. Ik houd vast aan het eerder ingenomen standpunt, dat een lange termijnmaatregel alleen wordt aangelegd als het voor het Rijk goedkoper is om deze nu in plaats van later aan te leggen of er sprake is van een regionale financiële bijdrage. De maatregel moet ook passen in een door de regio gewenste gebiedsontwikkeling. Recent is gebleken dat slechts een klein deel van de vrijkomende grond uit de Tichelbeeksewaard toepasbaar is voor de aanleg van de nieuwe dijken bij Cortenoever en Voorsterklei. Hierdoor vervallen eerder ingeschatte synergievoordelen en is het niet meer goedkoper om de geul nu aan te leggen. Dit zal leiden tot mijn besluit om de geul nu niet aan te leggen. Hierdoor blijft 50 tot 100 ha voor de landbouw beschikbaar en bespaar ik per saldo € 9,5 mln. Ik wil namelijk onderzoeken op welke wijze – met inachtneming van de bijbehorende procedures – het nota Ruimtebudget (= € 20 mln) kan worden behouden voor het plan IJsselsprong. In het Bestuurlijk Overleg MIRT Oost van 3 november jl. heb ik met de regio afgesproken, dat ze met een voorstel komt voor reallocatie van dit budget. De regio heeft aangegeven dat ze het geld wil benutten voor de contactzone De Hoven – Tichelbeeksewaard, waarbij de verkeerssituatie wordt aangepakt, de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd en er ruimte wordt gecreëerd voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen.

Tevens ben ik in gesprek met de regio over de aanleg van een rondweg om De Hoven in het gebied dat ruimtelijk is gereserveerd in de PKB voor de lange termijnopgave.

Ten aanzien van de zomerbedverlaging Beneden-IJssel bij Kampen is ten tijde van het opstellen van de IJsselanalyse naar voren gekomen, dat de maatregel leidt tot negatieve effecten op natuurwaarden in Natura2000-gebied en tot een daling van het grondwater. Door deze daling kan een bodemverontreiniging in Zwolle enkele drinkwaterputten verontreinigen. De IJsselanalyse vermeldt dat er gekeken wordt naar mitigerende maatregelen. Het afgelopen half jaar is gezocht naar oplossingen om de verspreiding van de verontreiniging naar de drinkwaterputten te voorkomen.

Recent is gebleken, dat hiervoor geen directe oplossingen voorhanden zijn. Beperking van de drinkwaterwinning ter plekke is niet mogelijk vanwege de verwachte toename van de vraag naar drinkwater, het ontbreken van alternatieve putten, de hoge kosten voor de aanleg van dergelijke putten en de lange proceduretijd die daarmee gemoeid is. De consequentie hiervan is dat de zomerbedverlaging, die een waterstanddaling van 41 cm bij Zwolle moet opleveren, niet volgens het oorspronkelijke ontwerp kan worden uitgevoerd.

Inmiddels is bekeken of de zomerbedverlaging zodanig kan plaatsvinden, dat het effect op de drinkwaterputten kan worden voorkomen. Dit zou kunnen bij een verkorte zomerbedverlaging, waarbij het zomerbed over een lengte van 7 km in plaats van 22 km wordt verlaagd. Het negatieve effect op natuur wordt hiermee gereduceerd, maar niet geheel weggenomen. Gezien de nog te verwachten effecten op Natura2000-gebied moet nog worden gekeken naar de vergunbaarheid van een verkorte uitvoering.

Een verkorte zomerbedverlaging levert naar verwachting 20 cm waterstanddaling op en zal – aangezien 41 cm nodig is – aangevuld moeten worden. Eind september heb ik van de regio een advies gekregen over hoe de verkorte zomerbedverlaging kan worden aangevuld. De regio hecht daarbij groot belang aan het komen tot een maatregelenpakket, dat zo snel mogelijk kan worden uitgevoerd. Ook heeft ze gekeken naar de kosteneffectiviteit. De conclusie van de regio is dat een verkorte zomerbedverlaging met de aanleg van de «1e fase» van de bypass (= aanleg van de bypassdijken) en een versnelde aanleg van de inlaat (met een beperkte inzet om de piekafvoeren van 16 000 m3/s af te voeren) het beste scoort op kosteneffectiviteit. Daarnaast is mogelijk nog een aanvullende maatregel nodig om de 41 cm waterstanddaling te bereiken.

Ik heb begrip voor de voorkeur van de regio. De bypass is beoordeeld als een toekomstvaste maatregel die nodig is om de waterveiligheid in het gebied van de Beneden-IJssel in ieder geval voor de langere termijn te borgen. In 2009 is mijn voorganger bij de keuze voor het voorkeursalternatief akkoord gegaan met een gecombineerde aanleg van de zomerbedverlaging en de bypass, omdat het nu aanleggen van de bypass goedkoper is dan later, de regio financieel bijdraagt en de bypass past in het plan IJsseldelta-Zuid. In overleg met de regio wil ik nu kijken of een (gedeeltelijke) versnelling van de inwerkingtreding van de bypass mogelijk en zinvol is, gelet op de recente inzichten rond de zomerbedverlaging. Naast de vergunbaarheid van de zomerbedverlaging, wordt ook nog gekeken naar de consequenties van de insteek van de regio om in eerste instantie de piekafvoer van de IJssel naar de Veluwerandmeren af te voeren. Vanuit de regio Flevoland is aangegeven dat dit effecten heeft op de waterkwaliteit van de Veluwerandmeren en op de waterveiligheid van het gebied. In overleg met Flevoland wordt nu bezien of het IJsselwater in noordelijke richting kan worden afgevoerd. Ook is op dit moment nog niet duidelijk of de aanvullende maatregel nodig is om de 41 cm te halen, hoeveel deze kost en wanneer deze gerealiseerd kan zijn. Tot slot moet er inzicht komen in de kosten van het totale maatregelenpakket. Ik kom daar in het eerste kwartaal van 2012 op terug en verwacht op dit moment dat ik medio 2012 een projectbeslissing over de zomerbedverlaging en de bypass zal kunnen nemen.

De IJsselanalyse geeft aan dat tijdens het opstellen van de PKB ook gekeken is of het oplossen van de bottleneck bij Kampen (= de stadsbrug en het stationsgebied) een kosteneffectieve maatregel is. Destijds is vastgesteld dat dit onvoldoende waterstanddaling oplevert tot aan Zwolle en relatief duur is.

In de IJsselanalyse is ook gekeken naar de mogelijkheden om tussen Zwolle en Kampen bredere overstroombare dijken (zogenaamde Deltadijken) aan te leggen. Dit is geen voor de hand liggende optie, gezien het extra ruimtebeslag en de hogere investeringskosten.

Ook is in de analyse gekeken naar opwaaiing en de invloed vanuit het IJsselmeer en Ketelmeer bij storm op de waterveiligheidssituatie bij Kampen. Kampen wordt meer bedreigd door stormopzet dan door een hoge rivierafvoer. De analyse stelt dat de recente toetsing van de waterkeringen bij Kampen, waarbij rekening wordt gehouden met opwaaiing, niet leidt tot substantiële dijkversterking. Er is een beperkte opgave bij de oude Zuiderzeehaven. Deze opgave kan niet worden opgelost door de PKB-maatregelen, die een bovenstrooms effect hebben en gericht zijn op de verlaging van de hoogwaterstanden. Ook geldt dat de benodigde waterstanddaling bij Zwolle niet kan worden opgelost door maatregelen te treffen tegen opwaaiing, omdat de waterstand bij Zwolle voornamelijk wordt beïnvloed door de rivierafvoer en niet door het IJsselmeer.

Ik sluit af met de conclusie, dat mijn extra stuur op soberheid en op behoud van landbouwgrond langs de IJssel zo’n € 20 mln besparing oplevert en er 80 tot 130 ha landbouwgrond extra kan worden behouden. Voor drie maatregelen wordt dit jaar nog een projectbeslissing voorbereid. Voor de maatregelen bij Kampen is nog aanvullend onderzoek nodig en wordt pas medio 2012 een projectbeslissing verwacht. Dit staat mijn beslissing voor de andere drie maatregelen langs de IJssel niet in de weg, omdat uit de IJsselanalyse is gebleken dat deze maatregelen nodig zijn om de vereiste waterstanddaling te bereiken.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven