27 561
Nationaal Antennebeleid

nr. 33
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 januari 2008

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij brief van 27 november 2007 (07-VROM-B-069) inzake de antwoorden op vragen van het lid Poppe (SP) aan de ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het onderzoek naar elektromagnetische straling door het Agentschap Telecom (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2006–2007, nr. 2501).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 januari 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Koopmans

Griffier van de commissie,

Van der Leeden

1

Is het waar dat u de komende acht jaren in totaal 16 miljoen euro beschikbaar stelt voor het meerjarig programma elektromagnetische velden? Ten laste van welke begroting komt dit bedrag?

Het onderzoeksprogramma Elektromagnetische velden en Gezondheid (EMV&G) heeft een budget van 16,6 miljoen euro dat over een periode van 8 jaar kan worden besteed. De daarmee gefinancierde onderzoeksprojecten kunnen overigens langer doorlopen. Het bedrag komt in gelijke mate ten laste van de begrotingen van de ministeries van EZ en VROM.

2

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het meebetalen van netwerkoperators aan dit programma zoals in het vooruitzicht gesteld tijdens een algemeen overleg1 op 7 september 2006?

De netwerkoperators betalen niet mee aan het programma EMV&G, in tegenstelling tot hetgeen in het vooruitzicht werd gesteld tijdens het algemeen overleg op 7 september 2006. Hiertoe is vooralsnog gekozen omdat het bedrag dat door de Rijksoverheid beschikbaar is gesteld toereikend wordt geacht. Bovendien worden zo discussies over mogelijke beïnvloeding van het onderzoeksprogramma door marktpartijen voorkomen.

3

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het kennisplatform elektromagnetische velden en gezondheid? Bestaat het kennisplatform al, hoe is de personele bezetting en wat is de opdracht van dit platform?

Per 27 juni 2007 is het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid (EMV&G) formeel ingesteld. Het Kennisplatform is een samenwerking tussen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), TNO, KEMA, GGD Nederland, Agentschap Telecom en ZorgOnderzoek Nederland/Medische Wetenschappen (ZonMw). Deze laatste organisatie is tevens belast met de uitvoering en het beheer van het Onderzoeksprogramma EMV&G.

Het Kennisplatform, momenteel nog in de opstartfase, dient als schakel te fungeren tussen wetenschap en maatschappij en heeft tot taak:

a. Het actief en passief beschikbaar stellen van informatie over elektromagnetische velden in relatie tot gezondheid, zodanig dat de maatschappij in brede zin waaronder burgers, pers, professionals van overheden en bedrijfsleven, daarvan kennis kan nemen en gebruik kan maken.

b. Het, op basis van de stand der wetenschap, voorzien in onafhankelijke, betrouwbare en wetenschappelijke gefundeerde informatie op het gebied van EMV&G.

Het Kennisplatform richt zich in eerste instantie op organisaties die met burgers en bestuurders communiceren over elektromagnetische velden. Het Kennisplatform gaat hen ondersteunen met betrouwbare interpretaties van wetenschappelijk onderzoek en onafhankelijke en deskundige standpunten over elektromagnetische velden van diverse toepassingen. Tevens zal het Kennisplatform signalen uit de maatschappij vertalen naar wetenschappelijke vragen. Het Kennisplatform zal voor haar werk gebruik maken van de adviezen van de Gezondheidsraad. Deze organisatie is geen lid van het platform.

Het Kennisplatform kent een ondersteunend bureau dat tenminste bestaat uit een algemeen secretaris en administratieve-secretariële ondersteuning. Het bureau is gestart met 1,5 fte.

4

Wordt uit de beschikbare 16 miljoen euro zowel nationaal als internationaal onderzoek gefinancierd? Komt uit dit bedrag ook geld beschikbaar voor communicatie?

Het onderzoeksprogramma financiert en stimuleert, afgestemd op de internationale wetenschappelijke context, hoogwaardig onderzoek naar de relatie tussen gezondheid(sbeleving) en elektromagnetische velden in Nederland. Het programma is specifiek bedoeld voor onderzoekers van Nederlandse onderzoeksinstellingen en universiteiten.

Communicatie over het onderzoek zal plaatsvinden door de wetenschappers zelf via publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en via het Kennisplatform, waar ZonMw lid van is. Er is geen apart budget gereserveerd voor communicatie, maar ZonMw streeft ernaar het publiek op zijn website zo goed mogelijk te informeren over de gehonoreerde onderzoeken, o.a. door het plaatsen van samenvattingen voor leken over het gehonoreerde onderzoek.

5

Wie bepaalt uiteindelijk hoe de beschikbare middelen worden besteed en wat is de rol van het kennisplatform hierbij?

Het beheer van het onderzoeksprogramma is in handen van ZonMw. Deze organisatie werkt aan de verbetering van preventie, zorg en gezondheid door het stimuleren en financieren van onderzoek, ontwikkeling en implementatie. ZonMw heeft geen persoonlijke belangen bij dit onderzoek en is dus objectief. De gehele procedure die wordt gehanteerd bij het beoordelen van subsidieaanvragen is erop gericht tot een zo objectief mogelijk oordeel te komen. Er wordt daarom bijvoorbeeld gewerkt met externe referenten en een internationale, onafhankelijke programmacommissie.

De Rijksoverheid heeft het onderzoekskader voor het programma geformuleerd en prioriteitsgebieden aangegeven. Zolang het onderzoek past binnen het budget van 16,6 miljoen en binnen het onderzoekskader, beslist ZonMw, aan de hand van genoemde procedures, welke afzonderlijke onderzoeken gedaan zullen worden.

Het Kennisplatform heeft geen rol bij de bepaling hoe de beschikbare middelen worden besteed binnen het onderzoeksprogramma. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, behoort het wel tot de taken van het Kennisplatform om vragen te signaleren en te formuleren die leven bij overheden en burgers. Deze vragen kunnen vervolgens binnen het onderzoeksprogramma worden beantwoord. ZonMw bepaalt echter binnen de door het Rijk aangegeven prioriteitsgebieden welke afzonderlijke onderzoeken gedaan zullen worden. Het is wel een taak van het Kennisplatform om te communiceren over de resultaten van het onderzoeksprogramma.

6

Is het waar dat u het bestaande en lopende onderzoek naar UMTS-straling filtert op bruikbare informatie waarmee de onrust bij de mensen wordt weggenomen? Betekent dit dat informatie die onrust vergroot, wordt uitgefilterd en niet wordt verspreid?

Nee. Bestaand en lopend onderzoek wordt op geen enkele manier gefilterd door mij of mijn ambtenaren om de «bruikbaarheid» daarvan te vergroten, zoals in de vraag wordt gesuggereerd.

7

Betekent het door u geformuleerde doel van het onderzoek, dat u niet het door de toenmalige staatssecretaris van VROM toegezegde onderzoek naar effecten op gezondheid en milieu door langdurige blootstelling uitvoert? Zo ja, hoe besteedt u dan die toegezegde 16 miljoen euro?

>8 en 9

Welk onderzoek naar gezondheids- en milieueffecten van langdurige blootstelling aan elektromagnetische straling wordt momenteel in opdracht van de regering uitgevoerd dan wel voorbereid? Zijn die onderzoeken specifiek gericht op de Nederlandse situatie?

Door wie worden de onderzoeken (zowel experimentele-, humane- als bureaustudies) naar effecten van langdurige blootstelling uitgevoerd en welke opdrachten zijn voor die onderzoeken geformuleerd?

Zoals onder vraag 5 is aangegeven is het beheer van het onderzoeksprogramma in handen van ZonMw. Zij beslist binnen het ruim geformuleerde programmakader dat openbaar beschikbaar is (www.zonmw.nl) hoe de onderzoeksgelden worden uitgegeven. De Rijksoverheid heeft hier geen rol in. Voor een bepaling van de onderzoeksterreinen heeft de externe programmacommissie, waarin diverse internationale onderzoekers zitting hebben, zich ondermeer laten adviseren door de Gezondheidsraad.

Voor het programma EMV is een onderverdeling in drie verschillende onderzoeksterreinen gemaakt. De onderzoeksterreinen zijn:

1. Sociaal en epidemiologische onderzoek. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke impact van voorzorgsmaatregelen op het gebied van EMV. Verder wordt een prospectieve epidemiologische cohortstudie opgezet.

2. Biologisch onderzoek. Hierbij wordt onderzoek gedaan op mensen, dieren en cellen, op alle relevante frequentieterreinen tussen 0 Hz en 300 GHz.

3. Technologisch onderzoek. Hierbij gaat het om studies die gericht zijn op de verbetering van meetmethoden en modellering van EMV en de ontwikkeling van instrumenten voor die toepassingen.

Binnen het onderzoeksprogramma is ruimte voor een epidemiologisch onderzoek naar effecten op gezondheid en milieu door langdurige blootstelling, maar dit onderzoeksgeld is op dit moment nog niet uitgezet.

Via «calls» worden onderzoekers van Nederlandse onderzoeksinstellingen en universiteiten uitgenodigd om onderzoeksvoorstellen in te dienen bij ZonMw voor financiering. De ingediende onderzoeksvoorstellen worden op wetenschappelijke kwaliteit beoordeeld door een internationale programmacommissie. Vervolgens beslist deze commissie ook over de honorering van het voorstel.

Op dit moment zijn er vijf onderzoeksvoorstellen gehonoreerd in antwoord op een eerste «call» in 2006. Deze onderzoeksvoorstellen hebben betrekking op individuele blootstelling aan EMV, lichamelijke opwarming door EMV, blootstelling aan EMV bij kinderen, risicoperceptie van EMV en invloed van EMV op het afweersysteem. Een samenvatting van deze onderzoeken is te vinden op www.zonmw.nl.

In 2007 is een tweede «call» uitgegaan. Hierbij is ruimte voor (epidemiologisch) onderzoek naar effecten van langdurige blootstelling. De ingediende onderzoeksvoorstellen in antwoord op deze «call» zullen in februari 2008 worden beoordeeld door de internationale programmacommissie.

10

Wanneer is volledige landelijke dekking voor GSM, UMTS, C2000 en WIFI gerealiseerd?

De vereiste dekking van GSM, UMTS en C2000 is in de vergunning vastgelegd. Deze dekkingseis verschilt per vergunning. Ruwweg kan gezegd worden dat UMTS per 1 januari 2007 en C2000 per 1 januari 2005 uitgerold moest zijn. Bij de verschillende GSM-vergunningen ligt dit gedifferentieerder. De GSM900-vergunningen zijn verleend op 1 april 1995 en de GSM1800-vergunningen zijn verleend op 26 februari 1998. In 2007 is het controleren van de uitrol van UMTS één van de toezichtprioriteiten van Agentschap Telecom geweest. Het toezichttraject rond UMTS is gaande.

De onderstaande tabel toont een overzicht van de verleende vergunningen voor GSM, UMTS en C2000. Voor het gebruik van WIFI is geen vergunning vereist, gelden geen uitrolverplichtingen en zijn geen gegevens beschikbaar. Een landelijke dekking door middel van WiFi wordt, zover de informatie sterkt, in Nederland ook niet beoogd.

De werkelijke dekking kan afwijken van de vereiste dekking. De uitrolverplichting voor de toepassing van UMTS in Nederland is momenteel in onderzoek bij het Agentschap Telecom.

VergunninghouderToepassingUitrolverplichting
KPN BVGSM 1800 MHzB
KPN BVGSM 900 MHzC
KPN BVIMT 2000 (UMTS)F
ORANGE NL NVGSM 1800 MHz i.c.m. GSM 900 MHzA
ORANGE NL NVIMT2000 (UMTS)F
TELFORT BVGSM 1800 MHzA
TELFORT BVIMT 2000 (UMTS)F
T-Mobile Netherlands BVGSM 900 MHzE
T-Mobile Netherlands Holding BVGSM 1800 MHzB
T-Mobile Netherlands Holding BVIMT 2000 (UMTS)F
Vodafone Libertel NVGSM 1800 MHzD
Vodafone Libertel NVGSM 900 MHzB
Vodafone Libertel NVIMT 2000 (UMTS)F
Ministerie van Binnenlandse Zaken en KoningsrijksrelatiesC2000G

A Na een jaar na het verlenen van de vergunning is dekking ten minste gerealiseerd binnen de grenzen van de vier grootste gemeenten. Na twee jaar is dekking tenminste ook gerealiseerd binnen de grenzen van gemeenten met meer dan 80 duizend inwoners, op en rond de luchthavens Schiphol, Beek en Zestienhoven en op de doorgaande autosnelwegen naar Duitsland en België (A1, A12 en A16). Na drie jaar is dekking tenminste ook gerealiseerd binnen de grenzen van gemeenten van alle gemeenten met meer dan 25 duizend inwoners en op de hoofdverbindingswegen (auto-, spoor- en waterwegen) tussen deze gemeenten.

B Geen dekkingsvereiste.

C Landelijk (95%) overeenkomstig de gegevens in de aanvraag van de vergunning.

D Landelijk (98%) overeenkomstig de gegevens in de aanvraag van de vergunning.

E Per 01-03-2008 een GSM-netwerk dat tenminste bestaat uit 20 basisstations.

F Uiterlijk op 1 januari 2007 ten minste dekking binnen de bebouwde kom van alle gemeenten met meer dan 25 000 inwoners, op alle hoofdverbindingswegen (auto, spoor- en waterwegen) tussen deze gemeenten, langs de doorgaande autosnelwegen naar Duitsland en België en op of rond de luchthavens Amsterdam Schiphol Airport, Maastricht Aachen Airport en Rotterdam Airport, en bereikt daarbij een minimum serviceniveau buitenshuis van 144 kbit/s. Dit niveau wordt op ieder tijdstip in tenminste 95% van de gevallen gehaald.

G C2000, landelijke dekking vanaf 1 januari 2005.

11

Hoeveel providers, ook van militaire en/of buitenlandse herkomst, zijn er actief en hoe groot is het dekkingsgebied per provider?

Na de overname van Telfort door KPN en de komende overname van Orange door T-mobile zijn er in Nederland drie providers voor mobiele telefonie. Deze drie providers beogen allen een landelijke dekking te leveren.

Het C2000-netwerk, waarvan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de vergunninghouder is, biedt een landelijke dekking.

12

Kunt u aangeven hoeveel gemeenten op dit moment weerstand hebben tegen het verlenen van vergunningen voor antennes voor GSM, UMTS, C2000 en WIFI en welke argumenten zij daarvoor aanvoeren?

Op dit moment werken enkele tientallen gemeenten op enigerlei wijze niet mee aan de vergunningverlening voor UMTS. Sommige gemeenten weigeren alle aanvragen voor een bouwvergunning voor een antennemast, andere gemeenten hanteren een afstandseis tot de bebouwing waardoor in het merendeel van de gevallen plaatsing van bouwvergunningplichtige antennes niet mogelijk is. Als reden daarvoor wordt doorgaans aangegeven dat men bezorgd is voor mogelijke gezondheidseffecten van elektromagnetische velden van mobiele telefonie en het feit deze niet uitgesloten kunnen worden.

Antennes voor C2000 zijn vrijgesteld van een bouwvergunning. Antennes voor WiFi zijn zo klein dat zij in alle gevallen vrijgesteld zijn van een bouwvergunning.

13

Kunt u aangeven in hoeveel gevallen de rechter het bezwaar en/of beroep tegen plaatsing van antennes voor GSM, UMTS, C2000 en of WIFI gegrond heeft verklaard en de vergunning dus heeft verworpen? Kunt u aangeven op welke gronden deze uitspraken zijn gebaseerd?

Sinds 1998 zijn ongeveer 100 rechtelijke uitspraken inzake de vergunningverlening voor antenne-installaties gedaan. In 10 procent van de gevallen is het beroep tegen een verleende vergunning gegrond bevonden in verband met procedurefouten, of een onjuiste toepassing van de bouwregelgeving. Een beroep op grond van vrees voor gezondheidsrisico’s is tot nu toe afgewezen.

De vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat de vrees voor gezondheidsrisico’s niet van doorslaggevende betekenis mag zijn bij de beoordeling van een vrijstelling van het bestemmingsplan. De Afdeling zoekt daarbij aansluiting bij de aanbevelingen van de Gezondheidsraad. De Afdeling hecht mede betekenis aan het feit dat eventuele effecten van elektromagnetische velden geen toetsingscriterium vormen bij de plaatsing van vergunningsvrije antenne-installaties conform het Bouwbesluit laagbouw. De Afdeling heeft dit zeer recentelijk bevestigd in haar uitspraak van 17 oktober 2007.

14

Kunt u aangeven welke consequenties wat betreft risicoschatting, communicatie en -perceptie de overheden van andere Europese lidstaten verbinden aan de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek?

De International Commission on Non-ionizing Radiation Protection (ICNIRP), een onafhankelijke organisatie van wetenschappers, heeft in 1998 na analyse van alle wetenschappelijke publicaties op dit gebied aanbevelingen opgesteld voor een verblijf in elektromagnetische velden. In 1999 heeft de Raad van Ministers van de EU het gedeelte voor de algemene bevolking overgenomen als aanbeveling aan de lidstaten. Voor de elektromagnetische velden hanteert Nederland, net als de meeste andere Europese landen, deze aanbeveling.

Met betrekking tot risicocommunicatie en -perceptie, blijkt de situatie in alle Europese landen vergelijkbaar te zijn, ook in landen met een strengere normstelling dan de aanbeveling. Overheden worden geconfronteerd met maatschappelijke onrust en wantrouwen. De inzichten waarop de normstelling wordt gebaseerd, worden doorgaans niet algemeen geaccepteerd (ongeacht de hoogte van de gestelde grenswaarden). Een belangrijke factor daarbij is de relatieve grote aandacht, ook in de media, voor resultaten van afzonderlijke onderzoeken die wijzen op een mogelijk gezondheidseffect, terwijl resultaten die een dergelijk effect niet bevestigen doorgaans weinig publiciteit krijgen.

15

Op welk wetenschappelijk onderzoek zijn de Nederlandse en Europese blootstellinglimieten voor elektromagnetische straling gebaseerd en door wie is dat onderzoek uitgevoerd?

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 14 heeft de ICNIRP, een onafhankelijke organisatie van wetenschappers, na analyse van alle wetenschappelijke publicaties op dit gebied aanbevelingen opgesteld voor een veilig verblijf in elektromagnetische velden. De ICNIRP heeft voor het opstellen van deze aanbevelingen honderden publicaties van onderzoeken over elektromagnetische straling gebruikt. Het voert te ver om in het kader van deze kamervragen een overzicht van al deze onderzoeken te geven. Ik wil u daarvoor verwijzen naar het artikel «Guidelines for Limiting Exposure to Time-Varying Electric, Magnetic, and Elektromagnetic Fields (up to 300 GHz)», Health Physics Vol. 74, No 4, pp 494–522, 1998 onder het kopje «guidelines» op de ICNIRP website http://www.icnirp.de/pubEMF.htm. De referentielijst bij het artikel geeft overigens niet alle onderzoeken die zijn betrokken bij het formuleren van de aanbevelingen. Dit is ook niet het geval bij de adviezen van de Gezondheidsraad.

16

Is bij het bepalen van blootstellinglimieten ook rekening gehouden met biologische effecten? Zijn er limieten bekend voor stralingsblootstelling waarbij het DNA verandert, de bloed-hersen-barrière wordt gepasseerd, de ongeborenen en het zenuwstelsel en de hersenen worden beïnvloed en overige zoogdier-cellulaire processen worden verstoord?

Het is van belang onderscheid te maken tussen biologische effecten en gezondheidseffecten. Een biologisch effect kan gedefinieerd worden als elke invloed van een chemische, fysische of biologische factor op de rusttoestand van een biologisch systeem. Elk organisme, dus ook het menselijk lichaam, heeft compensatiemogelijkheden om beïnvloeding van de rusttoestand tegen te gaan. Dat is noodzakelijk om gezond te blijven. Soms zijn die compensatiemogelijkheden echter niet toereikend en raakt het organisme uit balans: dan is er sprake van een gezondheidseffect. Een biologisch effect kan dus leiden tot een gezondheidseffect, maar dat hoeft niet.

Er wordt veel onderzoek gedaan naar biologische effecten, waaronder de in de vraag genoemde effecten. De Gezondheidsraad volgt deze onderzoeken op de voet en betrekt de resultaten ervan in zijn adviezen. Tot op heden geven de gegevens echter geen aanleiding om te veronderstellen dat, voor zover er biologische effecten zijn gevonden, deze zouden kunnen leiden tot effecten op de gezondheid.

Tot op heden is het enige wetenschappelijk vastgestelde effect van radiofrequente velden op de gezondheid gerelateerd aan een verhoging van de lichaamstemperatuur (>1°C). De verhoging treedt op bij blootstelling aan zeer hoge veldsterktes die alleen voorkomen in bepaalde industriële omgevingen, zoals bij een RF-verwarmer. De niveaus van de RF-velden afkomstig van basisstations en draadloze netwerken zijn in publiek toegankelijke ruimtes zo laag dat er geen noemenswaardige verhoging van de lichaamstemperatuur optreedt.

17

Heeft u contact met burgers en groeperingen die zich rond de onrust over elektromagnetische straling hebben georganiseerd? Is dit contact structureel? Wat zijn de uitkomsten van die contacten?

Regelmatig krijg ik brieven van burgers en groeperingen die ongerust zijn over eventuele gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden en in het bijzonder van UMTS. Deze contacten zijn niet structureel van aard. Anders zal dat zijn met de binnenkort te starten Klankbordgroep EMV&G. Hierin zullen vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke organisaties en groeperingen, wetenschappers, vakbonden etc. zitting hebben. Deze Klankbordgroep heeft tot taak om door regelmatig en structureel overleg met het Kennisplatform en de Rijksoverheid, signalen en gevoelens uit de maatschappij over te brengen. Een eerste bijeenkomst wordt verwacht in het voorjaar van 2008.

18

Welke instanties bewaken en implementeren follow-up onderzoek naar gevaaren blootstellingaspecten en daarmee risico-effecten?

Internationaal gezien verrichten en financieren vele instanties onderzoek op dit gebied. De wereldgezondheidsorganisatie WHO speelt hierin internationaal gezien hierin een belangrijke rol als initiator en coördinator. De WHO voert zelf geen onderzoek uit, maar geeft regelmatig «factsheets» uit. Hierin wordt de stand van de wetenschap verwoord, op basis van verschillende onderzoeken. In deze factsheets worden ook vaak aanbevelingen voor vervolgonderzoek gegeven.

In Nederland volgt de Gezondheidsraad, in haar adviserende rol voor de Rijksoverheid, de (internationaal) lopende onderzoeken op deze gebieden, en formuleert daarbij ook aanbevelingen voor aanvullende onderzoeken. Mede op basis van de aanbevelingen van de Gezondheidsraad heeft de Rijksoverheid het programmakader voor het Onderzoeksprogramma EMV&G geformuleerd.

19

Welke gevolgen heeft het verzwaren van de stralingsgrens bij woonhuizen voor het stralingsniveau voor het plaatsingsbeleid UMTS masten?

Uit recente metingen van Agentschap Telecom blijkt dat de blootstelling aan elektromagnetische velden op de voor het publiek toegankelijke plaatsen varieert van ongeveer 0,5 tot 2 V/m. De internationaal aanbevolen limiet voor UMTS is 61 V/m. De gemeten velden liggen dus ver beneden deze maximale waarden.

Alleen in het geval dat de blootstellinglimiet verlaagd wordt tot een niveau dat lager is dan het gemeten stralingsniveau, dus lager dan 2 V/m, heeft dit consequenties voor het plaatsingsbeleid van antennes. Immers, om aan deze lagere stralingsniveaus te kunnen voldoen moeten antennes met minder vermogen uitzenden. Hierdoor wordt het bereik van een antenne veel kleiner, waardoor er hoogstwaarschijnlijk meer antennes geplaatst moeten worden om kwalitatief goede netwerken te kunnen waarborgen.

20

Is het mogelijk om UMTS masten te plaatsen op locaties, zoals bedrijfsterreinen, waar mensen niet 24 uur per dag verblijven?

Antenne-installaties moeten daar geplaatst worden waar mensen mobiel willen communiceren. Dit is ook op plaatsen waar mensen 24 uur per dag verblijven. Het is een misverstand dat blootstellingniveaus afnemen als antennes op grote afstand van de gebruikers worden geplaatst.

Als grotere afstanden overbrugd moeten worden zal in de praktijk met meer zendvermogen uitgezonden moeten worden om de mobiele gebruikers te kunnen bereiken. Evenzo zal het mobiele toestel meer zendvermogen moeten opwekken om de zendmast te bereiken. Deze hogere zendvermogens zorgen voor navenant hogere blootstellingniveaus.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Duyvendak (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (CU).

XNoot
1

>27 561, nr. 29.

Naar boven