27 561
Nationaal Antennebeleid

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2002

Op verzoek van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (DGM/SVS/99207094), heeft de Gezondheidsraad op 28 januari 2002 een advies uitgebracht over mobiele telefoons (advies 2002/01). Dit advies is aan de Kamer aangeboden.

Aanleiding van de adviesaanvraag was de onrust die bij sommige delen van de bevolking heerst over de mogelijke nadelige gezondheidseffecten van de toenemende omvang van de blootstelling aan elektromagnetische velden, met name ten gevolge van de sterke groei van mobiele telefonie.

Reeds op 29 juni 2000 heeft de Gezondheidsraad het eerste deeladvies «GSM-basisstations» uitgebracht, dat de gezondheidseffecten rond de vast opgestelde componenten van mobiele telecommunicatienetwerken (antennes en stations) behandelt.

Aanvullend hierop heeft de Gezondheidsraad het thans uitgebrachte tweede deeladvies samengesteld over de mobiele telefoons.

Beide deeladviezen zijn opgesteld door de Commissie Elektromagnetische velden van de Gezondheidsraad. Onze reactie op het eerste deeladvies is op 8 juni 2002 naar de Kamer gestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 561 nr. 13).

Hierbij geven wij u mede namens de Staatssecretaris van V&W en Staatssecretaris Hoogervorst van SZW, onze reactie op het tweede deeladvies.

Wij hebben waardering voor het advies van de Gezondheidsraad en kunnen ons op hoofdlijnen vinden in de gedane aanbevelingen.

De Gezondheidsraad concludeert dat er naar de huidige stand van de wetenschap geen reden voor ongerustheid bestaat voor gezondheidsschade ten gevolge van elektromagnetische velden van mobiele telefoons. De Gezondheidsraad bevestigt de in het eerste deeladvies getrokken conclusie dat de behandelde wetenschappelijke gegevens over niet-thermische effecten geen aanleiding geven om op basis van het voorzorgbeginsel de aanbevolen blootstellinglimieten te verscherpen. Tevens ziet de Gezondheidsraad geen reden om aan te bevelen het gebruik van mobiele telefoons door kinderen te beperken.

Naar aanleiding van deze conclusies en aanbevelingen zien wij geen noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen om de blootstelling aan elektromagnetische velden door mobiele telefoons te verminderen. Ook zien wij geen reden om het gebruik van mobiele telefoons door kinderen af te raden.

Over de in het advies genoemde mogelijke problemen met betrekking tot storing van medische apparatuur (de zogenaamde elektromagnetische compatibiliteit) merken wij het volgende op.

Op grond van de Europese en de daarop gebaseerde Nederlandse regelgeving zijn aan medische hulpmiddelen eisen gesteld, onder andere ten aanzien van de elektromagnetische compatibiliteit. Deze middelen moeten zodanig zijn ontworpen en vervaardigd dat elektromagnetische storingen door andere apparatuur, waaronder toestellen voor telecommunicatie, worden voorkomen.

Het advies van de Gezondheidsraad wijst er op dat de bestaande Europese normen, aan de hand waarvan de fabrikant aannemelijk kan maken dat het medische hulpmiddel voldoende beschermd is tegen storingen, niet helemaal in overeenstemming zijn met de recente ontwikkelingen op het terrein van de telecommunicatie. Deze leemten zullen onder de aandacht van de relevante (Europese) instellingen worden gebracht. Hierover is de Kamer reeds geïnformeerd bij de brief van de Ministers van VROM en VWS over GSM-basisstations.

Inmiddels is, vrijwel in lijn met het advies van de Gezondheidsraad, in maart 2002 voor alle groepen gemotoriseerde weggebruikers een verbod van kracht geworden op het gebruik van hand-held mobiele telefoons tijdens het rijden. Aan dit verbod is grote bekendheid gegeven. Op dit moment bestaat vanuit de overheid geen behoefte aan een nieuwe voorlichtingscampagne over dit onderwerp.

Tenslotte wil ik u over de aanbevolen onderzoeken het volgende melden.

De Gezondheidsraad vindt nader onderzoek naar mogelijke gezondheidseffecten gewenst om een beter inzicht te krijgen in vooral de eventuele gevolgen op lange termijn. Dit sluit aan bij de motie Wagenaar (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 561 nr. 10) waarmee de regering wordt verzocht initiatieven te nemen om tot onafhankelijk wetenschappelijk epidemiologisch onderzoek te komen naar de mogelijke effecten op langere termijn en onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten naar geuite klachten. Naar aanleiding hiervan is de Gezondheidsraad op 6 mei jongstleden gevraagd te adviseren over onderzoek dat nodig is om een beter inzicht te krijgen in de mogelijke lange termijn effecten van radiofrequente straling gebruikt voor mobiele telecommunicatie en in geuite klachten. Hierover is de Kamer op 15 mei van dit jaar geïnformeerd.

Aan de hand van dit advies zal worden bezien welk onderzoek plaats dient te vinden.

Daarbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij reeds bestaande onderzoekprogramma's in Nederland of in het buitenland.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Naar boven