27 529
Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2006

Met deze brief bied ik u een voortgangsrapportage aan met betrekking tot de invoering van het Elektronisch Medisch Dossier (EMD) en het Waarneem Dossier Huisartsen (WDH).1 Tijdens het Algemeen Overleg ICT in de zorg van 23 november 2005 (Kamerstuk 27 529, nr. 20) heb ik u toegezegd om u met deze voortgangsrapportage ook te informeren over de nieuwe implementatie-organisatie, die onder mijn regie de invoering van het EMD/WDH vormgeeft. Daarnaast zal ik in deze brief ingaan op de stand van zaken rond het wetsvoorstel op het Elektronisch patiëntdossier (EPD) en het wetsvoorstel gebruik burgerservicenummer (BSN) in de zorg.

Stand van zaken EMD/WDH

In de afgelopen periode zijn belangrijke vorderingen gemaakt bij het totstandbrengen van de centrale voorzieningen voor het EPD. Het Landelijk Schakelpunt (LSP) is gebouwd en getest en ook de Sectorale berichtenvoorziening voor de zorg (SBV-z) staat klaar voor gebruik. In overleg met de ICT-leveranciers zijn de laatste discussiepunten rond de technische specificaties verhelderd. De implementatieorganisatie heeft verder een nieuwe invoerings-strategie uitgewerkt, om de knelpunten ten aanzien van de aanpassing van de informatie-systemen van de aanbieders2 op te lossen. Daarbij blijft de eindplanning van het spoorboekje van november 2005 van kracht; dat wil zeggen géén extra vertraging en een start van de landelijke uitrol begin 2007.

Uitgangspunt bij de veranderde aanpak is dat de normale marktwerking wordt gehandhaafd. De zorgaanbieder vraagt aanpassingen aan zijn systeem en de leverancier levert een aangepast systeem tegen een overeengekomen prijs en condities. Ik reken het echter tot mijn verantwoordelijkheid om, voorafgaande aan de feitelijke implementatie bij de koplopers, de juiste en veilige werking van de landelijke voorzieningen aan te tonen in samenhang met aangepaste zorgsystemen. Om de juiste werking te kunnen aantonen wordt een Proof of Concept (PoC) gehouden.

In de PoC worden alle onderdelen uit de keten (LSP, SBV-z, burgerservicenummer, UZI-register, UZI-pas en de ICT-systemen van de zorgaanbieders) in samenhang met elkaar getest. ICT-leveranciers worden uitgenodigd om met hun aangepaste systemen deel te nemen aan de PoC. Resultaat is een aangetoonde werking van de landelijke voorzieningen en van een juiste en veilige werking van de geteste zorgsystemen in samenhang met de landelijke voorzieningen. Na succesvolle afsluiting van deze fase zijn de zorgsystemen van de leveranciers klaar om geïmplementeerd te worden in de omgeving van de zorgverlener. Daarmee worden de eerder geschetste problemen met betrekking tot de aanpassing van de zorgsystemen ondervangen. Op dat moment start de implementatie bij de koplopers. Voor een uitgebreidere beschrijving van de stand van zaken van de implementatie verwijs ik naar de voortgangsrapportage die ik als bijlage meestuur met deze brief.

De implementatieorganisatie

Naar aanleiding van de motie van mevrouw Koşer Kaya (TK 30 300 XVI, 2005–2006, nr. 56) is binnen het ministerie van VWS een aparte organisatie ingericht voor de implementatie van het EMD/WDH. De implementatieorganisatie voert regie over de invoering van het EMD/WDH bij de koploperregio’s en over de landelijke implementatie van het BSN in de zorg. De organisatie is op 1 januari 2006 van start gegaan onder leiding van een ervaren programmamanager. Voor de invulling van de implementatieorganisatie is onder andere gebruik gemaakt van bestaande deskundigheid vanuit NICTIZ. Om verdere vertraging te voorkomen stond het opzetten van deze implementatieorganisatie onder grote tijdsdruk, maar tijdens de verbouwing is de verkoop gewoon doorgegaan.

De implementatieorganisatie heeft de regie over de invoering van het EMD/WDH en daarnaast een ondersteunende rol bij de werkzaamheden van de koplopers. Naar de verantwoordelijke partijen van de landelijke voorzieningen, NICTIZ en het CIBG, treedt de implementatieorganisatie in formele zin op als opdrachtgever. Daarbij is samenwerking vanuit een wederzijds gedragen gevoel van partnership uitgangspunt en zijn afspraken gemaakt over een heldere verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

Na de totstandkoming van de basisinfrastructuur en de koplopertrajecten komt de ICT in de zorg in een andere fase. Dit vraagt om een heroverweging van de huidige verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Hierover ben ik op dit moment met NICTIZ en het veld in gesprek. Over de exacte invulling van de toekomstige taken van NICTIZ zal ik u in mei 2006 nader informeren.

Wet- en regelgeving

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van uw Kamer over het voorstel van de wet gebruik BSN in de zorg. Ik constateer steun voor het gebruik van het BSN in de zorg. De openstaande vragen heb ik beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag, die ik u parallel aan deze brief toestuur. In afwachting van de behandeling van het wetsvoorstel wordt op dit moment de laatste hand gelegd aan de algemene maatregelen van bestuur, die gelijk met de wet in werking moeten treden. De planning is dat deze Besluiten begin april gereed zijn voor het adviestraject.

Verder worden op dit moment voorbereidingen getroffen voor de wet op het EPD. Deze wet moet waarborgen dat alle zorgaanbieders zullen aansluiten op het LSP en hun patiënt-gegevens zullen ontsluiten voor andere behandelaren. Omdat via het EPD vertrouwelijke informatie wordt uitgewisseld, is het van belang dat de beveiliging en privacy van die gegevens met de wet op het EPD worden gewaarborgd. In dat kader ben ik in gesprek met De Nederlandse Bank en met Interpay, met de bedoeling optimaal gebruik te maken van de ervaringen die in het bankwezen zijn opgedaan op het gebied van de beveiliging van ICT-systemen. Uitkomsten van deze gesprekken worden verwerkt in het wetsvoorstel. Het streven is het wetsvoorstel eind 2006 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 7 november 2005 (TK 27 529, 2005–2006, nr. 18).

Naar boven