nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2002
Met deze brief bericht ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën
en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over het actualisatie-onderzoek naar de uitname uit het gemeentefonds
en provinciefonds voor de voeding van het BTW-compensatiefonds.
Uitneemformule
In verband met de invoering van het BTW-compensatiefonds zal een bedrag
uitgenomen worden uit het gemeentefonds en provinciefonds. In de nota naar
aanleiding van het verslag hebben wij een actualisatie aangekondigd van de
toen gepresenteerde voorlopige uitneemformules (kamerstukken II 2000/2001,
27 293, nr. 7). In een onlangs afgerond onderzoek zijn de voorlopige
uitneemformules voorzover mogelijk geactualiseerd tot en met het jaar 2002.
Het rapport van dit door Cebeon uitgevoerde onderzoek bied ik u hierbij aan.1
De voorlopige uitneemformules waren bepaald op basis van een steekproef
van voornamelijk kleine en middelgrote gemeenten over rekeningsgegevens over
1997. Nu zijn ook de gegevens voor de vier grote steden geanalyseerd. In het
onderzoek is verder specifiek aandacht besteed aan het cluster Reiniging (inzameling
en verwerking van huishoudelijk afval), de positie van groeigemeenten, de
grondexploitatie door gemeenten en het betrekken van de kaderwetgebieden in
het BTW-compensatiefonds. Voorts heeft een meer algemene actualisatie plaatsgevonden,
waarbij bijvoorbeeld rekening is gehouden met de verhoging van het BTW-tarief
van 17,5 procent naar 19 procent. De voorlopige uitneemformule voor het provinciefonds
is op een overeenkomstige wijze geactualiseerd.
De uitname gemeentefonds bedraagt volgens dit onderzoek € 1051,2
miljoen en de uitname provinciefonds bedraagt € 116,6 miljoen. In
bijlagen bij het rapport heeft Cebeon ook de uitkomsten weergegeven van de
uitneemformule per individuele gemeente en provincie.
Wij zijn voornemens de onderzoeksuitkomsten over te nemen, in ieder geval
wat betreft de hoofdlijnen. Op een enkel aspect zullen wij de uitname uit
het gemeentefonds nog nader bezien, bijvoorbeeld ten aanzien van de groeigemeenten
en ten aanzien van artikel 12-gemeenten. Voorts zullen de cijfers in de loop
van dit jaar nog worden bijgesteld naar de vermoedelijke stand over 2003.
Toevoeging groei in het eerste jaar
In juni 2001 hebben wij u geïnformeerd dat het reëel is te veronderstellen
dat al in het eerste jaar van het BTW-compensatiefonds een groei van BTW-opbrengsten
voor het Rijk optreedt door een toename van de uitbestedingen en het inlenen
van personeel; deze groei wordt gesteld op twee procent van de uitname (kamerstukken
II 2000/2001, 27 293, nr. 10). Op basis van de voorlopige uitneemformule
betrof het een totaal bedrag van € 18,15 miljoen. Na de actualisatie
wordt dit bedrag vooralsnog gesteld op € 23,35 miljoen.
Vanaf 2004 zal deze groei van de BTW-opbrengsten aan het BTW-compensatiefonds
worden toegevoegd, zodat de uitname uit het gemeente- en provinciefonds met
dat bedrag kan worden verlaagd.
Omdat over 2003 geen uitname uit het gemeente- en provinciefonds plaatsvindt,
die zou kunnen worden verlaagd, zal deze stijging van de BTW-ontvangsten voor
dat jaar incidenteel rechtstreeks worden toegevoegd aan het gemeentefonds
(€ 21,02 miljoen) en provinciefonds (€ 2,33 miljoen).
Dit bedrag zal voor dat jaar via de uitkeringsfactor worden verdeeld over
de gemeenten en provincies. Na 2003 wordt deze groei structureel aan het BTW-compensatiefonds
zelf toegevoegd.
Vereveningsfactor
Gemeenten en provincies hebben in de eerste jaren van het BTW-compensatiefonds
recht op een minimumuitkering. Met deze minimumuitkering wordt tijdens de
invoeringstermijn beoogd te sterke negatieve budgettaire effecten voor individuele
gemeenten en provincies te voorkomen. De budgettaire consequenties van het
hanteren van de minimumuitkering worden binnen het fonds opgevangen door middel
van een vereveningsfactor. Die leidt ertoe dat gemeenten en provincies die
meer ontvangen dan de minimumuitkering via de vereveningsfactor gekort worden
op hun uitkering ter bekostiging van de minimumuitkering aan andere gemeenten
en provincies.
Op basis van gegevens uit het door Cebeon verrichtte onderzoek zijn wij
voornemens de vereveningsfactor voor het jaar 2003 te stellen op 0,95 voor
gemeenten en 0,96 voor provincies.
Mocht achteraf blijken dat toepassing van deze vereveningspercentages
over 2003 meer of minder opbrengt dan benodigd is voor de financiering van
de minimumuitkering over dat jaar, dan zal het verschil worden betrokken bij
de vaststelling van de vereveningsfactor in latere jaren.
De gemeenten en provincies worden in de meicirculaire op de hoogte gesteld
van deze informatie.
De Minister van Financiën,
G. Zalm