27 081
Nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ)

nr. 10
AMENDEMENT VAN DE LEDEN SCHIMMEL EN SNIJDER-HAZELHOFF

Ontvangen 28 juni 2000

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het percentage, bedoeld in het eerste lid, kan op verzoek van burgemeester en wethouders door Onze Minister telkens voor perioden van drie jaar lager worden vastgesteld, doch niet lager dan 50. Een zodanig verzoek wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan enig jaar waarop de vergoeding betrekking heeft bij Onze Minister ingediend.

II

Artikel 22 komt als volgt te luiden:

Artikel 22 Overgangsbepaling artikelen 3 en 5

Voor het eerste kalenderjaar waarop deze wet betrekking heeft:

a. wordt voor dat jaar een verzoek als bedoeld in artikel 3, vierde lid, ingediend binnen twee weken na de inwerkingtreding van deze wet;

b. wordt de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid, vastgesteld binnen zes weken na de inwerkingtreding van deze wet; en

c. kan Onze Minister het voor dat jaar bij wet vastgestelde totale be- drag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, verhogen in verband met verzoeken als bedoeld onder a.

Toelichting

Het vierde lid van artikel 3 biedt gemeenten de mogelijkheid te opteren voor een vergoedingspercentage van tussen de 75 en 50. Uit artikel 5 van het wetsvoorstel volgt, dat het budgetteringspecentage voor een gemeente die hiervoor kiest, wordt gesteld op een percentage van tussen de 25 en 50.

De wijziging van artikel 22 voorziet er in, dat gemeenten reeds bij de inwerkingtreding van de wet kunnen opteren voor een ander vergoedings- c.q. budgetteringspercentage. Een dergelijk verzoek dient binnen twee weken na de inwerkingtreding van de wet te worden ingediend.

Schimmel

Snijder-Hazelhoff

Naar boven