26 991 Voedselveiligheid

Nr. 367 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2013

In de Regeling van Werkzaamheden van 3 juli (Handelingen II, 2012/13, nr. 103, Regeling van Werkzaamheden) heeft uw Kamer verzocht om een brief over de risicobeoordeling van paardenvlees voor de volksgezondheid van het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (bureau), alsmede over de controles van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en het door de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit te voeren onderzoek.

Advies risico’s paardenvlees

Wij hebben uw Kamer in onze brief van 25 februari jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 340) en in onze brief van 13 maart jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 342) geïnformeerd over het advies van bureau over de risico’s van paardenvlees. Het volledige advies is als bijlage bij de brief van 13 maart jl. reeds aan uw Kamer toegezonden. Over deze brief en de bijlage hebben wij met uw Kamer van gedachten gewisseld tijdens het AO Voedselfraude op 14 maart jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 355).

In de brief van 25 februari jl. hebben wij aangegeven: «Op verzoek van ons is op 15 februari jl. het onafhankelijk Bureau Risicobeoordeling en onderzoeksprogrammering (bureau) onderzoek gestart naar de mogelijke risico’s van paardenvlees voor de voedselveiligheid. In dit onderzoek wordt ingegaan op de microbiologische risico’s van paardenvlees, alsmede op de risico’s van de aanwezigheid van mogelijke residuen van diergeneesmiddelen, in het bijzonder fenylbutazon. bureau schat in dat zelfs bij incidentele consumptie van paardenvlees met residuen fenylbutazon de kans op schadelijke effecten bij de mens zeer klein zal zijn. Desondanks adviseert bureau de nultolerantie strikt te handhaven». Dit is ook gebeurd doordat er een volledige recall van het vlees van Selten is geweest.

Zoals ook in de brief 25 februari jl en in de brief van 13 maart jl. aangegeven: «Vanuit oogpunt van microbiologisch risico adviseert bureau dat de consument rauw vlees, en dus ook rauw paardenvlees, altijd op hygiënische wijze bereidt en voldoende verhit». Ten aanzien van de microbiologische risico’s wordt meer in het bijzonder in het advies van bureau geconcludeerd dat vlees van paarden waarin de parasiet Trichinella en/of Toxoplasma aanwezig is een verhoogd risico betekent voor de volksgezondheid als dit vlees rauw of onvoldoende verhit wordt geconsumeerd. bureau heeft in haar advies aangegeven dat: «het onwaarschijnlijk is dat een consument frequent verontreinigd paardenvlees zou consumeren omdat er sprake is van verwerkt paardenvlees en dat daarom het gezondheidsrisico’s voor de consument uitermate klein is». Voorts stelt het advies dat consumptie van rauw of onvoldoende verhit (paarden)vlees een ernstige voedselinfectie zoals trichinellose of toxoplasmose kan veroorzaken.

Op grond van deze constatering heeft bureau geadviseerd: «het is aan te raden het publiek wederom te attenderen op de risico’s van onvoldoende verhit vlees, waaronder paardenvlees, met name voor risicogroepen zoals zwangere vrouwen». Voor wat betreft dit advies hebben wij in de kamerbrief van 13 maart jl. aangegeven dat dit in het algemeen al werd opgevolgd. Het Voedingscentrum Nederland (VCN) wijst al geruime tijd in zijn voorlichting op de risico’s van onvoldoende verhit vlees. Niet alleen het Voedingscentrum, maar ook RIVM, huisartsen en verloskundigen wijzen op de risico’s van het consumeren van rauw of onvoldoende verhit vlees. Voor zwangere vrouwen wordt dit ontraden.

In onze brief van 13 maart jl., waarbij het volledige rapport is toegevoegd, is aangegeven dat een aantal aanbevelingen uit het advies al wordt uitgevoerd, zoals het handhaven van de nultolerantie voor fenylbutazon en controle op geïmporteerd paardenvlees. Zoals eveneens gemeld in de brief van 13 maart jl zijn bij het ketenonderzoek van de NVWA geen residuen aangetroffen van diergeneesmiddelen. In de brief is verder aangegeven dat wij de overige aanbevelingen nader onderzoeken en, waar uitvoerbaar, overnemen.

In onze brief van 12 april (Kamerstuk 26 991, nr. 348) hebben wij u geïnformeerd over de resultaten van het ketenonderzoek van de NVWA. Daarin is aangegeven dat in de monsters die zijn onderzocht in het kader van het ketenonderzoek geen residuen konden worden aangetoond. Zoals gemeld zijn er bij het onderzoek naar het verdachte vlees uit Polen in twee gevallen wel residuen aangetroffen. In onze brief van 16 mei jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 358) en in onze brief van 21 juni jl. hebben wij u geïnformeerd over de resultaten van het ketenonderzoek en over de resultaten van de strafrechtelijke onderzoeken.

Zowel in de brief van 12 april jl. als in de brief van 16 mei jl is ten aanzien van de risico’s volksgezondheid het volgende aangegeven: «Op dit moment zijn er geen concrete aanwijzingen dat er een gevaar is voor de volksgezondheid. Dit geldt zowel voor het vlees als voor de levensmiddelen waarin het vlees is verwerkt die op de markt zijn gebracht.»

Wij nemen adviezen van wetenschappelijke adviseurs, zoals het bureau, altijd zeer serieus. Wij beoordelen deze adviezen vervolgens mede met in achtneming van aanvullende aspecten zoals proportionaliteit, communicatie, uitvoerbaarheid, juridische haalbaarheid en de internationale context.

Controle NVWA

Wij hebben uw Kamer in verschillende brieven vanaf 14 februari jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 339) geïnformeerd over de controles van de NVWA in het kader van de fraude met paardenvlees. In onze brief van 12 april (Kamerstuk 26 991, nr. 348) hebben wij u geïnformeerd over de resultaten van het ketenonderzoek van de NVWA. In totaal zijn 174 bedrijven bezocht en 32 geïmporteerde partijen paardenvlees onderzocht. Er zijn 288 monsters geanalyseerd op het voorkomen van paarden-DNA en 225 monsters onderzocht op residuen van diergeneesmiddelen. In de monsters die zijn onderzocht in het kader van het ketenonderzoek konden geen residuen worden aangetoond. Het ketenonderzoek is gestart om inzicht te krijgen of fraude met paardenvlees veel voorkomt. Nederland heeft daarbij meer en uitgebreider onderzocht dan werd aangegeven in de richtlijn van de Europese Commissie. Daarnaast is er in een aantal afzonderlijke gevallen nader onderzoek ingesteld naar aanleiding van meldingen van mogelijke fraude en meldingen via het Rapid Alert Sytem for Food and Feed (RASFF). Op 21 juni jl hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de lopende strafrechtelijke onderzoeken (Kamerstuk 26 991, nr. 365).

Reguliere toezicht

Het reguliere toezicht op de aan- of afwezigheid van residuen van verboden en toegelaten diergeneesmiddelen en residuen van (milieu)contaminanten in primaire dierlijke producten is vastgelegd in het Nationaal Plan Residuen (NPR). De wettelijke basis van het Nationaal Plan ligt in de Europese regelgeving i.c. Richtlijn van de Raad 96/23/EG. De NPR 2013 zit in de goedkeuringsprocedure van de Europese Commissie. Nederland rapporteert de resultaten van het NPR, net als alle andere lidstaten, aan de Commissie. De resultaten worden door EFSA verwerkt in een samenvattende rapportage. Naar aanleiding van de fraude met paardenvlees heeft de NVWA, zoals onder andere gemeld in de brief van 24 april jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 357) besloten haar toezichtsstrategie te herzien, waarbij naast onderzoek naar de voedselveiligheid ook vaker en uitgebreider onderzoek zal worden gedaan naar administraties en verdachte handelsstromen.

Onderzoeksraad voor de veiligheid (OVV)

De OVV voert een onderzoek uit naar de risico’s in de vleesketen. Uiteraard zullen alle adviezen en informatie van bureau beschikbaar zijn voor de onderzoeksraad.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven