nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2000
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel financiering decentrale
overheden (fido) op 31 augustus jl., heb ik toegezegd de Tweede Kamer voor
de inwerkingtreding van fido te informeren over de inhoud van het voorgenomen
Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO). Nu het hier een algemene
maatregel van bestuur betreft, geef ik hieraan uitvoering door u thans over
de inhoud en strekking van het voorgenomen BLDO, rekening houdend met het
recentelijk ontvangen advies van de Raad van State, per brief te informeren.
Het BLDO zal naar alle waarschijnlijkheid op 1 januari 2001, gelijktijdig
met de Wet fido, in werking treden. Zoals u wellicht bekend staat het wetsvoorstel
fido geagendeerd voor plenaire behandeling in de Eerste Kamer op 12 december
a.s.
Het BLDO zal bepalingen bevatten ten aanzien van het aangaan, verstrekken
en garanderen van leningen door decentrale overheden en dient ter vervanging
van het huidige Besluit leningvoorwaarden lagere overheid (BLLO), dat vervalt
als gevolg van de intrekking van de Wet financiering lagere overheid. Het
BLLO bevat alleen bepalingen inzake het aangaan en garanderen van leningen.
Het BLDO zal uit oogpunt van consistentie ook bepalingen bevatten voor het
uitzetten van leningen. Het doel van het BLDO zal, in lijn met de doelstellingen
van fido, zijn het bevorderen van een gezonde financiering van de decentrale
overheden en het bijdragen aan een goede positie van de decentrale overheden
op de kapitaalmarkt. Tevens wordt aansluiting nagestreefd met het financieringsbeleid
van de Staat.
Uitgangspunt van het fido-kader (en dus ook van het BLDO) is risicobeheersing;
er zullen geen voorschriften worden gesteld over de hoogte van de rente of
de hoogte van andere kosten die aan het afsluiten van lening/garantie-overeenkomsten
verbonden kunnen zijn.
Reeds in 1995 buiten werking gestelde bepalingen in het BLLO inzake vervroegde
aflossing en rente-aanpassing zullen niet meer in het BLDO zijn opgenomen.
De marktomstandigheden zijn immers niet zodanig dat het nodig is decentrale
overheden te verplichten dergelijke bepalingen in contracten op te laten nemen.
Mochten de omstandigheden in de toekomst aanleiding geven tot een gewijzigd
inzicht ten aanzien van de gewenste modaliteiten van leningen van decentrale
overheden, dan kan het BLDO worden gewijzigd.
De inhoudelijke bepalingen in het BLDO zullen neerkomen op een verbod
op leningen in vreemde valuta en op leningen waarvan de hoofdsom is geïndexeerd.
Het BLLO bevat ook dergelijke bepalingen. Aldus zullen onder het BLDO leningen
mogen worden afgesloten die luiden in euro, aangezien hierop geen valutarisico
wordt gelopen. Tevens zal indexatie van de hoofdsom niet zijn toegestaan.
Een concept van het BLDO is voorgelegd aan de Raad voor de Financiële
Verhoudingen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal
Overleg, de Unie van Waterschappen en het Nederlands Politie Instituut. Geen
van de genoemde organisaties heeft bezwaren kenbaar gemaakt op het concept.
Tevens is, in een nadere afstemming met het Kapitaalmarktoverleg (overleg
met decentrale overheden en hun vertegenwoordigers), expliciet voorgelegd
of indexatie van de hoofdsom al dan niet toegestaan zou moeten worden. Aangezien
men dit niet in lijn achtte met het risicobeheersingskader van fido, is het
in het BLLO reeds geldende verbod voor het aantrekken en garanderen van lange
leningen, uitgebreid naar een meer algemeen verbod op het aangaan, verstrekken
en garanderen van leningen met hoofdsomindexatie.
De Minister van Financiën,
G. Zalm