26 800 III
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2000

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave Blz.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL2
   
Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten) 
   
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING3
   
1.Overheidsvoorlichting3
2.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid5
3.Bestuur en beheer6
3.1.Organisatie6
3.2.Personeelsmanagement6
3.3.Materieel beheer6
3.4.Financieel beleid en beheer7
   
C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL8
   
1.Uitgaven en verplichtingen8
   
Inleiding8
   
01.Algemeen8
01.01.Personeel en Materieel8
01.03.Loonbijstelling11
01.04.Prijsbijstelling11
01.11.Overheidsvoorlichting12
01.12.Deelname aan wereldtentoonstellingen14
01.21.Wetenschappelijke studies15
   
2.Ontvangsten17
01.Algemeen17
01.01.Diverse ontvangsten17
01.03.Voorlichtingsactiviteiten17

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingen, die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Algemene Zaken voor het jaar 2000 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2000. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2000.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 2000 vastgesteld.

De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in de onderdelen B en C van deze memorie van toelichting.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

De Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING

1. Overheidsvoorlichting

Onderzoek toekomst overheidscommunicatie

In 2000 zal het in het Regeerakkoord aangekondigde onderzoek naar de toekomst van de overheidscommunicatie zijn beslag krijgen. Eén van de onderzoeksopdrachten luidt hoe het bestuurlijk streven naar draagvlak, dialoog en participatie naar de praktijk van de overheidsvoorlichting kan worden vertaald. Dit streven stelt nieuwe eisen aan kennis en vaardigheden en aan de organisatie van de communicatie bij het rijk.

Bij het onderzoek zullen de nieuwe mogelijkheden van de informatie- en communicatietechnologie worden betrokken, alsmede de veranderingen in het medialandschap en de journalistiek. Maar ook onderzoek naar de informatie-voorkeuren en het informatiegedrag van de te onderscheiden doelgroepen van beleid zal bijdragen aan de herformulering van doel, functie en organisatie van de overheidscommunicatie.

Ontwikkeling van de overheidscommunicatie

De overheid wil burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties meer betrekken bij de beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering. Het invoeren van een nieuwe munt en bijvoorbeeld belangrijke ontwikkelingen op het terrein van infrastructurele- en milieuvraagstukken, vragen opnieuw aandacht voor de organisatie en werkwijze van de overheidsvoorlichting.

In 1999 is de Voorlichtingsraad een discussie gestart over de rol en betekenis van nieuwe vormen van maatschappelijk overleg, zoals de zogenaamde interactieve beleidsontwikkeling. De uitkomsten van deze discussie zullen aan de commissie, die het onderzoek naar de toekomst van de overheidscommunicatie uitvoert ter kennis worden gebracht, opdat deze ook bij de herformulering van doelstellingen van de overheidsvoorlichting kunnen worden betrokken.

Voorlichting en toegankelijkheid van overheidsinformatie

Een belangrijk middel om de toegankelijkheid van de rijksoverheidsinformatie te verbeteren is het gemeenschappelijk voorlichtingsloket op internet (GVL), dat in opdracht van de Voorlichtingsraad is ontwikkeld en onlangs werd geopend. De burger kan via één loket de rijksoverheid benaderen door middel van een zoekmachine. Tegelijkertijd geeft het GVL de ministeries de mogelijkheid om op relatief eenvoudige wijze samen te werken met behoud van de eigen ministeriële verantwoordelijkheid voor de op internet geplaatste overheidsinformatie. Het GVL op internet zal worden beheerd door de Postbus 51-informatiedienst.

Effectiviteit van de voorlichting

Met de invoering van het tracking instrument – de continue meting van bereik en effect van massamediale campagnes – is het onderzoek naar de effectiviteit van de voorlichtingscampagnes een nieuwe fase ingegaan. Met de cumulatieve informatie, die dit onderzoek op termijn oplevert kunnen betere prognoses worden gemaakt voor zowel media- als doelgroepbereik en kan de media-inzet tijdens campagnes worden bijgestuurd en geoptimaliseerd. Ook kunnen kosten- en batenanalyses worden gemaakt, zodat mediabudgetten beter kunnen worden beheerd.

Naast tracking zal ook de herziening van het proces van mediacontractering en uitbouw en standaardisering van het uitbestedingsinstrumentarium het komende begrotingsjaar bijdragen aan een verdere verhoging van de efficiency en effectiviteit van overheidscommunicatie. Deze activiteiten worden uitgevoerd door de Directie Toepassing Communicatietechniek van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD/DTC), het expertisecentrum van de rijksoverheid op het terrein van de overheidscommunicatie. Als dienstverlener ondersteunt de RVD/DTC onderdelen van de rijksoverheid niet alleen bij de opzet van massamediale campagnes en complexe communicatieprojecten, maar ook bij de inzet van communicatie bij interactieve beleidsprocessen en bij arbeidsmarktvraagstukken.

Kern van de dienstverlening is het vertalen van een communicatievraag in concrete activiteiten en media en zorgdragen voor een juiste aanbesteding in en begeleiding van de communicatie- en mediamarkt. Een markt die nauwkeurig wordt gevolgd en geëvalueerd en waarmee afspraken worden gemaakt om de overheidscommunicatie zo effectief en (kosten-) efficiënt in te kunnen richten.

Het versnipperen van de kijkdichtheid als gevolg van de toename van het aantal uitzendgemachtigden maakt het flexibel inzetten van Postbus 51-spots steeds belangrijker. Door veranderingen in het medialandschap en de vergaande segmentatie van doelgroepen is maatwerk noodzakelijk. Voor het nieuwe begrotingsjaar zullen opnieuw met de commerciële omroepen contracten worden gesloten waarin deze flexibiliteit wordt gegarandeerd. Ook met de NOS zijn afspraken over het bereik gemaakt en is geëxperimenteerd met het flexibel inzetten van spotjes, afhankelijk van kijkersdoelgroepen en het onderwerp van de spot. De inkoop van zendtijd bij de commerciële omroepen heeft een sterk kostenverhogend effect op de massamediale uitingen van de rijksoverheid.

Ontwikkeling Gemeenschappelijke infrastructuur publieksvoorlichting

De ontwikkeling van de gemeenschappelijke infrastructuur op het gebied van de overheidsvoorlichting is onderdeel van het projectenprogramma GIS 2000. In 1999 vindt een tussentijdse evaluatie plaats van dit programma. Op basis hiervan zullen voorstellen worden gedaan om na 2000, enerzijds de continuïteit te verzekeren van de exploitatie van een aantal ontwikkelde projecten (zoals trackingonderzoek en GVL op internet). Anderzijds zullen voorstellen worden gedaan om het beleid en de infrastructuur op het gebied van de overheidscommunicatie verder te ontwikkelen en noodzakelijke nieuwe projecten ter hand te nemen. Van belang daarbij is, dat de rijksoverheid steeds zo goed mogelijk is toegerust om in te spelen op de ingrijpende veranderingen in de komende jaren op het terrein van de overheidsvoorlichting en -communicatie.

Nieuwe media

In de loop van 1999 is binnen het Ministerie van Algemene Zaken gestart met de ontwikkeling van intranet. In 2000 zal dit interne communicatie-instrument stap voor stap verder worden uitgebreid. Ook is in 1999 de ontwikkeling van een website van het Ministerie van Algemene Zaken op internet ter hand genomen, waarin ook pagina's met informatie over de Minister-President worden opgenomen. De reeds door de Rijksvoorlichtingsdienst in 1999 gestarte website over het Koninklijk Huis zal eind 2000 worden geëvalueerd.

2. Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is voornemens de komende tijd twee rapporten aan de regering uit te brengen. Het gaat hier om de projecten Overdrachten tussen generaties en Publieke en private verantwoordelijkheden. In het eerste rapport gaat de WRR na welke bijdrage onderscheiden generaties (moeten) leveren aan onze welvaart en welke consequenties de resulterende lastenverdeling heeft voor de verhoudingen in de samenleving en daarmee voor het overheidsbeleid. Hierbij wordt zoveel mogelijk een empirische onderbouwing en nuancering gegeven, terwijl de beschrijving hoe de opeenvolgende generaties op elkaars schouders staan, in een internationaal perspectief wordt geplaatst.

In het rapport over publieke en private verantwoordelijkheden onderzoekt de WRR welke combinatie van publieke en private incentives, controle en verantwoording in concrete gevallen geëigend is om de kwaliteit van bestuurlijk handelen te verbeteren. Hierbij worden zowel de effectiviteit van bestuur als legitimiteit en rechtsstatelijke principes in aanmerking genomen en worden problemen bezien vanuit verschillende (maatschappij) wetenschappelijke invalshoeken. In de beide projecten is, zoals bij de WRR gebruikelijk, mede een beroep gedaan op externe deskundigheid.

De eigenlijke rapporten aan de regering worden door een aantal voor- studies en werkdocumenten ondersteund en aangevuld.

Conform zijn eerder uitgesproken voorkeur voor een voortschrijdende programmering heeft de WRR – naast de nog lopende projecten Stad, stadsrand en platteland en Arbeidsmarktdynamiek en kennismanagement – drie nieuwe onderwerpen in studie genomen. In de eerste plaats een project Midden- en Oost-Europa, waarin de modaliteiten worden bezien van de komende uitbreidingen van de Europese Unie, alsmede de gevolgen hiervan voor het bestuur en de juridische samenhang van de EU. Voorts zijn er nieuwe projecten over de multiculturele samenleving, gericht op de mate van gemeenschappelijkheid die is vereist om in Nederland een zeer diverse maatschappij te laten functioneren, en over de kennisintensivering die zich op tal van terreinen doet gelden. Het voornemen blijft in de loop van de raadsperiode nog enkele onderwerpen aan het programma toe te voegen. Conform de Instellingswet WRR heeft de raad voornoemde aanvullingen op zijn werkprogramma vastgesteld na overleg in de raad van ministers.

De maatschappelijke doorwerking van de laatste twee door de WRR (in vorige samenstelling) vastgestelde rapporten aan de regering, Ruimtelijke ontwikkelingspolitiek en Staat zonder land, kwam mede tot uitdrukking in bestuurlijke beleidsvoorbereiding en -vorming. Zo is de startnota ruimtelijke ordening 1999, waarmee de aanpassing van het ruimtelijk beleid is aangevangen, expliciet geïnspireerd door de onderscheiding in drie domeinen binnen het ruimtelijk beleid, zoals die door de WRR is voorgesteld. In de startnota worden deze domeinen aangeduid als: rijksvrij, rijkssturing op afstand en directe rijkssturing. Deze drieslag in de overheidssturing wordt in de startnota aangemerkt als een wezenlijke verandering ten opzichte van de huidige situatie.

De behandeling in Staat zonder land van de thematiek van souvereiniteitserosie als gevolg van de oprukkende informatie- en communicatietechnologie is voor het actuele regeringsbeleid aanleiding geweest tot het opstarten van het programma Infodrome. In dit programma, geleid door een stuurgroep onder voorzitterschap van de staatssecretaris van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW), waarin onder andere de directeuren van de vier overheidsplanbureaus, Centraal Planbureau (CPB), Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM), Rijksplanologische dienst (RPD) en Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), zitting hebben, gaat het om het formuleren van de relevante beleidsvragen voor de overheid in de informatiemaatschappij. Uiteindelijk wordt hiervan ook een bijdrage verwacht aan het beleid van het huidige kabinet.

Voornoemde directeuren(-generaal) van de planbureaus vergaderden het afgelopen jaar tweemaal met de WRR, in hun hoedanigheid van adviserend lid van de raad. Bij dit overleg gaat het enerzijds om opinies van de planbureaus over en mogelijke bijdragen aan de WRR-werkzaamheden. Daarnaast vormt de onderlinge afstemming van werkzaamheden en toekomstverwachtingen een vast punt van aandacht.

3. Bestuur en beheer

3.1. Organisatie

Het ministerie van Algemene Zaken is een klein maar volwaardig departement, waarin alle stafactiviteiten voorkomen. Tot dusver is via reorganisaties van de onderscheiden stafafdelingen gewerkt aan kwaliteitsverbetering. In 1999 is bijvoorbeeld de organisatie van Facilitaire en Informatie aangelegenheden aangepast.

Uitdaging voor de komende jaren is daarin opnieuw een slag te maken. Verdergaande samenwerking tussen stafafdelingen en integratie van werkzaamheden zijn daarbij centrale elementen.

3.2. Personeelsmanagement

Mobiliteit

Als gevolg van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen veranderen taken en werkzaamheden. Zeker bij een krappe arbeidsmarkt is het van belang dat medewerkers inzetbaar zijn voor hun taken, nu en voor de toekomst. Medewerkers en organisatie hebben ieder hierin hun eigen verantwoordelijkheid.

In het komende jaar worden de contouren uitgewerkt voor beleid gericht op het blijvend inzetbaar houden van medewerkers. In het kader daarvan zijn de middelen voor scholing en kennisverwerving op een meer reëel niveau gebracht.

Traineeprogramma

In 1999 heeft Algemene Zaken voor het eerst meegedaan met het rijksbrede trainee-programma. Met het oog op de noodzakelijke instroom van vers bloed (naast de hierboven beschreven activiteiten die gericht worden op het inzetbaar houden van zittend personeel), zal Algemene Zaken ook in de komende periode blijven meedoen aan dit initiatief.

3.3. Materieel beheer

Herhuisvesting

Een organisatie kan pas optimaal functioneren indien wordt voldaan aan de benodigde faciliteiten. Daartoe is in 1999 een omvangrijke herhuisvestingoperatie ingezet waarbij zowel efficiënter gebruik wordt gemaakt van de beschikbare ruimten alsmede de organisatieonderdelen die veelvuldig samenwerken zo dicht mogelijk bij elkaar worden geplaatst.

Informatisering en telematica

Ten behoeve van het verbeteren van de interne en externe communicatie en het delen van informatie respectievelijk kennis worden activiteiten ontplooid gericht op de ontwikkeling en implementatie van een Algemene Zaken-intranet met links naar het world wide web (Internet).

In dit kader wordt als beleid gehanteerd om structureel aansluiting te zoeken bij overheidsbrede ontwikkelingen zoals het interdepartementale intranet en beveiligde-mailen.

Millennium

De millenniumproblematiek voor Algemene Zaken bevindt zich in een eindfase.

Dat wil zeggen dat naast het op- en bijstellen van continuïteitsplannen vooral zorggedragen wordt dat herstelde c.q. millenniumbestendige objecten ook deze status handhaven.

Euro

Gebleken is dat Algemene Zaken onder andere wegens het ontbreken van eigen wetgevingsactiviteiten en ZBO's nagenoeg geen euro problematiek kent. Het nieuwe financiële informatiesysteem is euro bestendig. Daarom is afgezien van de instelling van een euro-projectorganisatie.

3.4. Financieel beleid en beheer

Accountantscontrole

De accountantcontrole bij het ministerie wordt zoals bekend uitgeoefend door de departementale accountantsdienst van het ministerie van Economische Zaken (DADEZ) in samenwerking met een openbaar accountantskantoor.

Administratieve organisatie (AO)

Als gevolg van reorganisatie van de Centrale afdelingen Personeel & Organisatie en Facilitaire en Informatie Aangelegenheden, wordt de beschrijving van de AO betreffende deze afdelingen overeenkomstig de departementale structuur herschreven.

Financieel informatiesysteem

Vervanging van het niet millenniumbestendige financiële informatiesysteem heeft volgens planning met ingang van 1999 plaatsgevonden. Laatstgenoemd jaar wordt benut om de basisfunctionaliteit te optimaliseren. In 2000 zal het accent liggen op het verhogen van de efficiency door het inzetten (uitbreiden) van functionaliteit.

C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL

1. Uitgaven en verplichtingen

Inleiding

Hoofdlijnen van de financiële mutaties

Met uitzondering van artikel 01.12. Deelname aan wereldtentoonstellingen, zijn alle artikelen van de begroting van de uitgaven zogenaamde kasartikelen. Dat wil zeggen dat de aan te gane verplichtingen gelijk worden gesteld aan de in het begrotingsjaar te realiseren uitgaven.

In de hieronder opgenomen tabel worden de hoofdlijnen van de mutaties weergegeven ten opzichte van de stand ontwerp-begroting 1999. Gehanteerd zijn de uitgavenbedragen, zoals opgenomen in deze ontwerp-begroting en de meerjarencijfers.

Uitgavenraming (bedragen x f 1 000): 2000
   
Ontwerp-begroting 1999 86 166
miljoenennota 1999 (voor 2000): – 14 835
   
Sub-totaal 71 331
mutaties voorjaarsnota 1999: +  4 095
   
Voorjaarsnota 1999 (voor 2000) 75 426
   
mutaties begrotingsvoorbereiding 2000:  
Resterende structurele prijsbijstelling 1999+ 311 
Kasverschuiving wereldtentoonstelling  
Hannover 2000+ 10 950 
  + 11 261
   
Ontwerp-begroting 2000 86 687
   
   
Ontvangstenraming (bedragen x f 1 000): 2000
   
Ontwerp-begroting 1999 5 603
mutaties voorjaarsnota 1999: +  797
   
Ontwerp-begroting 2000 6 400

01. Algemeen

01.01. Personeel en Materieel

a) de grondslag van het artikel

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven van het ministerie van Algemene Zaken begroot. Het betreft de personeelskosten van actief en post-actief personeel en de duurzame en niet duurzame consumptieve bestedingen.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 49 09847 98047 36746 56746 567 
Voorjaarsnota 1999 4 6981 7621 7621 7621 762 
Nieuwe mutaties:       
Overheveling loonbijstelling 1999 1 2741 7321 5701 5431 545 
Overheveling prijsbijstelling 1999 6466504747 
Aanvullende loonbijstelling 1999 75     
Restant structurele prijsbijstelling 1999 303311234222222 
Aanpassing raming personeel 1999 380     
Stand ontwerpbegroting 200053 80955 89251 85150 98350 14150 14350 143
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR100024 41725 36323 52923 13522 75322 75422 754

c) de toelichting bij de cijfers

De raming van dit artikel wordt verhoogd door overhevelingen van (structureel) verkregen gelden voor loon- en prijsbijstelling.

De raming voor 1999 behoeft aanvulling wegens inhuur van tijdelijk personeel en dit wordt gefinancierd uit extra ontvangsten van de Rijksvoorlichtingsdienst.

d) de onderverdeling in artikelonderdelen

 
Omschrijving Uitgaven (x f 1 000) Codering
  199819992000 econ. funct.
01. Ambtelijk personeel 33 44734 18635 763 11  
02. Overig personeel 515877830 11  
03. Post-actief personeel 4 0693 6903 247 11  
04. Materieel 15 77817 13912 011 12  
Totaal 53 80955 89251 851   01.1

Toelichting op artikel-onderdeel 01.01.01. (ambtelijk personeel)

Dit onderdeel bevat de uitgaven die voortvloeien uit betalingen en afdrachten met betrekking tot ambtelijk personeel.

Toelichting op artikel-onderdeel 01.01.02. (overig personeel)

Dit onderdeel heeft betrekking op de zogenaamde secundaire personeelsuitgaven.

Als belangrijkste zijn te vermelden: uitgaven in verband met getroffen maatregelen voor het terugdringen van het ziekteverzuim en verbetering van de arbeidsomstandigheden, uitzendkrachten en kinderopvang.

Toelichting op artikel-onderdeel 01.01.03. (post-actieven)

Onder dit onderdeel zijn de uitgaven geraamd voor post-actief personeel, zoals wachtgelduitkeringen en flankerend beleid.

Toelichting op artikel-onderdeel 01.01.04. (materieel)

Op dit onderdeel worden naast de facilitaire uitgaven ook uitgaven voor representatie en opleidingen geraamd. Tevens worden de uitgaven verbonden aan kabinetformaties op dit onderdeel verantwoord

Verdeling apparaatsuitgaven naar dienst (x f 1 000)
omschrijvingKMP en Centrale dienstenRVDWRROverig*Totaal
personeel13 58614 5904 5333 88436 593
post-actief personeel3 2473 247
materieel4 7255 2851 20648411 700
totaal per dienst18 31119 8755 7397 61551 540

*niet te verbijzonderen algemene uitgaven (inclusief IDB)

e) de kengetallen

a) tabel met betrekking tot ambtelijk personeel
omschrijving1998199920002001200220032004
gemiddelde bezetting/sterkte332,70332,70337,40337,40337,40337,40337,40
gemiddelde gerealiseerde/geraamde prijs per fte100 532102 753105 996106 393106 313106 319106 319
totale loonsom ( x f 1 000) Min. van Algemene Zaken33 44734 18635 76335 89735 87035 87235 872
b) tabel met betrekking tot apparaatsuitgaven
omschrijving1998199920002001200220032004
kosten per fte gespecificeerd naar:       
totaal materieel (x f 1 000)48373532303030
personeelsgebonden uitgaven5443333
niet personeelsgebonden uitgaven43333129272727

c) tabel met betrekking tot post-actief personeel
omschrijving1998199920002001200220032004
Aantal personen aan wie wachtgeld wordt uitgekeerd:57524640393532

01.03. Loonbijstelling

a) de grondslag van het artikel

Op dit administratieve artikel komen alleen ramingen voor als de loonbijstelling nog nader over de loongevoelige artikelen moet worden verdeeld.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 p.m.p.m.p.m.p.m.p.m. 
Voorjaarsnota 1999 1 2741 7321 5701 5431 545 
Nieuwe mutaties:       
Overheveling loonbijstelling – 1 274– 1 732– 1 570– 1 543– 1 545 
Aanvullende loonbijstelling 1999 75     
Overheveling loonbijstelling – 75     
Stand ontwerpbegroting 20000p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR10000p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.

Economische code: 01 en Functionele code: 01.1

c) de toelichting bij de cijfers

De bij Voorjaarsnota 1999 verkregen structurele loonbijstelling 1999 wordt overgeheveld naar artikel 01.01. Personeel en Materieel.

Voor 1999 wordt een aanvullende loonbijstelling van f 75 000 uitgedeeld, die voortvloeit uit de overheveling van ZVR-gelden over de ministeries. Ook deze aanvullende loonbijstelling 1999 is naar artikel 01.01. Personeel en Materieel overgeheveld.

01.04. Prijsbijstelling

a) de grondslag van het artikel

Op dit administratieve artikel komen alleen ramingen voor als de prijsbijstelling nog nader over de prijsgevoelige artikelen moet worden verdeeld.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 p.m.p.m.p.m.p.m.p.m. 
Voorjaarsnota 1999 6466504747 
Nieuwe mutatie:       
Overheveling prijsbijstelling – 64– 66– 50– 47– 47 
Restant structurele prijsbijstelling 1999 303311234222222 
Overheveling prijsbijstelling – 303– 311– 234– 222– 222 
Stand ontwerpbegroting 20000p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR10000p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.

Economische code: 01 en Functionele code: 01.1

c) de toelichting bij de cijfers

De bij Voorjaarsnota 1999 verkregen structurele prijsbijstelling 1999 wordt overgeheveld naar artikel 01.01. Personeel en Materieel. Deze prijsbijstel- ling bestond uit een gedeelte van de totaal uit te reiken prijsbijstelling.

Thans wordt het restant over de ministeries verdeeld. Ook deze restant prijsbijstelling is naar artikel 01.01. Personeel en Materieel overgeheveld.

01.11. Overheidsvoorlichting

a) het te voeren beleid en de grondslag van het artikel

De grondslag van het artikel is de coördinerende rol van de minister-president, minister van Algemene Zaken, met betrekking tot de overheidsvoorlichting.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 6 4997 7823 7783 7783 778 
Voorjaarsnota 1999 1 187535353535 
nieuwe mutaties:       
extra uitgaven 1999 300     
bijdragen ministeries in de Postbus 51-informatiedienst 37     
Stand ontwerpbegroting 200012 3018 0238 3173 8133 8133 8133 813
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR10005 5823 6413 7741 7301 7301 7301 730

c) de toelichting bij de cijfers

De extra voor 1999 benodigde gelden zijn ter verbetering van de bedrijfsvoering van de Directie Toepassing Communicatietechniek van de Rijksvoorlichtingsdienst.

De raming wordt voor 1999 ook verhoogd in verband met bijdragen van de ministeries in de exploitatie van de Postbus 51-informatiedienst.

d) de onderverdeling in artikelonderdelen

 
Omschrijving Uitgaven (x f 1 000) Codering
  199819992000 econ. funct.
01. Informatievoorziening 1 4011 5371 237    
02. Technische uitgaven 8301 245500    
03. Voorlichtingsraad 10 0701 4421 655    
04. Postbus 51-informatiedienst 859425    
05. GIS-ontwikkeling 2 9404 500    
Totaal 12 3018 0238 317 12 01.34

Toelichting op artikelonderdeel 01.11.01. (informatievoorziening)Dit betreft uitgaven die verband houden met de productie, opslag en distributie van voorlichtingsmateriaal. Hierbij is onder meer te denken aan de productie van knipselkranten.

Toelichting op artikelonderdeel 01.11.02. (technische uitgaven)

Dit betreft uitvoeringskosten die betrekking hebben op de DTC van de RVD.

Deze directie heeft tot taak ten behoeve van rijksorganen en door het Rijk gefinancierde en gesubsidieerde instellingen te adviseren over communicatieprojecten en deze tijdens de voorbereiding en realisatie te begeleiden. Hierbij is te denken aan voorlichtingscampagnes, audiovisuele programma's en nieuwe media.

Voorts verzorgt de DTC de gezamenlijke media-inkoop waardoor volumekortingen ten behoeve van de andere departementen alsmede aan de Staat gelieerde organisaties worden verkregen.

Voor nadere informatie over de bedrijfsvoering van de DTC wordt ook verwezen naar het volgende punt (e) met betrekking tot de kengetallen.

Toelichting op artikelonderdeel 01.11.03. (Voorlichtingsraad)

De raming van dit artikelonderdeel wordt grotendeels bepaald door de instandhouding en uitbouw van een gemeenschappelijke infrastructuur voor pers- en publieksvoorlichting en voor de voorlichting gericht op het buitenland ten behoeve van alle ministeries.

Toelichting op artikelonderdeel 01.11.04. (Postbus 51-informatiedienst)

Op dit artikelonderdeel worden de specifieke uitgaven verantwoord die verbonden zijn aan de Postbus 51-informatiedienst.

Toelichting op artikelonderdeel 01.11.05. (GIS-ontwikkeling)

Dit artikelonderdeel heeft betrekking op de integratie van de gemeenschappelijke infrastructuur en het geschikt maken voor het toepassen van nieuwe mediatechnieken. Dit in het kader van het project GIS-2000, waarvoor – zoals in de begroting van 1998 is aangekondigd – f 10 miljoen is uitgetrokken.

e) de kengetallen

Een deel van de voorlichtingsactiviteiten kan niet zinvol nader worden toegelicht. Deze zijn samengevat in de kolom overig van onderstaande tabel. Het gaat hier met name om interne voorlichting, communicatie- en coördinatie activiteiten, waaronder het secretariaat van de Voorlichtingsraad, die uitsluitend kunnen worden beoordeeld vanuit een beschikbaarheidsfunctie, alsmede de activiteiten van de Postbus 51-informatiedienst.

De wel zinvol toe te lichten activiteiten betreffen de (volledige) DTC.

Voor de DTC is van belang dat steeds meer wordt gestreefd naar volledige kostendekkendheid (met erkenning dat een zekere interne basissubsidiëring ten behoeve van de ontwikkel- en aanjaagfunctie nodig is).

Uitgaven/kosten en opbrengsten overheidsvoorlichting
Componenten van uitgaven en kosten van overheids voorlichting (x f 1 000) voor het jaar 2000totalevoorlichtings-uitgavenverdeeld over produkten
media-inkoopDTCbegeleiding-media-pro-jecten DTCoverig
aandeel personele kosten14 5906152 66511 310
aandeel apparaatskosten5 2852109144 161
informatievoorziening1 237 1 237
technische uitgaven500300200
voorlichtingsraad1 655 1 655
Postbus 51-informatiedienst425  840*
GIS-ontwikkeling4 500 4 500
Totaal uitgaven28 1921 1253 77923 703
Totaal ontvangsten6 17520003 0001 175
Kostendekkendheid 178%80% ** 

*inclusief bijdrage van andere ministeries **doelstelling (te bereiken in 2001) is 100%

Toelichting

De uitgaven, die aan de in deze tabel opgenomen activiteiten zijn verbonden, zijn grotendeels opgenomen in het apparaatsartikel op de begroting (01.01. Personeel en Materieel). Alleen de specifieke uitgaven zijn onderdeel van het artikel 01.11. Overheidsvoorlichting.

01.12. Deelname aan wereldtentoonstellingen

a) het te voeren beleid en de grondslag van het artikel

De regering heeft besloten tot deelname aan de wereldtentoonstelling in Hannover in het jaar 2000 (Kamerstuk 24 400, nr. 14).

Voor dit doel is ten laste van de begroting van 1997 reeds een verplichting van f 60 miljoen opgenomen. Het onderstaande artikel betreft uitsluitend de uitfinanciering van deze verplichting.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 29 00014 000 
Nieuwe mutatie:       
Kasverschuiving expo Hannover  10 950    
Stand ontwerpbegroting 20005 35029 00024 950
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR10002 42813 16011 322

Economische code: 12 en Functionele code: 01.1

c) de toelichting bij de cijfers

De raming voor het jaar 2000 is verhoogd als gevolg van onbesteed gebleven gelden, die als uitgaven voor 1998 waren voorzien, maar die pas in het jaar 2000 tot betaling zullen komen. De bijgestelde raming sluit beter aan bij de feitelijke liquiditeitsbehoefte van de Stichting Wereldtentoonstelling (SNW), die met de uitvoering is belast.

01.21. Wetenschappelijke studies

a) het te voeren beleid en de grondslag van het artikel.

Het beleid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is erop gericht door middel van het uitbrengen van rapporten aan de regering, voorstudies en werkdocumenten, waarvoor ook specifiek onderzoek wordt uitbesteed, wetenschappelijk gefundeerde informatie ten behoeve van het regeringsbeleid te verschaffen over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden.

De uitgaven verbonden aan de verkrijging van wetenschappelijke informatie ten behoeve van de bij de WRR lopende projecten worden op dit artikel begroot, evenals de bijkomende uitgaven van publicatie en/of presentatie. Ook de tijdelijke inhuur van stafmedewerkers kan ten laste van dit budget worden verantwoord.

De eigen apparaatsuitgaven zijn ondergebracht op artikel 01.01. Personeel en Materieel.

b) de cijfers

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 1 5691 5691 5691 5691 569 
Stand ontwerpbegroting 20005091 5691 5691 5691 5691 5691 569
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR1000231712712712712712712

Economische code: 12 en Functionele code: 01.321

Aantal publicaties/verrichtingen 6e raadsperiode 1998 t/m 2000

Het onderstaande overzicht betreft de tot dusver verrichte werkzaamheden van de WRR in de huidige raadsperiode.

 
Jaar19981999*2000*
Rapporten aan de regering222
Voorstudies534
Werkdocumenten444
Symposia e.d. 212

*Geraamd

De rapporten in 1998 zijn uitgebracht onder verantwoordelijkheid van de 5e raad.

2. ONTVANGSTEN

01. Algemeen

01.01. Diverse ontvangsten

a) de grondslag van het artikel

Op dit artikel zijn ontvangsten van uiteenlopende aard, maar elk voor zich van geringe omvang, verzameld. Deze ontvangsten van algemene aard hebben betrekking op de verschillende dienstonderdelen van het ministerie.

b) de cijfers

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 225225225225225 
Stand ontwerpbegroting 2000454225225225225225225
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR1000206102102102102102102

Economische code: 16 en Functionele code: 01.1

01.03. Voorlichtingsactiviteiten

a) de grondslag van het artikel en het te voeren beleid.

De ontvangsten op dit artikel worden gegenereerd door de Rijksvoorlichtingsdienst en hebben hoofdzakelijk betrekking op begeleiding van voorlichtingsproducties en distributie hiervan door de Directie Toepassing Communicatietechniek (DTC).

b) de cijfers

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG1000)
 1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999 5 3785 3785 3785 3785 378 
Voorjaarsnota 1999 3 247797797797797 
nieuwe mutatie:       
extra ontvangsten RVD 680     
Stand ontwerpbegroting 200015 4799 3056 1756 1756 1756 1756 175
Stand ontwerpbegroting 2000 in EUR10007 0244 2222 8022 8022 8022 8022 802

c) de toelichting bij de cijfers

De raming van dit artikel wordt voor 1999 verhoogd wegens extra te realiseren inkomsten door de Rijksvoorlichtingsdienst.

d) de onderverdeling in artikelonderdelen

 
Omschrijving Ontvangsten (x f 1 000) Codering
  199819992000 econ. funct.
01. Interne- en publieksvoorlichting 433368368    
02. Media-inkoop 2 8334 8802 000    
03. Begeleiding media-projecten 5 5223 2503 000    
04. Coördinatie voorlichting 6 6911010    
05. Postbus 51-informatiedienst 797797    
Totaal 15 4799 3056 175 16 01.34

Toelichting op artikelonderdeel 01.03.01. (interne- en publieksvoorlichting)

In dit onderdeel zijn ontvangsten geraamd die verband houden met distributie van voorlichtingsmateriaal zoals bijvoorbeeld knipselkranten (Beleid Beschouwd en Selektie).

Toelichting op artikelonderdeel 01.03.02. (media-inkoop)

Dit bedrag heeft betrekking op de vergoeding die de DTC in rekening brengt bij opdrachtgevers voor de werkzaamheden die de DTC verricht op het gebied van centrale inkoop van advertentie-ruimte. Sprake is van een kostendekkende activiteit. Voor nadere informatie over de bedrijfsvoering van de DTC wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 01.11. van de begroting van de uitgaven van deze memorie van toelichting.

Toelichting op artikelonderdeel 01.03.03. (begeleiding media-projecten)

Dit bedrag aan ontvangsten wordt naar verwachting gerealiseerd als gevolg van de vergoeding die de DTC bij opdrachtgevers in rekening brengt voor begeleiding van communicatieprojecten. Sprake is van een activiteit die naar verwachting met ingang van 2001 kostendekkend zal zijn. Voor nadere informatie over de bedrijfsvoering van de DTC wordt verwezen naar artikel 01.11. van de begroting van de uitgaven van deze memorie van toelichting.

Toelichting op artikelonderdeel 01.03.04. (coördinatie voorlichting)

Dit betreft de rechten die het ministerie toekomen als gevolg van distributie van voorlichtingsmateriaal waarvan de productiekosten (veelal gedeeltelijk) door het ministerie zijn gefinancierd.

Naar boven