26 669
Samenloop van uitkeringen

30 667
Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de verlening van een tegemoetkoming aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene nabestaandenwet

nr. 8
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 oktober 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de brief van 15 mei 2007 inzake de korting op de AOW en Anw bij inkomsten in verband met werk en inkomsten uit werk (Kamerstuk 26 669/30 667, nr. 7). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 oktober 2007.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Wit

De griffier van de commissie,

Post

Vragen van de leden van de CDA-fractie

1

Hoe zijn de inkomsten van een weduwe, met jonge kinderen en recht op een Anw uitkering die een volledige baan heeft op het wettelijk minimumloon?

De Algemene Nabestaandenwet (Anw) biedt inkomensbescherming aan personen van wie de partner is overleden. De Anw regelt als basisvoorziening een inkomen op minimumniveau. De hoogte van de Anw-uitkering bedraagt maximaal 70% van het netto minimumloon en is afhankelijk van het inkomen.

Vanwege de bijzondere positie waarin weduwen en weduwnaars verkeren, zijn de regels rond het vrijlaten van eigen inkomsten aanmerkelijk gunstiger dan die van de Wet Werk en Bijstand. In het kort ziet de vrijlatingsregeling van de Anw er als volgt uit:

– Van inkomsten uit arbeid wordt 50% van het minimumloon volledig vrijgesteld, plus een derde van het meerdere inkomen. Deze relatief ruime vrijlatingsregeling heeft als doel de arbeidsparticipatie van weduwen en weduwnaars optimaal te stimuleren.

– Inkomsten uit bovenwettelijke arbeidsvoorwaardelijke uitkeringen zoals VUT of prepensioen worden geheel of gedeeltelijk vrijgelaten. Deze uitzondering is indertijd op verzoek van de Tweede Kamer tot stand gekomen.

– Andere inkomsten in verband met arbeid, zoals een WW-, WAO- of WIA-uitkering, worden volledig gekort op de uitkering. Dit hangt samen met het basiskarakter van de Anw en de wens om stapeling van uitkeringen zoveel mogelijk tegen te gaan.

– De Anw kent geen vermogenstoets: bij het vaststellen van de uitkering blijft vermogen belegd in een eigen huis of andere vermogensbestandsdelen buiten beschouwing.

– Inkomsten uit vermogen of onderhuur e.d. worden volledig vrijgelaten.

De Anw is ingevoerd op 1 juli 1996. In alle hieronder getoonde cijfervoorbeelden wordt ervan uitgegaan dat de betreffende nabestaande na 1 juli 1996 weduwe/weduwnaar is geworden. De bruto Anw-uitkering van een nabestaande zonder inkomen uit of in verband met arbeid, exclusief vakantieuitkering, ziet er als volgt uit:

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45

Anw-tegemoetkoming € 13,821

Totaal: € 1 040,27

Uitgaande van de casus gepresenteerd in vraag 1, waarbij de weduwe een inkomen uit arbeid heeft ter hoogte van het WML, minimaal één kind heeft jonger dan 18 jaar, dat niet tot het huishouden van een ander behoort, ziet de inkomenssituatie van haar er op 1 juli 2007 per maand bruto, exclusief vakantie-uitkering, als volgt uit:

Inkomen uit arbeid: € 1 317,–

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 439,–2 = € 587,45

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 2 155,50

2

Stel deze vrouw uit het eerste voorbeeld wordt werkloos en krijgt een WW uitkering. Hoe hoog wordt dan de Anw uitkering en de WW-uitkering? Hoe groot is de terugval in inkomen?

Op de nabestaandenuitkering wordt een WW-uitkering volledig in mindering gebracht. Op basis van dezelfde omstandigheden als genoemd in het antwoord op vraag 1, ziet de inkomenssituatie van de vrouw uit vraag 1 er de eerste twee maanden van de werkloosheid als volgt uit:

WW-uitkering: 75% van € 1 317,– = € 987,75

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 987,75= € 38,70

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 1 277,50

Na de eerste twee maanden van werkloosheid daalt de WW-uitkering van 75% naar 70% van € 1 317,– = € 921,90; de nabestaandenuitkering stijgt dan tot € 104,55. De overige inkomenscomponenten blijven gelijk, waardoor het totaal inkomen per maand ook na de eerste twee maanden van werkloosheid uitkomt op € 1 277,50.

3

Stel deze vrouw wordt eerst twee jaar ziek en dan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Hoe hoog wordt dan de Anw uitkering en ziektegeld en Anw en IVA uitkering?

In beginsel heeft een werknemer tijdens ziekte gedurende twee jaar recht op doorbetaling van 70% van zijn loon, met als maximum 70% van het maximumdagloon. Bij arbeidsovereenkomst mag hier door de werkgever in voor de werknemer positieve zin van worden afgeweken. Gedurende het eerste jaar geldt ook een ondergrens: de werkgever moet minimaal het minimumloon doorbetalen, naar rato van het dienstverband.

Op basis van dezelfde omstandigheden als genoemd in het antwoord op vraag 1, en ervan uitgaande dat in de arbeidsovereenkomst van betrokkene is geregeld, dat tijdens ziekte gedurende het eerste ziektejaar 100% en gedurende het tweede ziektejaar 70% van het loon wordt doorbetaald, ziet de inkomenssituatie van de vrouw uit vraag 1 er in het eerste jaar van haar ziekte als volgt uit:

Loondoorbetaling: € 1 317,–

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 439,– = € 587,45

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 2 155,50

In het tweede ziektejaar ziet de inkomenssituatie van de vrouw uit vraag 1 er als volgt uit:

Loondoorbetaling: € 921,90,–Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 175,60 = € 850,85

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 2 023,80

Als de vrouw na twee jaar ziekte volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en aan de overige voorwaarden voldoet, heeft zij recht op een IVA-uitkering. De hoogte van deze uitkering bedraagt in beginsel 75% van het maandloon, in casu € 987,75 per maand. Op de IVA-uitkering wordt inkomen uit arbeid in mindering gebracht. Een Anw-uitkering wordt niet als inkomen uit arbeid aangemerkt en dus niet op de IVA-uitkering in mindering gebracht.

De IVA-uitkering wordt aangemerkt als inkomen in verband met arbeid in de zin van de Anw en mitsdien volledig op de nabestaandenuitkering van de vrouw in mindering gebracht. Haar inkomenssituatie ziet er dan als volgt uit:

IVA-uitkering: 75% van € 1 317,– = € 987,75

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 987,75= € 38,70

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 1 277,50

4

Stel deze vrouw wordt voor 50% arbeidsgeschikt bevonden. Hoe hoog is het inkomen (loon + ANW + WGA) wanneer zij de volledige restverdiencapaciteit benut en wanneer zij haar restverdiencapaciteit niet benut?

Als de vrouw na twee jaar ziekte arbeidsgeschikt is, en aan de overige voorwaarden voldoet, heeft zij recht op een WGA-uitkering. Aanvankelijk heeft zij recht op een loongerelateerde WGA-uitkering, daarna op een WGA-vervolguitkering of loonaanvulling.

De hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering bedraagt 70% van het verschil tussen het maandloon en het eventuele inkomen uit arbeid. Een Anw-uitkering wordt niet als inkomen uit arbeid aangemerkt. Als de vrouw haar restverdiencapaciteit niet benut, dus geen inkomen uit arbeid heeft, bedraagt de hoogte van haar loongerelateerde WGA-uitkering dus 70% van € 1 317,– = € 921,90. De WGA-uitkering wordt aangemerkt als inkomen in verband met arbeid in de zin van de ANW en mitsdien volledig op de nabestaandenuitkering van de vrouw in mindering gebracht. Haar inkomenssituatie ziet er dan als volgt uit:

Loongerelateerde WGA-uitkering: 70% van € 1 317,– = € 921,90

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 921,90= € 104,55

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 1 277,50

Na de loongerelateerde fase heeft de vrouw recht op een WGA-vervolguitkering. De hoogte daarvan is gerelateerd aan het uitkeringspercentage (dat afgeleid is van het arbeidsongeschiktheidspercentage) en het minimumloon. Bij een arbeidsongeschiktheid van 50% bedraagt het uitkeringspercentage 35. De hoogte van de WGA-vervolguitkering van de vrouw bedraagt 35% van € 1 317,– = € 460,95 per maand. De WGA-vervolguitkering wordt aangemerkt als inkomen in verband met arbeid in de zin van de Anw en mitsdien volledig op de nabestaandenuitkering van de vrouw in mindering gebracht. Haar inkomenssituatie ziet er dan als volgt uit:

WGA-vervolguitkering: 35% van € 1 317,– = € 460,95

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 460,95 = € 565,50

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 1 277,50

Als de vrouw haar restverdiencapaciteit volledig benut, dus een inkomen uit arbeid heeft van 50% van het wettelijk minimumloon (€ 658,50), bedraagt de hoogte van haar loongerelateerde WGA-uitkering 70% van (€ 1 317 -/- € 658,50) = € 460,95 per maand. Zoals eerder gezegd wordt de WGA-uitkering volledig op de nabestaandenuitkering in mindering gebracht. Ook inkomen uit arbeid wordt met de nabestaandenuitkering verrekend, met dien verstande, dat buiten aanmerking wordt gelaten een bedrag van 50% van het bruto minimumloon, vermeerderd met een derde van het meerdere inkomen. In onderhavig geval is het inkomen uit arbeid te laag om met de nabestaandenuitkering te verrekenen. De inkomenssituatie van de vrouw ziet er dan als volgt uit:

Inkomen uit arbeid: € 658,50

Loongerelateerde WGA-uitkering: € 460,95

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 460,95 = € 565,50

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 1 935,95

Na de fase van loongerelateerde uitkering heeft de vrouw recht op een loonaanvullingsuitkering, omdat zij haar restverdiencapaciteit volledig benut. De hoogte van de loonaanvullingsuitkering is in het onderhavige geval even hoog als de loongerelateerde uitkering die de vrouw voorheen ontving (€ 460,95). Ook de loonaanvullingsuitkering wordt aangemerkt als inkomen in verband met arbeid in de zin van de ANW en wordt daarom volledig op de nabestaandenuitkering van de vrouw in mindering gebracht. De inkomenssituatie van de vrouw ziet er dan als volgt uit:

Inkomen uit arbeid: € 658,50

Loonaanvullingsuitkering: € 460,95

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 460,95 = € 565,50

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Halfwezenuitkering: € 237,23

Totaal: € 1 935,95

5

Welk recht heeft iemand, die vanwege arbeidsongeschiktheid een Anw uitkering ontvangt en dan na herkeuring weer volledig arbeidsgeschikt verklaard wordt? Heeft deze persoon recht op een TRI-uitkering en re-integratietrajecten?

Iemand kan recht hebben op een Anw-uitkering wanneer de partner is overleden. Er zijn drie categorieën personen die recht hebben op een Anw-uitkering namelijk: personen geboren vóór 1950, personen die voor minimaal 45% arbeidsongeschikt zijn verklaard en personen die een of meer kinderen verzorgen die jonger zijn dan 18 jaar. Wanneer iemand een Anw-uitkering ontvangt op basis van arbeidsongeschiktheid en deze persoon volledig arbeidsgeschikt wordt verklaard, vervalt de Anw-uitkering, aangezien niet meer aan het criterium van 45% arbeidsongeschiktheid wordt voldaan.

De persoon uit deze vraag heeft geen recht op een TRI-uitkering. De tegemoetkomingen op grond van de TRI zijn voor personen die onder de eenmalige herbeoordelingsoperatie vallen die geldt voor personen die op 1 juli 2004 een WAO-, WAZ- of Wajonguitkering ontvingen en op die datum jonger waren dan 50 jaar. Daarbij moet de WAO-, WAZ- of Wajonguitkering van deze persoon, als gevolg van deze herbeoordeling, zijn verlaagd of ingetrokken en mag deze persoon niet in aanmerking komen voor een WW-uitkering.

Een Anw-gerechtigde met alleen een Anw-uitkering, waarvan in deze vraag sprake is, valt niet in deze groep en kan daarom geen aanspraak maken op een tegemoetkoming op grond van de TRI. Wanneer deze persoon naast de Anw-uitkering wel een aanspraak op een van de genoemde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen heeft en ook voldoet aan de overige voorwaarden, zoals het vallen onder de herbeoordelingsoperatie, is een tegemoetkoming op grond van de TRI mogelijk.

Alhoewel de persoon uit deze vraag geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de TRI is het voor deze persoon wel mogelijk om voor zijn re-integratie een beroep te doen op zijn gemeente. Gemeenten zijn namelijk op grond van de Wet werk en bijstand verantwoordelijk voor het ondersteunen van personen die een Anw-uitkering ontvangen en van niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en – indien dit noodzakelijk wordt geacht – voor het aanbieden van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

6

Hebben de nabestaanden van iemand die in het buitenland verblijft en daar overlijdt, bijvoorbeeld tijdens het zoeken naar werk, recht op een uitkering (weduwe of half-wezen)?

Als hoofdregel geldt dat verplicht verzekerd voor de Anw zijn ingezetenen (d.w.z. diegenen die rechtmatig in Nederland wonen) en niet-ingezetenen die in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichten en ter zake daarvan aan de loonbelasting zijn onderworpen. De vraag of iemand ingezetene is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Betrokkene moet het middelpunt van zijn maatschappelijk leven in Nederland hebben, er moet sprake zijn van een persoonlijke band van duurzame aard met Nederland.

De nabestaanden uit de vraag kunnen recht hebben op een uitkering ingevolge de Anw. Er moet dan sprake zijn van één van de onderstaande situaties:

1. De overledene heeft minder dan een jaar buiten Nederland verbleven, en dit verblijf had een tijdelijk karakter. De verplichte verzekering loopt in dergelijke gevallen namelijk gewoon door.

2. De overledene heeft bij vertrek uit Nederland de verplichte verzekering, die bij duurzaam verblijf in het buitenland eindigt, op vrijwillige basis voortgezet.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

7

Acht de regering het wenselijk dat mensen van wie de partner is overleden, en die bovendien de zorg hebben voor minderjarige kinderen, bij verlies van werk en een beroep op de WW geconfronteerd kunnen worden met een inkomensverlies dat kan oplopen tot 40 à 50%?

Bij de invoering van de Anw is er uitdrukkelijk voor gekozen om de Anw in te richten als behoefteregeling. De hoogte van de Anw-uitkering is gekoppeld aan het WML. Een nabestaande met een nabestaandenuitkering heeft in totaal een inkomen dat nooit minder is dan 70% van het WML. Wanneer er minderjarige kinderen zijn, is er hiernaast ook nog recht op een halfwezenuitkering van 20% van het WML, die onafhankelijk is van het inkomen.

Vanuit het uitgangspunt dat de Anw voorziet in een minimum behoefte is de regering van mening dat dit inkomensniveau verantwoord is.

Kenmerk van een regeling die gestoeld is op het behoeftebeginsel is dat een minimum inkomensniveau wordt gegarandeerd, waarop in principe al het overige inkomen in mindering wordt gebracht. Inkomen in verband met arbeid, zoals een WW-uitkering, wordt daarom volledig op een Anw-uitkering gekort.

Inkomen uit arbeid wordt in de Anw maar beperkt gekort op de uitkering. Er geldt een vrijlating van 50% van het bruto minimumloon, vermeerderd met een derde van het meerdere inkomen. De vrijlating is aangebracht om deelname aan betaalde arbeid te stimuleren.

8

Kan de regering uiteenzetten hoeveel mensen zowel een Anw- als een WW-uitkering ontvangen? En hoeveel mensen ontvangen zowel een Anw- als een arbeidsongeschiktheidsuitkering?

Van de Anw-ers met ingang recht vanaf 1 juli 1996 (ingang nieuwe nabestaandenwet) hebben er volgens de SVB (cijfers 2e kwartaalbericht 2007 aangevuld met samenloopgevallen met Anw nihiluitkeringen) circa 11 000 een inkomen in verband met arbeid. Dit is circa 13% van het totale aantal Anw-ers met ingang recht vanaf 1 juli 1996. Een nadere uitsplitsing van inkomen i.v.m. arbeid is op dit moment niet bekend.

9

In de brief van de regering worden de vrijstellingsregels voor inkomen uit arbeid beschreven. Kan de regering beschrijven hoe de vrijstellingsregels bij de Anw-uitkering voor inkomen uit arbeid (50% WML plus 1/3e van het meerdere) historisch gezien tot stand zijn gekomen?

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel voor de ANW (Handelingen II, 1995–1996, 3 oktober 1995, nr. 3, pag. 389–400) is vastgesteld dat een meerderheid van de Kamer vond dat de nieuwe nabestaandenwet gestoeld moest zijn op het behoefteprincipe in plaats van het inkomensdervingsprincipe. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 betekent dit dat met inkomen uit of in verband met arbeid rekening wordt gehouden. Om arbeidsparticipatie niet te ontmoedigen geldt er voor arbeid uit inkomen een bepaalde vrijlating. Aanvankelijk werd voorgesteld een vrijlating te hanteren van 15% van het WML en een derde deel van het meerdere inkomen. Bij amendement Kalsbeek-Jasperse c.s. (Kamerstukken II, 1995–1996, 24 169, nr. 9) is deze vrijlating verruimd naar 50% van het WML en een derde deel van het meerdere inkomen. Met deze verhoging van de vrijlating is beoogd dat werken voor nabestaanden nog aantrekkelijker werd.

10

Kan bovendien een argumentatie worden geven voor de huidige vormgeving van de vrijstelling voor inkomen uit arbeid in de AOW (50% van WML plus 1/3e van het meerdere)? Wat is de logica achter deze formule?

Allereerst dient opgemerkt te worden dat – anders dan in de vraagstelling staat vermeld – de vrijstelling voor de AOW-toeslag niet 50% van het WML plus een derde van het meerder bedraagt maar 15% van het WML en een derde van het meerdere.

Met het wetsvoorstel tot invoering gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de Algemene Ouderdomswet (Kamerstukken II, 1983–1984, 18 515, nr. 2) is geregeld dat beide partners individueel op 50% van het gehuwdenpensioen aanspraak kunnen maken. Om een minimuminkomen te kunnen garanderen voor AOW-gerechtigden met een partner jonger dan 65 jaar werd een inkomensafhankelijke toeslag ingesteld.

Met het amendement Buikema c.s. (Kamerstukken II, 1984–1985, 18 515, nr. 28) is, ten aanzien van de inkomensafhankelijke toeslag, een vrijstelling van 15% van het WML en een derde van het meerdere geïntroduceerd, aangezien deze ook voorkwam in de andere sociale zekerheidswetten, zoals de AAW en de werkloosheidswetten.

11

De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen naar aanleiding van de grafieken in de bijlage bij de brief:

Is het correct dat werkende Anw’ers met een inkomen uit arbeid van € 1 400 à € 1 500 te maken krijgen met een inkomensverlies van 45 à 50%, als zij werkloos raken en langer dan 2 maanden een beroep moeten doen op de WW?

De Anw heeft het karakter van een behoefteregeling. In beginsel wordt bij behoefteregelingen zowel het inkomen uit als in verband met arbeid gekort. Om arbeidsparticipatie te bevorderen is er bij de totstandkoming van de Anw voor gekozen om het inkomen uit arbeid voor een deel vrij te laten, namelijk 50% van het WML plus een derde van het meerdere inkomen. Voor inkomen in verband met arbeid geldt er geen vrijlating. Dit verschil in vrijlating leidt tot een teruggang in inkomen wanneer een Anw-gerechtigde met inkomen uit arbeid zijn baan verliest en aangewezen is op een Anw-uitkering plus WW of WIA-uitkering.

In de in deze vraag geschetste situatie gaan personen met een bruto inkomen uit arbeid van € 1 400 er 46,5% erop achteruit. Voor personen met een inkomen uit arbeid van € 1 500,– is dit 47,0%. Hieronder staat de bijbehorende berekening. In deze berekening is ervan uitgegaan dat de nabestaande geen kinderen heeft jonger dan 18 jaar, waarvoor een halfwezenuitkering ontvangen zou kunnen worden.

In de eerste twee maanden WW wordt een uitkering ontvangen van 75% van het laatstverdiende loon. Na deze twee maanden valt de WW-uitkering terug tot 70%. Aangezien in de vraag wordt uitgegaan wordt van een persoon die langer dan 2 maanden werkloos is, is in de onderstaande berekening een WW-uitkering verondersteld van 70%. Op de Anw-uitkering is bij inkomen uit arbeid 50% van het WML en een derde van het meerdere vrijgesteld.

Casus 1: inkomen uit arbeid € 1 400,–

Inkomen uit arbeid: € 1 400,–

Vrijstelling: 50% van WML + 1/3 van (€ 1 400 – 50% van WML) = € 905,67

Korting op nabestaandenuitkering: € 1 400,– -/- € 905,67 = € 494,33

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 – € 494,33 = € 532,12

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Totaal: € 1 945,94

Inkomenssituatie bij werkloosheid na twee maanden:

WW-uitkering 70%: € 980,–

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 980,– = € 46,45

Anw-tegemoetkoming: € 13,82

Totaal: € 1 040,27

Inkomensverlies: (€ 1 945,94 – € 1 040,27)/€ 1 945,94 * 100 = 46,5%

Casus 2: inkomen uit arbeid € 1 500,–

Inkomen uit arbeid: € 1 500,–

Vrijstelling: 50% van WML + 1/3 van (€ 1 500 – 50% van WML) = € 939,–

Korting op nabestaandenuitkering: € 1 500,– -/- € 939,– = € 561,–

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 – € 561,- = € 465,45

Anw-tegemoetkoming € 13,82

Totaal: € 1 979,27

Inkomenssituatie in bij werkloosheid na twee maanden:

WW-uitkering 70%: € 1 050,–

Nabestaandenuitkering: € 1 026,45 -/- € 1 050,– = € 0 (de nabestaandenuitkering komt niet tot uitbetaling omdat de WW-uitkering hoger is)

Anw-tegemoetkoming: € 0 (er is geen recht op de tegemoetkoming als de Nabestaandenuitkering niet tot uitbetaling komt, art 29a Anw).

Totaal: € 1 050,00

Inkomensverlies: (€ 1 979,27 – € 1 050,–)/€ 1 979,27 * 100 = 47,0%

12

Kan de regering een grafiek produceren van de replacementrate voor werkende Anw’ers voor het geval zij werkloos raken en een beroep moeten doen op de WW, met op de verticale as de replacementrate (bruto inkomen vanaf 3e WW-maand, uitgedrukt in % van het inkomen vóór werkloosheid) en op de horizontale as het bruto inkomen uit arbeid in euro’s?

Zie beantwoording vraag 13.

13

Kan de informatie waarop die grafiek wordt gebaseerd (hoogte van inkomen uit werk, van Anw-uitkering, van WW-uitkering vanaf 3e maand) in tabelvorm worden toegevoegd, waarbij het inkomen uit werk toeneemt in stapjes van € 50 over een inkomenstraject van € 50 tot € 2 500? kst-26669-8-1.gif

Tabel: Replacementrate voor werkende Anw’ers als zij werkloos raken (weergegeven als bruto inkomen met WW in verhouding tot bruto inkomen voor WW)

Inkomen uit arbeid (in euro’s)ReplacementrateInkomen uit arbeid (in euro’s)Replacementrate
5095%1 30054%
10091%1 35054%
15087%1 40053%
20084%1 45053%
25080%1 50053%
30077%1 55055%
35075%1 60056%
40072%1 65057%
45070%1 70059%
50067%1 75060%
55065%1 80061%
60063%1 85062%
65061%1 90063%
70060%1 95065%
75060%2 00066%
80059%2 05067%
85059%2 10068%
90058%2 15069%
95058%2 20070%
1 00057%2 25070%
1 05057%2 30070%
1 10056%2 35070%
1 15056%2 40070%
1 20055%2 45070%
1 25055%2 50070%

Opmerkingen bij de tabel:

– In de praktijk zullen de laagste inkomens in de tabel niet vaak voorkomen

– Bruto minimumloon (vanaf 23 jaar) bedraagt €1317 per maand

Toelichting:

Bij de antwoorden op de eerdere vragen (onder andere 1 en 2) is al uiteengezet hoe bij de Anw de verrekening van inkomen uit arbeid (gedeeltelijke vrijlating van inkomen) en inkomen in verband met arbeid (geheel verrekend met Anw-uitkering) plaats vindt. Deze verschillen in de verrekening hebben invloed op de terugval in inkomen indien een Anw-er met inkomen uit arbeid werkloos wordt. Deze terugval is in een verhoudingsgetal weer te geven met de replacementrate (RR).

De RR geeft voor de Anw-er aan het inkomen bij werkloosheid als percentage van het totale inkomen (Anw plus inkomen uit arbeid) voor het ontstaan van de werkloosheid.

Het verloop van de replacementrate wordt kort toegelicht. Vanaf een inkomen uit arbeid van € 0 tot aan € 1 466 daalt de RR omdat de uitkering in verband met arbeid tot dit inkomen lager blijft dan de Anw-uitkering en het inkomen derhalve, vanwege de volledige verrekening van dit inkomen ivm arbeid met de Anw, steeds uitkomt op € 1 026.Vanaf een inkomen uit arbeid van € 450 daalt de RR onder de 70%. Enkele voorbeelden:

Inkomen = € 50. RR= 1 026/(1 026+50) = 1 026/1 076 = 95%

Inkomen = € 450. RR = 1 026/(1 026+450) = 1 026/1 476 = 70%

Inkomen = € 1 466. RR = 1 026/(488+1 466) = 1 026/1 954= 53%

Vanaf een inkomen uit arbeid van € 1 466 stijgt de RR omdat het inkomen in verband met arbeid vanaf dit punt hoger wordt en naar verhouding meer stijgt dan het totaal van de verrekende Anw-uitkering en het inkomen uit arbeid.

Bij een inkomen uit arbeid van € 2 200 wordt een RR van 70% bereikt omdat vanaf dit inkomen er geen Anw-uitkering meer wordt ontvangen. De RR is dan gelijk aan de WW-uitkering gedeeld door het inkomen uit arbeid (70%). Enkele voorbeelden:

Inkomen = € 1 466. RR = 1 026/(488+1 466) = 1 026/1 954 = 53%

Inkomen = € 1 800. RR = 1 260/(265+1 800) = 1 260/2 065 = 61%

Inkomen = € 2 200. RR = 1 540/(0+2 200) = 1 540/2 200 = 70%

Concluderend: RR van lager dan 70% ontstaat door het verschil in verrekenen met inkomen uit arbeid (gedeeltelijke verrekening) en inkomen in verband met arbeid (geheel verrekend met Anw-uitkering) en treedt op bij inkomens uit arbeid tussen € 450 en € 2200.

14

Hoeveel zouden de uitgaven aan Anw en WW stijgen in 2008 t/m 2011 (in mln. euro en in percentages van de nu geraamde uitgaven aan AOW en Anw), als vanaf 1-1-2008 een verrekeningssystematiek zou gelden waarmee de replacementrate nooit lager is dan 70%? En wat zouden de kosten zijn als niet alleen de WW, maar ook de arbeidsongeschiktheidsregelingen in een dergelijke systematiek zouden worden betrokken?

In de toelichting bij de antwoorden op de vragen 12 en 13 is uiteengezet dat de replacementrates lager dan 70% ontstaan door het verschil in verrekenen met inkomen uit arbeid (wordt gedeeltelijk verrekend met de Anw-uitkering) en inkomen in verband met arbeid (wordt geheel verrekend met de Anw-uitkering).

Technisch bestaat er een mogelijkheid een replacementrate te handhaven die nooit lager wordt dan 70%, zonder daarbij te tornen aan het uitgangspunt dat de Anw een behoefteregeling is. Dit kan worden bereikt door de vrijlatingsregeling uit arbeid te beperken, waardoor een groter deel van dit inkomen verrekend wordt met de Anw-uitkering. Dit heeft echter een negatief effect op de arbeidsparticipatie van Anw-gerechtigden. Het wordt hiermee voor Anw-gerechtigden ook moeilijker om iets bij te verdienen. Het kabinet acht dit niet wenselijk.

Een tweede technische mogelijkheid is het gedeeltelijk vrijlaten van inkomen in verband met arbeid, bijvoorbeeld een WW-uitkering. Deze mogelijkheid past echter niet binnen het uitgangspunt dat de Anw een behoefteregeling is. Er zou namelijk een stapeling van uitkeringen plaats vinden, beide gefinancierd vanuit collectieve middelen, waarbij het niveau van de minimumbescherming zou worden overschreden. De Anw zou hiermee worden omgevormd tot een inkomensdervingsregeling. Hier is bij de totstandkoming van de Anw uitdrukkelijk niet voor gekozen.

De regering heeft, in de brief van 15 mei 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 669 en 30 667, nr. 7), aangegeven dat de uitgangspunten van de volksverzekeringen met betrekking tot de verrekening van inkomsten met uitkeringen, zoals neergelegd in de notitie «Samenloop van uitkeringen» uit 1999, nog onverkort van toepassing zijn. Er is geen aanleiding om aan deze uitgangspunten te tornen. Hoofdlijn is dat inkomsten in verband met arbeid volledig in mindering worden gebracht op de uitkering.

Het gedeeltelijk vrijlaten van inkomen in verband met arbeid zou ertoe leiden dat de Anw-uitkeringen, die samenloop hebben met een andere uitkering, hoger worden. De uitkerings-lasten in de Anw nemen hierdoor toe. Deze toename wordt geraamd op circa € 40 miljoen per jaar. Daarnaast wordt de prikkel verlaagd voor Anw-gerechtigden met een arbeidsgerelateerde uitkering, zoals een WW-uitkering, om een betaalde baan te zoeken (gedragseffect). De gemiddelde uitkeringsduur van deze personen zal hierdoor naar verwachting toenemen. Dergelijke gedragseffecten kunnen substantiële stijgingen veroorzaken van de uitkeringslasten bij deze regelingen.

Gelet op het voorgaande acht het kabinet beide mogelijke wijzigingen niet wenselijk.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

15

De regering geeft aan dat om de arbeidsparticipatie te stimuleren het inkomen uit arbeid geheel of gedeeltelijk vrijgelaten wordt bij toekenning van de AOW-toeslag.

Kan de regering uiteenzetten hoe groot de groep is die op dit moment gebruik maakt van de volledige AOW-toeslag?

Volgens cijfers van de SVB (2e kwartaalbericht 2007) ontvangen ca. 145 000 personen de volledige AOW-toeslag voor hun partner jonger dan 65.

16

Kan de regering de leeftijdsopbouw van deze groep duiden?

In de tabel hieronder is de leeftijdsverdeling opgenomen van de partners van de AOW-gerechtigden die een volledige toeslag ontvangen voor hun partner.

Tabel: leeftijdsverdeling van partners van AOW gerechtigden die volledige toeslag voor de partner ontvangen (bron: SVB)

< 411%
41–504%
51–556%
56–6023%
6111%
6214%
6319%
6422%

17

Kan de regering toelichten op welke wijze deze groep verder geprikkeld wordt om de arbeidsmarkt te betreden?

Ingevolge art. 11 AOW is er een beperkte vrijlating van het inkomen uit arbeid van de jongere partner van de AOW-gerechtigde waarvoor AOW-toeslag wordt ontvangen. Deze vrijlating, 15% van het WML en een derde van het meerdere inkomen, stimuleert de jongere partner om (meer) te gaan werken.

Ook in de fiscale sfeer is rekening gehouden met de wens ouderen te prikkelen tot langduriger arbeidsdeelname. De specifieke arbeidskorting voor ouderen stijgt namelijk stapsgewijs vanaf het 57e levensjaar en geldt ook boven de leeftijd van 65 jaar. Door het oplopende karakter is de prikkel om te blijven werken naarmate men ouder wordt steeds groter.

De Derde Voortgangsrapportage kabinetsstandpunt «stimuleren langer werken van ouderen» geeft de stand van zaken weer van de uitvoering van het «Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plussers» van 19 december 2006. Ik zet een Actieteam talent 45-plus in om de bij de uitvoering van het plan betrokken lokale en regionale partijen te ondersteunen. Gerichte ondersteuning zal worden gegeven door waar nodig te faciliteren, bemiddelen en door netwerkbijeenkomsten. In het licht van Iedereen doet mee zijn in de participatietop met sociale partners (STAR) afspraken gemaakt die zullen bijdragen aan een versterking van de positie van ouderen. Er wordt gewerkt aan een kabinetsplan over langer doorwerken van ouderen, waarin ook ingegaan wordt op de eindrapportage van de «Regiegroep GrijsWerkt» die eind 2007 stopt. Streven is dit kabinetsplan eind 2007 aan de TK aan te bieden.

Voor het volledige kabinetsbeleid om langer doorwerken te stimuleren verwijs ik u kortheidshalve naar de Derde Voortgangsrapportage kabinetsstandpunt «stimuleren langer werken van ouderen» welke op 2 juli 2007 per brief (Tweede Kamer, 2006–2007, TK 27 046, nr. 19) is aangeboden aan uw Kamer.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), Voorzitter, Van Gent (GL), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GL), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Aptroot (VVD), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Crone (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA)

XNoot
1

Om de koopkracht van Anw-gerechtigden te ondersteunen heeft de regering in navolging van de getroffen tegemoetkomingen in de AOW en WAJONG in artikel 29a van de Anw een tegemoetkoming voor Anw-gerechtigden vastgelegd. Per 1 januari 2007 bedraagt deze tegemoetkoming € 13,82 per maand. De tegemoetkoming heeft geen gevolgen voor huurtoeslag, zorgtoeslag, aanvullende pensioenen, aanvullende bijstand of remigratieuitkering.

XNoot
2

De korting op de Anw-uitkering wordt berekend door de geldende vrijlating, 50% van het WML en een derde van het meerdere inkomen, af te trekken van het inkomen uit arbeid.

Naar boven