nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
invoering van een verbod tot het vervaardigen, voorradig hebben en verspreiden
van drukwerken of andere voorwerpen die, in verband met de invoering van de
euro, ten onrechte de indruk zouden kunnen wekken dat zij wettig betaalmiddel
zijn, alsmede aanpassing van het Wetboek van Strafrecht.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Hongkong
19 april 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het chartale
betalingsverkeer wordt beschermd ten tijde van de omschakeling van de gulden
naar de euro en dat in verband daarmee het wenselijk is dat vanaf het moment
dat de euro giraal wordt ingevoerd, geen penningen of andere voorwerpen in
omloop worden gebracht waarop een aanduiding is geplaatst waardoor bij het
publiek de indruk zou kunnen ontstaan dat zij als euromunt- of eurobankbiljet,
dan wel als euromuntspecie te gebruiken zijn, en dat het voorts wenselijk
is om na de ingangsdatum van de chartale invoering van de euro te voorkomen
dat bij het publiek verwarring zou kunnen ontstaan omtrent de juridische status
van na die datum in omloop te brengen penningen of andere voorwerpen met een
waarde-aanduiding in guldens of van een andere valuta van een van de lidstaten
die de gemeenschappelijke munt aannemen, die niet langer de hoedanigheid van
wettig betaalmiddel hebben, en dat het tevens wenselijk is om buiten twijfel
te stellen dat het namaken of vervalsen van euro's en guldens, voordat dan
wel nadat deze de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben
verkregen, onderscheidenlijk verloren, strafbaar is;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
1. Degene die drukwerken of andere voorwerpen vervaardigt en daarop enige
aanduiding plaatst, zodanig dat daardoor de indruk zou kunnen ontstaan dat
de drukwerken of andere voorwerpen als euromunt- of eurobankbiljetten, dan
wel als euromuntspeciën te gebruiken zijn, terwijl deze laatsten de hoedanigheid
van wettig betaalmiddel nog niet hebben verkregen, wordt gestraft met hechtenis
van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.
2. Degene die drukwerken of andere voorwerpen als bedoeld in het eerste
lid, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.
3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 2
1. Degene die drukwerken of andere voorwerpen vervaardigt en daarop enige
aanduiding plaatst, zodanig dat daardoor de indruk zou kunnen ontstaan dat
de drukwerken of andere voorwerpen te gebruiken zijn als munt- of bankbiljetten,
dan wel als muntspeciën, die in verband met de invoering van de euro
niet langer de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben, wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde
categorie.
2. Degene die drukwerken of andere voorwerpen als bedoeld in het eerste
lid, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.
3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 3
Na artikel 84bis van het Wetboek van Strafrecht wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 84ter
Onder muntspeciën, munt- en bankbiljetten worden begrepen muntspeciën,
munt- en bankbiljetten die de hoedanigheid van wettig betaalmiddel nog zullen
verkrijgen, alsmede muntspeciën, munt- en bankbiljetten die deze hoedanigheid
verloren hebben en ingewisseld kunnen worden tegen wettige betaalmiddelen.
Artikel 4
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel
2, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2002.
2. Deze wet en artikel 84ter van het Wetboek van Strafrecht vervallen
met ingang van 1 januari 2010.
3. In afwijking van het tweede lid vervalt artikel 1 van deze wet met
ingang van 1 januari 2002.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie,