26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 567 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2016

Naar aanleiding van een Algemeen Overleg over UWV-onderwerpen (Kamerstuk 26 448, nr. 553) is op 8 december 2015 de motie Ulenbelt c.s. (Kamerstuk 26 448, nr. 549) door uw Kamer aangenomen. Hierin wordt de regering verzocht een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de verhouding tussen mensen, middelen, doelen, achterstanden en ICT bij het UWV. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u per brief van 29 januari 2016 laten weten dat hij de Algemene Rekenkamer zal verzoeken om een dergelijk onderzoek te verrichten (Kamerstuk 26 448, nr. 554). Inmiddels heeft er overleg plaatsgevonden tussen ons en de Minister respectievelijk uw Kamer. Wij willen graag tegemoet komen aan het voorliggende verzoek.

In zijn brief aan uw Kamer licht de Minister toe dat hij de Rekenkamer, conform de strekking van de motie, zal vragen om onderzoek te verrichten naar de verhouding tussen de doelen die UWV heeft en de middelen en mensen die daarvoor beschikbaar zijn. Daarbij rekening houdend met de bredere context waarbinnen UWV functioneert, zoals maatschappelijke ontwikkelingen en de teruglopende budgetten bij UWV wegens eerdere taakstellingen. Aanvullend vraagt de Minister ons om te toetsen of de informatievoorziening vanuit UWV hem voldoende inzicht verschaft in de verhouding tussen investeringen en maatschappelijke baten.

In het vervolg van deze brief gaan we in op de wijze waarop we invulling willen geven aan de tweeledige vraagstelling van de Minister en aan de uitvoering van het onderzoek. We sluiten zoveel mogelijk aan bij de elementen uit het verzoek dat de Minister ons heeft gedaan. De belangrijkste opgave is ons inziens om concrete aanknopingspunten aan te reiken om de toekomstbestendigheid van het UWV te vergroten. Dit is ook in lijn met de wens die het kabinet recentelijk heeft geuit in haar reactie op de Suwi-evaluatie1.

Inzicht in inzet mensen en middelen voor de taken van het UWV

In relatie tot het eerste deel van de vraagstelling gaan we in de tijd na met hoeveel mensen en middelen het UWV zijn belangrijkste taken uitvoert: toekennen en verstrekken van uitkeringen, aan werk helpen van werklozen en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten en handhaven van wetten en regels. We gaan ook na hoe de klanten van het UWV de dienstverlening ervaren. We zullen bijvoorbeeld kijken naar ontwikkelingen in de klanttevredenheid en in het aantal klachten, bezwaren en beroepszaken. Binnen deze taken gaan wij voor drie specifieke casussen (dienstverlening WW, achterstanden herbeoordelingen arbeidsongeschikten en achterstanden fraudebestrijding) meer de diepte in. We brengen daarbij de inzet van mensen en middelen in kaart en gaan na tot welke resultaten dit heeft geleid. Ook willen we achterhalen wat de achterliggende oorzaken van de ontstane problemen zijn.

Sturing, verantwoording en toezicht

In relatie tot de tweede deelvraag brengen wij voor het UWV als geheel in beeld hoe de sturing, verantwoording en de toezichtsstructuur zijn ingevuld en hoe de betrokken partijen omgaan met voorziene en onvoorziene toekomstige ontwikkelingen. Wij zullen bijvoorbeeld onderzoeken op welke wijze SZW en UWV inzicht trachten te geven in de balans tussen ambities aan de ene kant en beschikbare mensen, middelen en tijd aan de andere kant. Voor de drie eerder genoemde casussen gaan we na hoe sturing, verantwoording en toezicht in de praktijk plaatsvinden.

Tenslotte leggen wij de onderzoeksresultaten aan tegen de verbeterplannen die de Minister recentelijk heeft opgesteld.

We kiezen er bewust voor om de ICT niet als apart onderwerp mee te nemen in het onderzoek. Uiteraard zal de ICT-problematiek bij de eerste deelvraag wel naar voren komen als factor van belang voor het goed functioneren van het UWV.

De ICT-problematiek an sich is echter te veelomvattend om als eigenstandig onderwerp te onderzoeken binnen de beoogde doorlooptijd. Wel zullen wij de hoofdlijnen van het meerjarenprogramma ICT en de uitkomsten van de externe validatie daarvan betrekken in ons onderzoek.

Uitvoering van het onderzoek

Zoals gezegd geven wij graag gehoor aan het verzoek zoals neergelegd in de motie en in de brief van de Minister. Ten opzichte van ons voorgenomen werkprogramma legt dit verzoek echter een additioneel en onvoorzien beslag op onze onderzoekscapaciteit. Om deze reden hebben wij bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd om een financiële bijdrage ter tegemoetkoming in de onderzoekskosten van de Algemene Rekenkamer.

Wij doen dit uitzonderlijke verzoek om een bijdrage als gevolg van de forse bezuinigingen die we als organisatie de afgelopen jaren reeds hebben doorgevoerd en een aanvullende inspanningsverplichting – oplopend tot een bedrag van € 1,2 miljoen in 2018 – die het kabinet Rutte-Asscher in onze begroting heeft opgevoerd.

In 2012 hebben we besloten om bij te dragen aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën door onszelf een inspanningsverplichting van € 1,9 miljoen op te leggen. De formatie van de Algemene Rekenkamer is in de afgelopen periode dientengevolge fors ingekrompen van een aantal van 296 fte in 2010 tot momenteel 273 fte.

Bij de verantwoordelijk Minister van BZK hebben wij de afgelopen jaren meermalen aangegeven niet te kunnen instemmen met de aanvullende inspanningsverplichting van het kabinet Rutte-Asscher, omdat dit ten koste zal gaan van onze directe taakuitvoering. Aan dit ook in de opgestelde conceptbegrotingen door ons geuite bezwaar is evenwel vooralsnog geen gehoor gegeven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft naar aanleiding van ons verzoek om een tegemoetkoming in kosten voor onderzoek aangegeven eenmalig een bedrag van € 150.000 ter beschikking te kunnen stellen. Wij zijn de Minister zeer erkentelijk voor de toegezegde bijdrage en hebben het onderzoek inmiddels voortvarend ter hand genomen. Wij verwachten in december 2016 over het onderzoek te kunnen publiceren.

Een afschrift van deze brief sturen we aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de Minister van Financiën.

Algemene Rekenkamer

drs. A.P. (Arno) Visser, president

dr. E.M.A. (Ellen) van Schoten RA, secretaris


X Noot
1

Reactie van het kabinet op de Suwi-evaluatie en de beleidsdoorlichting van artikel 11 van de begroting van SZW (Kamerstuk 30 982, nr. 26).

Naar boven