26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 554 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2016

Op 25 november jl. heb ik met uw Kamer een Algemeen Overleg gevoerd over UWV-onderwerpen (Kamerstuk 26 448, nr. 553). Naar aanleiding van dit overleg heeft uw Kamer op 8 december (Handelingen II 2015/16, nr. 34, item 11) de motie Ulenbelt cs. (Kamerstuk 26 448, nr. 549) aangenomen. De motie vraagt de regering een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de verhouding mensen, middelen, doelen, achterstanden en ICT bij het UWV.

UWV heeft belangrijke taken met een groot maatschappelijk effect. De medewerkers van UWV stellen alles in het werk om deze taken met succes en binnen budget uit te voeren. Tussen de maatschappelijke effecten en het budget zal altijd een spanning bestaan. Ik vind dat ik constant oog moet hebben voor de maatschappelijke baten die er gerealiseerd kunnen worden en welke kosten hier tegenover staan. Om dit inzicht te verkrijgen stel ik bijvoorbeeld met UWV businesscases op. Het onderzoek waar uw motie toe oproept draagt eveneens bij aan dit inzicht.

Conform de strekking van de motie zal ik de Algemene Rekenkamer vragen om onderzoek te verrichten naar de verhouding tussen de doelen die UWV heeft en de middelen en mensen die het daarvoor beschikbaar heeft. Bij de beoordeling van de balans tussen bovengenoemde aspecten is het van belang dat er rekening wordt gehouden met de bredere context waarbinnen UWV functioneert, zoals maatschappelijke ontwikkelingen en de teruglopende budgetten bij UWV wegens eerdere taakstellingen. Aanvullend zal ik de Algemene Rekenkamer vragen te toetsen of de informatievoorziening vanuit UWV met de huidige planning en control cyclus zodanig is ingericht en werkt dat ik voldoende inzicht heb in welke aanvullende (maatschappelijke) baten te behalen zijn tegen welke investeringen.

De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven bereid te zijn met mij in overleg te gaan over een dergelijk onderzoek en bepaalt als onafhankelijk instituut natuurlijk zelfstandig de onderzoeksvragen en het tijdspad. De Algemene Rekenkamer zal daarbij rekenschap nemen van de hierboven geschetste accenten.

In het onderzoek kan de Algemene Rekenkamer de uitkomsten van door mij ingezette acties benutten: het extern gevalideerde meerjarenprogramma ICT van UWV, de evaluatie van de Wet SUWI (Kamerstuk 30 982, nr. 26), diverse business cases en de acties die ik heb genomen op het gebied van achterstanden of werkvoorraden bij UWV. Dit licht ik hierna verder toe.

Met UWV heb ik afgesproken dat het een extern gevalideerd meerjarenprogramma voor zijn ICT oplevert. Dit programma dient aan te geven waar de prioriteiten liggen en wat UWV binnen de beschikbare en additionele middelen kan realiseren. De ICT van UWV betreft een overkoepelend thema dat alle beleidsgebieden raakt en voorwaardelijk is voor de interne processen (e-werken), klantprocessen (e-dienstverlening) en de juiste uitvoering van beleid. Het programma besteedt dan ook onder andere aandacht aan de kosten van de IV organisatie, de stabiliteit van het applicatielandschap op de lange en korte termijn, de omgang met nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving en toekomstige aanbestedingen. In het voorjaar van 2016 is UWV voornemens dit programma op te leveren, waarna ik u en de Algemene Rekenkamer zal informeren.

Het afgelopen jaar heb ik onafhankelijk onderzoek laten verrichten naar het stelsel van de uitvoering. Dit is gedaan in de evaluatie naar de Wet SUWI, waarbij eveneens een beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel dat ziet op de uitvoeringskosten van UWV is uitgevoerd. In de evaluatie is aandacht voor de brede context van de werking van het stelsel, de WW-dienstverlening door het UWV en de sturingsrelatie. Op 16 december 2015 heb ik u de evaluatie aangeboden inclusief het oordeel van het kabinet (Kamerstuk 30 982, nr. 26). Met de aandachtspunten uit dit rapport ben ik aan de slag. Naast deze beleidsevaluatie levert de planning en control cyclus die SZW en UWV hebben afgesproken mij op gezette momenten «harde» (budget en doel) en «zachte» (organisatie, cultuur) informatie over de stand van de uitvoering bij UWV. Gelet op het zicht dat nodig is op hetgeen er (extra) mogelijk is tegen welke kosten vraag ik de Algemene Rekenkamer in het onderzoek oog te hebben voor de inrichting en werking van de informatievoorziening.

Uit de SUWI-evaluatie blijkt dat persoonlijke dienstverlening door UWV leidt tot meer uitstroom naar werk dan alleen digitale dienstverlening en een groepsgesprek. In lijn met deze conclusie geef ik UWV meer ruimte en middelen voor persoonlijke dienstverlening aanvullend op de digitale dienstverlening. Voor de komende twee jaar is hiervoor € 38 mln. extra beschikbaar voor UWV. Deze extra middelen stellen UWV in staat om vroegtijdig te beoordelen welke werkzoekenden een risico lopen op langdurige werkloosheid en wat zij nodig hebben om de kans op werkhervatting te vergroten. Op basis daarvan zet UWV gerichte dienstverlening in die varieert in intensiteit, aangepast aan de persoonlijke behoeften en mogelijkheden voor deze werkzoekenden. UWV werkt op dit moment een businesscase uit die zicht moet bieden op de kosten en baten van persoonlijke dienstverlening voor de WW indien deze vorm van dienstverlening een structureel karakter krijgt. Op grond van de businesscase zal worden bepaald of het wenselijk is om voor een langere periode middelen vrij te maken.

Met de businesscase Toezicht zijn extra middelen toegekend voor het afhandelen van fraudesignalen, met de idee dat dit eveneens extra baten genereert. In mijn brief van 30 oktober 2015 (Kamerstuk 26 448, nr. 543) informeerde ik u daarnaast over het verkleinen van de werkvoorraad fraudesignalen door de inzet van 50 extra fte bij UWV. U ontvangt eveneens eind deze maand de laatste stand van zaken.

Tot slot kan de Algemene Rekenkamer de integrale aanpak van activering en de herbeoordeling van WGA-gerechtigden benutten in haar onderzoek. In mijn brief van 30 oktober 2015 (Kamerstuk 26 448, nr. 543) gaf ik aan dat een Task Force onder mijn leiding bestaande uit SZW en UWV medewerkers werkt aan deze aanpak. In maart 2016 ontvangt u deze aanpak en aan het eind van deze maand informeer ik u over de voortgang.

Met het onderzoek dat ik vraag aan de Algemene Rekenkamer wordt naar mijn verwachting goed inzicht verkregen in de verhouding tussen doelen, middelen en mensen bij UWV op diverse terreinen. Ik wacht het onderzoek met belangstelling af.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven