26 407 Biodiversiteit

Nr. 90 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2014

Na «The Economics of Ecosystems and Biodiversity» (TEEB)-studies over de meerwaarde van natuur en biodiversiteit voor gezondheid, bedrijfsleven, steden en Caribisch Nederland (Bonaire)1 bied ik u «TEEB voor gebieden» (Wageningen UR) aan2.

Mijn beleid is gericht op een sterkere en duurzame betekenis van natuur voor de samenleving. Natuur levert diensten die nuttig zijn voor mensen en bedrijven, zoals schoon drinkwater, voedsel, hernieuwbare grondstoffen en recreatie. TEEB-studies leveren op wetenschappelijke basis argumenten om natuur te beschermen, omdat zij inzicht geven in de kosten van biodiversiteitsverlies voor de samenleving en de economie. Maar dat is niet het enige. De TEEB-studies laten ook zien hoe er meerwaarde gecreëerd kan worden. Juist door TEEB-studies te gebruiken, kunnen besluiten genomen worden die leiden tot win-winsituaties. Aan de ene kant wordt aantasting van natuur en biodiversiteit voorkomen, terwijl aan de andere kant duurzamer en met meer (economische) baten in een maatschappelijke behoefte wordt voorzien.

Deze studie laat zien dat bij gebiedsontwikkeling met de TEEB-aanpak varianten in beeld kunnen komen, die een oplossing bieden voor de gestelde ruimtelijke beleidsopgaven en tegelijk andere maatschappelijke belangen kunnen versterken.

Deze studie werkt de vraag uit of bij gebiedsontwikkeling een nieuwe variant mét ecosysteemdiensten tot een hogere maatschappelijke welvaart leidt dan de bestaande planvarianten. In «TEEB voor gebieden» zijn voor drie gebieden nieuwe varianten met ecosysteemdiensten uitgewerkt. Deze varianten zijn niet ingebracht in de besluitvormingsprocessen in deze gebieden. De bedoeling van het vervolgprogramma van het Planbureau voor de Leefomgeving is dat dit wel gebeurt in gebiedscases. Ik zal «TEEB voor gebieden» actief onder de aandacht brengen bij decentrale overheden en bij koepelorganisaties van bij gebiedsontwikkeling betrokken partijen.

De studie behandelt drie gebiedscases.

Voor het IJssel- en Markermeer is de beleidsopgave om de zoetwatervoorraad zo te vergroten dat spuien van overtollig water in de Waddenzee mogelijk blijft en de waterveiligheid gegarandeerd blijft. De studie heeft nieuwe varianten ontwikkeld waarin vóór de bestaande dijk een natuurlijke vooroever wordt aangelegd. Dit levert meer maatschappelijke welvaart op dan conventionele dijkverhoging. Dit is in dit voorbeeld onderzocht met de Willingness to Pay-methode, waarmee de bereidheid van mensen om mee te betalen aan landschapsbehoud en waterveiligheid wordt berekend. Met natuurlijke vooroevers wordt moerasgebied gecreëerd, waarin vissen kunnen paaien en vogels kunnen schuilen, die daar ook voedsel kunnen vinden. Waterplanten zuiveren het water en kunnen als biomassa grondstoffen leveren voor biobased producten. Vooroevers zouden ook positieve effecten hebben op recreatie en het woongenot van omwonenden omdat het uitzicht niet belemmerd wordt door hoge dijken. Natuurlijke vooroevers hebben geen negatieve effecten op de waterveiligheid en zoetwatervoorziening. De kosten van de aanleg van natuurlijke vooroevers vallen volgens de berekeningen in de studie ook lager uit dan de kosten van dijkverhoging.

Ik merk daarbij op dat in het Rijk-Regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer bij projecten wordt gezocht naar kansen om ambities te koppelen. Natuurlijke vooroevers maken deel uit van het gedachtegoed van de versterking van de Markermeerdijk tussen Hoorn en Amsterdam en de versterking van de Houtribdijk.

Het tweede voorbeeld is het Rijk van Dommel en Aa. De provincie en gemeenten zien de versterking van het groen-blauwe karakter van dat gebied als beleidsopgave. Het kan dan beter functioneren als uitloopgebied voor de steden Eindhoven en Helmond. In de nieuwe variant met ecosysteemdiensten wordt een multifunctioneel beekdal toegevoegd dat een natuurlijke waterberging biedt bij hevige of langdurige regenval en door sponswerking bijdraagt aan het tegengaan van verdroging. Daarnaast krijgen bepaalde gronden in dit voorbeeld een bestemming als multifunctionele landbouwgronden, waarmee wordt bijgedragen aan bodemvruchtbaarheid en het vastleggen van broeikasgassen. Andere gronden krijgen een bestemming als bos. Wonen en recreëren in het gebied wordt aantrekkelijker, omdat de omgeving groener wordt. Deze variant met ecosysteemdiensten leidt tot een hogere maatschappelijke welvaart. De variant mét ecosysteemdiensten kent hogere investeringskosten dan de planvariant, maar de baten zijn substantieel hoger. De hogere kosten voor nieuwe natuur zijn daarmee een goede investering.

Het derde voorbeeld laat juist zien dat het gebruik van varianten met ecosysteemdiensten niet altijd resulteert in een hogere maatschappelijke welvaart. Om de jachthaven van de gemeente Schiermonnikoog bereikbaar te houden, moet deze jaarlijks worden uitgebaggerd. De leden van de PvdA-fractie hebben bij het Schriftelijk Overleg over TEEB3 gevraagd of de TEEB-systematiek ook van waarde zou kunnen zijn door stort van de bagger uit de jachthaven van Schiermonnikoog. Deze studie wijst erop dat de bestaande planvariant, om aan te sluiten op het baggerprogramma van Rijkswaterstaat en de bagger te verspreiden via de stroming van de vaargeul, de beste oplossing lijkt te zijn. Bij de varianten met ecosysteemdiensten wordt met de bagger een vooroever in de haven aangelegd. Dit leidt tot hoge uitvoeringskosten en door verstuivend zand kan ook de achterliggende dijk worden verzwakt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstukken 26 407, nrs. 61, 62, 67 en 84.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Kamerstuk 26 407, nr. 86.

Naar boven