26 358
Regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur (Wet aanpassing arbeidsduur)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur (Wet aanpassing arbeidsduur).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

23 december 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur tot stand te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Algemene bepaling

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. werkgever: degene die een ander krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten;

b. werknemer: de ander, bedoeld onder a.

Recht op aanpassing van de arbeidsduur

Artikel 2

1. De werknemer, die in Nederland arbeid verricht, kan de werkgever verzoeken om aanpassing van de uit zijn arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling voortvloeiende arbeidsduur, indien de werknemer ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip van die aanpassing in dienst is bij die werkgever. Voor de berekening van de termijn van een jaar worden perioden waarin arbeid wordt verricht, die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan drie maanden alsmede perioden waarin voor verschillende werkgevers arbeid wordt verricht die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn, samengeteld.

2. Voor militaire ambtenaren wordt het recht op aanpassing van de arbeidsduur geregeld bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Defensie en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met gebruikmaking van onbezoldigd verlof in verband met deeltijdarbeid.

3. Het verzoek om aanpassing van de arbeidsduur wordt ten minste vier maanden vóór het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing schriftelijk bij de werkgever ingediend onder opgave van het gewenste tijdstip van ingang, de gewenste omvang van de aanpassing van de arbeidsduur per week en de gewenste spreiding van de uren over de week. Het verzoek kan ten hoogste eenmaal per twee jaren worden gedaan.

4. De werkgever pleegt overleg met de werknemer over diens verzoek. Na inwilliging van het verzoek stelt de werkgever de spreiding van de uren over de week vast.

5. De werkgever willigt het verzoek van de werknemer om aanpassing in, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

6. Bij vermindering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, indien die vermindering leidt tot ernstige problemen:

a. voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren;

b. op het gebied van de veiligheid, of

c. van roostertechnische aard.

7. Bij vermeerdering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, indien die vermeerdering leidt tot ernstige problemen:

a. van financiële of organisatorische aard;

b. wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk, of

c. omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe geen ruimte biedt.

8. Indien de werkgever niet een maand voor het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing schriftelijk onder opgave van redenen op het verzoek heeft beslist, wordt de arbeidsduur aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer.

9. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

Opzegverbod

Artikel 3

De werkgever kan de arbeidsverhouding van een werknemer niet beëindigen wegens de omstandigheid dat de werknemer om aanpassing van de arbeidsduur heeft verzocht.

Evaluatiebepaling

Artikel 4

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Inwerkingtreding

Artikel 5

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Citeertitel

Artikel 6

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing arbeidsduur.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Defensie,

Naar boven