25 834 Problematiek rondom asbest

Nr. 98 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 mei 2015

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de brief van 3 maart 2015 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Kamerstuk 25 834, nr. 93).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 maart 2015 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 6 mei 2015 zijn de vragen, voorzien van een inleiding, beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

De adjunct-griffier van de commissie, Verstraten

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

2

Aanleiding en noodzaak

2

Hoofdlijnen van het voorstel

3

Verhouding tot bestaande wetgeving

5

Uitvoering en handhaving

6

Gevolgen

10

Artikelsgewijs

11

Overig

11

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit (Avb). De leden hebben om verschillende redenen twijfels bij de haalbaarheid van een asbestverbod in 2024, zowel op het gebied van handhaving als financiering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Avb. Zij hebben nog een aantal vragen en opmerkingen waar zij de Staatssecretaris verzoeken op in te gaan.

De leden van SP-fractie zijn verheugd dat, na het langdurig en veelvuldig onder de politieke aandacht brengen van de risico’s van de sluipmoordenaar asbest, het Avb wordt aangescherpt.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Avb. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Avb. De leden van deze fractie zien graag een aantal zaken nader gespecifieerd, met name omtrent asbesthoudende materialen toegepast als gevelbekleding, de informatiestroom naar burgers en de overheveling van de handhavingsbevoegdheid.

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen het verbod op asbestdaken per 2024. Om dit te bereiken is echter nog veel nodig aangezien in het huidige tempo de asbestdaken pas in 2044 verdwenen zullen zijn.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit. Zij hebben nog enkele vragen.

Aanleiding en noodzaak

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de geschatte kosten van 882 miljoen euro hoe deze precies berekend zijn en hoe deze zich verhouden tot bijvoorbeeld de 1,5 miljard euro die alleen de provincies Gelderland en Overijssel al nodig denken te hebben voor de asbestsanering. Is een Rijksbijdrage van 75 miljoen euro in dit licht voldoende om een verbod op asbest uit te voeren? Is er voldoende in kaart gebracht hoeveel middelen er beschikbaar zijn bij provincies, gemeenten en bedrijfsleven? Zo ja, is dit voldoende om de geschatte kosten te dekken? Zo nee, wanneer komt hier duidelijkheid over, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen aan de Staatssecretaris wat op dit moment de stand van zaken met betrekking tot de inventarisatie en het verwijderen van asbest is en welke problemen nu het grootst zijn. Daarnaast vragen deze leden welke stappen de Staatssecretaris neemt om deze en andere problemen aan te pakken.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de voorliggende wijziging zich verhoudt tot de bij herhaling gevraagde aandacht voor de gevaren van asbest en het verzoek om te komen tot een streng asbestbeleid en een goede handhaving van de naleving van de asbestregelgeving. De leden vinden het wonderlijk om te vernemen dat in de tekst staat dat er per jaar naar schatting 1000 mensen als gevolg van, meestal beroepsmatige, blootstelling aan asbest sterven terwijl in het verdere voorstel nog geen begin van een integrale aanpak te vinden is.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris aangeeft dat ze asbesthoudende materialen toegepast als gevelbekleding niet gaat verbieden. Asbesthoudende gevelbekleding komt veel minder vaak voor, en de verwering daarvan is zo laag, dat het buiten de reikwijdte van het verbod wordt gelaten, aldus de Staatssecretaris. In een onderzoek van Search Ingenieursbureau in opdracht van de Staatssecretaris is een analyse gemaakt van ruim 18.000 asbestinventarisaties bij woningen1. Bij 13% van de onderzochte woningen is een asbesthoudende gevelbekleding aangetroffen, ongeveer 2.500 woningen. Is dit hetzelfde onderzoek waarop de Staatssecretaris haar uitspraken baseert? Deelt de Staatssecretaris de mening dat dit alsnog een vrij hoog percentage is? Hoe waardeert de Staatssecretaris de betrouwbaarheid en de bevindingen van dit onderzoek? De leden van deze fractie willen graag weten wat de kosten en baten zijn van het verbod op asbesthoudende materialen toegepast als gevelbekleding, daarbij ook meewegend de bijbehorende milieueffecten van een dergelijk verbod.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat op basis van de huidige inzichten de kosten van een verbod per 2024 882 miljoen euro bedragen ten opzichte van een (grotendeels) autonome vervanging tot 2044. De kosten voor de betrokken agrarische bedrijven zijn echter hoger. Het gaat niet alleen om de kosten voor vervroegde vervanging maar ook om eventuele bijkomende investeringen, zoals verdere aanpassingen van stallen en eventuele combinatie met zonnepanelen. Deze leden vragen of het klopt dat in de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) de kosten voor de sanering van de grond rond de betrokken agrarische bedrijven niet is meegenomen. Zo ja, wat zijn hiervoor de kosten, zo vragen zij.

De leden van de SGP-fractie lezen dat na actualisatie van de MKBA-analyse door Ecorys de verwachte saneringskosten zijn gedaald van ongeveer 1,6 miljard euro naar 880 miljoen euro. Is de Staatssecretaris bereid deze actualisatie naar de Kamer te sturen, zo vragen zij.

Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van VVD-fractie constateren dat er meerdere wijzen zijn waarop asbestdaken gesaneerd kunnen worden. Dit roept bij hen de vraag op of er minimumeisen of protocollen zijn waaraan asbestsanering moet voldoen. Zo ja, hoe ziet deze regelgeving er dan uit? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen in dit verband hoe het saneren van asbest zo eenvoudig en goedkoop mogelijk kan en op welke wijze dit terugkomt in wet- en regelgeving. Is er rekening gehouden met (toekomstige) innovaties die sanering van asbestdaken onnodig maken, zoals bijvoorbeeld coatings die het uiteenvallen van asbest voorkomen? Zo nee, waarom niet? Wordt een onafhankelijk deskundigenrapport vereist om aan te tonen dat een dak dusdanig verweerd is dat er sprake kan zijn van acute gezondheidsrisico’s, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie zijn verbaasd en teleurgesteld over het feit dat de wijziging van het Avb over een onnodig, en voor de volksgezondheid onaanvaardbaar, lange termijn is «uitgesmeerd» en dat er geen eenduidige, duidelijke en handhaafbare structuur is opgeteld. Naar de mening van de leden zou deze wijziging van het Avb als een «groot project» beschouwd dienen te worden met een eigen en eenduidige bestuursrechtelijke handhaving met een doeltreffend en handhaafbaar «stappenplan». Naar de mening van de leden wordt er te gemakzuchtig gebruik gemaakt van bestaande structuren die voor de specifieke asbestproblematiek inefficiënt zijn gebleken.

De leden van de SP-fractie zetten ook vraagtekens bij de doelstelling om pas per 2024 een algemeen verbod op asbesthoudende daken in te stellen. De leden achten dit in tegenspraak met de terechte constatering dat asbesthoudende daken door verwering asbestvezels verspreiden in het milieu en daarmee een gevaar vormen voor de gezondheid van mensen. Er komt tot drie gram asbestvezel per vierkante meter van verweerde asbesthoudende daken vrij (drie kilo per 1.000 m2). Het gaat om vrijwel gewichtloze nano asbestvezels2.

Deze leden horen graag waarom ondanks het geconstateerde risico voor de volksgezondheid en de verspreiding van vrije asbestvezel oude en al verweerde daken feitelijk nog tot 2024 kunnen blijven liggen.

De leden van de SP-fractie vragen of de huidige organisatie van asbestsaneringsbedrijven en de certificering daarvan3, nu er een grootschalige asbestsanering aankomt, niet vervangen dient te worden door een door de overheid in te stellen vergunningsstelsel. Er bestaat immers veel concurrentie tussen malafide en bonafide asbestsaneringsbedrijven. Het is voorgekomen dat bedrijven waarvan de certificering is ingetrokken lustig verder gingen onder een andere naam, met alle risico's voor de gezondheid van werknemers en de volksgezondheid van dien.

De leden van de SP-fractie vragen of de staatsecretaris de mening deelt dat tussentijdse doelen gesteld dienen te worden om het verloop van de asbestverwijdering te kunnen volgen en zo nodig bij te sturen. Welke afrekenbare doelen gaat de Staatssecretaris stellen en hoe worden deze opgenomen in voorliggend besluit, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat het voorliggende besluit wil bewerkstelligen dat er een versnelde sanering komt van asbestdaken tussen nu en 2024 maar dat er geen voornemens zijn om de inspanningen te intensiveren ten aanzien van flankerend beleid om asbestdaken te vervangen. Deze leden verwachten dat het nodig is om meerdere maatregelen te nemen om de noodzakelijke saneringsversnelling mogelijk te maken. Welke maatregelen overweegt de Staatssecretaris om deze versnelling te creëren? Is zij bereid meer maatregelen te nemen? Is zij bereid om het fiscaal aantrekkelijk te maken om geld te reserveren voor asbestsanering? Zo nee, waarom niet? Is het mogelijk om een lager BTW-tarief van toepassing te laten zijn bij de sanering van asbestdaken en plaatsen van nieuwe daken? Is de Staatssecretaris bereid om te kijken of het mogelijk is om de EU-staatssteunregeling tot een bedrag van 15.000 euro niet van toepassing te laten zijn op asbestsaneringen bij agrarische ondernemers? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden voor de stimulering van duurzame energie zijn er die nog meer gekoppeld kunnen worden aan de vervanging van daken bij agrarische ondernemers? Zijn er mogelijkheden om deze stimuleringsregelingen uit te breiden of meer gericht te maken op de daken van agrarische ondernemers? Zou de SDE+-regeling4 voor photo-voltaïsche zonnepanelen aangepast kunnen worden zodat deze regeling specifiek aantrekkelijker wordt voor de vervanging van asbestdaken? Is het mogelijk om de stortkosten of de afvalstoffenheffing niet van toepassing te laten zijn op asbesthoudende materialen om de kosten van asbestsanering te verlagen? Zo ja, zou de stortbelasting op asbesthoudende materialen nog dit jaar geschrapt kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de keuze voor het verstrekken van een subsidie, maar vragen of het beoogde budget (75 miljoen euro) voldoende zal zijn om de gewenste versnelling te bereiken. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel het bedrijfsleven al heeft geïnvesteerd in het saneren van asbestdaken en het realiseren van nieuwe daken? De genoemde leden wijzen erop dat lang niet alle investeringssubsidies die provincies ter beschikking stellen worden benut. Ondernemers lijken de urgentie nog niet te voelen en een nieuw dak levert ook niets op in de bedrijfsontwikkeling of efficiëntie. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om op een zo goedkoop mogelijke manier en zonder barrières de asbestsanering aantrekkelijk te maken, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie noemen dat LTO Nederland pleit voor een Delta-actieplan. Zij waarschuwt ook voor oplopende prijzen, omdat de vraag naar asbestverwijdering waarschijnlijk veel sterker zal toenemen dan de beschikbare capaciteit. Kijkt de Staatssecretaris samen met de agrarische sector en provincies hoe de verplichte sanering van asbestdaken zo goedkoop, snel en eenvoudig mogelijk uitgevoerd kan worden?

Verhouding tot bestaande wetgeving

De leden van de SP-fractie vragen of het niet vreemd is dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verantwoordelijk is voor de asbestverwijderingsbranche, maar in voorliggend voorstel hierover niets te lezen is.

Dit terwijl de Minister van Economische Zaken in januari 2015 schrijft5 dat «overheidstoezicht en certificatie zo goed mogelijk op elkaar moeten aansluiten: «Certificatie kan het toezicht niet vervangen». Trekt de Staatssecretaris met dit voorstel de handen volledig van het asbestdossier af, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erkende lekken6 in asbestregels laat landen. Op welke wijze gaat de voorliggende wijziging invulling geven aan het in de kabinetsreactie7 – naar aanleiding van het rapport van de Gezondheidsraad – beloofde «asbestbeleid dat via maximaal bronbeleid er op gericht zal zijn om de concentraties van asbest in de leefomgeving te verlagen tot het niveau van het verwaarloosbaar risiconiveau?» Welke plek krijgt het landelijke asbestvolgsysteem in het voorliggende voorstel, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de versoepeling van de regeling «Asbestdak eraf, zonnepanelen erop» op 1 juli 2014 heeft geleid tot meer subsidieaanvragen. Wat heeft de Staatssecretaris er sinds maart 2014 aan gedaan om de genoemde regeling onder de aandacht te brengen van agrariërs en van eigenaren van gebouwen met een voormalige agrarische bestemming? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel van het budget van 20 miljoen euro dat in 2012 is verstrekt, inmiddels is besteed aan het opruimen van agrarische asbestdaken? Heeft de verbreding van de reikwijdte van de regeling tot voormalige agrarische bedrijven ook geleid tot meer asbestsanering? Hoe wil de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de komende jaren 12 miljoen m2 agrarische asbestdaken per jaar worden gesaneerd? Wat gaat de Staatssecretaris doen om te zorgen dat de genoemde regeling alsnog een succes kan worden?

Hoeveel procent van de ondernemers kiest voor een combinatie van sanering en het plaatsen van zonnepanelen? Wat kan de Staatssecretaris nog doen om dit te stimuleren, zo vragen deze leden.

Uitvoering en handhaving

De leden van de VVD-fractie hebben vragen over het programma agro-asbestveilig. Is er vanuit dit programma al een plan van aanpak? Zo ja, hoe ziet dit plan van aanpak er uit? Zo nee, waarom niet en is er op korte termijn een gezamenlijk plan van aanpak te verwachten? Voorts vragen de leden hoe veel middelen er vanuit het programma agro-asbestveilig beschikbaar zijn en wat elke deelnemer daar aan bijdraagt.

De leden van de VVD-fractie hebben zorgen over de handhaving van dit besluit. In het algemeen vragen zij hoe de Staatssecretaris de haalbaarheid van het verbod op asbest inschat en waar zij dit op baseert. Voorts vragen zij wat de kosten voor handhaving van dit verbod zullen zijn en wie deze kosten moet betalen. Provincies en gemeenten worden geacht om voor de inwerkingtreding hun handhavingsbevoegdheid tot 2024 onverminderd voort te zetten. De leden vragen op welke manier provincies en gemeenten aan dit besluit gebonden zijn. Hoe wordt voorkomen dat zij hun handhavingsbevoegdheid tot 2024 niet voldoende inzetten, bijvoorbeeld wegens een gebrek aan middelen?

De leden van de VVD-fractie merken op dat er geen eenduidig antwoord is over wie wanneer verantwoordelijk is voor toezicht en handhaving. Zij vragen in hoeverre dit bijdraagt aan een effectieve uitvoering van deze taken. Op welke wijze biedt het voorliggende besluit ruimte voor efficiënt(e) toezicht en handhaving? In hoeverre zou de uitvoering van deze toezicht- en handhavingstaken bij regionale uitvoeringsinstelling kunnen worden belegd? In welke gevallen zijn de provinciale staten als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de handhaving in plaats van de gemeente, en waar is dit van afhankelijk?

De leden van de VVD-fractie vragen of en hoe de voortgang van dit verbod op asbest gemonitord wordt. Welke bijsturingsmogelijkheden zijn er wanneer blijkt dat er onvoldoende vaart wordt gemaakt met het saneren van asbestdaken? Wat gebeurt er met daken die, ondanks dit verbod, niet vervangen zijn voor 2024? Hoe wordt omgegaan met eigenaren van asbestdaken die de kosten van sanering niet kunnen dragen, noch in staat zijn om dwangsommen te voldoen? Hoe worden eindeloze rechterlijk procedures voorkomen? Wie neemt in al deze gevallen de kosten voor haar rekening, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen aan de Staatssecretaris hoe zij ervoor gaat zorgen dat alle provincies en gemeentes een asbestbeleid gaan ontwikkelen en uitvoeren. De leden vragen eveneens of de toezicht- en handhavingstaken en verantwoordelijkheden van verschillende partijen wel duidelijk genoeg zijn.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of zij kan toelichten wat op dit moment de stand van zaken is met betrekking tot de kennis en kunde op het werkveld bij omgevingsdiensten om het Avb te kunnen uitvoeren en of daar voldoende capaciteit voor is. De leden vragen de Staatssecretaris daarnaast of zij kan toelichten op welke manier zij zorgt voor samenwerking en het delen van kennis tussen de omgevingsdiensten met betrekking tot asbest. Daarnaast vragen de leden of de Staatssecretaris kan toelichten op welke wijze zij de toezichts- en handhavingstaken gaat evalueren om de kennis en kwaliteit te waarborgen.

De leden van de SP-fractie vragen waarom bij de doelstelling om jaarlijks 12 miljoen m2 per jaar tot 2024 te verwijderen, geen onderscheid is gemaakt tussen verweerde en minder verweerde asbesthoudende daken en waarom er geen jaarlijkse verwijderingplicht is opgesteld mede aan de hand van de ouderdom en toestand van deze daken. Waarom is er geen stappenplan op basis van te constateren toestand en leeftijd van de daken, zo vragen deze leden.

De grote verschillen tussen gemeenten wat betreft het effectief optreden tegen de risico’s van asbest baart de leden van de SP-fractie zorgen. De leden vragen of het verstandig is om de gemeenten en gedeputeerde staten als bevoegd gezag voor de bestuursrechtelijke handhaving van de Avb aan te wijzen. Het is juist dat gemeenten en gedeputeerde staten in het kader van bouw- en woningtoezicht al betrokken zijn bij het asbestprobleem, maar de vele asbestaffaires van de laatste decennia wijzen er ook op dat veel gemeenten geen of onvoldoende kennis en deskundigheid hebben om deze taak uit te voeren. Ondanks de zorgplicht op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012, die gemeenten al de mogelijkheid geven om via een «aanschrijving» tegen slechte of verweerde asbesthoudende daken op te treden, is onze indruk dat deze mogelijkheid onvoldoende wordt gebruikt.

De leden van de SP-fractie vragen waarom deze Avb geen einde maakt aan de inefficiënte «spaghetti» aan regels en handhavende instanties en waarom deze Avb niet voorziet in een veel eenduidiger structuur van handhaving en toezicht voor dit project.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de met algemene stemmen aangenomen motie Poppe (Kamerstuk 25 834, nr. 53) inzake een eenduidige en heldere handhaving voor alle betrokken instanties, opdrachtgevers en bij asbestsanering betrokken bedrijven, bij deze wijzing van de Avb geen rol speelt. De in deze motie voorgestelde «asbest interventieteams» kunnen lokale overheden bijstaan in handhaving en versterking van het toezicht en tevens per regio de risicovolle daken inventariseren op kwaliteit en leeftijd om tot een zowel financieel als volksgezondheid technische aanvaardbaardere verwijdering van asbestcementen daken te komen.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de opgave voor gemeenten (omgevingsdiensten) en provincies om vanaf 2024 te handhaven op asbestdaken niet bekend is. Bestaat er op het moment van inwerkingtreding inzicht in de landelijke problematiek rond de aanwezigheid van asbest? Waarom wordt pas in aanloop naar inwerkingtreding in kaart gebracht welke financiële gevolgen er zijn voor provincies en gemeenten? Wat zijn de financiële consequenties voor gemeenten en provincies wanneer er wordt uit gegaan van een gemiddelde verwijdering van 12 miljoen m2 asbestdaken per jaar, zo vragen deze leden.

Wat moeten de leden van de SP-fractie opmaken uit de zin «pas in 2024 hoeven gemeenten hun mogelijke nieuwe handhavingstaak op te pakken» in nota bene de nota van toelichting van dit voorstel? Motiveert een dergelijke zinsnede een gedegen gemeentelijke of provinciale aanpak? Waarom is het Avb niet de geëigende plaats om de gewenste samenwerking te beschrijven of af te dwingen? Is de opmerking dat dit «temeer omdat dit toezichthouders betreft die niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu vallen», niet juist de reden om in het Avb duidelijk te beschrijven hoe de toezichtstaak dient te worden ingevuld, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vernemen graag welke analyse ten grondslag ligt aan de haalbaarheid van het voorliggende ontwerpbesluit. Kan de Kamer deze analyse ontvangen? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de flankerende maatregelen die zijn of worden genomen om van de asbestverwijdering een succes te maken? Wat zijn de instrumenten om bij te sturen indien doelen niet worden gehaald? Rijkswaterstaat monitort jaarlijks de stort van asbest, maar is dit naar de mening van de staatsecretaris een afdoende maatregel nu het toezicht en de handhaving niet is georganiseerd? Op welke wijze gaat de effectiviteit van de maatregel wekelijk gemeten worden? Wie houdt hierbij het overkoepelend toezicht? Op welke wijze gaat illegale afvoer voorkomen worden, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie hebben aan de wieg gestaan van de oprichting van een gespecialiseerd asbestteam van de Inspectie SZW. Dit team heeft de opdracht om zoveel mogelijk misstanden in de asbestsector op te sporen en aan te pakken. Dit team is tot op heden bijzonder succesvol in haar optreden. Daarentegen stuit het op een dermate grote hoeveelheid misstanden dat (relatief kleine team) onmogelijk alle misstanden kan aanpakken. Per jaar worden er 60.000 saneringen uitgevoerd, het team is niet in staat om meer dan 1000 saneringen per jaar (waaronder ook zogenaamde «free riders») in de gaten te houden. De pakkans is dus erg klein. Het team is benoemd tot eind 2015. Inmiddels hebben de genoemde leden berichten ontvangen dat het team misschien aan het einde van het jaar wordt opgeheven. De leden vinden dit erg wonderlijk, want er is in feite behoefte aan zeker 60 asbestspecialisten bij de Inspectie.

Mocht dit team worden opgeheven dan wordt dat hiermee de deur wagenwijd wordt opengezet voor minder bonafide of malafide bedrijven, die geen aandacht besteden aan de voorschriften voor het verwijderen van asbest. Kan de staatsecretaris aangeven of er inderdaad sprake is van het opheffen van dit team? Zo ja, kan de Staatssecretaris een reflectie geven over wat dat concreet inhoudt bij de doelstellingen voor 2024?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de Staatssecretaris het haalbaar acht dat er in 2024 geen asbestdaken meer zijn, aangezien met de huidige saneringssnelheid er in 2044 geen asbestdaken meer zouden zijn. Hoeveel vierkante meter asbestdaken moeten er nog worden gesaneerd, zo vragen deze leden. Welke analyse ligt eraan ten grondslag dat de gehele sanering van alle asbestdaken in 2024 haalbaar is? Zijn in de berekende kosten van 1,6 miljard euro en de 882 miljoen euro ten opzichte van de grotendeels autonome vervanging tot 2044 ook de kosten van vervanging van het dak opgenomen?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij de voortgang van het aantal te saneren asbestdaken gaat monitoren en evalueren in de komende jaren. Is de Staatssecretaris bereid om tussentijdse doelen te stellen om ook de voortgang van de sanering van asbestdaken bij te kunnen sturen, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de overheveling van de eventuele handhavingsbevoegdheid naar de burgemeesters, wethouders en gedeputeerde staten. Hierover hebben de leden van deze fractie enkele vragen. Kan de Staatssecretaris aantonen of met de overheveling de doeltreffendheid en doelmatigheid van de handhaving wordt bevorderd? De Staatssecretaris verwacht dat de burger zelf spoedig asbesthoudende gevels zou willen vervangen, ten eerste omdat de dreiging van bestuursrechtelijke maatregelen een aansporing zou zijn om niet tot 2024 te wachten met vervanging en ten tweede omdat een huis moeilijker te verkopen blijkt als asbesthoudende materialen niet zijn verwijderd. De leden van deze fractie vragen of dit genoeg stimulans is om te kunnen verzekeren dat tegen 2024 alle asbesthoudende materialen zijn verwijderd. Acht de Staatssecretaris dit een zorgvuldige manier om het verbod te realiseren? Het intrekken van kosten (€ 75 per opstal) voor een sloopvergunning en de omzetting naar een sloopmelding is wat deze leden betreft een eerste stap. Deze leden zien graag dat een dergelijke sloopmelding een gestroomlijnd proces wordt doordat het aantal administratieve obstakels tot een minimum wordt beperkt. Kan de Staatssecretaris garanderen dat een sloopmelding niet in een bureaucratische zee van documenten belandt? Een goede informatiestroom is daarbij belangrijk: men moet op de hoogte zijn van het verbod, waar men terecht kan, wat het kost, wat precies wordt verwacht van hen en wat ze vooral niet moeten doen. De leden van deze fractie zijn daarom benieuwd hoe de Staatssecretaris de informatievoorziening aanpakt. Ten slotte willen de leden van de Staatssecretaris weten wanneer duidelijk is voor provincies en gemeenten wat de financiële gevolgen zullen zijn van de overheveling van handhavingsbevoegdheid, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar het tijdspad van het toezicht op het verbod. De leden van deze fractie zouden graag zien dat er tussentijdse toetsen worden gehouden om de vorderingen omtrent het verwijderen van asbest bij te houden. Zo kan er vroegtijdig ingegrepen worden mocht dat nodig zijn. Waarom kiest de Staatssecretaris er niet voor om tussentijdse doelen op te stellen zodat voortgang gemonitord kan worden? Ten slotte vragen de leden of de kosten in kaart gebracht kunnen worden voor de naleving van het verbod, mocht blijken dat niet alle asbesthoudende materialen verwijderd zijn voor 2024.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris duidelijk kan maken welke analyse er ten grondslag ligt aan de haalbaarheid van het asbestdakenverbod in 2024. Zo ja, kan de Staatssecretaris deze analyse aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Genoemde leden vragen dit omdat zowel LTO als VERAS, de branchevereniging van sloopaannemers en asbestverwijderingsbedrijven, twijfels hebben over de haalbaarheid van het verbod en aangeven dat meer flankerende maatregelen nodig zijn. Welke flankerende maatregelen gaat de Staatssecretaris treffen om het verbod te realiseren? In de beantwoording van Kamervragen d.d. 25 april8 inzake de voortgang van het convenant «Asbestdak eraf, zonnepanelen erop», gaf de Staatssecretaris aan aanvullende maatregelen te overwegen (antwoord op vraag 3). Is de Staatssecretaris bereid om ook particuliere gebouw- en woningeigenaren en instellingen zoals scholen financieel tegemoet te komen ter ondersteuning van het in te voeren verbod, zo vragen de leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het toezicht en de handhaving is georganiseerd. Welke sancties gaat de Staatssecretaris opleggen indien het asbestdakenverbod niet wordt gerealiseerd? Welke middelen zijn daarvoor noodzakelijk? Wat is de omvang van de handhavingskosten, zo vragen de leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de nota van toelichting dat voor het tijdig bereiken van het doel van dit besluit, het wenselijk is dat de gemeenten in de periode tot 2024 onverkort hun huidige handhavingsbevoegdheid blijven inzetten. Genoemde leden vragen in hoeverre deze bevoegdheid op dit moment wordt ingezet. Zij wijzen in dit verband op recent onderzoek9 dat uitwijst dat de bodem rond bedrijven met een dak van asbest op grote schaal is verontreinigd. In de helft van de gevallen zou de verontreiniging zo ernstig zijn dat er acuut gevaar dreigt voor de volksgezondheid. Is dit voldoende aanleiding voor gemeenten om te handhaven, zo vragen genoemde leden, en heeft dit inmiddels tot extra handhavingsacties geleid?

Ook vragen de leden of de Staatssecretaris bereid is tussendoelen te stellen om de voortgang te monitoren en tijdig te kunnen bijsturen. Zo ja, aan welke doelen denkt de Staatssecretaris dan en hoe neemt zij deze op in het onderhavige ontwerpbesluit? Zo nee, waarom niet?

Gevolgen

De leden van de VVD-fractie hebben zorgen over de gevolgen van de stortbelasting op asbest in relatie tot het Avb. Zij vragen of een verbod op asbest haalbaar is wanneer er tegelijkertijd een stortbelasting is. Daarnaast vragen zij of deze combinatie al dan niet zal leiden tot meer illegale stort van asbest. Hoe heeft de Staatssecretaris dit meegenomen in haar overwegingen? Acht zij het noodzakelijk om de stortbelasting te herzien of aan te passen met het oog op de haalbaarheid van een asbestverbod? Zo ja, welke aanpassingen stelt zij voor? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris welke effecten het zal hebben indien vrijwel alle asbestverwijdering in de laatste periode plaatsvindt, in plaats van geleidelijk tot 2024, omdat eigenaren het verwijderen van asbestdaken de klus voor zich uit schuiven. De leden vragen de Staatssecretaris of zij uitstelgedrag verwacht en welke stappen zij zal nemen om het vooruitschuiven te voorkomen. De genoemde leden vragen de Staatssecretaris daarnaast welke instrumenten, naast de wettelijke instrumenten, zij gaat inzetten om de deadline van 2024 te halen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de komende jaren er nog een flinke stijging nodig is van de omzet en capaciteit van asbestsaneringsbedrijven. Verwacht de Staatssecretaris dat er meer schaarste en langere wachttijden zullen ontstaan door de toenemende vraag naar asbestsaneringsbedrijven? Kan de Staatssecretaris toelichten of zij dit als een probleem ziet en wat zij hier eventueel aan kan doen, zo vragen de leden.

De leden van de CDA-fractie noemen dat voor jonge ondernemers die een bedrijf rond 2024 zullen overnemen het vernieuwen van asbestdaken een enorme kostenpost is die bovenop de al kostbare bedrijfsovername komt. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat om de beoogde versnelling te bereiken jaarlijks enkele tientallen procenten groei gerealiseerd moet zijn in de asbestsaneringen. Dat betekent volgens de genoemde leden dat er, gezien de vereiste deskundigheid, sprake zal zijn van een markt met extreme schaarste, langere wachttijden en stijgende prijzen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier naar en wat kan zij hier aan doen, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat met name de agrarische sector nog een grote saneringsopgave heeft. De Staatssecretaris heeft vorig jaar aangegeven dat ze een financiële tegemoetkoming overweegt: «Ik overweeg ook particuliere gebouw- en woningeigenaren en instellingen zoals scholen financieel tegemoet te komen ter ondersteuning van het in te voeren verbod.»10 Komt zij nog met een extra financiële tegemoetkoming of andere faciliterende maatregelen, zo vragen deze leden.

Artikelsgewijs

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat volgens artikel 11 lid 2 burgemeesters en wethouders ook voor 2024 al de eigenaar van asbesthoudende dakbedekking gelasten deze te verwijderen als deze een gevaar oplevert voor de gezondheid of de veiligheid. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er uniforme criteria zijn die bepalen wanneer dit het geval is.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het ontwerpbesluit aangeeft dat ook voor 2024 het bevoegd gezag de eigenaar van asbesthoudende dakbedekking kan gelasten deze te verwijderen als deze een gevaar oplevert voor de gezondheid of de veiligheid (artikel 11, tweede lid). Is de veronderstelling juist dat de bewijslast bij het bevoegd gezag ligt en dat het bevoegd gezag deze dwangmaatregel pas kan opleggen als zij aantoont dat sprake is van dusdanige verwering en dusdanige, acute risico’s voor gezondheid en veiligheid dat niet gewacht kan worden op sanering in 2023?

Overig

De leden van de VVD-fractie hebben vragen over asbestsanering in relatie tot de toenemende leegstand op het platteland. Hoe groot is het aantal asbestdaken bij leegstaande agrarische panden? Klopt het dat het gaat om 75% van totaal 120 miljoen m2 agrarisch dak? Wat moet of gaat er gebeuren om asbestdaken ook in deze gevallen te saneren, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen aan de Staatssecretaris op welke wijze zij wil voorkomen dat er illegaliteit ontstaat en natuur en milieu belast zullen worden door illegale stort. Daarnaast vragen de leden of de Staatssecretaris, gelet op de gezondheidsrisico’s, een prioriteringslijst kan maken met problemen die zo snel mogelijk aangepakt moeten worden.

De leden van de SP-fractie vragen hoe staat het met de denatureringsfabriek, waarin asbest wordt omgezet in vulstof voor granulaat en cement. Wanneer kan deze fabriek operationeel zijn, zo vragen de leden.

De leden van de SP-fractie constateren dat de laatste maanden op verschillende plaatsen asbestdaken in de brand zijn gegaan, waarbij asbestdeeltjes in de leefomgeving zijn verspreid. Het opruimen hiervan brengt veel kosten met zich mee en er zijn ook maatschappelijke kosten doordat bewoners hun huizen niet in of uit konden, winkels en scholen gesloten moesten blijven en het openbaar vervoer moest wijken. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om in samenwerking met verzekeraars en banken de huidige geldstromen te gaan verleggen, waardoor we gaan van «achteraf opruimen» naar «vooraf voorkomen», zo vragen de leden.

II Reactie van de bewindspersoon

Inleiding

Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden toekomen op de vragen die door de leden van de fracties van de VVD, PvdA, SP, CDA, D66, ChristenUnie en SGP zijn gesteld over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Voordat wordt ingegaan op de vragen, hecht ik eraan om de achtergrond van dit ontwerpbesluit te schetsen.

Achtergrond

Het verbod op asbestdaken heeft tot doel mens en milieu tegen de gevaren van blootstelling aan asbest te beschermen. Door verwering van het asbesthoudend materiaal waarvan daken zijn gemaakt, vindt verspreiding plaats van asbestvezels naar het milieu. Dit vormt een gevaar voor de gezondheid van mensen. Het verbod betekent in de praktijk dat voor 2024 alle asbestdaken moeten zijn gesaneerd. Het verbod ziet uitsluitend op asbesthoudende toepassingen in daken die in contact staan met de buitenlucht (bijvoorbeeld asbestgolfplaten en dakleien met asbest). Het gaat hier dus niet om asbesthoudende toepassingen in gebouwen.

Daarnaast wordt met deze wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Avb) uitvoering gegeven aan de in de Wet milieubeheer geboden mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur de verantwoordelijkheid voor de bestuursrechtelijke handhaving bij gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders in plaats van de Minister van Infrastructuur en Milieu te leggen. Het Avb zal – als het gaat om sloop- en verbouwwerkzaamheden – door de gemeenten en in voorkomend geval door gedeputeerde staten worden gehandhaafd dicht bij waar de asbestdaken zijn.

Aanleiding en noodzaak

De VVD-fractie vraagt naar de geschatte kosten. In de maatschappelijke kosten batenanalyse is rekening gehouden met de versnelling van het saneringsproces naar 2024, in plaats van 2044 bij het proces van autonome vervanging (zonder verbod) van de dàn (in 2044) tenminste 50 jaar oude asbestdaken.

Dat is het doel van het verbod, asbestdaken zijn in 2024 tenminste 30 jaar oud, de meeste een stuk ouder, en uiterlijk dan moeten ze gesaneerd zijn. Daarnaast geldt dat de huidige eigenaar verantwoordelijk is voor de vervanging van het asbestdak. Het bedrag dat genoemd wordt door de provincies Gelderland en Overijssel, waar de VVD-fractie aan refereert, is nodig voor het saneren van de bodem. Voorliggend besluit heeft geen betrekking op bodemsanering. Wel wordt met de saneringsplicht voor daken een belangrijke oorzaak van bodemverontreiniging weggenomen. Voor het aanjagen van de sanering van daken is het genoemde bedrag van (tenminste) € 75 mln bedoeld.

De PvdA-fractie vraagt naar de inventarisatie en naar welke problemen nu het grootste zijn. Dit besluit is één aspect van het asbestbeleid. Het beleid richt zich op het maximaal beheersen van de risico’s die asbest met zich meebrengt. Dit is gebeurd door het gebruik van asbest te verbieden (sinds 1994). Daarnaast worden situaties waarbij asbest in het milieu kan komen aangepakt: eerst zijn de remvoeringen uitgefaseerd, vervolgens de asbestwegen, en nu wordt ingezet op het uitfaseren van asbestdaken.

Zodra een gebouw wordt gerenoveerd, herbouwd of gesloopt, moet worden geïnventariseerd zodat precies in kaart is waar het asbest zit, en moet het asbest verantwoord worden verwijderd.

De SP-fractie vraagt aandacht voor de gevaren van asbest en om een integrale aanpak. De gevaarseigenschappen zijn algemeen bekend. In 2010 heeft de Gezondheidsraad dat nog eens benadrukt. Hierboven staat beschreven waar het asbestbeleid op is gericht.

De fractie van D66 vraagt naar gevelbekleding en naar de relatie met onderzoek van Search Ingenieursbureau. Het onderzoek is inderdaad het onderzoek van Search, genaamd »Inventarisatie asbestcement dak- en gevelbekleding» van 2012, dat op 7 september 2012 aan de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 25 834, nr. 76). Hoewel 13% aanzienlijk lijkt, is er voor gekozen om in dit besluit geen asbesthoudende materialen toegepast als gevelbekleding te verbieden. Uit de eerder genoemde inventarisatie uit 2012 blijkt dat asbesthoudende gevelbekleding niet alleen veel minder vaak voorkomt, maar in het algemeen ook veel minder verweerd is dan asbestdaken. Asbesthoudende gevelbekleding is meestal anders van vorm, harder en voorzien van een beschermingslaag. Ook maakt gevelbekleding in veel gevallen zodanig integraal deel uit van de gevel dat saneren niet mogelijk is. Bovendien zorgt de wijze van toepassing ervoor dat gevelbekleding minder blootstaat aan het weer.

De fractie van de ChristenUnie vraagt naar de saneringskosten voor verontreinigde bodem. De saneringskosten van de grond zijn niet meegenomen. Voor bodemsanering zijn middelen beschikbaar gesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu op basis van het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. Het ministerie heeft in de periode 2010–2015 € 880 mln beschikbaar gesteld. De focus lag op de aanpak van de spoedlocaties met humane risico’s. Op 17 maart jl. is een vervolg op dit convenant getekend: het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020. Hiermee stelt het Ministerie van Infrastructuur en Milieu € 536 mln beschikbaar voor de bodemsanering (plus € 74 mln vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voormalig Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). Het bedrag is daarmee gedecentraliseerd aan de 12 provincies en 29 grote gemeenten (bevoegde overheden). De fractie van de SGP vraagt of de geactualiseerde MKBA meegestuurd kan worden. Bij deze ontvangt u die actualisatie van de MKBA11.

Hoofdlijnen van het voorstel

De fractie van de VVD vraagt of er protocollen zijn waar asbestsanering aan moet voldoen. Sinds het Avb gelden algemene regels voor asbestverwijdering. Opdrachtgevers van sloopwerkzaamheden zijn verplicht gebruik te maken van gecertificeerde bedrijven, met uitzondering van particulieren die in relatief ongevaarlijke situaties (als het asbest hechtgebonden blijft) tot 35 m2 zelf materiaal mogen verwijderen. Het gecertificeerde asbestverwijderingsbedrijf is verplicht werkzaamheden aan de certificerende en keurende instelling en de inspectie SZW te melden. De opdrachtgever is verplicht om de aanvang van de werkzaamheden aan het bevoegd gezag te melden.

Het Arbeidsomstandighedenbesluit (afdeling 5) stelt verplichtingen op het gebied van gezond en veilig werken met asbest, onder andere op het gebied van meldingsverplichting, te nemen beheersmaatregelen, en voorkómen van verspreiding van asbeststof. Verdere en meer gedetailleerde uitwerking van de wijze van saneren is neergelegd in de asbestcertificatieschema’s (SC 540 en SC 530) die aangeven aan welke eisen de gecertificeerde asbestinventariseerder en asbestsaneerder zich moeten houden.

De fractie van de VVD vraagt ook naar de kosten van sanering en mogelijke innovaties als een coating. De wetgeving rondom het saneren van asbest richt zich op het zo veilig mogelijk verwijderen van asbest voor mens en leefomgeving. De kosten zijn daar natuurlijk een onderdeel van, maar gezondheid staat voorop. Een coating die het uiteenvallen van asbest voorkomt, is een tijdelijke oplossing. Het aanbrengen van een coating voorkomt niet dat bijvoorbeeld asbestvezels vrijkomen bij een dakbreuk of brand. De kosten voor verwijdering kunnen door het verstrekken van grote opdrachten wel omlaag gaan.

De VVD-fractie vraagt naar een onafhankelijk deskundigenrapport dat de mate van verweerdheid aantoont. In 2024 zijn alle asbestdaken vervangen en daarover is dus geen rapportage nodig.

De SP-fractie stelt dat de bestaande structuren voor de asbestproblematiek inefficiënt zijn gebleken, en de SP-fractie zet een vraagteken bij de ingangsdatum van 2024. In overleg met de Tweede Kamer en met de asbestverwijderingssector is gekozen voor 2024. Het heeft geen zin om een eerder verbod in te stellen als de ingangsdatum op voorhand niet haalbaar is omdat er niet voldoende saneringscapaciteit is. De verwachting is dat de sector in staat is om de daken te saneren, met 2024 als datum waarop het verbod van kracht wordt.

De SP-fractie vraagt ook naar de huidige organisatie van asbestsaneringsbedrijven. Ik zie geen causaal verband tussen omvang van de sector (hoeveelheid saneringswerk) en het type stelsel dat daar bij zou moeten horen (vergunning). In het huidige stelsel moet een gecertificeerd bedrijf elk asbestwerk melden. Iemand die malafide asbest saneert, zal het werk niet melden, maar datzelfde bedrijf zou mogelijk ook geen vergunning aanvragen of zich niet aan de vergunningvoorwaarden houden. De Minister van SZW wil de mogelijkheden van het huidige stelsel benutten om de situatie (o.a. wat betreft de naleving) te verbeteren. De problematiek van de «dubbele certificaten» (verder gaan onder een andere naam) is bekend, en uw Kamer ontving op 3 april jl. (Kamerstuk 25 834, nr. 95) een brief van de Minister van SZW waarin hij aangeeft welke maatregelen hierop zijn en worden genomen.

Daarnaast vraagt de SP-fractie naar tussentijdse, afrekenbare doelen. Jaarlijks zullen de uitgaven van de subsidieregeling en het aantal gesaneerde vierkante meters worden bezien. Ook zal het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een samenwerkingsverband opzetten waarin de decentrale overheden en andere belanghebbenden deelnemen om te monitoren of de subsidieregeling de gewenste aanjaagfunctie heeft. Dit samenwerkingsverband zal ook de prijsontwikkeling monitoren.

De CDA-fractie vraagt naar flankerend beleid voor het verbod en de fractie doet een aantal constructieve suggesties. Hoewel het principe dat de vervuiler betaalt ook hier geldt, heb ik aangekondigd dit verbod met een tijdelijke subsidie te willen begeleiden. Ik heb al uitgesproken dat voor een regeling die in 2016 start tenminste € 75 mln beschikbaar moet komen. Die subsidie dient overigens vooral om te zorgen dat de sanering snel op gang komt. Zowel voor de verwijderingsbranche als voor de handhaving van het besluit zou het onwerkbaar worden als eigenaren van asbestdaken pas tegen 2024 actie zouden ondernemen. Op dit moment worden geen extra maatregelen voorzien. Ook wil ik voorkomen dat er teveel regelingen ontstaan die hetzelfde doel hebben. Er is al een provinciale regeling «Asbest eraf en Zon erop». De stortbelasting voor asbest is pas kortgeleden met het geheel aan afvalheffingen geïntroduceerd. In 2018 wordt de afvalstoffenbelasting geëvalueerd. In dat kader kan worden bezien of een mogelijke uitzondering voor asbest meerwaarde heeft als blijkt dat de sanering van daken achterblijft.

De fractie van de ChristenUnie vraagt naar mogelijkheden om asbestsanering aantrekkelijk te maken. In de agrarische sector is de afgelopen twee jaar in het kader van de regeling «Asbest eraf en Zon erop» € 5 mln geïnvesteerd en er is voor ongeveer hetzelfde bedrag geïnvesteerd in ontwikkeling. Het is nu inderdaad van belang dat ondernemers de urgentie gaan voelen en vandaar ook dat er een verbod op asbestdaken ingaat in 2024. Verwacht wordt dat het verbod in combinatie met de subsidieregeling de sanering een impuls zal geven. Hierboven staat beschreven hoe de voortgang van het saneren van de asbestdaken gemonitord zal worden.

De leden van de SGP-fractie vragen naar de samenwerking met de agrarische sector en provincies met betrekking tot het saneren van asbestdaken. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ondersteunt de sector met kennis onder meer via Rijkswaterstaat. Zoals hierboven staat aangegeven zal er een samenwerkingsverband worden aangegaan om de voortgang maar ook de prijsontwikkeling te monitoren.

Verhouding tot bestaande wetgeving

De fractie van de SP vraagt of ik met voorliggend voorstel mijn handen volledig van het asbestdossier aftrek. Het tegendeel is het geval. Met het verbod op de asbestdaken en de subsidieregeling wordt zowel inhoudelijk als financieel een belangrijke impuls gegeven, gericht op een asbestveiliger omgeving. De saneringen vallen onder het Avb en het bevoegd gezag daarvoor zijn gemeenten en provinciën. Het beleid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is er op gericht om mens en milieu te beschermen tegen de gevaren van blootstelling aan asbest.

Ook vraagt de SP-fractie hoe deze regeling invulling geeft aan het verlagen van concentraties asbest door middel van bronbeleid. Asbesthoudende dakbedekking veroorzaakt emissies naar het milieu met een verhoogde achtergrondconcentratie van asbest in de Nederlandse leefomgeving tot gevolg. Met het verwijderen van asbestdaken wordt een belangrijke bron van asbestvervuiling aangepakt.

De SP-fractie vraagt ook naar de plek van het LAVS (Landelijk asbestvolgsysteem) in het voorliggende voorstel. Doel van het LAVS is om alle handelingen met asbest (zoals inventarisatie, vergunning, melding, vrijgave) inzichtelijk te maken door deze in te voeren in een volgsysteem. Het LAVS ondersteunt het werkproces van inventarisatie tot en met verwijdering van asbest en verzorgt de verplichte meldingen. In de subsidieregeling zal worden voorgeschreven dat het LAVS gebruikt wordt. Bezien wordt op welk moment het LAVS zodanig ontwikkeld en toepasbaar is, dat het voor alle asbestverwijdering verplicht kan worden gesteld.

De fractie van de ChristenUnie vraagt naar de regeling Asbestdak eraf, zonnepanelen erop. Deze subsidieregeling is van de provincies. De onlangs doorgevoerde versoepeling van de regeling heeft volgens gegevens van de subsidieverstrekkers geleid tot een verhoging van het aantal subsidieaanvragen. Met het versoepelen van de regeling is ook een extra impuls gegeven aan de communicatie door de uitvoeringsorganisatie van de subsidieregeling. De verbreding van de reikwijdte lijkt inderdaad het gewenste effect te hebben. Samen met IPO zal bezien worden of de regeling nog aangepast moet worden, of dat met de huidige regeling de gewenste resultaten behaald zullen worden. Er zijn nu meer dan 800 aanvragen gehonoreerd bij de subsidieregeling «Asbest eraf en Zon erop». Zoals hierboven staat beschreven, zal er een samenwerkingsverband worden ingericht om de voortgang van de sanering te monitoren.

Uitvoering en handhaving

De leden van de VVD-fractie vragen naar het programma agro-asbestveilig. Voor de agrarische sector is er de subsidieregeling «Zon erop, asbest eraf». Van het beschikbare budget van € 20 mln is inmiddels € 5 mln uitgegeven. Ook kunnen agrariërs op dit moment gebruik maken van de MIA/VAMIL-regeling waarbij asbest fiscaal gunstig gesaneerd kan worden. De nieuwe subsidieregeling voor het verwijderen van asbestdaken is ook toegankelijk voor agrariërs. Het stapelen van de nieuwe subsidieregeling met de MIA/VAMIL-regeling zal echter niet mogelijk zijn.

Vervolgens vragen de leden van de VVD-fractie naar de haalbaarheid van het verbod en naar de handhaving. In 2012 is een maatschappelijke kosten batenanalyse uitgevoerd naar het versneld verwijderen van asbestdaken. Deze analyse is ook met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 25 834, nr. 76). Uit de analyse blijkt dat het vervangen van asbestdaken kosten met zich meebrengt. Hierbij is van belang dat in 2024 de asbestdaken tenminste 30 jaar oud zijn en dat de daken dan ook aan het einde van hun economische levensduur zijn. Vandaar ook dat met een financiële bijdrage de sanering van asbestdaken op gang wordt gebracht.

De leden van de VVD-fractie vragen ook naar de handhaving van het besluit. De handhaving van het besluit hangt nauw samen met de gemeentelijke bevoegdheid tot handhaving van sloopwerkzaamheden op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. De handhavingslasten voor gemeenten en provincies als gevolg van dit besluit zullen naar verwachting laag blijven, aangezien wordt ingezet op het verwijderen van alle asbestdaken vóór 2024. Gemeenten en provincies krijgen tot taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het Avb voor zover dit betrekking heeft op bouwwerken. In de brief van 3 maart 2015 (Kamerstuk 25 834, nr. 93) staat in de nota van toelichting beschreven hoe toezicht en handhaving verder zijn vormgegeven. Vanwege de sterke samenhang van de regels in het Avb met de sloopregels in het Bouwbesluit 2012, is het van belang om de bestuursrechtelijke handhaving in één hand te hebben, in dit geval de gemeente als bevoegd gezag. Het concentreren van de bevoegdheid tot handhaving van asbestverwijdering en sloopwerkzaamheden in bouwwerken bij de gemeente bevordert een efficiënte en gecoördineerde handhaving. Verder vraagt de VVD-fractie naar de rol van de regionale uitvoeringsdiensten. De handhaving van de verwijdering van de asbestdaken komt bij gemeente of provincie omdat dit goed aansluit op bij de huidige handhavingstaken.

De leden van de VVD-fractie vragen ook naar de monitoring van de voortgang van de sanering. Dit is hierboven beantwoord. Vervolgens vraagt de VVD-fractie wat er gebeurt met asbestdaken die er in 2024 nog zijn. Er zal vanaf 2024 handhavend opgetreden worden tegen eigenaren van een asbestdak. Op dit moment wordt er van uitgegaan dat de bestaande en de nieuwe subsidieregeling voldoende zijn om te voorkomen dat deze situatie zich vaak voordoet.

De PvdA-fractie vraagt hoe het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ervoor gaat zorgen dat provincies en gemeenten asbestbeleid gaan ontwikkelen en uitvoeren. Gemeenten en provincies zijn nu al bevoegd gezag bij sloopwerkzaamheden. Op grond daarvan hebben veel gemeenten en provincies al een asbestbeleid. Met betrekking tot het voorliggende besluit zal overleg met de gemeenten en provincies plaatsvinden om te bezien wat wenselijk is.

Daarnaast vraagt de PvdA-fractie naar de borging van kennis en kunde. Er bestaat een helpdesk die beheerd wordt door Rijskwaterstaat. Deze helpdesk is er op gericht om overheden bij te staan.

De SP-fractie vraagt naar een stappenplan gebaseerd op leeftijd van de daken. In het onderzoeksrapport van Search (Kamerstuk 25 834, nr. 76) staat dat de meerderheid van de asbestdaken inmiddels al aan het verweren is. Vandaar dat een stappenplan op basis van de leeftijd van het dak niet nodig is; de asbestdaken moeten immers voor 2024 gesaneerd zijn. Vervolgens stelt de SP-fractie een aantal vragen over de handhaving. Een aantal van deze vragen zijn in het bovenstaande beantwoord. Met betrekking tot de vraag over de motie Poppe is recent geantwoord in antwoord op de Kamervragen van het lid Smaling (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2082).

Vanaf 2024 ligt er mogelijk een opgave voor gemeenten en provincies om te handhaven op asbestdaken. De omvang van deze opgave is niet bekend, ingezet wordt immers op het verwijderen van de asbestdaken voor 2024. Gelet op artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet zal in de aanloop naar het van kracht worden van het verbod op asbestdaken in kaart worden gebracht welke financiële gevolgen er voor de provincies en gemeenten zijn. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de kosten die gemeenten moeten maken vanuit andere wettelijke taken dan handhaving, vanwege dit verbod. Het Avb is niet de geëigende plaats om de samenwerking te beschrijven omdat het toezichthouders betreft die niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu vallen. Het versterken van uitvoering en handhaving en de samenwerking daarbij past wel in het gezamenlijke proces om te komen tot omgevingsdiensten. Op operationeel niveau wordt op steeds meer plekken goede uitvoering gegeven aan de gewenste ketenhandhaving.

Vervolgens vraagt de SP naar de haalbaarheid van het voorliggende besluit. Hierboven is ingegaan op de saneringscapaciteit bij de sector. De haalbaarheidsanalyse heeft u in 2012 ontvangen (Kamerstuk 25 834, nr. 76).

Op de vraag van de fractie van de ChristenUnie over de flankerende maatregelen is hierboven reeds ingegaan. In de brief van 10 maart 2015 (Kamerstuk 28 663, nr. 62) is een subsidieregeling aangekondigd voor eigenaren van een asbestdak.

De SP vraagt ook naar mogelijke flankerende maatregelen. Deze vragen zijn bovenstaand reeds beantwoord. Rijkswaterstaat houdt overkoepelend toezicht op de voortgang van de stort. Ook wordt het gebruik van het LAVS verplicht als subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast vraagt de SP naar het Asbestinspectieteam van Inspectie SZW. De Inspectie SZW werkt in de asbestsanering sector risicogericht. De 60.000 meldingen van asbestsaneringen zijn afkomstig van ca. 320 gecertificeerde saneringsbedrijven. Al deze bedrijven worden, afhankelijk van de naleving en het aantal saneringen dat ze per jaar uitvoeren, minimaal eens in de twee jaar tot vijf maal per jaar bezocht. Daarnaast pakt de Inspectie SZW samen met onder andere regionale uitvoeringsdiensten, milieupolitie en gemeenten de saneerders aan die zonder certificaat en zonder melding saneren.

De huidige Meerjarenaanpak Asbest 2012–2015, waar het Asbestinspectieteam deel van uitmaakt, loopt tot eind 2015. De aanpak na 2015 wordt herijkt en krijgt vorm in een nieuwe Meerjarenaanpak die vanaf 2016 uitgevoerd wordt. De ervaringen en de resultaten over de periode 2012–2015 worden daarbij betrokken. In de tweede helft van 2015 komt de Sectorrapportage uit waarin deze ervaringen en resultaten worden beschreven. In het Jaarplan 2016 zal de Inspectie aangeven hoe zij voor 2016 en verder de aanpak van de asbestsaneerders vorm gaat geven. Inspecties in de asbestsaneringsector blijven uiteraard ook na 2015 hoge prioriteit houden voor de Inspectie SZW, waarbij het uitgangspunt is dat de druk vanuit Inspectie SZW op deze sector onverminderd zal blijven.

De vraag van de CDA-fractie met betrekking tot de haalbaarheid van het besluit is bovenstaand beantwoord. Verder vraagt de CDA-fractie naar hoeveel er nog gesaneerd moet worden. In de brief van 2012 (Kamerstuk 25 834, nr. 76) is gemeld dat in 2012 naar schatting nog een oppervlakte van ca. 130 mln m2 asbesthoudende daken en gevelpanelen aanwezig was, waarvan 75% in de agrarische sector. Met een saneringssnelheid van 4 mln m2 per jaar, is er nu nog ca. 120 mln m2 aanwezig. In de berekende kosten zijn de kosten voor vervanging van het dak meegenomen. Het antwoord op de vraag over een evaluatie of tussentijdse doelen is hierboven beantwoord.

De D66-fractie vraagt of aangetoond kan worden dat met de overheveling van de handhaving de doeltreffendheid en doelmatigheid wordt bevorderd. De handhaving van het Avb hangt nauw samen met de gemeentelijke bevoegdheid tot handhaving van sloopwerkzaamheden op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. Door de handhaving van het asbestdakenverbod te combineren met de handhaving van bestaande regelgeving wordt de doeltreffendheid en doelmatigheid van de handhaving vergroot.

Ook vraagt de fractie van D66 of het verbod wel voldoende stimulans is om particulieren aan te sporen om de asbestdaken te verwijderen. Naast het verbod komt er ook een subsidieregeling. Tezamen moeten die voldoende stimulans bieden om de asbestdaken zo spoedig mogelijk te saneren. De leden van de fractie van D66 vragen naar de informatiestromen rondom de sloop. Op de website van Rijkswaterstaat staat veel informatie voor gemeenten en particulieren over het doen van een sloopmelding en welke wet- en regelgeving hier op van toepassing is. De sloopmelding zelf kan via het omgevingsloket worden gedaan.

Daarnaast vraagt de D66-fractie naar de financiële gevolgen voor gemeenten en provincies van het uitbreiden van de handhavingstaak en tussentijdse doelen en monitoring van het verbod. Hierboven is daar reeds op ingegaan. Hierboven is ook ingegaan op de kosten voor handhaving.

De fractie van de ChristenUnie vraagt naar welke analyse ten grondslag ligt aan het asbestdakenverbod. Deze vraag is reeds beantwoord.

Voorts vraagt de fractie van D66 naar sancties, deze vragen zijn reeds hierboven beantwoord.

Verder vragen de leden van de ChristenUnie of de gemeenten extra hebben gehandhaafd bij bodemverontreiniging op basis van het recente onderzoek. Voor zover bekend is er nog niet extra handhavend opgetreden. Met betrekking tot de vraag van de ChristenUnie over het monitoren van de voortgang is hierboven reeds geantwoord.

Gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen naar de relatie met stortbelasting. Deze vraag is hierboven beantwoord.

De fractie van de PvdA vraagt welke instrumenten ingezet worden om de deadline te halen. Zoals hierboven aangegeven zal er een subsidieregeling komen vanaf 2016 waar asbestdakeigenaren gebruik van kunnen maken. Voor de regeling geldt «op = op». Uitstelgedrag kan er derhalve toe leiden dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op subsidie.

De leden van de CDA-fractie vragen naar capaciteit van de sector. Het verbod en de verwachte versnelling van de saneringen is een stimulans voor de asbestbranche. Er zijn sinds de aankondiging van het verbod al veel ontwikkelingen waarneembaar in innovatie en kostenbesparing. De verwachting is dat de branche de vergrote vraag goed aan kan, zeker omdat een geleidelijke versnelling in de saneringen wordt voorzien.

De CDA-fractie vraagt naar de kostenpost voor jonge ondernemers. Verkopers moeten melden aan een koper dat er een asbestdak is. Deze kostenpost zal dan verrekend kunnen worden in de overnameprijs.

De fractie van ChristenUnie vraagt naar de capaciteit van de sector. Deze vraag is hierboven beantwoord.

De fractie van de SGP vraagt of er een extra financiële tegemoetkoming komt. In de brief van 10 maart 2015 (Kamerstuk 28 663, nr. 62) is een subsidieregeling aangekondigd voor eigenaren van een asbestdak. Hiervoor is tenminste € 75 mln beschikbaar.

Artikelsgewijs

De leden van de ChristenUnie fractie vragen of er uniforme criteria zijn om te bepalen of een dak gevaar oplevert voor de gezondheid of de veiligheid. Dergelijke criteria zijn er niet. Het bevoegd gezag bepaalt ter plaatse of asbesthoudende dakbedekking een gevaar oplevert. Dit is van belang voor de handhaving door gemeenten voor 2024. Ook vragen de leden van de ChristenUnie of het juist is dat het bevoegd gezag pas een dwangmaatregel kan opleggen als is aangetoond dat er acute risico’s zijn voor de gezondheid en veiligheid. Er kan een dwangmaatregel worden opgelegd, hierbij is bewijsvoering een essentieel element.

Overig

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel asbestdaken er zijn bij leegstaande agrarische panden. Er ligt nog ongeveer 120 mln m2 asbestdaken in Nederland waarvan 75% op agrarische panden. Het is onbekend hoeveel er daarvan leegstaan. De eigenaren van leegstaande panden zijn verantwoordelijk voor de sanering van het asbestdak. De eigenaar kan er natuurlijk ook voor kiezen om het pand te slopen. Ook dan kan er subsidie worden aangevraagd.

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar het voorkomen van illegale stort. Die vraag is hierboven reeds beantwoord. Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie naar een prioriteringslijst gelet op gezondheidsrisico’s. Deze vraag is hierboven beantwoord.

De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken rondom de denatureringsfabriek. Voor zover bekend zijn de initiatiefnemers van deze fabriek in overleg met investeerders.

Ten slotte vraagt de SP-fractie naar de mogelijkheden om samen te werken met verzekeraars om geldstromen te verleggen. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is in overleg met verzekeraars. Samen met hen wordt bezien hoe we voor 2024 kunnen realiseren dat zoveel mogelijk asbestdaken gesaneerd zijn.


X Noot
2

Oriënterend onderzoek naar de verspreiding van asbestvezels in het milieu vanuit verweerde asbest cement daken. Jan Tempelman en Peter romp; Rapport TR 2007/420, 28 november 2007, zie ook het SP rapport «Sanering asbestcement daken, ook niets doen geeft veel kosten, oktober 2009).

X Noot
4

SDE+: Stimulering Duurzame Energieproductie.

X Noot
5

Vakblad Afval, februari 2015: «knelpunten in handhaving asbestsanering».

X Noot
6

Beantwoording Kamervragen van het Lid Ulenbelt 29 oktober 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 398).

X Noot
7

Kamerstuk 25 834, nr. 58.

X Noot
8

Vragen van het lid Dik-Faber, Aanhangsel van de Handelingen II, Vergaderjaar 14–15, nummer 1820.

X Noot
10

Vragen van het lid Dik-Faber, Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1820.

X Noot
11

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven