Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 25828 nr. 23 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 25828 nr. 23 |
Vastgesteld 25 april 2003
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 en de vaste commissie voor Justitie2 hebben op 10 april 2003 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de brieven van de minister van OCW van 26 november 2002 en 5 februari 2003 omtrent de beleidsreactie op het rapport van Defence for Children «Tussen recht en realiteit» (OCW0 201 016 en 25 828/19 637 nr. 21).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Sterk (CDA) merkt op het belangrijk te vinden dat kinderen van ouders die illegaal in Nederland verblijven naar school kunnen gaan, hoewel zij op grond van de Vreemdelingenwet niet in Nederland zouden mogen zijn. Zij stelt met nadruk dat het niet de taak van onderwijsgevenden is, illegalen op te sporen. Voorkomen moet worden dat deze ouders die immers niet rechtmatig in Nederland verblijven, hun kinderen niet naar school laten gaan uit angst te worden opgepakt en uitgezet. Daarnaast is het belangrijk dat scholen deze kinderen niet weren uit onwetendheid over de regels en de bekostiging.
Binnenkort zal het onderwijsnummer worden ingevoerd, zodat alle gegevens van de leerling bekend zijn. De minister heeft toegezegd dat leerlingen die geen sofi-nummer kunnen overleggen, een onderwijsnummer krijgen dat ook voor scholen niet van het sofi-nummer is te onderscheiden. Voorlichting daarover aan scholen en ouders is belangrijk. Zij dient niet alleen te gaan over de Wet op het onderwijsnummer en de consequenties daarvan, maar dient ook te bestaan uit informatie over de rechten van scholen bij het geven van onderwijs aan «illegale» kinderen en de bekostiging van dit onderwijs.
Vergt de beroepsopleidende leerweg (BOL) wel echt een tewerkstellingsvergunning? Bij een stage in het kader van de BOL worden leerlingen toch niet in dienst genomen door een werkgever? Zij blijven toch onder de verantwoordelijkheid vallen van de school?
Mevrouw Hamer (PvdA) zegt verheugd te zijn over de duidelijke stellingname van de minister dat kinderen recht hebben op onderwijs. De onduidelijkheid die zou kunnen ontstaan doordat het onderwijsbeleid volgend is aan het vreemdelingenbeleid is daarmee weggenomen. Vervolgens dient er wel voor gezorgd te worden dat de kinderen van ouders die illegaal in Nederland verblijven inderdaad naar school gaan, omdat deze ouders uit angst voor opsporing en uitzetting hun kinderen geen onderwijs laten volgen.
Voor de verschillende sectoren worden gedragscodes opgesteld voor de werkwijze met de sofi-nummers en de daaraan verbonden gegevens. Het primair onderwijs loopt daarbij achter, terwijl juist het basisonderwijs voor deze kinderen zo belangrijk is. Wat kunnen de scholen doen om de achterstand op het gebied van de gedragscode in te lopen?
Veel scholen vragen om een uittreksel uit het geboorteregister ten behoeve van diplomering. Hoe kan worden voorkomen dat scholen deze eis stellen?
Om voor extra bekostiging in aanmerking te komen, dient het land van herkomst bekend te zijn. Wat gebeurt er als duidelijk is dat kinderen illegaal aanwezig zijn en de ouders het land van herkomst niet willen noemen? Veel van deze kinderen hebben achterstand opgelopen en moeten extra begeleid worden. De bekostiging daarvan is voor de scholen een probleem. Is het mogelijk daarvoor een fonds in het leven te roepen dat specifiek voor deze kinderen bedoeld is? Hoe denkt de minister over een onderwijskoppelingsfonds? Kunnen schoolbesturen daarvoor zelf voorzieningen treffen, zodat uit een dergelijk fonds bijvoorbeeld de extra begeleiding betaald kan worden?
De BBL is voor deze groep kinderen moeilijk toegankelijk vanwege de vereiste tewerkstellingsvergunning, terwijl juist voor hen deze leerweg zo belangrijk lijkt, omdat het praktijkdeel daarin zo groot is. Kan de minister toelichten om welke reden het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan die tewerkstellingsvergunning vasthoudt?
Wat bedoelt de minister als zij schrijft dat studiefinanciering van leerlingen zonder status een particulier initiatief behoort te blijven? Buiten-invorderingstelling van het lesgeld kan het probleem voor deze leerlingen oplossen. De stelling kan wel zijn dat kinderen recht hebben op onderwijs, maar als de financiële middelen ontbreken, kunnen zij van dat recht geen gebruik maken. Kan de minister daarop ingaan?
De heer Vendrik (GroenLinks) merkt op blij te zijn met de duidelijke uitspraak van de minister dat scholen niet moeten aangeven, maar lesgeven. Kinderen van ouders die illegaal in Nederland verblijven, mogen niet worden afgeschrikt om deel te nemen aan onderwijs. Scholen moeten daarover worden voorgelicht. Zij mogen geen uitvoerder zijn of worden van de vreemdelingenwetgeving.
Nu het recht op onderwijs ook voor deze kinderen niet meer ter discussie staat, is de vraag of het in de praktijk allemaal goed is geregeld. Veel (basis)scholen weten nog steeds niet dat zij aanspraak kunnen maken op een bijzondere financiering op grond van de gewichtenregeling voor kinderen van ouders die hier illegaal zijn. Zij dienen daarover beter ingelicht te worden.
Hoe staat het met de kosten die ouders maken? Wordt aan het recht op onderwijs via tegemoetkoming in de kosten van de ouders in de praktijk wel recht gedaan? Hoe denkt de minister over een onderwijskoppelingsfonds? Met name in het middelbaar onderwijs lopen de kosten voor de ouders op. Uit dit fonds zouden deze extra kosten betaald kunnen worden. Wil de minister daarop ingaan?
De heer Vendrik betreurt het dat de minister van SZW vasthoudt aan de tewerkstellingsvergunning bij de BBL. Als het recht op onderwijs voor deze kinderen niet ter discussie staat, moet er toch ook een oplossing gevonden worden voor dit probleem? Nu is een deel van het onderwijs voor hen in de praktijk niet toegankelijk. Zou deze minister hierover opnieuw in overleg willen treden met haar collega van SZW?
Mevrouw Van Miltenburg (VVD) onderstreept nog eens het recht van elk kind op het volgen van onderwijs. De term «illegale kinderen» vindt zij niet passend. Het zijn de ouders die hebben besloten, illegaal in Nederland te blijven. De vraag of deze kinderen ook recht hebben op een tewerkstellingsvergunning dient naar haar mening in de vaste commissie voor Justitie besproken te worden.
De heer De Wit (SP) complimenteert de minister met haar standpunt over het recht op onderwijs van kinderen van ouders die illegaal in Nederland verblijven. Een en ander vloeit ook voort uit het internationale Verdrag inzake de rechten van het kind.
Hoe staat het met de tegemoetkoming in de studiekosten voor illegale ouders? De minister wil dat overlaten aan het particulier initiatief. Biedt dat particulier initiatief wel in alle gevallen een oplossing? Als dat niet het geval is, is dat in strijd met artikel 2 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, omdat het het gelijkheidsbeginsel doorkruist. Het vreemdelingenrecht zou dan prevaleren boven de rechten van het kind. Wat is de visie van de minister daarop?
Bij inschrijving in scholen en diplomering wordt vaak een uittreksel uit het geboorteregister door de scholen gevraagd. Hem is bekend dat inschrijving van een twaalfjarige illegale leerling werd geweigerd op grond van het feit dat het kind nog geen vier jaar in Nederland was. Scholen dienen op dat punt duidelijker te worden voorgelicht.
De tegemoetkoming in de studiekosten aan illegale ouders moet niet worden overgelaten aan het particulier initiatief. Wil de minister ingaan op de suggestie van een onderwijskoppelingsfonds? Illegale kinderen behoeven dan geen financiële drempel te ondervinden in het onderwijs. Zij worden dan ook niet anders behandeld dan legale kinderen. Hij verwijst in dit verband naar het koppelingsfonds in de gezondheidszorg, zodat illegalen toch medische zorg ontvangen. Een vergelijkbaar onderwijskoppelingsfonds kan dan als een soort vangnet worden beschouwd voor die gevallen waarin het particulier initiatief tekortschiet.
Hoewel de heer De Wit beseft dat de volgende vragen meer op het terrein liggen van de minister voor Vreemdelingenzaken hebben zij ook betrekking op onderwijs. De minister van OCW heeft in de stukken duidelijk gesteld dat als een minderjarige eenmaal een onderwijstraject is ingegaan, deze het recht heeft dat af te maken. Bij de alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA's) wordt al het onderwijs gestopt, zodra zij 18 jaar worden. Hoe denkt de minister van OCW daarover? Minderjarige kinderen in vreemdelingenbewaring, bijvoorbeeld in het grenshospitium in Amsterdam, krijgen nauwelijks onderwijs, terwijl ook zij recht hebben op onderwijs. Dat geldt ook voor kinderen die naar de uitzetcentra gaan. Wil de minister daarop ingaan?
Mevrouw Kraneveldt (LPF) roept het verkiezingsthema van haar partij in herinnering, te weten zakelijk met een hart. Als zij haar hart laat spreken, is zij van mening dat illegale kinderen recht hebben op onderwijs en dat dit tot op zekere hoogte door de Nederlandse overheid mag worden bekostigd. Zakelijk gezien is er echter geen aanleiding, af te wijken van het huidige vreemdelingenbeleid. Er mogen geen uitzonderingen gemaakt worden voor allerlei groepen. Goede voorlichting aan de scholen is van groot belang, zodat bekend is waarop illegale kinderen recht hebben. Zij betwijfelt of het mogelijk is om kinderen van illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen gebruik te laten maken van bepaalde voorzieningen, omdat het moeilijk is vast te stellen uit welk land zij afkomstig zijn. Bij inkomensafhankelijke voorzieningen is het erg moeilijk vast te stellen hoe de inkomenspositie van de ouders is. Zij laat dat graag over aan het particulier initiatief.
De minister antwoordt dat scholen inderdaad niet moeten aangeven, maar lesgeven. Het recht op en de toegang tot onderwijs geldt voor alle kinderen, of zij nu legaal dan wel illegaal in Nederland zijn. Er moet gezocht worden naar evenwicht tussen het zakelijke, dat wil zeggen de afspraken vastgelegd in wetgeving, en het belang van kinderen. Zij heeft zich dus te houden aan een door de Kamer geaccordeerd vreemdelingenbeleid, terwijl zij daarnaast het belang van de kinderen in het oog moet houden. Uitzonderingen die in strijd zijn met het algemene beleid moeten niet gecreëerd worden. Wel wil zij oplossingen vinden voor de gesignaleerde problemen.
Er is weinig zicht op hetgeen het particulier initiatief op dit gebied doet. Dat inzicht is ook niet terug te vinden in de studie van Defence for Children. Het is ook niet de taak van de overheid precies in kaart te brengen wat het particulier initiatief in dezen doet. De ouders maken de keuze, illegaal in Nederland te blijven, maar de kinderen moeten daarmee niet geconfronteerd worden.
Burgers kunnen bij de rechter geen beroep doen op artikel 28 van het internationale Verdrag van de rechten van het kind, omdat het geen rechtstreekse werking heeft. Nederland is op grond van internationale verdragen wel verplicht, leerplichtige kinderen onderwijs te bieden. Over het feit dat kinderen van ouders die illegaal in Nederland verblijven onderwijs moeten kunnen volgen, bestaat geen verschil van mening met de Kamer. Het onderwijsbeleid is volgend aan het vreemdelingenbeleid, behalve op dat punt. De Kamer heeft die uitzondering heel doelbewust in de Koppelingswet gedefinieerd.
Aan de beroepsopleidende leerweg, waaraan een stage verbonden is, kunnen leerlingen gewoon deelnemen. Bij de beroepsbegeleidende leerweg is er wel een probleem. Voor de BBL is een arbeidsovereenkomst vereist waarvoor weer een tewerkstellingsvergunning noodzakelijk is. Wie illegaal in Nederland verblijft, krijgt geen tewerkstellingsvergunning. Met de minister van SZW is daarover overleg gevoerd. Om een aantal redenen vindt hij het niet wenselijk, te tornen aan deze situatie. De tewerkstellingsvergunning is van belang voor de controle op oneigenlijk gebruik. Als deze verplichting wordt afgeschaft, biedt dit meer ruimte aan oneigenlijk gebruik. Als de Kamer de tewerkstellingsvergunning wil afschaffen, moet de wet veranderd worden. Daarover moet de Kamer dan in overleg treden met de minister van SZW.
Desgevraagd antwoordt de minister de mogelijkheden te willen verkennen om zonder tewerkstellingsvergunning en tripartiete arbeidsovereenkomst de leerling in de BBL een alternatieve werkleerplaats te bieden. Zij zegt toe, de Kamer op de hoogte te stellen in welke gevallen dit mogelijk is. Bij de BBL maakt de beroepspraktijkvorming 60% uit van de opleiding. De tewerkstellingsvergunning moet getoetst worden aan prioriteitsgenietend aanbod. Voor asielzoekers geldt die tewerkstellingsvergunning maximaal twaalf weken.
Scholen kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging. Misschien moeten zij nog beter worden voorgelicht over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Scholen mogen geen oneigenlijke argumenten gebruiken om illegale leerlingen te weigeren of om een diploma uit te reiken. Voor dat laatste zijn andere mogelijkheden dan een uittreksel uit het geboorteregister, zoals het bevolkingsregister, een rijbewijs of trouwboekje. De minister ziet dan ook geen noodzaak, daarvoor een aparte regeling te creëren.
Ouders van illegale leerlingen kunnen niet alle kosten in het voortgezet onderwijs betalen. De ouderbijdrage is vrijwillig. Zij kunnen daarvan dus afzien. Die bijdrage mag geen belemmering vormen voor de toegang tot de school. Het is geen taak van de overheid op dat punt in te grijpen. De basisbekostiging voor zowel legale als illegale kinderen wordt volledig door de overheid betaald. Men kan alleen aanspraak maken op de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) als men legaal in Nederland verblijft. De ouders moeten gegevens overleggen bijvoorbeeld over hun inkomen, om daarvan gebruik te maken. De minister antwoordt desgevraagd na te zullen gaan hoe dit bij de zorg geregeld is, zonder dat dit leidt tot uitzonderingsposities in het geaccordeerde vreemdelingenbeleid. Het blijft voor haar de vraag of dit door de rijksoverheid geregeld moet worden door het oprichten van een onderwijskoppelingsfonds. Vaak kan het particulier initiatief voor die gevallen een oplossing vinden. Scholen zouden ook zelf daarover afspraken kunnen maken. Ouders zijn veelal bereid, gegevens over te dragen aan de scholen, maar niet als er bestanden gekoppeld worden waardoor hun status in gevaar zou kunnen komen. In de Koppelingswet is hiervoor een uitzondering gemaakt. Als deze ouders wordt gevraagd gegevens te overleggen, dan kan de school niet eisen dat verblijfspapieren of paspoorten worden overlegd. De juistheid van de gegevens kan ook blijken uit het trouwboekje of rijbewijs of een getekende verklaring door de directeur van het opvangcentrum waar de betrokken leerling verblijft.
De gefaseerde invoering van het onderwijsnummer in het primair onderwijs ligt op schema. Om die reden is de gedragscode voor het primair onderwijs nog niet aan de orde. Het onderwijsnummer zal per 1 oktober 2004 worden ingevoerd en is effectief vanaf 1 oktober 2005. Op dat moment dient de gedragscode er ook te zijn.
Er wordt veel gedaan om scholen beter voor te lichten over het onderwijsnummer. Er worden voorlichtingsbijeenkomsten gehouden en er gaan nieuwsbrieven uit over de stand van zaken. Er is een telefonische helpdesk. Het antwoord op de meest gestelde vragen wordt opgenomen op de internetsite van het ministerie.
In Uitleg van 13 november 2002 is een toelichting opgenomen over het geven van onderwijs aan illegalen. Er is sinds eind december 2002 een digitaal dossier met beleidsinformatie over onderwijs aan illegalen en asielzoekers. De VNG is verzocht, regelmatig aandacht te besteden aan onderwijs aan illegalen in de eigen nieuwsbrief. Er is regelmatig overleg tussen de VNG en het ministerie over dit punt. Aan het Landelijk informatiesteunpunt speciale doelgroepen en het transferpunt onderwijsachterstanden is gevraagd actuele informatie te verstrekken.
Als een minderjarige start met een opleiding mag hij/zij die opleiding afmaken. Dat geldt ook voor AMA's, tenzij zij uitgezet worden. AMA's die uitgeprocedeerd zijn, maar nog niet worden uitgezet, moeten hun opleiding ook na hun achttiende verjaardag kunnen voortzetten. De minister zegt geïnformeerd te willen worden als dat niet het geval is.
De minister is ervan op de hoogte dat «Vluchtelingenwerk» zich zorgen maakt over het onderwijs dat wordt gegeven. In overleg met de onderwijsinspectie wordt nagegaan hoe het precies zit en wat daaraan kan worden gedaan. Zij zegt toe de Kamer daarover nader te zullen informeren. Zij zegt eveneens toe de vraag over kinderen die naar uitzetcentra gaan schriftelijk te zullen beantwoorden. De minister verzoekt de leden haar van praktische problemen op de hoogte te stellen, bijvoorbeeld als scholen onterecht kinderen de toegang tot het onderwijs weigeren.
De voorzitter stelt vast dat de minister de Kamer nader zal informeren over alternatieve werkervaringsplaatsen, het grenshospitium en dat zij zal nagaan hoe het koppelingsfonds werkt in de zorgsector. Ook daarover zal zij de Kamer informeren, mede in samenhang met de WTOS.
Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Cornielje (VVD), voorzitter, Atsma (CDA), Hamer (PvdA), Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Slob (ChristenUnie), Vergeer-Mudde (SP), Van Bochove (CDA), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Hessels (CDA), Jan de Vries (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Nijs (VVD), Van der Laan (D66), Rutte (VVD), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA).
Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Rijpstra (VVD), Van der Knaap (CDA), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Lazrak (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Wijn (CDA), Dijksma (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Van der Hoeven (CDA), Sterk (CDA), De Vries (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Grave (VVD), Van der Ham (D66), Örgü (VVD), Van Beek (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA).
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), voorzitter, De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Kamp (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Rietkerk (CDA), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Örgü (VVD), Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Straub (PvdA), Nijs (VVD), Griffith (VVD).
Plv. leden: Van der Hoeven (CDA), Boelhouwer (PvdA), Timmer (PvdA), Van der Laan (D66), Halsema (GroenLinks), Nicolaï (VVD), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), De Pater-van der Meer (CDA), Tjon-A-Ten (PvdA), Ormel (CDA), Remkes (VVD), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer-Mudde (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Nawijn (LPF), Joldersma (CDA), Hermans (LPF), Van Dijken (PvdA), Rijpstra (VVD), Hirsi Ali (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25828-23.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.